EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998AC1145

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie - Een actieplan tegen racisme"

PB C 407 van 28.12.1998, p. 183–187 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998AC1145

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie - Een actieplan tegen racisme"

Publicatieblad Nr. C 407 van 28/12/1998 blz. 0183 - 0187


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie - Een actieplan tegen racisme"

(98/C 407/29)

De Commissie heeft op 1 april 1998 besloten, overeenkomstig artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

De Afdeling voor sociale aangelegenheden, gezinsvraagstukken, onderwijs en cultuur, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 16 juli 1998 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Koryfidis.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 357e Zitting (vergadering van 10 september 1998) het volgende advies uitgebracht, dat met 77 stemmen vóór en 0 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Voorwoord

1.1. Het ESC stelt vast dat racisme in de Europese Unie, ondanks de verklaringen die zijn afgelegd en de desbetreffende acties die recentelijk zijn ontplooid, helaas blijft toenemen. Als concrete uiting van individueel of collectief gedrag sluit dit verschijnsel bovendien steeds meer aan bij een bepaalde ideologie en is het in de regel ook politiek gekleurd.

1.2. Een en ander vormt volgens het ESC een bijzonder grote bedreiging voor de toekomst van de Europese Unie en van Europa in zijn geheel. Zowel het sociaal-economische toekomstperspectief van de Europese Unie als uiteindelijk ook het voortbestaan zelf ervan als entiteit komen aldus in gevaar. Het is dus zaak dat de Europese burgers, de regionale autoriteiten, de lid-staten en de instellingen van de Europese Unie het probleem via een ruimer, grondiger en anders opgevat beleid gaan aanpakken.

1.3. Een dergelijke politieke houding en beleid zijn volgens het ESC ook noodzakelijk omdat het racistische denken en gedrag duidelijk indruisen tegen de humanistische dimensie van de Europese beschaving. Een en ander staat dus ook haaks op het perspectief van Europese éénmaking of het grote naoorlogse streven van alle Europeanen om interne twisten terzijde te schuiven en een democratisch, multi-etnisch en multicultureel Europa van samenwerking en vooruitgang op te bouwen.

1.4. In het licht van het voorgaande, en ook uit ongerustheid roept het ESC elke democratisch denkende Europese burger, elk collectief maatschappelijk orgaan en elke wettelijke instantie op om de strijd tegen het racisme aan te binden. Het roept ook de Europese Unie en met name de Commissie en het Waarnemingscentrum voor racisme op om de belangrijke taak op zich te nemen dit hele initiatief centraal te plannen en te coördineren.

2. Inleiding

2.1. In december 1995 heeft de Commissie een mededeling betreffende racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme voorgelegd, samen met een voorstel voor een besluit van de Raad tot aanwijzing van het jaar 1997 als het "Europees jaar tegen racisme" ().

2.1.1. Met deze mededeling beoogde de Commissie vooral haar deelneming aan de bestrijding van deze maatschappelijke fenomenen en problemen, die vanaf het midden van de jaren 80 reeds in opmars waren, toe te lichten en uiteen te zetten. De mededeling bevat een opsomming van de desbetreffende specifieke acties die de Commissie voornemens was de daaropvolgende jaren te ondernemen, alsmede een ontwerpbesluit van de Raad om 1997 tot Europees jaar tegen racisme uit te roepen.

2.1.2. De actie van de Commissie ter bestrijding van het racisme werd bepaald door basisprincipes die als volgt werden geformuleerd:

- "Voor de bestrijding van het racisme is de medewerking van alle betrokkenen noodzakelijk."

- "Preventie moet het voornaamste doel zijn van elke strategie tegen het racisme."

- "Prioriteiten moeten op basis van samenwerking worden vastgesteld."

- "Bij het ontwikkelen van haar activiteiten op dit gebied zal de Commissie pijnlijk nauwkeurig het subsidiariteitsbeginsel eerbiedigen."

