Επιλέξτε τις πειραματικές λειτουργίες που θέλετε να δοκιμάσετε

Το έγγραφο αυτό έχει ληφθεί από τον ιστότοπο EUR-Lex

Έγγραφο 31994Y0310(01)

    Mededeling van de Commissie - Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu

    PB C 72 van 10.3.1994, σ. 3 έως 9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Νομικό καθεστώς του εγγράφου Δεν ισχύει πλέον, Ημερομηνία λήξης ισχύος: 30/06/2000

    31994Y0310(01)

    Mededeling van de Commissie - Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu

    Publicatieblad Nr. C 072 van 10/03/1994 blz. 0003 - 0009


    Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (94/C 72/03)

    (Voor de EER relevante tekst)

    1. INLEIDING

    1.1. In de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig is in het communautaire beleid op het gebied van het milieu het accent voornamelijk gelegd op het opstellen en toepassen van normen met betrekking tot de voornaamste parameters van het natuurlijke milieu. De mededeling van de Commissie betreffende de steunmaatregelen van de Staten ten behoeve van het milieu van 6 november 1974 (1) is in dezelfde geest opgesteld. In deze kaderregeling, die met enige wijzigingen in 1980 (2) en opnieuw in 1986 (3) is verlengd, is bepaald dat steun voornamelijk kan worden goedgekeurd voor de noodzakelijke investeringen die ondernemingen in staat stellen te voldoen aan bepaalde verplichte minimumnormen. Het middel van steun werd beschouwd als overgangsmaatregel om de weg te banen voor de geleidelijke invoering van het beginsel "de vervuiler betaalt", volgens welke de marktdeelnemers volledig de kosten moeten dragen van de door hen veroorzaakte vervuiling (4).

    1.2. Met de Europese Akte is in het EG-Verdrag een aan het milieu gewijde titel opgenomen, waarbij de Gemeenschap een specifieke bevoegdheid op dit gebied wordt toegekend (5). De nieuwe bepalingen bevestigen het beginsel dat "de vervuiler betaalt", maar houden bovendien in dat de vereisten op het vlak van de milieubescherming dienen te worden geïntegreerd in de formulering en de uitvoering van het communautaire beleid op andere gebieden; tevens wordt op de noodzaak van preventieve maatregelen gewezen. De integratie van het milieu in andere beleidsterreinen alsmede het begrip "duurzame ontwikkeling" komen aan de orde in het vijfde communautaire actieprogramma op het gebied van het milieu (6). Hierin wordt erkend dat de traditionele benadering, die vrijwel uitsluitend gebaseerd was op regelgeving en in het bijzonder op de vaststelling van normen, niet geheel bevredigend is gebleken. Gepleit wordt derhalve voor een uitbreiding van het scala van beleidsinstrumenten. Het gebruik van verschillende instrumenten - van regelgevende, vrijwillige en economische aard -, of van verschillende combinaties daarvan, is wellicht de beste manier om in een bepaalde situatie de gewenste milieudoeleinden te bereiken, afhankelijk van het juridisch, technisch en sociaal-economisch kader waarin wordt opgetreden. Zowel positieve financiële prikkels, zoals subsidies, als ontmoedigingsmaatregelen, zoals belastingen en heffingen, hebben hun plaats. De noodzaak om het milieubeleid in andere beleidsterreinen te integreren betekent ook, dat voldoende rekening moet worden gehouden met de doelstellingen van economische en sociale cohesie in de Gemeenschap, met de eis om de integriteit van de interne markt te handhaven en met de internationale verplichtingen op het gebied van het milieu.

    1.3. Bij de toepassing van de regels van het EG-Verdrag op de steunmaatregelen van de Staten moet rekening worden gehouden met de rol van economische instrumenten in het milieubeleid. Dit houdt in dat op dit gebied een bredere waaier van financiële maatregelen moet worden overwogen. Het beleid inzake staatssteun en het milieubeleid moeten elkaar ook aanvullen om ervoor te zorgen dat het beginsel dat "de vervuiler betaalt" strikter wordt toegepast.

    1.4. Subsidies zijn wellicht de op één na beste oplossing in gevallen waarin het beginsel dat de vervuiler betaalt - waarvoor alle milieukosten moeten worden "geïnternaliseerd", dat wil zeggen bij de produktiekosten van de onderneming meegeteld - nog niet volledig wordt toegepast. De toekenning van deze steun kan echter, met name in de meest vervuilende sectoren landbouw en industrie, leiden tot vervalsing van de mededinging en belemmering van het handelsverkeer en de voltooiing van de interne markt in gevaar brengen. De ondernemingen van alle Lid-Staten moeten immers investeren om hun installaties, uitrustingen en procédés aan te passen aan de vereisten van milieubescherming, om aldus de externe milieukosten geleidelijk te "internaliseren". Door de staatssteun kunnen bepaalde ondernemingen worden bevoordeeld ten opzichte van hun concurrenten in andere Lid-Staten die deze steun niet ontvangen, maar wel onderworpen zijn aan dezelfde beperkingen op milieugebied.

