Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997PC0025

    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 96/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers

    /* COM/97/0025 def. - SYN 97/0029 */

    PB C 95 van 24.3.1997, p. 66–73 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51997PC0025

    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 96/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers /* COM/97/0025 DEF - SYN 97/0029 */

    Publicatieblad Nr. C 095 van 24/03/1997 blz. 0066


    Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoersondernemers (97/C 95/13) (Voor de EER relevante tekst) COM(97) 25 def. - 97/0029(SYN)

    (Door de Commissie ingediend op 4 februari 1997)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag en in samenwerking met het Europees Parlement,

    Overwegende dat de gemeenschappelijke regels van Richtlijn 96/26/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoersondernemers (1) verder moeten worden verbeterd;

    Overwegende dat het in verband met de ontwikkelingen in de goederenvervoermarkt, de veranderingen in het vervoersbeleid en de werking van de interne markt noodzakelijk is het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te breiden tot alle ondernemers van goederenvervoer over de weg die gebruik maken van motorvoertuigen, ongeacht de grootte daarvan;

    Overwegende dat met betrekking tot de voorschriften inzake betrouwbaarheid moet worden benadrukt dat aan deze eis niet wordt voldaan wanneer natuurlijke personen die geacht worden aan deze voorwaarden te voldoen, veroordeeld zijn wegens een ernstige strafrechtelijke inbreuk of bepaalde herhaalde minder ernstige inbreuken en dat tevens het belang van de voorschriften betreffende de bescherming van het milieu en de beroepsaansprakelijkheid moet worden benadrukt;

    Overwegende dat het wat betreft de voorschriften inzake de financiële draagkracht noodzakelijk is om een hoger en geharmoniseerd niveau vast te stellen voor het vereiste beschikbare kapitaal en de reserves, teneinde discrepanties op de markt te voorkomen; dat de waarde van de ecu, uitgedrukt in nationale munteenheden, om de vijf jaar opnieuw moet worden vastgesteld;

    Overwegende dat het, wat het vakbekwaamheidsvereiste betreft, dienstig is te bepalen dat de kandidaat-wegvervoerder zijn bekwaamheid moet aantonen door het behalen van een verplicht schriftelijk en een facultatief mondeling examen; dat wegvervoerders de vereiste kennis moeten hebben voor het verrichten van nationaal en internationaal vervoer; dat het van groot belang is dat alle vervoersondernemers hun vakbekwaamheid kunnen aantonen aan de hand van certificaten die worden afgegeven op een geharmoniseerd niveau en op basis van uniforme toetsingsregels in alle lidstaten; dat het hiertoe tevens noodzakelijk is om bepaalde aspecten van de organisatie van het examen te harmoniseren;

    Overwegende dat een overgangsregeling voor de uitvoering van de richtlijn moet worden ingevoerd voor Oostenrijk, Finland en Zweden;

    Overwegende dat iedere vijf jaar moet worden beoordeeld of vervoersondernemers die een vergunning bezitten nog steeds aan de voorschriften inzake betrouwbaarheid en financiële draagkracht voldoen en of personen op het niveau van de bedrijfsleiding beroepsbekwaam zijn; dat de financiële draagkracht ook tussen het tweede en het derde jaar van de vijfjarige periode moet worden onderzocht;

    Overwegende dat de lidstaten in het belang van de goede werking van de interne markt sancties moeten instellen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn;

    Overwegende dat alle ondernemers van vervoer over de weg uiterlijk op 1 januari 2000 aan alle eisen van deze richtlijn inzake betrouwbaarheid en financiële draagkracht moeten voldoen, teneinde het in de interne markt noodzakelijke kwaliteitsniveau en harmonisatieniveau te bereiken;

    Overwegende dat het, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, met het oog op de verwezenlijking van de fundamentele doelstelling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, noodzakelijk en nuttig is om de voorwaarden inzake toelating tot het beroep van wegvervoerder te reguleren; dat deze richtlijn niet verder gaat dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken, overeenkomstig artikel 3B, lid 3, van het Verdrag,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 96/26/EG wordt als volgt gewijzigd:

    Artikel 2, lid 1, wordt vervangen door:

    "De richtlijn is van toepassing op ondernemingen die het beroep uitoefenen van ondernemer van goederenvervoer, en op ondernemingen die het beroep uitoefenen van ondernemer van personenvervoer, als omschreven in artikel 1.".

    Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    - Lid 2, onder a), wordt vervangen door:

    "is of zijn veroordeeld wegens een ernstige strafrechtelijke inbreuk, waaronder ook een inbreuk op commercieel gebied kan worden verstaan;".

    - Lid 2, onder c) wordt vervangen door:

    "veroordeeld is of zijn voor een ernstige inbreuk, dan wel voor herhaalde minder ernstige inbreuken op de geldende voorschriften:

    - inzake de in het beroep geldende loon- en arbeidsvoorwaarden, of

    - inzake het vervoer van goederen respectievelijk dat van personen over de weg, met name de regels inzake de rij- en rusttijden voor bestuurders, de afmetingen en gewichten van de bedrijfsvoertuigen, de verkeersveiligheid en de veiligheid van de voertuigen, de bescherming van het milieu en de regels inzake de beroepsaansprakelijkheid.".

    - Lid 3, onder c), wordt vervangen door:

    "- De onderneming moet beschikken over een kapitaal en reserves waarvan de waarde ten minste gelijk is aan 9 000 ecu wanneer slechts één voertuig wordt gebruikt en 5 000 ecu voor ieder volgend voertuig waarvan het toegestane laadvermogen groter is dan 3,5 ton of waarvan het toegestane totaalgewicht meer dan 6 ton bedraagt, of voor ieder volgend voertuig dat geschikt is en uitgerust is om meer dan 20 personen, met inbegrip van de bestuurder, te vervoeren.

    - Ondernemingen die voor het vervoer van goederen gebruik maken van voertuigen waarvan het toegestane laadvermogen niet groter is dan 3,5 ton of waarvan het totaalgewicht niet meer dan 6 ton bedraagt, moeten voor deze voertuigen beschikken over een kapitaal en reserves waarvan de waarde ten minste gelijk is aan 9 000 ecu wanneer slechts één voertuig wordt gebruikt en aan 700 ecu per 500 kg toegestaan totaalgewicht voor ieder volgend voertuig.

    - Ondernemingen die voor het vervoer van personen voertuigen gebruiken die zijn uitgerust om meer dan negen maar minder dan 20 personen, met inbegrip van de bestuurder, te vervoeren, moeten voor deze voertuigen beschikken over een kapitaal en reserves waarvan de waarde ten minste gelijk is aan 9 000 ecu wanneer slechts één voertuig wordt gebruikt en aan 250 ecu per zitplaats voor ieder volgend voertuig.

    - Voor de toepassing van deze richtlijn wordt de waarde van de ecu, uitgedrukt in nationale munteenheden, om de vijf jaar vastgesteld. De koersen die moeten worden toegepast zijn die welke van kracht zijn op de eerste werkdag in oktober, zoals die worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, en deze koersen worden toegepast met ingang van 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar.".

    - Lid 4, eerste alinea, wordt vervangen door:

    "Aan de voorwaarde van vakbekwaamheid wordt voldaan door het bezit van kennis omtrent de in de lijst van de bijlage genoemde onderwerpen, welke kennis wordt vastgesteld aan de hand van een verplicht schriftelijk en een facultatief mondeling examen, volgens de in de bijlage aangegeven vorm, dat door de hiertoe door elke lidstaat aangewezen autoriteiten of instantie wordt georganiseerd.".

    - Lid 4, tweede alinea, wordt geschrapt.

    Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    - In lid 1 wordt het volgende streepje toegevoegd:

    "- 1 januari 1995 wat Oostenrijk, Finland en Zweden betreft.".

    - In lid 2, eerste alinea, wordt het volgende streepje toegevoegd:

    "- na 31 december 1994 en vóór 31 december 1996 wat Oostenrijk, Finland en Zweden betreft.".

    - In lid 2 wordt in de voorlaatste alinea het volgende streepje toegevoegd:

    "- 1 januari 1997 wat Oostenrijk, Finland en Zweden betreft.".

    - Er wordt een nieuw lid 3 toegevoegd, dat als volgt luidt:

    "Alle wegvervoerders die vóór 1 januari 1998 gemachtigd zijn het beroep van wegvervoerder uit te oefenen, moeten vanaf 1 januari 2000 aan de bepalingen van artikel 3, leden 2 en 3, voldoen.".

    Aan artikel 6, lid 1, worden de volgende twee alinea's toegevoegd:

    "De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties om de vijf jaar beoordelen of de ondernemer nog steeds voldoet aan de eisen inzake betrouwbaarheid en financiële draagkracht en of door de persoon/personen die de vervoersactiviteiten van de onderneming permanent en daadwerkelijk leidt/leiden nog wordt voldaan aan de eis inzake vakbekwaamheid.".

