EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995PC0734

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging, ten behoeve van werklozen, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71

/* COM/95/0734 def. - CNS 96/0004 */

PB C 68 van 6.3.1996, p. 11–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51995PC0734

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging, ten behoeve van werklozen, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 /* COM/95/0734 DEF - CNS 96/0004 */

Publicatieblad Nr. C 068 van 06/03/1996 blz. 0011


Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging, ten behoeve van werklozen, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (96/C 68/08) (Voor de EER relevante tekst) COM(95) 734 def. - 96/0004(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 12 januari 1996)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 51 en 235,

Gelet op het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers,

Gelet op het advies van het Europees Parlement,

Gelet op het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat de mogelijkheden om binnen een redelijke termijn opnieuw werk te vinden aanzienlijk zijn verkleind, dat derhalve aan de werkloze die in een andere Lid-Staat werk gaat zoeken, de mogelijkheid dient te worden geboden zijn rechten op prestaties bij werkloosheid te behouden voor een tijdsduur die langer is dan de thans voorziene tijdsduur van drie maanden;

Overwegende dat echter, om misbruiken te voorkomen, dient te worden vastgesteld dat, na de eerste periode van drie maanden, de totale tijdsduur van de toekenning van de prestaties of het prestatiebedrag niet meer mag zijn dan de tijdsduur of de bedragen die daarvoor, niet alleen in de wettelijke regeling van de bevoegde Staat maar eveneens in de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de werkloze werk zoekt, zijn vastgesteld;

Overwegende dat om dezelfde redenen dient te worden vastgesteld dat het bedrag van de kosten van de verstrekkingen bij ziekte, na een eerste periode van drie maanden, niet hoger mag zijn dan het bedrag dat voor overeenkomstige prestaties in de wettelijke regeling van de Lid-Staat waar de betrokkene werk zoekt, is vastgesteld;

Overwegende dat het in het belang van de doelmatigheid gewenst is dat voor de controle en de sancties de van toepassing zijnde wettelijke regeling de wettelijke regeling is van de Lid-Staat waar de werkloze werk zoekt;

Overwegende dat het noodzakelijk is te preciseren dat het orgaan van de Lid-Staat ingevolge de wettelijke regeling waarvan de werkloze recht heeft op prestaties bij werkloosheid, verplicht is het bedrag van deze prestaties terug te betalen aan het orgaan van de Lid-Staat die deze prestaties verleent;

Overwegende dat aan volledig werkloze grensarbeiders de keuzemogelijkheid moet worden geboden zich ter beschikking te stellen van de arbeidsbemiddelingsdiensten, ofwel van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zij laatstelijk gewerkt hebben, dan wel van de Lid-Staat van hun woonplaats, om hun kansen opnieuw werk te vinden te verhogen;

Overwegende dat enkele bepalingen van Verordening (EEG) nr. 574/72, tengevolge van de voorgestelde wijzigingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71, dienen te worden aangepast;

Overwegende dat het voor het bereiken van het vrije verkeer van werknemers of zelfstandigen op het gebied van de sociale zekerheid noodzakelijk en gewenst is een wijziging aan te brengen in de coördinatieregels van de nationale stelsels van de sociale zekerheid door een communautair juridisch instrument dat een verplichtende werking heeft en dat in iedere Lid-Staat rechtstreeks van toepassing is;

Overwegende dat dit in overeenstemming is met de bepalingen van de derde alinea van artikel 3 B van het Verdrag van Maastricht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 25, leden 1 en 2, worden als volgt gelezen:

"Artikel 25

1. Een werkloze werknemer of zelfstandige op wie de bepalingen van de artikelen 69 tot en met 69 quater van toepassing zijn en die, eventueel met inachtneming van de bepalingen van artikel 18, voldoet aan de door de wettelijke regeling van de bevoegde Lid-Staat gestelde voorwaarden voor het recht op verstrekkingen en uitkeringen, heeft gedurende het in artikel 69 ter, leden 2 en 3, genoemde tijdvak, recht op:

a) verstrekkingen welke hem voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij werk zoekt, volgens de door dit laatste orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof hij daarbij was aangesloten;

b) uitkeringen welke hem door het bevoegde orgaan volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling worden verleend. Na overeenstemming tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de werkloze werk zoekt, kunnen de uitkeringen door laatstbedoeld orgaan voor rekening van het eerstbedoelde worden verleend, volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat. Na afloop van het in artikel 69 ter, lid 2, bedoelde tijdvak, mag het uitkeringsbedrag niet hoger zijn dan het uitkeringsbedrag waarop hij recht zou hebben indien hij, tijdens zijn laatste werkzaamheid, onderworpen was geweest aan de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij werk zoekt. Artikel 69 ter, lid 3, onder b), tweede zin, is op overeenkomstige wijze van toepassing. De in de artikelen 69 tot en met 69 quater bedoelde werkloosheidsuitkeringen worden niet verleend gedurende het tijdvak waarover uitkeringen worden ontvangen.