2.1.3. Ter bestrijding van bovenvermelde fenomenen werden in de mededeling van de Commissie o.m. de volgende indirecte doelstellingen op middellange termijn voorgesteld:

- het voorkomen van racistisch gedrag en geweld, toezicht op en bestraffing van racistische misdaden;

- het scheppen van voorwaarden ter bevordering van sociale integratie van mogelijke slachtoffers van racisme;

- bevordering van gelijke kansen en terugdringen van de discriminatie;

- verdere uitbreiding van de internationale samenwerking;

- het oplossen van het probleem van de wetgeving op Europees niveau.

2.1.4. De Commissie verklaarde te beschikken over de volgende middelen om tot de bestrijding van het racisme bij te dragen:

- het Europees Sociaal Fonds;

- de bestaande instrumenten op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken;

- verschillende partnerschapsinitiatieven waaraan wordt deelgenomen door NGO's en immigrantenverenigingen;

- een Europese waarnemingspost om de Gemeenschap en haar lid-staten objectieve, degelijke en vergelijkbare informatie terzake te verstrekken;

- het ontwerpbesluit van de Raad "tot aanwijzing van het jaar 1997 als het Europees jaar tegen racisme".

2.2. In zijn desbetreffende advies () over de bovenvermelde mededeling van de Commissie was het ESC van mening dat de bestrijding van de bovengenoemde verschijnselen noodzakelijk is om de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen te bereiken.

2.2.1. Het schaarde zich achter de mededeling van de Commissie en het aan de Raad gerichte voorstel om 1997 tot Europees jaar tegen racisme uit te roepen.

2.2.2. Om de mededeling kracht bij te zetten, zette het aan de Commissie o.m. zijn eigen historisch en wetenschappelijk gefundeerde mening uiteen ten aanzien van de oorzaken van het fenomeen, de omvang en verspreiding ervan, en de voorwaarden om de ontwikkeling van deze verschijnselen in de hand te werken dan wel tegen te gaan. Ook wees het op de noodzaak de begrippen "racisme", "vreemdelingenhaat" en "antisemitisme" te gebruiken in de betekenis die zij hebben in basisteksten en overeenkomstig de terminologie van officiële internationale organisaties en organen als de VN, de IAO en de Raad van Europa. Tenslotte drong het erop aan de specifieke termen "etnische minderheid", "migrant" en "buitenlandse werknemer" te gebruiken in de betekenis die het aangaf.

2.2.3. Wat de middelen ter bestrijding van racisme betreft, beklemtoonde het ESC in zijn bovenvermelde advies vooral de rol van het onderwijs en de media.

2.3. De onderhavige mededeling van de Commissie "Een actieplan tegen racisme" sluit aan bij de desbetreffende mededeling van 1995. Zij omvat een actieplan ter bestrijding van het nog steeds in de hele Europese Unie voorkomende racisme; dit actieplan is gebaseerd op de resultaten van het Europees jaar tegen racisme en past in het nieuwe kader dat vooral dankzij de non-discriminatieclausule in het Verdrag van Amsterdam en de oprichting van een Europees waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat tot stand is gebracht.

2.3.1. In deze context zal het actieplan volgens de mededeling alle betrokkenen bijeenbrengen en de voorwaarden scheppen voor de totstandbrenging van partnerschappen tegen racisme in de Europese Unie.

2.3.2. Het actieplan heeft betrekking op vier hoofddoelstellingen die op middellange termijn moeten worden verwezenlijkt. Daarbij wordt vooral de nadruk gelegd op de noodzaak op alle niveaus samen te werken, de waarde van diversiteit en pluralisme in het licht te stellen en nieuwe modellen te ontwikkelen die in de hele Europese Unie ingang moeten vinden. De vier actiegebieden zijn:

- het effenen van het pad voor wetgevingsinitiatieven;

- mainstreaming van de strijd tegen racisme;

- ontwikkeling en uitwisseling van nieuwe modellen;

- versterking van de voorlichting en communicatie.