    "De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties tussen het tweede en het derde jaar van de vijfjarige periode beoordelen of de ondernemer nog steeds voldoet aan de eis inzake de financiële draagkracht.".

    Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    - In lid 1 wordt "ernstige inbreuken" vervangen door "een ernstige inbreuk".

    - Lid 2 wordt geschrapt.

    - Lid 3 wordt lid 2.

    Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    - In lid 2 wordt "of van afwezigheid van faillissement" geschrapt.

    - In lid 4 wordt de laatste zin geschrapt.

    Aan artikel 10, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

    "Bewijzen van vakbekwaamheid die vóór 1 januari 2000 op grond van ten minste vijf jaar praktijkervaring in een leidende functie binnen een vervoersonderneming aan wegvervoerders zijn afgegeven, worden gelijkgesteld met de op grond van de bepalingen van deze richtlijn afgegeven verklaringen.".

    Artikel 2

    Bijlage I wordt vervangen door de bijlage bij deze richtlijn.

    Artikel 3

    De lidstaten stellen de regeling vast voor de bestraffing van overtredingen van de nationale bepalingen die krachtens deze richtlijn worden vastgesteld en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze straffen worden toegepast. De op deze wijze opgelegde straffen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 juli 1998 in kennis van die bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen zo spoedig mogelijk mee.

    Artikel 4

    1. De lidstaten dienen, na raadpleging van de Commissie, de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om uiterlijk op 1 juli 1998 aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen. De lidstaten passen deze bepalingen toe met ingang van 1 juli 1998.

    2. De lidstaten delen de Commissie onverwijld de bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 5

    Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 6

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    (1) PB nr. L 124 van 23. 5. 1996, blz. 1.

    BIJLAGE

    I. LIJST VAN ONDERWERPEN BEDOELD IN ARTIKEL 3, LID 4

    De voor de vaststelling van de vakbekwaamheid in aanmerking te nemen kennis moet ten minste betrekking hebben op de in de onderstaande lijst genoemde onderwerpen. Voor deze onderwerpen moeten de kandidaat-wegvervoerders het hieronder vastgestelde kennis- en vaardigheidsniveau hebben.

    A. Burgerlijk recht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name

    1. kennis hebben van de belangrijkste contracten die in het wegvervoer worden gebruikt en van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen;

    2. aantonen dat hij in staat is een rechtsgeldige vervoersovereenkomst te bedingen, met name wat de vervoersvoorwaarden betreft;

    Vervoer van goederen over de weg

    3. in staat zijn een klacht van zijn opdrachtgever te onderzoeken in verband met schade ten gevolge van verlies of beschadiging van goederen tijdens het transport dan wel van vertraging bij de aflevering, en kunnen bepalen in hoeverre de klacht zijn contractuele aansprakelijkheid betreft;

    4. kennis hebben van de regels en verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR);

    Vervoer van personen over de weg

    5. in staat zijn een klacht van zijn opdrachtgever te onderzoeken in verband met door reizigers geleden schade of schade aan bagage ten gevolge van een ongeval tijdens het transport of in verband met schade als gevolg van vertraging, en kunnen bepalen in hoeverre de klacht zijn contractuele aansprakelijkheid betreft.

    B. Handelsrecht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name

    1. aantonen dat hij kennis heft van de voorwaarden en de regels inzake de bedrijfsuitoefening en de algemene verplichtingen van vervoersondernemers (inschrijving, boekhouding enz.) en van de consequenties van een faillissement;

    2. de vereiste kennis hebben omtrent de verschillende ondernemingsvormen en de daarmee verband houdende voorschriften inzake oprichting en functioneren.

    C. Sociaal recht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name

    1. op de hoogte zijn van de rol en het functioneren van verschillende sociale instellingen in de wegvervoerssector (vakbonden, ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordiging, arbeidsinspectie enz.);

    2. kennis hebben van de verplichtingen van de werkgever op het gebied van de sociale zekerheid en de daaruit voortvloeiende sociale voordelen voor de werknemers (pensioen, werkloosheidsuitkering, ziekte-uitkeringen enz.);

    3. kennis hebben van de voorschriften inzake de arbeidsovereenkomsten voor de verschillende categorieën werknemers van wegvervoersondernemingen (vorm van de overeenkomst, verplichtingen van de partijen, arbeidsomstandigheden en werktijden, vakanties, salaris, verbreking van het contract enz.);

    4. kennis hebben van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3820/85 inzake de rij- en rusttijden van bestuurders en van Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, alsmede van de wijze waarop deze verordeningen in de praktijk worden toegepast.

