Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994AC0575

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van transeuropese netwerken

    PB C 195 van 18.7.1994, p. 74–76 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51994AC0575

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van transeuropese netwerken

    Publicatieblad Nr. C 195 van 18/07/1994 blz. 0074


    Advies over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van transeuropese netwerken (1) (94/C 195/22)

    De Raad heeft op 28 maart 1994 besloten, overeenkomstig artikel 129 D, derde alinea, van het Verdrag, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    Het Comité heeft de heer Cal als algemeen rapporteur, belast met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden (artt. 18 en 46 van het Reglement van Orde).

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 315e Zitting (vergadering van 28 april 1994) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

    1. Inleiding

    1.1. In titel XII van het Verdrag worden de taken en instrumenten van de Gemeenschap omschreven met betrekking tot de totstandbrenging en ontwikkeling van transeuropese netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur.

    Artikel 129 C van het Verdrag bepaalt met name dat de Gemeenschap een geheel van richtsnoeren ("richtplannen") opstelt en projecten van gemeenschappelijk belang aangeeft, de interoperabiliteit van de netwerken verzekert, en steun verleent aan de financiële inspanningen van de lid-staten, met name in de vorm van uitvoerbaarheidsstudies, garanties voor leningen, of rentesubsidies.

    1.2. Het Commissievoorstel voorziet in een aanvulling op de bestaande vormen van steunverlening, die veel grotere financiële consequenties voor de totstandbrenging van de netwerken kunnen hebben, namelijk de steunverlening via het EFRO en het Cohesiefonds.

    Het belang van dit Commissievoorstel ligt echter in de beslissende bijdrage die het kan leveren tot het opzetten van de projecten en het scheppen van de voorwaarden voor de financiering ervan.

    1.3. De begrotingsmiddelen voor deze maatregelen zijn terug te vinden op de desbetreffende posten van de financiële vooruitzichten voor 1994-1999 en bedragen ongeveer 400 miljoen ecu per jaar (2 395 miljoen ecu volgens de cijfers van 1993 voor de periode 1994-1999).

    2. Algemene opmerkingen

    2.1. Het Economisch en Sociaal Comité heeft in oktober 1991 (2)een advies goedgekeurd waarin het zijn steun verleent aan de algemene aanpak van de problematiek van de transeuropese netwerken. Het ESC was van mening (zie punt 2.5.2 van het advies) dat "in het kader van de herziening van de financiële vooruitzichten voor de periode na 1992 de Gemeenschap ervoor moet zorgen dat zij over de nodige financiële middelen beschikt om een krachtige impuls aan de totstandbrenging en uitbreiding van de transeuropese netwerken te geven. Het is van het grootste belang dat op communautair niveau voldoende geld ter beschikking wordt gesteld en dat nauw wordt samengewerkt met de EIB en met particuliere institutionele financiële kringen. De oprichting van een specifiek fonds voor transeuropese netwerken is dan ook van het allergrootste belang om projecten uit te voeren waarvoor communautaire steun verantwoord is".

    In hetzelfde advies (punt 2.5) erkent het Comité dat "de globale financiering van de transeuropese netwerken zoveel geld vergt dat de communautaire bijdrage in alle gevallen van bijkomende aard zal zijn, hoewel zij een belangrijke katalysator-rol zal spelen en relatief groter zal zijn in de lid-staten die over minder financiële armslag beschikken".

    2.2. Sindsdien zijn de transeuropese netwerken alleen maar in belang toegenomen: in het Verdrag is een nieuwe titel ingelast; in de financiële vooruitzichten is een specifiek onderdeel voor het optreden van de Gemeenschap op dit terrein opgenomen; diverse Europese Raden hebben zich voor een snellere aanleg van de TEN uitgesproken; het Witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid heeft daartoe een nieuwe impuls gegeven; de Commissie heeft reeds alle voorstellen voor "richtplannen" op het gebied van vervoer en energie ingediend en werkt aan de nog ontbrekende voorstellen inzake telecommunicatie; een deel van deze "richtplannen" is door de Raad al goedgekeurd en diverse projecten zijn in de uitvoeringsfase.

    Op de Europese Raad van Corfu in juni a.s. zullen alle politieke besluiten worden genomen over de communautaire prioriteiten, ook inzake elektronische snelwegen, zodat de weg naar de totstandbrenging van alle netwerken open ligt.

    2.3. Het Commissievoorstel is een horizontaal voorstel dat de drie bedoelde sectoren omvat, ook al zijn de selectiecriteria voor de projecten in de verschillende sectoren gedifferentieerd. Er komt dus één enkele wettekst, waarmee de totstandbrenging van de netwerken sneller kan worden voorbereid, hetgeen echter wel problemen kan opleveren bij de uiteindelijke verdeling van de communautaire financiële bijstand.

    Het financieel memorandum bij het voorstel bevat namelijk per sector indicatieve bedragen voor de periode 1994-1999, die zullen moeten worden bijgesteld aan de hand van de nieuwe financiële vooruitzichten. De financiële bijstand in het kader van het voorstel moet hoe dan ook een aanvulling vormen op de steunverlening uit de structuurfondsen en mag niet als een alternatieve vorm van financiering worden opgevat.

    2.4. De verschillende vormen van bijstand (uitvoerbaarheidsstudies, met inbegrip van voorbereidende studies en andere technische steunmaatregelen, bijdragen in de premies voor leninggaranties, rentesubsidies en, bij uitzondering, cofinanciering van investeringsprojecten) zijn over verschillende projectfasen gespreid; de daarvoor vereiste financiële bijdragen varïeren weliswaar, maar blijven in elk geval beperkt ten opzichte van de totale behoeften (400 miljard ecu).