3. Algemene opmerkingen

3.1. In de periode vanaf januari 1986, toen het Europees Parlement het eerste verslag van zijn onderzoekscommissie over de opkomst van racisme en fascisme in Europa (Evrigenis-verslag) goedkeurde, tot de publicatie van deze Commissiemededeling, heeft de Europese Unie een harde strijd tegen racisme gevoerd, die in verschillende etappes is verlopen. De belangrijkste etappes waren:

- de gezamenlijke verklaring tegen racisme en vreemdelingenhaat die de Raad, het Europees Parlement en de Commissie in 1986 hebben goedgekeurd;

- het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden dat door de elf toenmalige staatshoofden en regeringsleiders werd goedgekeurd;

- de desbetreffende resoluties die het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's in de periode 1990-1995 hebben goedgekeurd, samen met de resoluties van de sociale partners (b.v. van Florence in 1995);

- de oprichting van een adviescommissie voor racisme en vreemdelingenhaat (Raad van Korfoe, 24 en 25 juni 1994);

- de desbetreffende mededeling van de Commissie van 1995 en haar voorstel om 1997 tot het Europees jaar tegen racisme uit te roepen, samen met de desbetreffende acties die in het kader van dat jaar werden ontplooid;

- het voorstel tot oprichting van een Europees waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat ();

- het Verdrag van Amsterdam en de daarin opgenomen algemene non-discriminatieclausule;

- het onderhavige actieplan tegen racisme.

3.2. Niettemin heeft de bestrijding van het racisme volgens het ESC tot dusver binnen de Unie niet de verwachte, laat staan bevredigende resultaten opgeleverd.

3.3. In deze context is het ESC ingenomen met de onderhavige mededeling van de Commissie en de standpunten die zij inneemt ten aanzien van het opzetten van een nieuw actieplan om aldus de krachten ter bestrijding van het racisme te bundelen en te ondersteunen.

3.4. Het Comité onderschrijft ook de actiegebieden die in het plan bestreken worden, de werkmethode, de wetgevingsinitiatieven en de opneming van racisme in alle beleidslijnen.

3.4.1. Wat dit laatste betreft, hecht het ESC bijzonder belang aan het beleid op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs-opleiding en aan alle facetten van de informatiemaatschappij en de media. Het herinnert dan ook aan de voorstellen met betrekking tot werkgelegenheid, onderwijs en opleiding en de informatiemaatschappij die het in dat verband aan de Commissie heeft gedaan ().

3.4.2. Het ESC wijst er tevens op dat succesvolle pogingen om mogelijke slachtoffers van racisme te integreren zouden kunnen leiden tot een grotere deelneming van de betrokken personen aan besluitvormingsorganen en bijgevolg ook de politieke solidariteit met hen zou kunnen vergroten. Het dringt er dan ook bij de Commissie op aan dergelijke initiatieven op plaatselijk en regionaal vlak te ondersteunen.

3.5. Volgens het ESC zijn de werkzaamheden van het Europees waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat () van bijzonder groot belang bij de bestrijding van het racisme. Het Comité dringt er dan ook op aan de procedures met het oog op het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor een doeltreffende werking van dit orgaan te bespoedigen.

3.5.1. In dit verband pleit het ESC voorts voor samenwerking van dit waarnemingscentrum met soortgelijke centra of andere officiële organen in de lid-staten.

3.6. Volgens het ESC is het ook van groot belang zo goed mogelijk op de hoogte te zijn van zowel de tolerantie en de reacties van de Europese samenleving ten aanzien van diversiteit, als de oorzaken die tot bepaalde reacties leiden. Het ESC dringt met het oog daarop dan ook aan op een zo breed en frequent mogelijk onderzoek terzake.

