Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001A0306(02)

Advies van de Raad van 19 januari 2001 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2000-2003

PB C 73 van 6.3.2001, p. 1–2 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

32001A0306(02)

Advies van de Raad van 19 januari 2001 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2000-2003

Publicatieblad Nr. C 073 van 06/03/2001 blz. 0001 - 0002


Advies van de Raad

van 19 januari 2001

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2000-2003

(2001/C 73/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 19 januari 2001 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2000-2003 besproken. De Raad neemt er met voldoening nota van dat het geactualiseerde programma begrotingsoverschotten voorziet voor de gehele programmaperiode tot 2003, aangezien de Zweedse autoriteiten hun middellangetermijndoelstelling van een begrotingsoverschot van 2 % van het bruto binnenlands product (BBP) gemiddeld over de conjunctuurcyclus handhaven. De strategie van verlaging van de uitgaven, die ondersteund wordt door middel van strikte uitgavenmaxima en de verplichting voor lokale besturen om hun begroting in evenwicht te houden, gaat gepaard met een verlaging van de belastingen. De Raad beschouwt dit als een goede begrotingsstrategie. De Raad stelt voorts met genoegen vast dat de schuldquote in 2000 naar verwachting beneden de referentiewaarde van 60 % van het BBP zal liggen en aanzienlijk zal blijven dalen gedurende de rest van de programmaperiode.

Het in het programma gepresenteerde macro-economische scenario, met een groei van het BBP met respectievelijk 3,9 % en 3,5 % in 2000 en 2001, lijkt realistisch, maar voor 2002 en 2003 worden geen prognoses gegeven en gaat het geactualiseerde programma voorzichtig uit van een groei van het BBP met 2,1 %, dat als het trendmatige groeipercentage wordt beschouwd.

De in het geactualiseerde programma beoogde begrotingsoverschotten bieden een voldoende ruime veiligheidsmarge om te voorkomen dat de algemene rekeningen van de overheid in normale omstandigheden uiteindelijk zouden uitkomen op een tekort dat groter is dan de referentiewaarde van 3 % van het BBP. De Raad is van oordeel dat Zweden nog steeds voldoet aan de eisen van het stabiliteits- en groeipact. Voorts verheugt de Raad zich over de aandacht die in het programma wordt besteed aan de stabiliteit van de overheidsfinanciën op lange termijn. De Raad merkt op dat de strategie van Zweden terzake afhankelijk is van het handhaven van een overschot van 2 % van het BBP gedurende een periode van 15 jaar. Door de schuld- en de rentebetalingen terug te dringen wordt ruimte gecreëerd om de kosten van de vergrijzing, waarmee men over een aantal jaren geconfronteerd zal worden, te dekken. De Raad moedigt Zweden tevens aan andere wegen te zoeken om de uitgaven te beperken, nu in het programma wordt erkend dat Zweden het wellicht moeilijk zal hebben om een belastingniveau te handhaven dat aanmerkelijk hoger ligt dan in de meeste andere landen.

De Raad stelt vast dat Zweden momenteel moeiteloos voldoet aan het convergentiecriterium inzake prijsstabiliteit en dat het blijven behalen van de binnenlandse inflatiedoelstelling allicht verenigbaar is met de doelstelling van de Europese Centrale Bank inzake prijsstabiliteit. Het verloop van de Zweedse lange rentevoeten in de voorbije jaren is duidelijk het resultaat van de gunstige ontwikkeling van de economische basisvoorwaarden, welke naar verwachting zal aanhouden. Ten gevolge daarvan is de spread van de Zweedse lange rentevoeten ten opzichte van de eurotarieven in 2000 kleiner geworden, en voldoet Zweden dus nog steeds aan het convergentiecriterium inzake rentevoeten. Wat de wisselkoers betreft, is de kroon de laatste jaren minder aan fluctuaties onderhevig geweest, maar niettemin herhaalt de Raad dat Zweden moet aantonen dat het lang genoeg een passende pariteit tussen de kroon en de euro kan aanhouden zonder dat er zich ernstige spanningen voordoen. Daarom verwacht de Raad, zoals reeds werd opgemerkt in zijn advies over het geactualiseerde convergentieprogramma 1999(2), dat Zweden te zijner tijd zal besluiten tot het WKM2 toe te treden.

Tegen een achtergrond van sterke economische groei blijft de voortzetting van de loonmatiging een belangrijke factor van stabiliteit; in dit opzicht is het van cruciaal belang dat de loononderhandelingsronde voor 2001 en 2002 een gematigd resultaat oplevert. Alles wijst erop dat nieuwe loonovereenkomsten slechts tot iets hogere loonstijgingen zullen leiden, maar er is een opwaarts risico. In dit verband moedigt de Raad Zweden aan om zijn begrotingspolitiek zodanig te oriënteren dat deze het monetaire beleid ondersteunt bij het bereiken van de inflatiedoelstelling, in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. De inflatiedruk is in 2000 weliswaar gering gebleven, en dat zal naar verwachting in 2001 niet anders zijn, maar als de loonmatiging zou afbrokkelen, bestaat er een risico dat de economie oververhit raakt en dat de prijsstabiliteit in gevaar komt. In dat geval zou een expansiegericht begrotingsbeleid in 2001 en 2002 ongewenst zijn in de context van een economie waarin de productie boven of dicht bij de maximale capaciteit ligt.

Om een sterkere en duurzame economische groei te bereiken, wordt de strategie van de vorige programma's aangehouden en worden structurele maatregelen genomen, die erop gericht zijn de aanbodzijde van de economie te versterken. Onder die maatregelen zal het terugdringen van de zeer hoge belastingdruk de mensen stimuleren om aan het werk te gaan, in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. De Raad juicht deze structurele maatregelen toe en moedigt de Zweedse regering aan om deze initiatieven vastbesloten voort te zetten en in het bijzonder door te gaan met het verlichten van de hoge belastingdruk.

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2) Advies van de Raad van 31 januari 2000 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 1999-2002 (PB C 60 van 2.3.2000, blz. 5).

Top