Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62021CJ0658

    Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 24 november 2022.
    Belgisch-Luxemburgse vereniging van de industrie van plantenbescherming VZW (Belplant) tegen Vlaams Gewest.
    Verzoek van de Raad van State om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij – Richtlijn (EU) 2015/1535 – Begrip ‚technisch voorschrift’ – Artikel 1, lid 1 – Nationale regeling die particulieren verbiedt om op privéterreinen glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken – Artikel 5, lid 1 – Verplichting van de lidstaten om elk ontwerp voor een technisch voorschrift mee te delen aan de Europese Commissie.
    Zaak C-658/21.

    Jurisprudentie – Algemeen – Afdeling “Informatie betreffende niet-gepubliceerde beslissingen”

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2022:925

     ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

    24 november 2022 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing – Informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij – Richtlijn (EU) 2015/1535 – Begrip ‚technisch voorschrift’ – Artikel 1, lid 1 – Nationale regeling die particulieren verbiedt om op privéterreinen glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken – Artikel 5, lid 1 – Verplichting van de lidstaten om elk ontwerp voor een technisch voorschrift mee te delen aan de Europese Commissie”

    In zaak C‑658/21,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Raad van State (België) bij beslissing van 21 oktober 2021, ingekomen bij het Hof op 29 oktober 2021, in de procedure

    Belgisch-Luxemburgse vereniging van de industrie van plantenbescherming VZW (Belplant), voorheen Belgische Vereniging van de Industrie van Plantenbeschermingsmiddelen VZW (Phytofar),

    tegen

    Vlaams Gewest,

    wijst

    HET HOF (Achtste kamer),

    samengesteld als volgt: N. Piçarra, waarnemend voor de kamerpresident, N. Jääskinen en M. Gavalec (rapporteur), rechters,

    advocaat-generaal: A. M. Collins,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gezien de stukken,

    gelet op de opmerkingen van:

    de Belgisch-Luxemburgse vereniging van de industrie van plantenbescherming VZW (Belplant), voorheen Belgische Vereniging van de Industrie van Plantenbeschermingsmiddelen VZW (Phytofar), vertegenwoordigd door B. Deltour, advocaat,

    het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door E. Cloots, T. Roes en J. Roets, advocaten,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. Castilla Contreras, M. Escobar Gómez en M. ter Haar als gemachtigden,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, lid 1, en artikel 5, lid 1, van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB 2015, L 241, blz. 1).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Belgisch-Luxemburgse vereniging van de industrie van plantenbescherming VZW (Belplant), voorheen de Belgische Vereniging van de Industrie van Plantenbeschermingsmiddelen VZW (Phytofar) (hierna: „Belplant”), en het Vlaamse Gewest (België) over de geldigheid van een besluit van de Vlaamse Regering waarbij het particulieren wordt verboden om glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken op terreinen in het Vlaamse Gewest die voor particulier gebruik bestemd zijn.

    Toepasselijke bepalingen

    Unierecht

    3

    De overwegingen 2, 3, 7 en 11 van richtlijn 2015/1535 luiden:

    „(2)

    De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. Derhalve is het verbod van kwantitatieve beperkingen alsmede van maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen van het goederenverkeer een van de hoekstenen van de Unie.

    (3)

    Met het oog op de goede werking van de interne markt dient te worden gezorgd voor een zo groot mogelijke doorzichtigheid van de nationale initiatieven tot vaststelling van technische voorschriften.

    [...]

    (7)

    De interne markt heeft ten doel te zorgen voor een gunstig klimaat voor het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Voor het beter benutten van de voordelen van deze markt door de bedrijven is met name een ruime informatievoorziening nodig. Het is daarom van belang voor de marktdeelnemers de mogelijkheid te scheppen hun beoordeling kenbaar te maken van het effect van nationale technische regelgeving die andere lidstaten voornemens zijn in te voeren, door te voorzien in regelmatige publicatie van de titels van de medegedeelde ontwerpen alsmede door bepalingen inzake de vertrouwelijkheid van deze ontwerpen.

    [...]

    (11)

    De eisen die geen technische specificaties zijn ten aanzien van de levenscyclus van een product nadat dit in de handel is gebracht, kunnen van invloed zijn op het vrije verkeer van dit product of kunnen belemmeringen doen ontstaan voor de goede werking van de interne markt.”