2. Een volledig werkloze werknemer op wie artikel 71, lid 1, onder c), eerste volzin, van toepassing is, heeft recht op verstrekkingen en uitkeringen volgens de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, alsof hij gedurende zijn laatste dienstbetrekking aan deze wettelijke regeling onderworpen was, eventueel met inachtneming van artikel 18; deze prestaties komen voor rekening van het orgaan van het land van de woonplaats.".

2. Artikel 39, lid 6, eerste alinea, wordt als volgt gelezen:

"6. De volledig werkloze werknemer op wie artikel 71, lid 1, onder c), eerste zin, van toepassing is, heeft recht op de invaliditeitsuitkeringen van het bevoegde orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving, alsof hij gedurende zijn laatste dienstbetrekking aan die wetgeving onderworpen was, eventueel met inachtneming van artikel 38 en/of artikel 25, lid 2. Deze uitkeringen komen voor rekening van het orgaan van de Staat van de woonplaats.".

3. Artikel 45, lid 6, eerste alinea, wordt als volgt gelezen:

"6. Een tijdvak van volledige werkloosheid tijdens hetwelk de werknemer uitkeringen ontvangt ingevolge de bepalingen van artikel 71, lid 1, onder c), eerste zin, wordt door het bevoegde orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de werknemer woont, in aanmerking genomen overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof deze wettelijke regeling tijdens zijn laatste beroepswerkzaamheden op hem van toepassing was.".

4. Artikel 47, lid 4, wordt als volgt gelezen:

"4. Indien volgens de wettelijke regeling die door het bevoegde orgaan van een Lid-Staat wordt toegepast, de uitkeringen op loonbasis moeten worden berekend, stelt het bevoegde orgaan van deze Lid-Staat, wanneer toepassing heeft plaatsgevonden van het bepaalde in artikel 45, lid 6, eerste en tweede alinea, en wanneer in deze Lid-Staat voor de vaststelling van het pensioen uitsluitend rekening behoeft te worden gehouden met de tijdvakken van volledige werkloosheid tijdens welke de werknemer uitkeringen heeft ontvangen volgens de bepalingen van artikel 71, lid 1, onder c), eerste zin, het pensioen vast op basis van het loon dat door dit orgaan als referentie is gehanteerd voor de toekenning van de genoemde werkloosheidsuitkeringen en overeenkomstig de wettelijke regeling die dit orgaan toepast.".

5. Artikel 67, lid 3, wordt als volgt gelezen:

"3. Met uitzondering van de in artikel 71, lid 1, onder c), bedoelde gevallen, wordt toepassing van de leden 1 en 2 afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk

- in het geval van lid 1, tijdvakken van verzekering

- in het geval van lid 2, tijdvakken van arbeid

heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd.".

6. Artikel 69 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 69

De volledig werkloze werknemer of zelfstandige die, eventueel met inachtneming van de bepalingen van artikel 67, voldoet aan de in de wettelijke regeling van een Lid-Staat gestelde voorwaarden voor het recht op uitkeringen en die zich naar het grondgebied van een of meer andere Lid-Staten begeeft om aldaar werk te zoeken, behoudt het recht op deze uitkeringen onder de in artikel 69 bis aangegeven voorwaarden en binnen de in artikel 69 ter gestelde beperkingen.".

7. Na artikel 69 worden de volgende artikelen 69 bis, 69 ter en 69 quater ingevoegd:

"Artikel 69 bis

Voorwaarden voor het behoud van het recht op uitkeringen

1. Na de aanvang van de werkloosheid en voor het vertrek van de werkloze dient deze gedurende ten minste vier weken na de aanvang van zijn werkloosheid als werkzoekende ingeschreven te zijn geweest en ter beschikking van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de bevoegde Staat te zijn gebleven. De bevoegde diensten of organen kunnen hem evenwel toestemming geven om te vertrekken voordat deze termijn verstreken is.

