This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52000AC0362
Opinion of the Economic and Social Committee on the 'European Parliament and Council Directive amending Directive 79/373/EEC on the marketing of compound feedingstuffs'
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Richtlijn 79/373/EEG betreffende de handel in mengvoeders"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Richtlijn 79/373/EEG betreffende de handel in mengvoeders"
PB C 140 van 18.5.2000, p. 12–14
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Richtlijn 79/373/EEG betreffende de handel in mengvoeders"
Publicatieblad Nr. C 140 van 18/05/2000 blz. 0012 - 0014
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Richtlijn 79/373/EEG betreffende de handel in mengvoeders" (2000/C 140/05) De Raad heeft op 23 maart 2000 besloten, het Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 152 van het EG-verdrag te raadplegen over het voornoemde voorstel. De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die was belast met de voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies op 15 maart 2000 goedgekeurd; rapporteur was de heer E. Nielsen. Het Comité heeft tijdens zijn 371e zitting (vergadering van 29 maart 2000) het volgende advies uitgebracht, dat met 78 stemmen vóór en 1 stem tegen werd goedgekeurd. 1. Achtergrond 1.1. De EU-regelgeving op het gebied van diervoeder is uitvoerig en ingewikkeld. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de verschillende overwegingen ten aanzien van veiligheid en gezondheid, informatie over inhoud en gebruik, en de vrije concurrentie en handel. De Commissie stelt nu voor een zogenaamde "verplichte open vermelding" voor diervoeder in te voeren, d.w.z. dat gedetailleerde informatie over de ingrediënten zelf en de hoeveelheden ervan moet worden gegeven. Momenteel hoeven alleen de categorieën ingrediënten te worden vermeld ("gesloten vermelding"). Om te voorkomen dat het diervoeder door middel van bepaalde vermeldingen wordt aangeprezen of consumenten misleidende informatie wordt gegeven, blijft de regel gelden dat alleen objectieve of meetbare eenheden waarvan de juistheid aangetoond kan worden, opgegeven mogen worden. 1.2. Richtlijn 79/373/EEG van de Raad betreffende de handel in mengvoeders(1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 90/44/EEG van de Raad(2), bevat regels voor de etikettering van samenstelling en gebruik van mengvoeders. In 1990, toen Richtlijn 90/44/EEG werd vastgesteld, leverde de bepaling van de hoeveelheden van de ingrediënten in diervoeder problemen op het vlak van de controle op, onder meer als gevolg van de aard van de gebruikte producten, de complexiteit van de mengsels en de productiemethoden. Daarom werd besloten dat de hoeveelheden van de bestanddelen niet vermeld hoefden te worden; verschillende ingrediënten werden onder een gemeenschappelijke naam gegroepeerd en ingrediënten werden per categorie vermeld. 1.3. Vervolgens is hevig gediscussieerd over de vraag of voor een open c.q. gesloten vermelding moest worden gekozen. Het Europees Parlement en zijn "tijdelijke enquêtecommissie BSE" hebben sinds februari 1997 voortdurend aangedrongen op een verplichte, open vermelding met informatie over samenstelling en herkomst van de ingrediënten, en ook werd meermalen gepleit voor de vermelding van kwantitatieve gegevens. De Commissie en het Permanent Comité voor diervoeding hebben in reactie hierop benadrukt dat het in dat geval mogelijk moet zijn de gegevens op basis van erkende analysemethoden te controleren. Op een vergadering van het Permanent Comité voor diervoeding in juli 1999 - tijdens de dioxinecrisis - gaven de meeste lidstaten echter wel de voorkeur aan een facultatieve, open vermelding. 1.4. De Commissie is zich bewust van de voordelen voor de consumenten van een open vermelding, en erkent dat met de BSE-crisis en de gevallen van dioxinebesmetting duidelijk is gebleken dat gedetailleerde informatie noodzakelijk is. Hoewel de bepaling van de hoeveelheid en de kwaliteit van de ingrediënten van voeder voor gebruiksdieren nog steeds moeilijkheden oplevert, kan de controle van etiketten op basis van analyses worden aangevuld met controle op basis van door de voederproducent verstrekte documenten, bijvoorbeeld van de controle die door de officiële instanties van het land van oorsprong is verricht. 1.5. In dit licht stelt de Commissie voor, "nu" de vermelding van alle ingrediënten en de hoeveelheden ervan in de mengvoeders voor gebruiksdieren verplicht te stellen. 