    4

    Artikel 1, lid 1, onder b) tot en met f), van deze richtlijn luidt:

    „In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    [...]

    b)

    ‚dienst’: elke dienst van de informatiemaatschappij, dat wil zeggen elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten wordt verricht.

    [...]

    c)

    ‚technische specificatie’: een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, zoals kwaliteitsniveau, prestaties, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake verkoopbenaming, terminologie, symbolen, beproeving en beproevingsmethoden, verpakking, het merken of etiketteren, en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures.

    Onder de term ‚technische specificatie’ zijn ook begrepen de productiemethoden en -procedés voor de landbouwproducten uit hoofde van artikel 38, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), voor de producten bestemd voor menselijke voeding, voor diervoeding en voor de geneesmiddelen als omschreven in artikel 1 van richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad [van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB 2001, L 311, blz. 67)], alsmede de productiemethoden en -procedés voor de overige producten, wanneer die gevolgen hebben voor de kenmerken van deze producten;

    d)

    ‚andere eis’: een eis die, zonder een technische specificatie te zijn, ter bescherming van met name de consument of het milieu wordt opgelegd en betrekking heeft op de levenscyclus van het product nadat dit in de handel is gebracht, zoals voorwaarden voor gebruik, recycling, hergebruik of verwijdering van het product, wanneer deze voorwaarden op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kunnen beïnvloeden;

    e)

    ‚regel betreffende diensten’: een algemene eis betreffende de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten als bedoeld in punt b), met name bepalingen met betrekking tot de dienstverlener, de diensten en de afnemer van diensten, met uitzondering van regels die niet specifiek betrekking hebben op de in datzelfde punt gedefinieerde diensten.

    [...]

    f)

    ‚technisch voorschrift’: een technische specificatie of andere eis of een regel betreffende diensten, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor de verhandeling, de dienstverrichting, de vestiging van een verrichter van diensten of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat, alsmede de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behoudens die bedoeld in artikel 7, van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden.

    [...]”

    5

    Artikel 5 van die richtlijn bepaalt in lid 1:

    „Onverminderd artikel 7 delen de lidstaten de Commissie onverwijld ieder ontwerp voor een technisch voorschrift mee, tenzij het een integrale omzetting van een internationale of Europese norm betreft, in welk geval louter met een mededeling van de betrokken norm kan worden volstaan. Zij geven de Commissie tevens kennis van de redenen waarom de vaststelling van dit technisch voorschrift nodig is, tenzij die redenen reeds uit het ontwerp zelf blijken.

    In voorkomend geval delen de lidstaten tegelijkertijd aan de Commissie de tekst mee, tenzij deze reeds in samenhang met een eerdere mededeling is doorgegeven, van de in hoofdzaak en rechtstreeks betrokken wettelijke en bestuursrechtelijke basisbepalingen, indien kennis van die tekst noodzakelijk is om de reikwijdte van het ontwerp van het technische voorschrift te kunnen beoordelen.

    [...]

    Wanneer met het ontwerp voor een technisch voorschrift in het bijzonder beperking, om redenen van volksgezondheid of bescherming van de consument of van het milieu, van de verhandeling of het gebruik van een stof, preparaat of chemisch product wordt beoogd, delen de lidstaten tevens mee, hetzij een samenvatting, hetzij de referenties van de relevante gegevens over die stof, dat preparaat of product en verkrijgbare vervangende producten, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, alsmede de verwachte gevolgen van de maatregel voor de volksgezondheid of voor de bescherming van consument en milieu, met, in de geëigende gevallen, een risicoanalyse volgens de beginselen genoemd in het betrokken deel van afdeling II, punt 3, van bijlage XV bij verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad [van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB 2006, L 396, blz. 1)].

    [...]”

    Belgisch recht

    Decreet van 8 februari 2013

    6

    Artikel 6 van het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest (Belgisch Staatsblad, 22 maart 2013, blz. 11685) luidt in de ten tijde van de feiten van het hoofdgeding toepasselijke versie als volgt:

    „Het gebruik van pesticiden kan worden gereglementeerd door een verbod of gebruiksbeperkingen op te leggen. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden naar type werkzame stof, terreinen in specifieke gebieden, activiteit of doelgroep.

    De Vlaamse Regering stelt hiervoor nadere regels vast.”