    D. Belastingrecht

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name kennis hebben van de voorschriften inzake

    1. de BTW op vervoersdiensten;

    2. de motorrijtuigenbelasting;

    3. de heffingen op bepaalde voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen over de weg alsmede de tolgelden en gebruiksrechten voor het gebruik van bepaalde infrastructuur;

    4. de inkomstenbelasting.

    E. Commercieel en financieel beheer van de onderneming

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name

    1. kennis hebben van de wettelijke bepalingen en de praktijken met betrekking tot het gebruik van cheques, wissels, promesses, creditcards en andere betaalmiddelen of -methoden;

    2. kennis hebben van de verschillende kredietvormen (bankkrediet, documentair krediet, waarborgsommen, hypotheken, leasing, renting, factoring enz.) en de daaruit voortvloeiende lasten en verplichtingen;

    3. weten wat een balans is, hoe een balans is opgesteld en hoe deze moet worden geïnterpreteerd;

    4. een winst- en verliesrekening kunnen lezen en interpreteren;

    5. een analyse kunnen maken van de financiële situatie en de rentabiliteit van de onderneming, met name op basis van de financiële ratio's;

    6. een begroting kunnen opstellen;

    7. weten hoe de kostprijs is samengesteld (vaste kosten, variabele kosten, bedrijfskosten, afschrijvingen enz.) en berekeningen per voertuig, per kilometer, per reis of per ton kunnen maken;

    8. een organisatieschema van de werknemers van de onderneming alsmede werkplanningen en opleidingsprogramma's voor het personeel, de bestuurders enz. kunnen opstellen;

    9. kennis hebben van de beginselen van het marktonderzoek (marketing), de verkoopbevordering voor vervoersdiensten, het opzetten van klantenbestanden, reclame, public relations enz.;

    10. kennis hebben van de verschillende typen verzekeringen die voor vervoersactiviteiten van belang zijn (aansprakelijkheidsverzekering, verzekering van passagiers, goederen, bagage) en de daarmee verband houdende waarborgen en verplichtingen;

    11. kennis hebben van telematicatoepassingen op het gebied van het wegvervoer;

    Vervoer van goederen over de weg

    12. de regels betreffende de facturering van goederenvervoersdiensten over de weg kunnen toepassen en kennis hebben van de betekenis en de implicaties van de Incoterms;

    13. kennis hebben van de verschillende categorieën tussenpersonen, hun rol, hun functie en eventueel hun status;

    Vervoer van personen over de weg

    14. de regels met betrekking tot de tarieven en de prijsstelling in het openbaar en particulier reizigersvervoer kunnen toepassen;

    15. de regels inzake de facturering van personenvervoersdiensten over de weg kunnen toepassen.

    F. Toegang tot de markt

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name

    1. kennis hebben van de beroepsvoorschriften inzake het vervoer over de weg voor rekening van derden, het huren van bedrijfsvoertuigen, uitbesteding, met name de voorschriften betreffende de officiële beroepsorganisatie, de toegang tot het beroep, vergunningen voor intracommunautair en extracommunautair wegvervoer alsmede controle en sancties;

    2. kennis hebben van de voorschriften inzake de oprichting van een wegvervoersonderneming;

    3. kennis hebben van de verschillende documenten die vereist zijn voor de uitvoering van wegvervoersonderneming en controleprocedures kunnen ontwikkelen om ervoor te zorgen dat op het kantoor van de onderneming en aan boord van de voertuigen met elkaar overeenstemmende documenten aanwezig zijn met betrekking tot ieder uitgevoerd transport, met name de documenten inzake het voertuig, de bestuurder, de goederen en de bagage;

    Vervoer van goederen over de weg

    4. kennis hebben van de voorschriften inzake de marktordening voor het goederenvervoer over de weg, expeditiebedrijven en logistiek;

    5. kennis hebben van de formaliteiten bij het passeren van de grens, de functie en betekenis van T-documenten en het carnet-TIR en van de verplichtingen en verantwoordelijkheden die aan het gebruik daarvan zijn verbonden;

    Vervoer van personen over de weg

    6. kennis hebben van de voorschriften betreffende de marktordening voor het personenvervoer over de weg;

    7. kennis hebben van de voorschriften inzake de invoering van nieuwe vervoersdiensten en vervoersplannen kunnen opstellen.