2. Algemene opmerkingen 2.1. De meningen over de doelmatigheid van de huidige regels lopen uiteen. In het algemeen is de landbouw uit productie-overwegingen voorstander van een zo groot mogelijke openheid in de vorm van open vermeldingen, terwijl de voederindustrie voor gesloten vermeldingen blijft en daarbij verwijst naar de moeilijke controle op de etiketten, de bescherming van de productontwikkeling en de intellectuele eigendom van de diervoederformules, en de praktische problemen om de steeds veranderende voederformules op de etiketten te vermelden. Tegelijkertijd wordt van de kant van de voederindustrie gesteld dat met een open vermelding ten onrechte de illusie wordt gewekt dat de voeders veilig zijn en dat dan voor diervoeders strengere eisen zouden gelden dan voor levensmiddelen. Bovendien lopen tradities en praktijk in de diverse lidstaten uiteen. Zo willen in Nederland landbouw en voederindustrie kunnen blijven vasthouden aan de traditie dat de coöperatieve voederproducerende bedrijven worden gecontroleerd door een onafhankelijk instituut ("De Schothorst"), dat kwaliteit en samenstelling van alle mengvoeders onderzoekt. Tegelijkertijd zijn de voederproducerende bedrijven gehouden op verzoek van een individuele agrariër vertrouwelijk alle terzake dienende informatie te verstrekken. 2.2. Het Comité kan zich tot op zekere hoogte vinden in de bedenkingen van de voederindustrie, maar meent ook dat een beleidswijziging noodzakelijk is omdat veehouders steeds meer informatie over de exacte samenstelling van diervoeders nodig hebben en afnemers steeds meer eisen aan de documentatie van de voorafgaande schakel in de productieketen stellen. Bovendien moet zeker ook rekening worden gehouden met het feit dat steeds meer prioriteit moet worden gegeven aan aspecten betreffende voedselveiligheid en de strengere eisen van overheden op het gebied van documentatie en met de mogelijkheden om verontreinigingen en ongewenste stoffen tot de bron terug te volgen. 2.3. Een facultatieve open vermelding is in strijd met het recht op informatie en het streven naar openheid en zal tot vervalsing van de concurrentie tussen voederfabrikanten leiden. Bovendien vergt een facultatieve open vermelding dezelfde controle als een verplichte open vermelding. Het streven naar openheid moet voorrang krijgen boven de bescherming van de productontwikkeling. Er is in feite geen sprake van intellectuele eigendom, aangezien diervoederformules normaal gesproken niet gepatenteerd zijn. Ten aanzien van de bewering van de voederindustrie dat een verplichte open vermelding tot gevolg heeft dat niet langer nieuwe en betere voeders zullen worden ontwikkeld, stelt het Comité dat openheid zal leiden tot een gezonder concurrentieklimaat waarin fabrikanten meer worden gestimuleerd om zo goed mogelijke mengsels te maken. 2.4. Als oplossing voor het probleem van de vervanging van de etiketten bij wijziging van de samenstelling van voeder stelt de Commissie voor dat de open vermelding van de gewichtspercentages van de ingrediënten op een apart etiket of op een speciaal geleidedocument kan worden aangegeven. Onder invloed van eisen van afnemers en overheid zal in de toekomst steeds meer behoefte aan controle door de veevoederbedrijven zelf, certificatie van interne controlesystemen, registratie van partijen en dergelijke bestaan. Het Comité denkt dat de controle op basis van documenten in de toekomst een natuurlijke aanvulling op de controle op basis van analyses zal worden. Controle op basis van documenten is tot op heden echter niet noodzakelijk gebleken in lidstaten die op vrijwillige basis voor open vermelding en controle hierop hebben gekozen. 2.5. Het Comité is het ermee eens dat de voorgestelde wijzigingen niet van toepassing zijn op voeder voor huisdieren. De vigerende regels voor huisdiervoeding zijn toereikend, zodat de huidige situatie, dit wil zeggen ofwel een verplichte semi-open vermelding (waarbij het ook mogelijk blijft categorieën ingrediënten te vermelden in plaats van de ingrediënten zelf) ofwel een facultatieve open vermelding, kan worden gehandhaafd. 2.6. Om genoemde redenen steunt het Comité het Commissievoorstel. 3. Specifieke opmerkingen 3.1. Het Comité betreurt dat het voor niet-ingewijden niet mogelijk is een nauwkeurig beeld te krijgen van de gevolgen van de voorgestelde wijzigingen, omdat een geconsolideerde tekst met alle veranderingen sinds de goedkeuring van de oorspronkelijke tekst in 1979 ontbreekt. Het Comité kan daarom niet ingaan op de afzonderlijke bepalingen van de voorgestelde richtlijn. Om de regels overzichtelijk te houden zouden geconsolideerde teksten op z'n minst altijd via CELEX beschikbaar moeten zijn. Brussel, 29 maart 2000. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité B. Rangoni Machiavelli (1) PB L 86 van 6.4.1979, blz. 30. (2) PB L 27 van 31.1.1990, blz. 35.