2. De werkloze dient zich als werkzoekende in te laten schrijven bij de diensten voor arbeidsbemiddeling van iedere Lid-Staat naar het grondgebied waarvan hij zich begeeft, zich aan de aldaar uitgeoefende controle te onderwerpen, te voldoen aan de voorwaarden overeenkomstig de wettelijke regeling van die Staat en daadwerkelijk ter beschikking te blijven van de arbeidsbemiddelingsdienst. Voor het aan de inschrijving voorafgaande tijdvak wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien de inschrijving bij deze dienst plaats vindt binnen een termijn van zeven dagen vanaf de datum waarop de betrokkene niet meer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de Staat die hij heeft verlaten. In buitengewone gevallen kunnen de bevoegde diensten of organen deze termijn verlengen.

Artikel 69 ter

Beperkingen voor de handhaving van het recht op uitkeringen

1. Het bedrag en de duur van de uitkeringen waarop de werkloze recht blijft hebben, worden bepaald overeenkomstig de wettelijke regelingen van de bevoegde Staat; aan de bepalingen van deze afdeling kunnen in geen geval rechten worden ontleend op prestaties met een uitkeringsbedrag of met een uitkeringsduur die meer is dan de in de wettelijke regeling van de bevoegde Lid-Staat voorziene bedragen of tijdvakken. De tijdsduur waarin de werkloze, alvorens zich naar een of meer andere Lid-Staten te begeven, prestaties ingevolge de wettelijke regeling van genoemde Staat heeft ontvangen, wordt in mindering gebracht op de tijdsduur waarover het recht gehandhaafd blijft.

2. Het recht op de uitkeringen blijft vooreerst gehandhaafd gedurende een tijdvak van ten hoogste drie maanden, vanaf de datum waarop de werkloze niet langer ter beschikking stond van de arbeidsbemiddelingsdiensten van de Staat die hij verlaten heeft.

3. Daarnaast zijn, na afloop van de in bovenstaand lid 2 bedoelde periode, de volgende bepalingen van toepassing:

a) De totale duur van de verlening van de prestaties ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde Staat mag niet langer zijn dan het tijdvak waarin de werkloze recht op prestaties zou hebben gehad als hij tijdens zijn laatst uitgeoefende werkzaamheden onderworpen zou zijn geweest aan de wettelijke regeling van de Lid-Staat waarnaar hij zich begeven heeft om daar werk te zoeken.

b) Het bedrag van de prestaties waarop de werkloze ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde Lid-Staat recht blijft houden, mag niet hoger zijn dan het bedrag van de prestaties waarop hij recht zou hebben gehad indien hij tijdens zijn laatste werkzaamheid onderworpen zou zijn geweest aan de wettelijke regeling van de Lid-Staat waarnaar hij zich begeven heeft om daar werk te zoeken. Bij de berekening van het bedrag waarop de werkloze recht zou hebben, baseert het orgaan van laatstgenoemde Staat, indien in de wettelijke regeling van die Staat is bepaald dat de hoogte van de uitkering afhangt van het eerder ontvangen loon, zich op het loonbedrag dat in de plaats waar de werkloze werk zoekt, overeenkomt met het gebruikelijke loon voor een werkzaamheid die gelijksoortig of gelijkwaardig is aan de door de betrokkene laatstelijk op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitgeoefende werkzaamheid.

4. Voor seizoenarbeiders geldt bovendien dat de genoemde tijdsduur beperkt is tot het tijdvak dat overblijft tot het einde van het seizoen waarvoor de betrokkene was aangenomen.

5. De werkloze die terugkeert naar het grondgebied van de bevoegde Staat, behoudt recht op prestaties overeenkomstig de wettelijke regeling van deze Staat; daarbij wordt de tijdsduur waarover hij prestaties heeft ontvangen in een of meer andere Staten dan de bevoegde Lid-Staat in mindering gebracht op het tijdvak waarover hij recht op prestaties ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde Staat blijft behouden.

6. Tussen twee tijdvakken van arbeid kan slechts eenmaal een beroep worden gedaan op de bepalingen van de artikelen 69 tot en met 69 ter.

7. Indien België de bevoegde Staat is, krijgt de werkloze die, na een beroep te hebben gedaan op de bepalingen van de artikelen 69 tot en met 69 ter, naar België terugkeert eerst dan opnieuw recht op prestaties van dit land nadat hij aldaar gedurende ten minste drie maanden werkzaamheden heeft uitgeoefend.

Artikel 69 quater

Wijziging van het recht op de prestaties

Het recht op de prestaties ingevolge de bepalingen van de artikelen 69 tot en met 69 ter wordt verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard indien omstandigheden in de situatie van de werkloze ingevolge de wettelijke regeling van de Staat waar de werkloze werk zoekt deze vermindering, wijziging, schorsing, intrekking of verbeurdverklaring van het recht op prestaties bij werkloosheid met zich brengen. Het orgaan van de Lid-Staat waar de werkloze werk zoekt, beschikt over de toepassing van de bepalingen van het onderhavige artikel.".