    1.5. Hieronder volgt een beschrijving van de voornaamste steunmaatregelen ten behoeve van het milieu die de laatste jaren zijn aangemeld. De verschillende soorten steun zijn in drie klassieke categorieën ingedeeld: investeringssteun, horizontale steun en bedrijfssteun.

    1.5.1. Investeringsstimulansen, eventueel gecombineerd met voorschriften of vrijwillige overeenkomsten

    Op veel terreinen van het milieubeleid wordt van ondernemingen verlangd dat zij aan bepaalde wettelijk vastgestelde normen voldoen. Deze verplichte normen kunnen het gevolg zijn van de omzetting op nationaal niveau van een internationale overeenkomst of communautaire wetgeving, dan wel vastgesteld zijn in verband met nationale, regionale of lokale doelstellingen. Het gemeenschappelijke kenmerk in dergelijke situaties is het bestaan van een juridische verplichting.

    Ten einde met name in sterk geïndustrialiseerde gebieden een bevredigende kwaliteit van het milieu te kunnen bereiken of herstellen, is het noodzakelijk om geleidelijk tot een hoger beschermingsniveau te komen en ondernemingen ertoe aan te zetten meer te doen dan zij wettelijk verplicht zijn.

    Het uiteindelijke doel van investeringsstimulansen op dit gebied is om een geleidelijke verbetering van de kwaliteit van het milieu te bevorderen. Investeringssteun kan gewoonlijk als volgt worden onderverdeeld:

    - steun in het kader van programma's die het voor de ondernemingen gemakkelijker maken hun installaties aan de nieuwe normen aan te passen, of deze ondernemingen ertoe aanzetten om sneller aan deze normen te voldoen (tijdelijke steun om de toepassing van nieuwe normen te bespoedigen);

    - steun om inspanningen aan te moedigen die beduidend verder gaan dan de verplichte normen, door middel van investeringen om emissies te verminderen tot een niveau dat aanzienlijk onder de geldende of de nieuwe normen ligt;

    - steun die - bij ontbreken van verplichte normen - gebaseerd is op convenanten op grond waarvan ondernemingen belangrijke maatregelen nemen om vervuiling tegen te gaan zonder of alvorens hiertoe juridisch verplicht te zijn;

    - steun voor investeringen op gebieden die prioriteit hebben in het milieubeleid, maar die meer aan de gehele gemeenschap dan aan de individuele investeerder ten goede komen. Dit kan bij voorbeeld het geval zijn voor de sectoren afvalbeheer en recycling;

    - steun om milieuschade te herstellen, waartoe de ondernemingen juridisch niet verplicht zijn.

    1.5.2. Steun voor horizontale maatregelen

    Horizontale steunmaatregelen zijn bedoeld om te helpen oplossingen aan te dragen voor milieuproblemen en kennis over dergelijke oplossingen te verbreiden, opdat deze een wijdere toepassing vinden. Het gaat hierbij om een scala van activiteiten als:

    - onderzoek en ontwikkeling op het gebied van minder vervuilende technologieën;

    - verstrekking van technische informatie, diensten van adviseurs en scholing van personeel in nieuwe technologieën en milieupraktijken;

    - bedrijfsdoorlichting van ondernemingen vanuit milieu-oogpunt;

    - voorlichting en bewustmaking van het grote publiek met betrekking tot milieuproblemen en bevordering van de bekendheid bij het publiek van ecologische kwaliteitslabels en de voordelen van milieuvriendelijke produkten.

    1.5.3. Exploitatiesteun in de vorm van subsidies, verlichting van milieubelastingen of -heffingen en steun voor de aankoop van milieuvriendelijke produkten

    Ondanks de vooruitgang die geboekt is bij de terugdringing van de vervuiling en de invoering van schonere technieken, bestaan er veel activiteiten die schade toebrengen aan het milieu en waarvan de kosten voor het milieu niet doorberekend worden in de produktiekosten en de prijzen. Daarentegen komen de aan minder vervuilende produkten en uitrustingen inherente milieuvoordelen doorgaans niet geheel tot uiting in lagere prijzen voor de eindgebruikers. Er bestaat niettemin een duidelijke tendens in de Lid-Staten naar maatregelen tot "internalisering" van sommige van deze externe kosten en voordelen door middel van belastingen of heffingen voor milieudiensten enerzijds, en door subsidies anderzijds.