    Besluit van 15 maart 2013

    7

    De Vlaamse Regering heeft uitvoering gegeven aan het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest met het besluit van 15 maart 2013 houdende nadere regels inzake duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest voor niet-land- en tuinbouwactiviteiten en de opmaak van het Vlaams Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik (Belgisch Staatsblad, 18 april 2013, blz. 23751; hierna: „besluit van 15 maart 2013”).

    Besluit van 14 juli 2017

    8

    In de aanhef van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2013 houdende nadere regels inzake duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest voor niet-land- en tuinbouwactiviteiten en de opmaak van het Vlaams Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik (Belgisch Staatsblad, 18 juli 2017, blz. 73320; hierna: „besluit van 14 juli 2017”) staat het volgende te lezen:

    „[...]

    Overwegende dat wetenschappelijk onderzoek geen uitsluitsel biedt over de al dan niet schadelijke gevolgen voor zowel de volksgezondheid als het leefmilieu van het gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten; dat onderzoek naar kankerverwekkende of toxische gevolgen van het gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten, beïnvloed blijkt door belanghebbende bedrijven; dat het voorzorgsbeginsel gebiedt om in een dergelijk geval meteen een verbod op te leggen op het gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten door gebruikers die niet over een fytolicentie beschikken op terreinen in particulier gebruik; dat het ontbreken van een rechtsgrond voor een dergelijk verbod is vastgesteld; dat het Vlaams Parlement op 28 juni 2017 bij spoedbehandeling het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw heeft goedgekeurd, uitdrukkelijk om te voorzien in een rechtsgrond voor een dergelijk verbod; dat de Vlaamse Regering dan ook al op 30 juni 2017 het decreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw heeft bekrachtigd en afgekondigd; dat bij ontstentenis van hoogdringende behandeling een dergelijk verbod pas dreigt in te gaan op een ogenblik dat glyfosaat bevattende pesticiden door de beoogde gebruikers op de bedoelde terreinen reeds zijn aangewend;

    [...]

    Overwegende dat, vanwege de afwezigheid van een wetenschappelijke consensus over de gevolgen van glyfosaat en de onkruidverdelgers op basis van glyfosaat op de menselijke gezondheid, alsook de impact ervan op het leefmilieu en de natuur, het voorzorgsbeginsel in aanmerking genomen moet worden;

    [...]”

    9

    Bij artikel 2 van het besluit van 14 juli 2017 is in het besluit 15 maart 2013 artikel 3/1 ingevoegd, dat luidt:

    „Hoofdstuk 4/1 is van toepassing op de gebieden die door particulieren worden gebruikt.”

    10

    Dit hoofdstuk 4/1, „Gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten”, is in het besluit van 15 maart 2013 ingevoegd bij artikel 5 van het besluit van 14 juli 2017. Dit hoofdstuk bestaat uit één artikel, artikel 8/1, dat luidt als volgt:

    „Alleen een professionele gebruiker met een fytolicentie P1, P2 of P3 mag pesticiden die glyfosaat bevatten, toepassen.

    In het eerste lid wordt verstaan onder professionele gebruiker: elke persoon die, in de landbouwsector of in een andere sector, producten gebruikt in het kader van zijn beroepsactiviteiten, met inbegrip van bedieners van toepassingsapparatuur, technici, werkgevers en zelfstandigen.

    [...]”

    Hoofdgeding en prejudiciële vraag

    11

    Belplant heeft bij de verwijzende rechter, de Raad van State (België), beroep tot nietigverklaring van het besluit van 14 juli 2017 ingesteld.

    12

    Die rechter wijst erop dat Belplant ter ondersteuning van haar beroep onder meer aanvoert dat inbreuk is gemaakt op artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535, gelezen in samenhang met het loyaliteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 4, lid 3, VWEU.

    13

    Hij zet uiteen dat Belplant met dit middel aanvoert dat het besluit van 14 juli 2017 overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die richtlijn had moeten worden aangemeld bij de Commissie, aangezien het gebruikers die niet beschikken over een door de bevoegde regionale autoriteit afgegeven vergunning, met name een „fytolicentie”, een verbod oplegt om op terreinen in particulier gebruik glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken.

    14

    Volgens Belplant vormt dit verbod immers een technisch voorschrift en meer bepaald een „andere eis” in de zin van artikel 1, lid 1, onder d) en f), van richtlijn 2015/1535. Een dergelijk voorschrift moet vooraf aan de Commissie worden meegedeeld, zoals bepaald in artikel 5, lid 1, van deze richtlijn. Aangezien de Vlaamse Regering deze verplichting niet is nagekomen, is de bepaling van het besluit van 14 juli 2017 die het betrokken technisch voorschrift bevat ongeldig en dus niet-toepasselijk.