8. Artikel 70, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"Artikel 70

1. In de artikel 69 bedoelde gevallen worden de uitkeringen verleend door het orgaan van elk van de Staten waar de werkloze werk gaat zoeken.

Het bevoegde orgaan van de Lid-Staat ingevolge de wettelijke regeling waarvan de werkloze recht heeft op uitkeringen, is verplicht het bedrag van deze uitkeringen te vergoeden."

9. Artikel 71 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 71

1. De werkloze werknemer die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheid op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woonde, heeft recht op prestaties ingevolge de volgende bepalingen:

a) De werknemer die in het bedrijf waar hij is tewerkgesteld gedeeltelijk werkloos is, heeft recht op prestaties ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde Staat, alsof hij op het grondgebied van die Staat woonde; deze prestaties worden door het bevoegde orgaan verleend.

b) De werknemer die volledig werkloos is en zich ter beschikking stelt van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de bevoegde Staat heeft recht op prestaties ingevolge de bepalingen van de wettelijke regeling van de bevoegde Staat, alsof hij op het grondgebied van die Staat woonde; deze prestaties worden verleend door het bevoegde orgaan. Indien Luxemburg de bevoegde Staat is, vergoedt het orgaan van de woonplaats aan het orgaan van genoemde Staat, gedurende een overgangsperiode van tien jaar na de inwerkingtreding van dit lid, de helft van het aan een grensarbeider in de zin van artikel 1, onder b), uitgekeerde prestatiebedrag, tot het bedrag waarop de werkloze recht zou hebben gehad indien bij zich ter beschikking had gesteld van de diensten voor arbeidsbemiddeling in de Staat van de woonplaats.

Indien de werkloze zich naderhand ter beschikking stelt van de arbeidsbemiddelingsdiensten op het grondgebied van de Staat van zijn woonplaats heeft hij recht op prestaties ingevolge de bepalingen van de wettelijke regeling van die Staat. De tijdsduur waarover hij prestaties heeft ontvangen van de bevoegde Staat wordt echter in mindering gebracht op de tijdsduur waarover hij recht blijft behouden op de prestaties ingevolge de wettelijke regeling van de Staat van zijn woonplaats.

c) De volledig werkloze werknemer die zich ter beschikking stelt van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de Lid-Staat van zijn woonplaats of die naar dat grondgebied terugkeert, heeft recht op prestaties ingevolge de wettelijke bepalingen van die Staat alsof hij daar laatstelijk had gewerkt; deze prestaties worden verleend door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats.

Indien de werkloze zich naderhand ter beschikking stelt van de arbeidsbemiddelingsdiensten op het grondgebied van de bevoegde Staat heeft hij recht op prestaties ingevolge de bepalingen van de wettelijke regeling van die Staat. De tijdsduur waarover hij prestaties heeft ontvangen van de Staat van zijn woonplaats wordt echter in mindering gebracht op de tijdsduur waarover hij recht blijft behouden op de prestaties ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde Staat.

d) Zo lang een werkloze krachtens lid 1, onder a) en onder b), recht heeft op prestaties, kan hij geen aanspraak maken op prestaties krachtens de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont.

2. Voor de toepassing van lid 1 wordt met een 'volledig werkloze` werknemer een werknemer bedoeld met een verbroken of beëindigd arbeidsverband.".

10. Artikel 72 bis wordt als volgt gelezen:

"Artikel 72 bis

Volledig werkloze werknemers

Een volledig werkloze werknemer op wie artikel 71, lid 1, onder c), eerste zin, van toepassing is, ontvangt voor de leden van zijn gezin die wonen op het grondgebied van dezelfde Lid-Staat als waar hij woont, gezinsbijslagen volgens de bepalingen van de wettelijke regeling van deze Staat, alsof die wettelijke regeling tijdens zijn laatste tewerkstelling op hem van toepassing was, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met bepalingen van artikel 72. Deze prestaties worden door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend.".

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 574/72 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 26, leden 1 en 2, worden als volgt gelezen:

"1. Om voor zichzelf en voor zijn gezinsleden in aanmerking te komen voor uitkeringen en verstrekkingen krachtens artikel 25, lid 2, van de verordening, is de werkloze verplicht aan het orgaan van de ziekteverzekering van de plaats waarheen hij zich heeft begeven een verklaring over te leggen die vóór zijn vertrek aan het bevoegde orgaan van de ziekteverzekering moet worden gevraagd. Indien de werkloze deze verklaring niet overlegt, verzoekt het orgaan van de plaats waarheen de belanghebbende zich heeft begeven, het bevoegde het bevoegde orgaan daarom.