    Aard en omvang van de steunverlening zouden mede bepaald moeten worden door de specifieke bijdrage die zij kunnen leveren tot de financiële know how die voor de uitvoering van het project vereist is.

    3. Bijzondere opmerkingen

    3.1. Het Comité vindt dat alle richtsnoeren voor transeuropese telematicanetwerken tussen overheidsdiensten (IDA) (1), waarover een afzonderlijk voorstel ingediend is, zo spoedig mogelijk moeten worden goedgekeurd.

    3.2. De uitbreiding van het begrip overheidslichaam tot ondernemingen die openbare diensten verlenen wordt door het Comité toegejuicht.

    3.3. Daar staat tegenover dat wanneer de "richtplannen" nog niet door de Raad zijn vastgesteld, projecten die aan de doelstellingen van het Verdrag beantwoorden gefinancierd zouden moeten kunnen worden, ook al vallen zij niet onder het Commissievoorstel.

    Er moeten hoe dan ook procedures komen om de prioriteiten te kunnen bijstellen naar gelang van de ontwikkelingen en van nieuwe behoeften. Het Comité vindt dat de studies die aan deze bijstelling voorafgaan gefinancierd moeten kunnen worden in het kader van het onderhavige voorstel.

    3.4. Het begrip "project" in artikel 2, lid 4, moet worden verduidelijkt. Als "projecten" kunnen worden beschouwd: 1) een coherent geheel dat een economische en technische functie moet vervullen; 2) een technisch en financieel zelfstandig onderdeel van dit geheel.

    Voorts zou overwogen kunnen worden het begrip "project" uit te breiden tot de uitvoeringsfase van de te financieren maatregelen, maar dit lijkt buiten het toepassingsgebied van het voorstel te vallen.

    3.5. In beginsel ligt het op de weg van de lid-staat de voorafgaande studies en de uitvoerbaarheidsstudies te verrichten. Als de Commissie het nodig acht, kan zij echter besluiten zelf daartoe het initiatief te nemen en deze studies integraal te financieren. Dat initiatief zou dan wel gecoördineerd moeten worden met de studies van de lid-staten.

    De voorafgaande studies zijn van essentieel belang voor de beoordeling van de haalbaarheid van een maatregel; aangezien de financiering ervan meer moeilijkheden kan opleveren, zouden ze de bijzondere aandacht van de Commissie moeten krijgen.

    3.6. Wat de gemeenschappelijke selectiecriteria voor de projecten betreft, is een betere kennis wenselijk van het relatieve belang van de algemene en de specifieke criteria en, wat de algemene criteria betreft, het relatieve belang van de criteria voor de vaststelling en de ontwikkeling van de netwerken, de communautaire beleidsvoering en de economische en financiële aspecten van het project.

    In 1991 heeft het Comité er al op gewezen (2) dat bij de bepaling van het relatieve belang "rekening moet worden gehouden met de bijdrage van het project tot de interne samenhang en de volledigheid van het gehele netwerk, de milieuaspecten, de veiligheid van de gebruikers, de vooruitzichten op lange termijn en de bijdragen tot de voltooiing van de interne markt, waarbij het effect van de netwerken op de structuur van de betrokken sectoren en de evenwichtige ontwikkeling van de minder begunstigde gebieden van de Gemeenschap niet uit het oog mogen worden verloren".

    3.7. Wat de specifieke criteria betreft, dient duidelijk te worden aangegeven dat de projecten moeten samenhangen met de richtsnoeren die in het kader van de respectieve "richtplannen" zijn vastgesteld en mag binnen elk netwerk steunverlening aan noodzakelijke en prioritaire projecten inzake interne koppeling niet worden uitgesloten.

    3.8. Het Comité heeft er steeds voor gepleit dat de economische en sociale partners bij het overleg tussen Commissie, lid-staat en bevoegde autoriteiten of instanties betrokken worden (1). De bij de uitvoering van de ingediende projecten betrokken actoren en economische subjecten uit de openbare en particuliere sector zouden dan ook moeten kunnen bijdragen tot de beoordeling en identificatie van de aanvragen (artikel 12). Wel valt moeilijk te zien welke rol zij bij de uitvoering van de projecten zouden kunnen spelen.

    3.9. Wat de toekenning van de financiële bijstand betreft, zou de Commissie verplicht moeten worden haar besluit binnen een bepaalde termijn te nemen, net zoals dit in de verordeningen over de structuurfondsen en het Cohesiefonds is bepaald.

    3.10. Ten aanzien van de betalingen stemt het Comité in met het voorstel van de Commissie inzake het eerste voorschot en de eindbetaling. De verdere betalingen dienen tijdig te worden verricht, b.v. binnen een termijn van twee maanden, zoals voor de structuurfondsen; daarbij moet rekening worden gehouden met de vordering van de uitvoering van het project, maar ook met het oorspronkelijke of herziene plan voor de financiering van de actie.

    3.11. Tenslotte verklaart het Comité nogmaals dat het veel belang hecht aan de totstandbrenging van de transeuropese netwerken en zal het daartoe beslist zijn bijdrage leveren bij de behandeling van het overeenkomstig artikel 18 van het voorstel voor te leggen activiteitenverslag.

    Gedaan te Brussel, 28 april 1994.

    De Voorzitter

    van het Economischen Sociaal Comité

    Susanne TIEMANN

    (1) PB nr. C 89 van 26. 3. 1994, blz. 8.

    (2) PB nr. C 14 van 20. 1. 1992.

    (3) PB nr. C 249 van 13. 9. 1993.

    (4) PB nr. C 201 van 26. 7. 1993 en PB nr. C 133 van 16. 5. 1994, blz. 42.

    Top