    15

    De verwijzende rechter benadrukt in dit verband dat een glyfosaathoudend pesticide niet verschilt naargelang het wordt aangewend door een gewone gebruiker dan wel door een professionele gebruiker met een fytolicentie. Volgens hem bestaat de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel er bijgevolg in dat aan gebruikers zonder fytolicentie een verbod wordt opgelegd om op terreinen in particulier gebruik glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken.

    16

    Hij vraagt zich derhalve af of die maatregel werkelijk als een technisch voorschrift bij de Commissie moest worden aangemeld, zoals Belplant aanvoert.

    17

    In die omstandigheden heeft de Raad van State de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

    „Moet artikel 5, lid 1, van [richtlijn 2015/1535] aldus worden uitgelegd dat een verbod op het gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten door gebruikers die niet over een fytolicentie beschikken op terreinen in particulier gebruik wordt geacht betrekking te hebben op een technisch voorschrift dat overeenkomstig het bepaalde in dat artikel bij de Europese Commissie moet worden aangemeld?”

    Beantwoording van de prejudiciële vraag

    18

    Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 1, van richtlijn 2015/1535, gelezen in samenhang met artikel 5 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat een nationale regeling die personen zonder een nationale vergunning voor professioneel gebruik verbiedt om op terreinen in particulier gebruik glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken, een „technisch voorschrift” in de zin van eerstgenoemde bepaling vormt, dat volgens de tweede bepaling aan de Commissie moet worden meegedeeld.

    19

    Wat om te beginnen het argument betreft dat het Vlaamse Gewest aanvoert in zijn schriftelijke opmerkingen, namelijk dat de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 2015/1535 valt voor zover dit besluit de activiteiten van marktdeelnemers en niet de kenmerken van een product regelt, zij eraan herinnerd dat nationale bepalingen die enkel voorwaarden voor de vestiging van ondernemingen of voor de verrichting van diensten door ondernemingen bevatten, zoals bepalingen die de uitoefening van een beroepsactiviteit afhankelijk stellen van een voorafgaande vergunning, uiteraard geen technische voorschriften in de zin van artikel 1, lid 1, van richtlijn 2015/1535 zijn (zie in die zin arrest van 13 oktober 2016, M. en S., C‑303/15, EU:C:2016:771, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    20

    De maatregel die bij het besluit van 14 juli 2017 is ingevoerd mag echter niet worden onderzocht in het licht van de verplichting voor professionele gebruikers om over een fytolicentie te beschikken, maar moet worden getoetst aan het verbod dat daarbij voor gebruikers zonder een dergelijke vergunning wordt ingesteld om glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken op terreinen in particulier gebruik.

    21

    Een dergelijk in een nationale regeling opgenomen verbod kan wel binnen de werkingssfeer van richtlijn 2015/1535 vallen.

    22

    Artikel 1, lid 1, onder f), van richtlijn 2015/1535 onderscheidt vier categorieën maatregelen die als „technische voorschriften” in de zin van deze richtlijn kunnen worden beschouwd: 1) de „technische specificatie”; 2) de „andere eis”; 3) de „regel betreffende diensten”, en 4) de„wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen [...] van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product [...] wordt verboden”. De eerste drie categorieën maatregelen worden gedefinieerd in respectievelijk de punten c) tot en met e), van dit artikel 1, lid 1.

    23

    Ter beantwoording van de prejudiciële vraag moet worden onderzocht of het verbod om op terreinen in particulier gebruik glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken dat bij een nationale regeling als het besluit van 14 juli 2017 is ingesteld voor personen die niet in het bezit zijn van een nationale vergunning voor professioneel gebruik – in casu een fytolicentie –, onder een van deze vier categorieën technische voorschriften valt.

    24

    In de eerste plaats moet worden verduidelijkt dat een nationale maatregel slechts onder de eerste categorie van de in artikel 1, lid 1, onder c), van richtlijn 2015/1535 bedoelde technische voorschriften, dat wil zeggen onder het begrip „technische specificatie”, kan vallen indien hij betrekking heeft op het product of de verpakking daarvan als zodanig en dus een van de vereiste kenmerken van het product vaststelt (arrest van 8 oktober 2020, Admiral Sportwetten e.a., C‑711/19, EU:C:2020:812, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    25

    In casu is het echter duidelijk dat de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel geen betrekking heeft op glyfosaathoudende pesticiden of de verpakking daarvan als zodanig, zodat die maatregel niet een van de vereiste kenmerken van deze producten vaststelt.