    De invoering van milieubelastingen en -heffingen kan staatssteun met zich meebrengen omdat sommige bedrijven wellicht niet onmiddellijk de extra financiële lasten kunnen dragen en tijdelijk steun nodig hebben. Dergelijke steun komt neer op exploitatiesteun en kan de volgende vormen aannemen:

    - vrijstelling van de in sommige Lid-Staten ingevoerde milieuheffingen, indien dit noodzakelijk is om te voorkomen dat het bedrijfsleven daar in een nadelige positie komt in vergelijking met hun concurrenten in landen waar dergelijke heffingen niet bestaan;

    - subsidies ter gedeeltelijke of volledige dekking van de bedrijfskosten van afvalverwerkings- of recyclinginstallaties, waterzuiverings- of soortgelijke installaties, die door semi-overheidsorganen worden beheerd terwijl de dienstverlening ten laste komt van de gebruikers. Aan de kosten gerelateerde tarieven voor milieudiensten zijn in overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt.

    Het kan echter noodzakelijk zijn om het volledig in rekening te brengen van de kosten uit te stellen of sommige gebruikers kruiselings te subsidiëren ten nadele van andere, in het bijzonder tijdens de overgang van traditionele afvalverwerking naar nieuwe recycling- of verwerkingsprocédés. De overheid kan ook een gedeelte van de investeringen in dergelijke voorzieningen voor haar rekening nemen.

    Tot de subsidies die de positieve effecten voor het milieu van bepaalde technologieën tot uiting kunnen brengen, behoren:

    - financiële tegemoetkomingen of kruiselingse subsidies om de extra produktiekosten van duurzame energiebronnen te dekken, en

    - steun om eindgebruikers en ondernemingen aan te moedigen milieuvriendelijke goederen (7) te kopen in plaats van goedkopere conventionele produkten.

    1.6. Deze kaderregeling is erop gericht een evenwicht tot stand te brengen tussen de vereisten van het mededingingsbeleid en die van het milieubeleid gezien het feit dat voor dit laatste beleid op grote schaal overheidssteun wordt verleend. Dergelijke steun is gewoonlijk alleen gerechtvaardigd wanneer de nadelige gevolgen voor de mededinging worden gecompenseerd door de voordelen voor het milieu. Met deze kaderregeling wordt beoogd doorzichtigheid en consistentie te verzekeren bij de toepassing van de bepalingen van het Verdrag op het gebied van staatssteun door de Commissie op de hiervoor beschreven verscheidenheid van instrumenten (voorschriften, belastingen, financiële steun, opleidingen en informatie) die de Lid-Staten op milieugebied hanteren. In het volgende hoofdstuk worden derhalve de criteria aangegeven op grond waarvan de Commissie zal bepalen of verschillende soorten steunmaatregelen ten behoeve van de bescherming van het milieu verenigbaar zijn met artikel 92 van het EG-Verdrag. De bedoeling is niet om de Lid-Staten aan te moedigen steun te verlenen, maar om hen, wanneer zij dit wel wensen te doen, een idee te geven welke soorten steunmaatregelen en steunniveaus aanvaardbaar kunnen zijn.

    2. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE KADERREGELING

    2.1. De onderhavige kaderregeling is van toepassing op steun in alle door het EG-Verdrag bestreken sectoren, met inbegrip van die waarvoor specifieke communautaire regelingen op het gebied van staatssteun gelden (bewerking van staal, scheepsbouw, automobielindustrie en de sectoren synthetische vezels, vervoer, landbouw en visserij), voor zover in deze regelingen niet anders is bepaald. In de landbouwsector (8) is deze kaderregeling niet van toepassing op het terrein dat onder Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad (9) valt.

    2.2. In deze kaderregeling zijn de uitgangspunten vastgesteld voor de beoordeling door de Commissie, in het licht van artikel 92, van staatssteun ten behoeve van het milieu voor onderstaande doeleinden:

    - investeringen,

    - voorlichting, opleiding en advisering,

    - tijdelijke subsidies ter dekking van de exploitatiekosten in bepaalde gevallen, en

    - aanschaf of gebruik van milieuvriendelijke produkten.

    Deze gelden voor alle vormen van steunverlening (10).

    2.3. Steun voor energiebesparing wordt krachtens de kaderregeling behandeld als steun voor milieudoeleinden, voor zover hiermee aanzienlijke voordelen voor het milieu worden beoogd en bereikt en de steun noodzakelijk is, gelet op de kostenbesparingen die door de investeerder worden gemaakt. Steun voor duurzame energiebronnen, waarvan de ontwikkeling bijzonder hoge prioriteit in de Gemeenschap geniet (11), valt eveneens onder deze kaderregeling voor zover het om investeringssteun gaat. In bepaalde gevallen kan evenwel een hoger steunniveau worden toegestaan dan hieronder in paragraaf 3.2 is voorzien. Exploitatiesteun voor de produktie van duurzame energie wordt op zijn verdiensten beoordeeld.