3.7. Het ESC is van mening dat er een gemeenschappelijke strategische benadering moet komen van de maatschappelijke oorzaken en factoren die tot racistische opvattingen en activiteiten ervan leiden. Een Europese democratische samenleving heeft volgens het ESC hoe dan ook de prioritaire plicht erop te (blijven) hameren dat fenomenen als racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, en meer algemeen, een discriminerend beleid binnen de Gemeenschap maatschappelijk onaanvaardbaar zijn. Het ESC pleit dan ook nadrukkelijk voor een krachtige Europese wetgeving tegen discriminatie.

3.8. Als gevolg van het wegvallen van de grenzen en de globalisering kan discriminerend denken en handelen volgens het ESC ook niet doeltreffend eenzijdig of binnen bepaalde landsgrenzen worden bestreden. Het Comité hecht dan ook veel belang aan samenwerking tussen de Commissie en de terzake bevoegde internationale organisaties en bepaalde landen die met deze problematiek veel ervaring hebben.

3.9. Maatregelen ter bestrijding van discriminatie houden volgens het Comité ook verband met productiviteit, concurrentievermogen of ontwikkeling, en kunnen daarop op middellange tot lange termijn van doorslaggevende invloed zijn. Het Comité dringt er bij de bevoegde organen van de Gemeenschap dan ook op aan de nodige middelen vrij te maken om een doortastend beleid tegen discriminatie uit te werken.

4. Bijzondere opmerkingen

4.1. Het ESC onderschrijft de door de Commissie voorgestelde methode met het oog op de uitwerking van een actieplan tegen racisme. Ook stemt het ermee in, gebruik te maken van de partnerschappen en netwerken die in 1997 tot stand zijn gebracht. Een belangrijk verzuim van de Commissie is volgens hem evenwel het feit dat school en opvoeding niet betrokken worden bij dit partnerschap ter ontwikkeling van een Europees antiracistisch beleid.

4.1.1. School en opvoeding zijn volgens het ESC een ideaal actiegebied om een geïntegreerd Europees antiracismebeleid tot ontplooiing te brengen en concreet effect te doen sorteren. Het roept de Commissie dan ook op om in samenwerking met de lid-staten de nieuwe benadering van onderwijs, waaraan thans een Europese dimensie wordt gegeven, te baat te nemen om een antiracistisch onderwijsbeleid ingang te doen vinden.

4.1.2. Een en ander betekent o.m. dat de Commissie initiatieven moet nemen om op school, en meer algemeen in opvoedingsinstanties, specifieke acties te ontwikkelen en de beste acties te onderscheiden.

4.2. Het ESC onderschrijft de non-discriminatieclausule (artikel 13) van het Verdrag van Amsterdam en beschouwt dit als een belangrijke stap in de richting van een Europees antiracismebeleid. Voorts dringt het erop aan dat het Comité actief deelneemt aan de dialoog die de Commissie op gang moet brengen, met name over de wijze en het niveau waarop deze non-discriminatieclausule ten uitvoer moet worden gelegd.

4.3. Het ESC stemt in met het voorstel van de Commissie om de bestrijding van racisme in de belangrijkste communautaire beleidslijnen mee te nemen. Werkgelegenheid en onderwijs, informatiemaatschappij en media, cultuur en sport zijn samen met justitie en binnenlandse zaken, onderzoek, externe betrekkingen, enz., gebieden waarop zich racistisch gedrag voordoet en antiracistische maatregelen kunnen en moeten worden getroffen.

4.3.1. Het ESC wijst evenwel in het bijzonder op de noodzaak inzicht te krijgen in de oorzaken die tot het ontstaan en de ontwikkeling van fenomenen als racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme leiden; het onderstreept dan ook het belang van een grondig onderzoek van deze fenomenen. Met het oog daarop dient de rol van het Waarnemingscentrum uitgebreid en versterkt te worden.