    26

    Deze maatregel is dus geen technisch voorschrift in de vorm van een „technische specificatie” in de zin van artikel 1, lid 1, onder c), van richtlijn 2015/1535.

    27

    Wat in de tweede plaats de categorie „regels betreffende diensten” binnen de technische voorschriften betreft, kan worden volstaan met de vaststelling dat de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel niet tot deze categorie kan behoren, aangezien uit de definities in artikel 1, lid 1, onder b) en e), van richtlijn 2015/1535 blijkt dat een „regel betreffende diensten” een eis is betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, dat wil zeggen diensten die op afstand, langs elektronische weg en op individueel verzoek van een afnemer worden verricht.

    28

    Die maatregel betreft echter geen dergelijke diensten van de informatiemaatschappij, maar specifieke producten en het gebruik daarvan.

    29

    In de derde plaats moet worden nagegaan of de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel kan vallen onder de categorie technische voorschriften „wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen [...] van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product [...] wordt verboden” in de zin van artikel 1, lid 1, onder f), van richtlijn 2015/1535.

    30

    In dit verband moet om te beginnen worden opgemerkt dat vaststaat dat de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel noch de vervaardiging noch de invoer noch de verhandeling van glyfosaathoudende pesticiden verbiedt.

    31

    Voorts heeft het Hof met betrekking tot gebruiksverboden reeds geoordeeld dat deze verboden maatregelen omvatten die duidelijk verder gaan dan een beperking tot bepaalde gebruiksmogelijkheden van het betrokken product en die dus niet enkel restricties opleggen aan het gebruik daarvan (arrest van 8 oktober 2020, Admiral Sportwetten e.a., C‑711/19, EU:C:2020:812, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    32

    Deze categorie technische voorschriften ziet immers meer in het bijzonder op nationale maatregelen die, behalve een strikt marginaal gebruik, geen ruimte laten voor enig ander gebruik dat redelijkerwijs van het betrokken product kan worden verwacht (arrest van 28 mei 2020, ECO-WIND Construction, C‑727/17, EU:C:2020:393, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    33

    Hieruit volgt dat, zoals het Vlaamse Gewest in zijn schriftelijke opmerkingen beklemtoont, alleen een bijna absoluut verbod op het normale gebruik van een product onder die categorie kan vallen. Dat betekent dat het niet kan gaan om het louter stellen van voorwaarden of beperkingen aan het gebruik van een product, zoals in casu het verbod voor particuliere gebruikers – niet om glyfosaathoudende pesticiden te kopen maar om deze zelf te gebruiken –, zodat zij daartoe een beroep moeten doen op de diensten van professionele gebruikers in het bezit van een fytolicentie.

    34

    Bijgevolg kan de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel niet vallen onder de categorie „wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen [...] van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product [...] wordt verboden” in de zin van artikel 1, lid 1, onder f), van richtlijn 2015/1535.

    35

    In de vierde en laatste plaats gaat het bij de categorie „andere eisen” binnen de technische voorschriften, die wordt gedefinieerd in artikel 1, lid 1, onder d), van richtlijn 2015/1535, om eisen die, zonder technische specificaties te zijn, ter bescherming van met name de consument of het milieu worden opgelegd en betrekking hebben op de levenscyclus van het product nadat dit in de handel is gebracht, zoals voorwaarden voor gebruik, recycling, hergebruik of verwijdering van het product, wanneer deze voorwaarden op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kunnen beïnvloeden.

    36

    In casu blijkt om te beginnen uit de aanhef van het besluit van 14 juli 2017 dat het daarbij ingestelde verbod de menselijke gezondheid en het milieu beoogt te beschermen.

    37

    Voorts moet worden opgemerkt dat dit verbod betrekking heeft op de levenscyclus van glyfosaathoudende pesticiden nadat deze in de handel zijn gebracht en meer bepaald een voorwaarde oplegt in verband met het gebruik van deze producten, namelijk dat enkel professionele gebruikers met een fytolicentie ze mogen toepassen.

    38

    Tot slot moet worden geconstateerd dat deze verbodsmaatregel de verhandeling van de betrokken producten kan beïnvloeden.