Deze verklaring moet het recht op bedoelde prestaties op de voorwaarden vermeld in artikel 69 bis, lid 1, van de verordening bevestigen, de duur van het recht aangeven met inachtneming van het bepaalde in artikel 69 ter van de verordening, en het bedrag vermelden van het eventueel te betalen ziekengeld gedurende vermelde tijdsduur, in geval van arbeidsongeschiktheid of opneming in een ziekenhuis.

Het orgaan van de werkloosheidsverzekering van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, stelt het bevoegde orgaan in kennis van met name de limieten voor de toekenning van de uitkeringen, welke limieten zijn vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 25, lid 1, onder b), van de verordening.

2. Het orgaan van de werkloosheidsverzekering van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, bevestigt op een afschrift van de in artikel 83 van de toepassingsverordening bedoelde verklaring, die aan het orgaan van de ziekteverzekering van dezelfde plaats moet worden toegezonden, het bestaan van de in artikel 69 bis, lid 2, van de verordening vermelde voorwaarden en vermeldt met ingang van welke datum de werkloze voor rekening van het bevoegde orgaan de werkloosheidsuitkering ontvangt.

Deze verklaring is geldig gedurende de in artikel 69 ter van de verordening bepaalde termijn, zolang de voorwaarden worden vervuld. Het orgaan van de werkloosheidsverzekering van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, licht binnen drie dagen het hogergenoemde orgaan van de ziekteverzekering in, indien de voorwaarden niet meer worden vervuld.".

2. De titels boven artikel 83 en artikel 83, lid 1, worden als volgt gelezen:

"Toepassing van de artikelen 69 tot en met 69 quater van de verordening

Artikel 83

Voorwaarden voor en beperkingen van de handhaving van het recht op prestaties wanneer de werkloze zich naar een andere Lid-Staat begeeft

1. Om het recht op prestaties te behouden is de in artikel 69 van de verordening bedoelde werkloze verplicht aan het orgaan van de plaats waarheen hij zich heeft begeven, naast de in artikel 80 van de toepassingsverordening bedoelde verklaring, een verklaring over te leggen waarin het bevoegde orgaan bevestigt dat hij onder de in artikel 69 bis, lid 2, van de verordening gestelde voorwaarden recht blijft houden op prestaties. Het bevoegde orgaan vermeldt met name in deze verklaring:

a) het bedrag van de volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat aan de werkloze te betalen uitkering;

b) sinds welke datum de werkloze niet langer ter beschikking staat van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de bevoegde Staat;

c) de overeenkomstig artikel 69 bis, lid 2, van de verordening toegestane termijn voor de inschrijving als werkzoekende in de Lid-Staat waarnaar de werkloze zich heeft begeven;

d) de maximumtijd van het recht op de prestaties en het maximumbedrag van de prestaties overeenkomstig artikel 69 ter, lid 1;

e) het tijdvak waarover de werkloze prestaties heeft ontvangen ingevolge de wettelijke regeling van de bevoegde Staat alvorens zich naar een andere Lid-Staat te begeven.

Het bevoegde orgaan licht in voorkomende gevallen het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven in over wijzigingen in de inlichtingen op de hierboven genoemde verklaringen.".

3. Artikel 83, lid 3, wordt als volgt gelezen:

"3. Het orgaan van de plaats waarnaar de werkloze zich heeft begeven, stelt het bevoegde orgaan in kennis van de datum van inschrijving van de werkloze, van de datum waarop voor het eerst uitkeringen werden betaald en van de limieten voor de toekenning van de prestaties, welke limieten worden vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 69 ter, lid 3, onder a) en onder b), van de verordening. Het orgaan van de plaats waarnaar de werkloze zich heeft begeven, betaalt de uitkeringen waarvan het bedrag en de toekenningsduur zijn vastgesteld in overeenstemming met de hierboven genoemde bepalingen en met artikel 69 ter, lid 1, op de wijze als bepaald in de wettelijke regeling van de Lid-Staat waarnaar de werkloze zich heeft begeven.

Het orgaan van de plaats waarnaar de werkloze zich heeft begeven, verricht de controle of laat deze verrichten alsof het een werkloze betrof die uitkeringen geniet krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling. Het deelt onverwijld aan het orgaan van de bevoegde Lid-Staat de in toepassing van artikel 69 quater getroffen beschikkingen mede en vermeldt in welke mate het recht op de prestaties verminderd, gewijzigd, ingetrokken, geschorst of verbeurd verklaard is.".

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Top