    2.4. Staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling op milieugebied valt onder de bepalingen van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (12).

    3. VOORWAARDEN VOOR TOEPASSING VAN DE REGELS OP HET GEBIED VAN STAATSSTEUN

    3.1. Beoordeling van de staatssteun ten behoeve van het milieu in het licht van artikel 92 van het EG-Verdrag

    Artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag behelst, behoudens mogelijke uitzonderingen, een verbod op financiële steun van de overheid voor bepaalde ondernemingen of bedrijfstakken waardoor de mededinging wordt vervalst of dreigt te worden vervalst. De steunmaatregelen ten behoeve van het milieu beantwoorden in veel gevallen aan de criteria van artikel 92, lid 1. Deze bevoordelen bepaalde ondernemingen, in tegenstelling tot algemene maatregelen die het gehele bedrijfsleven ten goede komen, en kunnen het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloeden.

    Wanneer deze steunmaatregelen echter aan de hierna uiteengezette voorwaarden voldoen, kan de Commissie de mening toegedaan zijn dat zij in aanmerking komen voor een der in artikel 92 van het EG-Verdrag vervatte uitzonderingen. Uiteraard kan een uitzondering alleen worden toegestaan wanneer ook aan de andere bepalingen van de Gemeenschapswetgeving, met name inzake de interne markt, wordt voldaan.

    3.2. Investeringssteun

    3.2.1. Binnen de in deze kaderregeling vastgestelde grenzen kan steun worden verleend voor investeringen in grond (wanneer deze absoluut noodzakelijk zijn om aan de milieudoelstellingen te voldoen), gebouwen, installaties en uitrustingen, welke erop gericht zijn vervuiling of hinder te beperken of te beëindigen of de produktiemethoden aan te passen met het oog op de bescherming van het milieu. Voor steun komen uitsluitend de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de milieudoeleinden in aanmerking. Algemene investeringen die niet omwille van het milieu worden gedaan, moeten hiervan worden uitgesloten. Zo komen, bij de bouw van een nieuwe of een vervangende installatie, de kosten van de basisinvesteringen die alleen worden gedaan om produktiecapaciteit te scheppen of te vervangen zonder aan strengere milieuvoorwaarden te voldoen, niet voor steun in aanmerking. Wanneer de investering in een bestaande installatie niet alleen gepaard gaat met een uitbreiding van de produktiecapaciteit maar ook met een milieuvriendelijker produktiewijze, moeten de voor steun in aanmerking komende kosten evenredig zijn aan de oorspronkelijke capaciteit van de fabriek (13). Wanneer steun ogenschijnlijk bedoeld is voor maatregelen tot bescherming van het milieu die in feite echter neerkomen op algemene investeringen, valt deze niet onder de kaderregeling. Dit is bij voorbeeld het geval bij steun voor de verplaatsing van een fabriek naar nieuwe vestigingsplaatsen in hetzelfde gebied. Dergelijke steun valt niet onder de kaderregeling omdat uit recente gevallen is gebleken dat deze in strijd kan zijn met het mededingings- en cohesiebeleid. Deze zal derhalve ook in de toekomst per geval worden bekeken tot voldoende ervaring is opgedaan om meer algemene regels te kunnen uitvaardigen.

    3.2.2. De bepalingen inzake investeringssteun in het algemeen zijn ook van toepassing op steun voor het herstellen van in het verleden aangerichte schade aan het milieu, bij voorbeeld door vervuilde industrieterreinen weer geschikt te maken voor gebruik. Indien niet kan worden bepaald wie verantwoordelijk is voor de verontreiniging of indien de betrokkene niet ter verantwoording kan worden geroepen, hoeft steun voor de sanering van dergelijke terreinen niet onder artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag te vallen, aangezien hierbij niet onnodig financieel voordeel wordt verleend aan bepaalde bedrijven of industrieën. Dergelijke gevallen zullen op zichzelf worden beoordeeld.

    3.2.3. In de regel kan steun voor milieu-investeringen worden toegestaan tot de maxima die hieronder zijn aangegeven (14). Deze bepalingen gelden zowel voor investeringen door individuele bedrijven als voor investeringen in collectieve voorzieningen.