    39

    Deze maatregel leidt immers tot het verdwijnen van een categorie potentiële kopers van glyfosaathoudende pesticiden, te weten particulieren die zelf dergelijke pesticiden willen gebruiken zonder een beroep te doen op de diensten van professionele gebruikers die over de vereiste fytolicentie beschikken. Een dergelijke beperking van het mogelijke gebruik van glyfosaathoudende pesticiden heeft dus een negatieve invloed op de verhandeling ervan (zie naar analogie arrest van 13 oktober 2016, M. en S., C‑303/15, EU:C:2016:771, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    40

    Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen aangeeft, is het echter noodzakelijk dat de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel de verhandeling van glyfosaathoudende pesticiden „op significante wijze” beïnvloedt om deze te kunnen aanmerken als een „technisch voorschrift” van de categorie „andere eisen” in de zin van artikel 1, lid 1, onder d) en f), van richtlijn 2015/1535.

    41

    Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het hoofdgeding het geval is.

    42

    Bij deze beoordeling kan de verwijzende rechter onder meer rekening houden met de totale omvang van de verkoop van glyfosaathoudende pesticiden op het grondgebied van het Vlaamse Gewest en met veranderingen in de aankoopgewoonten van elke categorie kopers – de frequentie van hun aankopen en de gekochte hoeveelheid van het product – alsook in de aankoopplaatsen en de distributiekanalen. Hij kan daarbij bekijken in hoeverre de vraag van professionele gebruikers in de plaats komt van die van particulieren die een beroep doen op de diensten van eerstgenoemden en in welke mate particulieren voortaan glyfosaatvrije in plaats van glyfosaathoudende pesticiden aanschaffen.

    43

    Indien de verwijzende rechter constateert dat de bij het besluit van 14 juli 2017 ingevoerde maatregel de verhandeling van de betrokken producten „op significante wijze” beïnvloedt, volgt daaruit dat de Vlaamse Regering voorafgaand aan de vaststelling van dit besluit had moeten voldoen aan de aanmeldingsverplichting van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535.

    44

    Daaraan moet nog worden toegevoegd dat artikel 5, lid 1, vierde alinea, van deze richtlijn bepaalt dat wanneer met het ontwerp voor een technisch voorschrift, om redenen van volksgezondheid of bescherming van de consument of van het milieu, in het bijzonder wordt beoogd de verhandeling of het gebruik van een stof, preparaat of chemisch product te beperken, de lidstaten tevens mededeling doen van hetzij een samenvatting hetzij de referenties van de relevante gegevens over die stof, dat preparaat of product en verkrijgbare vervangende producten, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, alsmede van de verwachte gevolgen van de maatregel voor de volksgezondheid of voor de bescherming van consument en milieu, met, in de geëigende gevallen, een risicoanalyse volgens de beginselen genoemd in het betrokken deel van afdeling II, punt 3, van bijlage XV bij verordening nr. 1907/2006.

    45

    Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 1, lid 1, van richtlijn 2015/1535, gelezen in samenhang met artikel 5 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat een nationale regeling die personen zonder een nationale vergunning voor professioneel gebruik verbiedt om op terreinen in particulier gebruik glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken, een „technisch voorschrift” in de zin van artikel 1, lid 1, onder d) en f), van deze richtlijn kan vormen dat volgens artikel 5 ervan aan de Commissie moet worden meegedeeld, mits die nationale regeling de verhandeling van de betrokken producten op significante wijze kan beïnvloeden, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit na te gaan.

    Kosten

    46

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

     

    Artikel 1, lid 1, van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, gelezen in samenhang met artikel 5 ervan,

     

    moet aldus worden uitgelegd dat:

     

    een nationale regeling die personen zonder een nationale vergunning voor professioneel gebruik verbiedt om op terreinen in particulier gebruik glyfosaathoudende pesticiden te gebruiken, een „technisch voorschrift ” in de zin van artikel 1, lid 1, onder d) en f), van deze richtlijn kan vormen dat volgens artikel 5 ervan aan de Europese Commissie moet worden meegedeeld, mits die nationale regeling de verhandeling van de betrokken producten op significante wijze kan beïnvloeden, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit na te gaan.

     

    Piçarra

    Jääskinen

    Gavalec

    Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 24 november 2022.

    De griffier

    A. Calot Escobar

    De waarnemend kamerpresident

    N. Piçarra


    ( *1 ) Procestaal: Nederlands.

    Naar boven