    G. Technische normen en exploitatie

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name

    1. kennis hebben van de voorschriften betreffende gewicht en afmetingen van voertuigen in de lidstaten van de Europese Unie en van de procedures met betrekking tot uitzonderlijke transporten waarbij van deze voorschriften wordt afgeweken;

    2. afhankelijk van de behoefte van de onderneming de voertuigen en de onderdelen daarvan kunnen kiezen (chassis, motor, transmissiesystemen, remsystemen enz.);

    3. kennis hebben van de formaliteiten inzake de goedkeuring, de registratie en de technische keuring van de voertuigen;

    4. in staat zijn de nodige maatregelen te nemen tegen de luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tegen geluidsoverlast;

    5. periodieke onderhoudsplannen kunnen opstellen voor voertuigen en uitrusting.

    Vervoer van goederen over de weg

    6. kennis hebben van de diverse typen laad- en losmachines (laadkleppen, container, pallets enz.) en in staat zijn procedures en instructies te ontwikkelen voor het laden en lossen van goederen (belastingsverdeling, stapelen, beladen, vastzetten enz.);

    7. kennis hebben van de verschillende technieken voor gecombineerd vervoer in het rail-wegvervoer of ro-ro-vervoer;

    8. in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke goederen en afvalstoffen toe te passen, met name die welke zijn gebaseerd op:

    - Richtlijn 94/55/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg;

    - Richtlijn 96/35/EG betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren;

    - Verordening (EEG) nr. 259/3 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap;

    9. in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften betreffende het vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen toe te passen, met name die welke zijn gebaseerd op de Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer (ATP);

    10. in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften inzake vervoer van levende dieren toe te passen.

    H. Veiligheid op de weg

    Vervoer van goederen en personen over de weg

    De kandidaat moet met name

    1. weten over welke certificaten het rijdend personeel moet beschikken (rijbewijs - medische attesten - verklaring van geschiktheid enz.);

    2. maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat de bestuurders zich houden aan de in de verschillende lidstaten van de Europese Unie geldende verkeersvoorschriften en -verboden en beperkingen (snelheidsbeperkingen, voorrangsregels, voorschriften inzake stoppen en parkeren, gebruik van lichten, verkeerssignalering enz.);

    3. in staat zijn voor de bestuurders instructies op te stellen met betrekking tot de controle op de veiligheidsnormen inzake de staat van het vervoermaterieel, de uitrusting, de lading en de te nemen preventieve maatregelen;

    4. in staat zijn procedures op te stellen die bij een ongeval moeten worden gevolgd, en de nodige procedures toe te passen om herhaling van ongevallen of ernstige inbreuken te voorkomen.

    Vervoer van personen over de weg

    5. kennis hebben van de structuur van het wegennet in de lidstaten van de Europese Unie.

    II. ORGANISATIE VAN HET EXAMEN

    Het examen dat moet garanderen dat ondernemers van wegvervoer de nodige kennis omtrent de bovengenoemde onderwerpen hebben, en met name bekwaam zijn om de daarmee verband houdende instrumenten en technieken te gebruiken en leidende en coördinerende taken te verrichten, omvat de volgende elementen:

    A. Verplicht schriftelijk examen

    1. Schriftelijke vragen in de vorm van minimaal 100 meerkeuzevragen met vier antwoordmogelijkheden, waarbij voor foute antwoorden één vol punt wordt afgetrokken.

    Het schriftelijk examen maakt 30 % uit van het aantal punten dat in totaal kan worden behaald; de kandidaat moet 60 % van de vragen correct beantwoorden om voor dit deel van het examen te slagen.

    Duur: twee uur.

    2. Schriftelijke opdrachten/case studies, die 40 % uitmaken van het aantal punten dat in totaal kan worden behaald. De kandidaat moet 60 % van de opdrachten/case studies correct uitvoeren om voor dit deel van het examen te slagen.

    Duur: twee uur.

    B. Niet-verplicht mondeling examen

    30 % van het totale aantal punten moet worden behaald.

    C. Indien en lidstaat het examen alleen uit schriftelijke vragen en opdrachten/case studies laat bestaan, maken de onderdelen A.1 en A.2 respectievelijk 40 % en 60 % uit van het totale aantal punten.

    D. Resultaat

    70 % van het gehele examen moet correct worden afgelegd om voor het examen te slagen.

    Top