    A. Steun voor de aanpassing aan nieuwe verplichte milieunormen

    Steun voor investeringen die erop gericht zijn te voldoen aan nieuwe verplichte normen of andere nieuwe wettelijke verplichtingen en de aanpassing betreffen van installaties en uitrustingen aan de nieuwe vereisten, is toelaatbaar tot een niveau van 15 % bruto (15) van de voor steun in aanmerking komende investeringskosten. De steun mag alleen voor beperkte duur worden verleend en alleen voor installaties die gedurende ten minste twee jaar vóór het tijdstip waarop de betrokken normen of verplichtingen van kracht worden, in bedrijf zijn geweest.

    Indien dergelijke investeringen door het midden- en kleinbedrijf (16) worden gedaan, is een verhoging van de brutosteun met tien procentpunten toelaatbaar. Voor investeringen in steunzones (17) kan steun worden verleend tot het geldende percentage voor regionale steun dat door de Commissie voor dat gebied is toegestaan, verhoogd met tien procentpunten bruto voor het midden- en kleinbedrijf in de in artikel 92, lid 3, onder c), bedoelde regio's, en met vijftien procentpunten bruto voor het midden- en kleinbedrijf in de regio's als bedoeld in artikel 92, lid 3, onder a) (18).

    Overeenkomstig het beginsel dat "de vervuiler betaalt", mag normaliter geen steun worden verleend voor de kosten die worden gemaakt om nieuwe installaties te laten voldoen aan verplichte normen. Ondernemingen die er de voorkeur aan geven meer dan twee jaar oude installaties te vervangen door nieuwe die aan de nieuwe normen voldoen, in plaats van de bestaande gewoon aan te passen, kunnen echter voor steun in aanmerking komen en wel voor dat gedeelte van de investeringskosten dat de aanpassingskosten van de bestaande installaties niet overschrijdt.

    Indien voor hetzelfde soort hinder of vervuiling zowel communautaire als nationale normen bestaan, dient voor de toepassing van deze bepaling de meest stringente norm in aanmerking genomen te worden.

    B. Steun om ondernemingen aan te moedigen verder te gaan dan de verplichte milieunormen

    Steun voor investeringen die gericht zijn op een beduidend hoger niveau van bescherming van het milieu dan bij de verplichte normen is vereist, kan worden toegestaan tot maximaal 30 % bruto van de voor steun in aanmerking komende kosten. De hoogte van de steun die verleend wordt voor aanpassingen die verder gaan dan de normen, moet in verhouding staan tot de verbetering die dit voor het milieu betekent en tot de investering die hiervoor dient te worden gemaakt.

    Voor investeringen door het midden- en kleinbedrijf mag het steunpercentage met tien procentpunten bruto worden verhoogd. In steunzones kan steun worden verleend tot het geldende percentage voor regionale steun dat door de Commissie voor dat gebied is toegestaan, eventueel aangevuld door de bovenbedoelde verhoging voor het midden- en kleinbedrijf (19).

    Indien voor hetzelfde soort hinder of vervuiling zowel communautaire als nationale normen bestaan, dient voor de toepassing van deze bepaling de meest stringente norm in aanmerking genomen te worden.

    Wanneer een project ten dele de aanpassing aan geldende normen en ten dele verdergaande maatregelen behelst, dienen de voor steun in aanmerking komende kosten in elke categorie te worden gescheiden en dient het betreffende plafond hierop te worden toegepast.

    C. Steunverlening in gevallen waarin verplichte normen ontbreken

    In gevallen waarin verplichte normen of andere wettelijke verplichtingen voor het bedrijfsleven tot bescherming van het milieu ontbreken, kunnen ondernemingen die investeren om hun prestaties op milieugebied aanmerkelijk te verbeteren of deze op één lijn te brengen met die van ondernemingen van andere Lid-Staten waar verplichte normen gelden, in aanmerking komen voor steun tot het niveau dat geldt voor investeringen die verder reiken dan de bestaande normen, eveneens op voorwaarde dat het niveau in verhouding staat tot het behaalde effect (zie hierboven).

    Wanneer een project ten dele de aanpassing aan normen betreft en ten dele maatregelen behelst waarvoor geen normen bestaan, dienen de voor steun in aanmerking komende kosten in elke categorie te worden gescheiden en dient het betreffende plafond hierop te worden toegepast.

    3.3. Steun voor voorlichting, opleiding en advisering

    Steun voor campagnes die bedoeld zijn om het algemene milieubewustzijn te verhogen en specifieke informatie te geven, bij voorbeeld inzake selectieve afvalinzameling, behoud van natuurlijke hulpbronnen of milieuvriendelijke produkten, valt wellicht helemaal niet onder artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag, aangezien het toepassingsgebied van deze steunmaatregelen zo algemeen is en zo ver verwijderd is van de markt, dat deze steun geen aanwijsbaar financieel voordeel oplevert voor bepaalde ondernemingen. Zelfs wanneer steun voor dergelijke activiteiten wel onder artikel 92, lid 1, valt, zal deze normaliter in aanmerking komen voor een uitzondering.

