EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91998E003567

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3567/98 van Konstantinos HATZIDAKIS aan de Commissie. Handel in vrouwen uit Midden- en Oost- Europa in de Europese Unie

PB C 182 van 28.6.1999, p. 101 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

91998E3567

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3567/98 van Konstantinos HATZIDAKIS aan de Commissie. Handel in vrouwen uit Midden- en Oost- Europa in de Europese Unie

Publicatieblad Nr. C 182 van 28/06/1999 blz. 0101


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3567/98

van Konstantinos Hatzidakis (PPE) aan de Commissie

(1 december 1998)

Betreft: Handel in vrouwen uit Midden- en Oost-Europa in de Europese Unie

De laatste jaren treedt een verontrustende toename op van de handel in vrouwen, vooral uit Midden- en Oost-Europa, met het oog op prostitutie in verscheidene landen van de Europese Unie, waaronder ook Griekenland. De laatste tijd heeft dit verschijnsel in dit land een verontrustende omvang aangenomen. De communautaire begroting omvat begrotingslijn B3-4109, die o.a. gericht is op de financiering van acties ter bestrijding van dit verschijnsel. Kan de Commissie de volgende vragen beantwoorden?

1. Welke en wat voor programma's zijn tot nu toe gefinancierd uit begrotingslijn B3-4109 van de Europese begroting, en welke landen hebben hiervan geprofiteerd?

2. Is de Commissie van plan in de toekomst aanvullende en doeltreffender maatregelen te nemen voor de preventie en bestrijding van dit verschijnsel en zo ja, hoe zouden deze eruit kunnen zien?

3. Is de Commissie van plan dit onderwerp op de agenda te plaatsen van de toetredingsonderhandelingen met de kandidaatlidstaten?

4. Zouden maatregelen ter bestrijding van de vrouwenhandel in aanmerking kunnen komen voor financiering in het kader van de volgende reeks communautaire bestekken voor de regio's van doelstelling 1?

Antwoord van mevrouw Gradin namens de Commissie

(21 januari 1999)

1. en 2. De Commissie deelt de bezorgdheid van het geachte parlementslid over de vrouwenhandel met als oogmerk seksuele uitbuiting, die zij als fundamentele schending van de mensenrechten beschouwt.

Op 9 december 1998 heeft zij een mededeling aan de Raad en het Parlement betreffende verdere maatregelen ter bestrijding van de vrouwenhandel(1) goedgekeurd. Deze mededeling is een vervolg op haar eerste mededeling van november 1996(2) en omvat een uitgebreid actieplan om de bestaande initiatieven te versterken en met name de samenwerking met de kandidaat-lidstaten te ontwikkelen, aangezien een aanzienlijke toename is geconstateerd van het aantal vrouwen dat vanuit de landen van Midden- en Oost-Europa de Gemeenschap wordt binnengebracht. De Commissie zal van het PHARE-programma gebruik blijven maken voor de ondersteuning van initiatieven om de wetgeving en de structurele capaciteit van de kandidaat-lidstaten op het gebied van justitie en binnnenlandse zaken te verbeteren en in overeenstemming te brengen met het communautaire "acquis" en voor de stimulering van concrete projecten op het gebied van de bestrijding van de vrouwenhandel.

Voorts is de Commissie belast met het beheer van het Daphne-initiatief (begrotingspost B3-4109), dat beoogt niet-gouvernementele organisaties (NGO's) bij te staan in hun strijd tegen alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen, inclusief mensenhandel met als oogmerk seksuele uitbuiting. Sinds 1997 zijn 10 projecten uitgevoerd die rechtstreeks op vrouwenhandel betrekking hadden en een aantal andere dat daarop indirect betrekking had. Op 20 mei 1998 heeft de Commissie een voorstel voor een besluit van de Raad goedgekeurd(3) betreffende een communautair actieprogramma ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (het Daphne-programma) voor de periode 2000-2004, waarvoor in totaal 25 miljoen ecu wordt uitgetrokken. Dit zal zorgen voor meer coördinatie, samenhang en continuïteit bij de bestrijding van de handel in vrouwen en kinderen.

De Commissie beheert tevens het STOP-programma. Dit programma, dat is gebaseerd op het gemeenschappelijk optreden van 29 november 1996, is een stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor personen die verantwoordelijk zijn voor acties tegen mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen. Sinds 1996 hebben 24 projecten plaatsgevonden die op vrouwenhandel betrekking hadden.

De Commissie zal de deelneming van de kandidaat-lidstaten aan het STOP- en het Daphne-programma aanmoedigen. De kandidaat-lidstaten zijn echter reeds bij een aanzienlijk aantal STOP-projecten betrokken geweest.

3. In de context van het toetredingsproces moeten de kandidaat-lidstaten ook het "acquis" van de derde pijler op dit gebied ten uitvoer leggen, met name het gemeenschappelijk optreden van 24 februari 1997(4) ter bestrijding van mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen. Het belangrijkste doel van dit gemeenschappelijk optreden is de verbetering van de strafrechtelijke bepalingen van de lidstaten en de justitiële samenwerking tussen de lidstaten bij de bestrijding van de mensenhandel.

4. In haar mededeling van 9 december 1998 heeft de Commissie de verschillende financiële instrumenten genoemd die zouden moeten worden ingezet om specifieke projecten voor de preventie en de bestrijding van de vrouwenhandel te bevorderen. De Commissie is echter van mening dat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor dit doel geen geschikt instrument is.

(1) COM(98) 726 def.

(2) COM(96) 567 def.

(3) COM(98) 335 def.

(4) PB L 63 van 4.3.1997.

Top