4.3.2. Bestrijding van racisme is volgens het ESC niet alleen een zaak van de lid-staten en de EU-instellingen, maar ook van de regeringen van niet-EU-lid-staten; het hecht dan ook veel belang aan de externe betrekkingen van de Gemeenschap en aan de wijze waarop die worden gevoerd. Volgens het ESC voorziet de Europese wetgeving terecht in strenge maatregelen tegen regeringen van landen die in hun standpunten of optreden latente racistische tendensen vertonen, of landen die de mensenrechten en democratische waarden onvoldoende respecteren. Het roept de Commissie en de andere EU-instellingen derhalve de bestaande bepalingen zonder aarzeling, uitstel of uitzondering strikt te blijven toepassen.

4.3.3. Het ESC herinnert aan zijn voorstel betreffende "de ontwikkeling van een Europese strategie voor politieopleiding ter bestrijding van discriminatie en met het oog op - ook preventief - politiewerk om racistische misdaden aan te pakken. Volgens het ESC kan de oprichting van een gespecialiseerd politiekorps hierbij van nut zijn. (1)

(1) Zie ESC-advies: PB C 204 van 15.7.1998."4.3.4. Op het gebied van werkgelegenheid doet zich volgens het ESC het meest discriminatie voor. Het ESC dringt er bij de Commissie dan ook op aan om in het kader van de tenuitvoerlegging van het actieplan bijzondere aandacht te schenken aan dit probleem, via het Waarnemingscentrum dat deze kwestie moet volgen en door middel van wettelijke bescherming van het recht op arbeid van elke Europese burger en elke legale werknemer in de EU.

4.4. Voor de bestrijding van het racisme is het volgens het ESC van belang te weten in hoeverre racistisch denken en gedrag maatschappelijk onaanvaardbaar en afkeurenswaardig zijn. Een op onderwijs en jongeren gericht optreden is in dit verband onvoldoende. De Europese burgers moeten voortdurend en systematisch worden ingelicht over het verschijnsel racisme en erop worden gewezen waartoe het leidt. Even belangrijk als een optreden in scholen en bij jongeren is volgens het ESC dan ook een geïntegreerd, doordacht en door de burgers aanvaard beleid inzake voorlichting en communicatie.

4.4.1. Een communicatiebeleid waarbij verscheidenheid in een positief daglicht wordt gesteld en aan klare en verstandige antiracistische berichtgeving wordt gedaan, zal ongetwijfeld vruchten afwerpen. Volgens het ESC zou een beleid van openbare afkeuring van bepaalde ernstige en objectief vastgestelde racistische incidenten evenwel ook erg nuttig zijn. Publicatie van goede voorbeelden en gedragingen zou aan de andere kant ook zeer positief zijn. Zo zouden incidenten b.v. in de rapporten van de Commissie kunnen worden vermeld, samen met de acties die ertegen werden ondernomen.

4.5. Belangrijk met het oog op een algemeen geïntegreerd Europees beleid tegen racisme is volgens het ESC de wijze waarop het wordt uitgestippeld en de omvang van de EU-diensten die bij de vaststelling en tenuitvoerlegging ervan worden ingeschakeld.

In het licht van het voorgaande is het ESC van mening dat een Europees beleid tegen racisme dat door slechts één directoraat van de Europese Commissie wordt uitgestippeld, te kort zal schieten op het stuk van dynamiek en aanvaardbaarheid. Het roept de Commissie dan ook op haar standpunt te herzien en een definitief actieplan tegen racisme met de medewerking van al haar directoraten vast te stellen en ten uitvoer te leggen.

Brussel, 10 september 1998.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

T. JENKINS

() COM(95) 653 def. van 13.12.1995.

() PB C 204 van 15.7.1996.

() COM(96) 615 def.

() Zie ESC-advies: PB C 204 van 15.7.1996.

() Zie ESC-advies: PB C 158 van 26.5.1997.

Top