    Er kan voorts toestemming worden verleend voor steun voor opleiding en advisering van bedrijven op milieugebied. Zoals bepaald is in de kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf kan voor het MKB dergelijke steun tot 50 % van de in aanmerking komende kosten worden verleend (20). In steunzones kan steun voor tenminste het toegestane percentage voor investeringssteun worden toegestaan voor opleiding en advisering ten behoeve van zowel het midden- en kleinbedrijf als grotere ondernemingen.

    3.4. Exploitatiesteun

    In overeenstemming met het vaste beleid van de Commissie wordt normaliter geen goedkeuring verleend voor exploitatiesteun, die verleend wordt om ondernemingen te ontlasten van de kosten in verband met de door hen veroorzaakte vervuiling of hinder. De Commissie kan evenwel in welbepaalde omstandigheden een uitzondering op dit principe maken. Zij heeft dit tot dusverre gedaan op het gebied van afvalbeheer en de vermindering van milieuheffingen. De Commissie zal ook in de toekomst dergelijke gevallen op hun verdiensten onderzoeken aan de hand van de strikte criteria die zij op de twee voornoemde gebieden heeft ontwikkeld. Deze houden in dat de steun alleen mag worden verleend om de extra kosten ten opzichte van de traditionele produktiekosten te vergoeden; deze compensatie moet tijdelijk en in beginsel degressief van aard zijn, ten einde sneller tot een vermindering van de vervuiling of een rationeler gebruik van hulpbronnen te komen. Deze steun mag voorts niet in strijd zijn met de overige bepalingen van het EG-Verdrag, in het bijzonder die met betrekking tot het vrije verkeer van goederen en diensten.

    Met betrekking tot afvalbeheer zij opgemerkt dat de financiering door de overheid van de extra kosten van de selectieve inzameling, terugwinning en behandeling van gemeentelijke afval ten behoeve van zowel het bedrijfsleven als de consument kan worden toegestaan, mits de kosten die ondernemingen worden aangerekend in verhouding staan tot het gebruik dat zij van het systeem maken of tot de hoeveelheid afval die zij produceren. Steun voor de inzameling, terugwinning en behandeling van industrieel en agrarisch afval zal per geval worden bekeken.

    Tijdelijke vrijstelling van nieuwe milieuheffingen kan worden toegestaan om een verlies van concurrentievermogen goed te maken, met name op internationaal niveau. Daarbij dient tevens rekening te worden gehouden met de tegenprestatie die van de betrokken ondernemingen wordt verlangd in de vorm van maatregelen tot beperking van de door hen veroorzaakte vervuiling. Deze bepaling is ook van toepassing op belastingverlichting in het kader van de EG-wetgeving waarbij de toekenning van de verlichting of de hoogte ervan aan het oordeel van de Lid-Staten wordt overgelaten.

    3.5. Steun voor de aankoop van milieuvriendelijke produkten

    Maatregelen om eindgebruikers (ondernemingen en particulieren) ertoe aan te zetten milieuvriendelijke produkten te kopen, vallen wellicht niet onder artikel 92, lid 1, EG-Verdrag, omdat deze geen concreet financieel voordeel opleveren voor bepaalde bedrijven. Indien dergelijke maatregelen wel onder artikel 92, lid 1, vallen, worden deze op hun waarde beoordeeld en kunnen worden toegestaan mits de maatregelen worden toegepast zonder onderscheid ten aanzien van de oorsprong van de produkten, niet uitgaan boven 100 % van de extra milieukosten (21), en niet in strijd zijn met de overige bepalingen van het Verdrag of de communautaire wetgeving (22), met name die welke betrekking hebben op het vrije verkeer van goederen.

    3.6. Rechtsbasis voor de uitzondering

    Binnen de grenzen en op de voorwaarden die zijn aangegeven in de paragrafen 3.2 tot en met 3.5, hecht de Commissie haar goedkeuring aan steun voor voornoemde doeleinden op grond van de uitzondering die voorzien is in artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag ten aanzien van "steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid (. . .) te vergemakkelijken, zonder dat de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad". Steun ten behoeve van het milieu die in steunzones wordt verleend krachtens artikel 92, lid 3, onder a), kunnen echter worden goedgekeurd op grond van die bepaling.

    3.7. Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang

    Steunmaatregelen die de verwezenlijking van belangrijke projecten van Europees belang tot doel hebben op gebieden waar de bescherming van het milieu prioriteit heeft en die vaak een gunstig effect hebben buiten de grenzen van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten, kunnen worden toegestaan op grond van de uitzondering die voorzien is in artikel 92, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag. Voorwaarde is echter dat de steun onmisbaar is voor de verwezenlijking van het project en dat het om een concreet, nauwkeurig omschreven en in kwalitatief opzicht belangrijk project gaat, dat een voorbeeldige en duidelijk aanwijsbare bijdrage levert aan het gemeenschappelijke Europese belang. Bij de toepassing van deze uitzondering kan de Commissie steun goedkeuren tot een hoger niveau dan de voor toepassing van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag vastgestelde plafonds.

    3.8. Cumulering van steun uit verschillende bronnen

    De hierboven vastgestelde plafonds voor steun voor verschillende milieudoeleinden zijn van toepassing op steun uit alle bronnen, met inbegrip van communautaire steun wanneer deze gecombineerd wordt met nationale steun.

    4. AANMELDING, BESTAANDE GOEDKEURINGEN, DUUR EN HERZIENING VAN DE KADERREGELING EN DE VERPLICHTING TOT HET INDIENEN VAN VERSLAGEN

    4.1. Met uitzondering van "de minimis"-steun (23), doet deze kaderregeling niets af aan de verplichting van de Lid-Staten de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag op de hoogte te brengen van alle steunregelingen, alle wijzigingen van dergelijke regelingen alsmede van elke afzonderlijke toekenning van steun aan bedrijven buiten toegestane regelingen om. Bij deze aanmelding verstrekken de Lid-Staten de Commissie alle ter zake doende gegevens betreffende onder andere de milieudoelstelling van de steun en de berekening van de voor steun in aanmerking komende kosten. De bepalingen inzake de procedure voor de versnelde goedkeuring van steunregelingen voor het midden- en kleinbedrijf en wijzigingen op bestaande regelingen (24) en inzake de aanmelding van de cumulering van steunmaatregelen blijven van toepassing (25). Bij de goedkeuring van steunregelingen kan de Commissie verlangen dat gevallen van steunverlening boven een bepaalde drempel of in bepaalde sectoren, afgezien van die welke in paragraaf 2.1 worden genoemd, of in andere toepasselijke gevallen, afzonderlijk aan haar ter kennis worden gebracht.

    4.2. Deze kaderregeling doet geen afbreuk aan de regelingen die op het moment van haar bekendmaking reeds waren goedgekeurd. De Commissie zal dergelijke bestaande regelingen evenwel vóór 30 juni 1995 opnieuw aan een onderzoek onderwerpen overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag. Bovendien ziet de Commissie toe op de gevolgen van de goedgekeurde steunmaatregelen en stelt dienstige maatregelen voor op grond van artikel 93, lid 1, indien de betrokken steunregelingen leiden tot mededingingsvervalsing in strijd met het gemeenschappelijke belang.

    4.3. Bij de beoordeling van steun voor milieudoeleinden zal de Commissie zich tot eind 1999 aan deze kaderregeling houden. Vóór eind 1996 zal zij de werking van de kaderregeling opnieuw bezien. De Commissie kan deze op elk willekeurig tijdstip wijzigen, indien dit wenselijk blijkt uit het oogpunt van het mededingingsbeleid, het milieubeleid, alsmede het regionaal beleid of op grond van andere terreinen van het communautaire beleid of internationale verplichtingen.

    4.4. De Commissie verlangt van de Lid-Staten dat zij aan haar verslag uitbrengen over de werking van de steunregelingen ten behoeve van het milieu, overeenkomstig haar mededeling betreffende gestandaardiseerde aanmeldingen en verslagen van 24 maart 1993.

    (1) Brief aan de Lid-Staten SEC(74) 4264 van 6 november 1974 en vierde verslag over het mededingingsbeleid, punten 175 tot en met 182.

    (2) Brief aan de Lid-Staten SG(80) D/8287 van 7 juli 1980 en tiende verslag over het mededingingsbeleid, punten 222 tot en met 226.

    (3) Brief aan de Lid-Staten SG(87) D/3795 van 23 maart 1987 en zestiende verslag over het mededingingsbeleid, punt 259. De kaderregeling van 1986, die eind 1992 zou aflopen, werd met nog een jaar verlengd: zie de brieven aan de Lid-Staten van 18 januari en 19 juli 1993.

    (4) Zie de aanbeveling van de Raad van 3 maart 1975 (PB nr. L 194 van 25. 7. 1975).

    (5) Zie de artikelen 130 R, 130 S en 130 T van het EG-Verdrag.

    (6) COM(92) 23 def., deel II, van 27 maart 1992 en resolutie van de Raad van 1 februari 1993.

    (7) De algemene criteria voor milieuvriendelijke produkten zijn aangegeven in Verordening (EEG) nr. 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (PB nr. L 99 van 11. 4. 1992, blz. 1).

    (8) Steun die rechtstreeks of zijdelings verband houdt met de produktie en/of het op de markt brengen van de produkten, met uitzondering van visserijprodukten, die in bijlage II bij het EG-Verdrag worden genoemd.

    (9) Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende agrarische produktiemethoden die verenigbaar zijn met de milieubeschermingsvereisten en het behoud van natuurgebieden (PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 85).

    (10) De voornaamste vormen zijn subsidies, zachte leningen, garanties, belastingfaciliteiten, lastenverlichting en voordelen in natura.

    (11) Zie Beschikking 93/500/EEG van de Raad van 13 september 1993 inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener-Programma) (PB nr. L 235 van 18. 9. 1993, blz. 41).

    (12) PB nr. C 83 van 11. 4. 1986, blz. 2.

    (13) Op steun voor de verwerking van dierlijke mest past de Commissie, naar analogie, ook de criteria toe als bedoeld in bijlage III bij Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB nr. L 375 van 31. 12. 1991, blz. 1).

    (14) De in deze kaderregeling vastgelegde regels inzake de toekenning van investeringssteun laten andere bepalingen van de bestaande of nog ten uitvoer te leggen Gemeenschapswetgeving, met name op het gebied van het milieu, onverlet.

    Voor investeringen die onder artikel 12, leden 1 en 5, van Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad van 15 juli 1991 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (PB nr. L 218 van 6. 8. 1991, blz. 1) vallen, bedraagt het maximumsteunniveau 35 %, of 45 % in gebieden als bedoeld in Richtlijn 75/268/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden (PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 1). Deze steunplafonds gelden ongeacht de omvang van de onderneming; derhalve mogen deze niet worden verhoogd voor het midden- en kleinbedrijf, zoals hierna in dit hoofdstuk wordt bepaald. Voor investeringen in regio's die onder doelstelling 1 en 5b vallen, behoudt de Commissie zich het recht voor, naar gelang het geval, een hoger steunniveau toe te staan dan hierboven is vastgesteld, indien de Lid-Staat tot de volle tevredenheid van de Commissie aantoont dat dit gerechtvaardigd is.

    (15) Dat wil zeggen, bij subsidies de nominale waarde vóór belasting, en bij rentesubsidies de geactualiseerde waarde vóór belasting, in verhouding tot de investeringskosten. De netto-cijfers worden verkregen na aftrek van belastingen.

    (16) Zoals omschreven in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf (PB nr. C 213 van 19. 8. 1992, blz. 2).

    (17) Dat wil zeggen gebieden die onder nationale regelingen voor regionale ontwikkeling vallen, die los staan van de structuurfondsen. Voor regio's die in aanmerking komen voor steun uit de structuurfondsen uit hoofde van de doelstellingen 2 of 5b, maar geen nationale steunzones zijn, wordt het steunniveau per geval vastgesteld.

    (18) Zie kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf. Indien de te verlenen steun voor milieu-investeringen buiten steunzones krachtens deze kaderregeling hoger is dan het percentage voor regionale steun dat is toegestaan in een, op grond van artikel 92, lid 3, onder c), gesteunde regio in hetzelfde land, kan het steunpercentage in de steunzone worden verhoogd tot het niveau dat voor het gebied buiten de steunzone geldt.

    (19) Net als voor steun voor de aanpassing aan nieuwe normen geldt hier dat, indien de te verlenen steun voor milieu-investeringen buiten steunzones hoger is dan het percentage voor regionale steun dat is toegestaan in een, op grond van artikel 92, lid 3, onder c), gesteunde regio in hetzelfde land, het steunpercentage in de steunzone kan worden verhoogd tot het niveau dat voor het gebied buiten de steunzone geldt. Zie ook voetnoot 17.

    (20) Zie voetnoot 16.

    (21) Tenzij op grond van de communautaire wetgeving niet zoveel als 100 % is toegestaan (zie bij voorbeeld Richtlijn 91/441/EEG van de Raad van 26 juni 1991 tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen (PB nr. L 242 van 30. 8. 1991, blz. 1).

    (22) Bij voorbeeld, de richtlijn inzake de emissies van motorvoertuigen (waarin ook aanmeldingsvereisten zijn opgenomen) en Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8).

    (23) Zie de kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf (PB nr. C 213 van 19. 8. 1992, blz. 2).

    (24) PB nr. C 213 van 19. 8. 1992, blz. 10.

    (25) PB nr. C 3 van 5. 1. 1985.

    Επάνω