Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62018CJ0505

    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 13 juni 2019.
    COPEBI SCA tegen Etablissement national des produits de l'agriculture et de la mer (FranceAgriMer).
    Verzoek van de Conseil d'État (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Staatssteun – Beschikking 2009/402/EG – Door de Franse Republiek ten uitvoer gelegde noodplannen in de groente‑ en fruitsector – Vaststelling van de onverenigbaarheid van de steun – Terugvorderingsbevel – Werkingssfeer van de beschikking – Economische landbouwcomités.
    Zaak C-505/18.

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2019:500

    ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

    13 juni 2019 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing – Staatssteun – Beschikking 2009/402/EG – Door de Franse Republiek ten uitvoer gelegde noodplannen in de groente‑ en fruitsector – Vaststelling van de onverenigbaarheid van de steun – Terugvorderingsbevel – Werkingssfeer van de beschikking – Economische landbouwcomités”

    In zaak C‑505/18,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) bij beslissing van 26 juli 2018, ingekomen bij het Hof op 30 juli 2018, in de procedure

    Copebi SCA

    tegen

    Établissement national des produits de l’agriculture en de la mer (FranceAgriMer),

    in tegenwoordigheid van:

    Ministre de l’Agriculture et de l’Alimentation,

    wijst

    HET HOF (Vijfde kamer),

    samengesteld als volgt: E. Regan (rapporteur), kamerpresident, C. Lycourgos, E. Juhász, M. Ilešič en I. Jarukaitis, rechters,

    advocaat-generaal: E. Sharpston,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gezien de stukken,

    gelet op de opmerkingen ingediend door:

    Copebi SCA, vertegenwoordigd door N. Coutrelis, avocate,

    de Franse regering, vertegenwoordigd door D. Colas, C. Mosser en A.‑L. Desjonquères als gemachtigden,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B. Stromsky, X. Lewis en W. Farrell als gemachtigden,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van beschikking 2009/402/EG van de Commissie van 28 januari 2009 betreffende de in Frankrijk ten uitvoer gelegde noodplannen („plans de campagne”) in de groente‑ en fruitsector (PB 2009, L 127, blz. 11).

    2

    Het verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Copebi SCA en Établissement national des produits de l’agriculture et de la mer (FranceAgriMer) (nationale instelling voor landbouw‑ en visserijproducten) over de nietigverklaring van het door FranceAgriMer aan Copebi gerichte bevel tot terugbetaling van een bedrag dat overeenstemt met de overheidssteun die zij tussen 1998 en 2002 heeft ontvangen, vermeerderd met rente.

    Toepasselijke bepalingen

    Unierecht

    Verordening nr. 659/1999

    3

    Artikel 1 van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel [108 VWEU] (PB 1999, L 83, blz. 1), met als opschrift „Definities”, bepaalt onder h):

    „Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

    [...]

    h)

    ‚belanghebbende’: een lidstaat en een persoon, onderneming of ondernemersvereniging waarvan de belangen door de toekenning van steun kunnen worden getroffen, in het bijzonder de begunstigde van de steun, concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen.”

    4

    Artikel 6, lid 1, van deze verordening, met als opschrift „Formele onderzoeksprocedure”, bepaalt:

    „De beschikking om de formele onderzoeksprocedure in te leiden behelst een samenvatting van de relevante feiten en rechtspunten, een eerste beoordeling van de Commissie omtrent de steunverlenende aard van de voorgestelde maatregel, alsook de redenen waarom getwijfeld wordt aan de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt. In de beschikking worden de betrokken lidstaat en de andere belanghebbenden uitgenodigd om hun opmerkingen mede te delen binnen een vastgestelde termijn die normalerwijs niet langer dan een maand mag zijn. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie deze termijn verlengen.”

    Beschikking 2009/402

    5

    De overwegingen 15, 17, 24 tot en met 27, 29 en 71 van beschikking 2009/402 luiden:

    „(15)

    Acht economische landbouwcomités (Rhône-Méditerranée, Grand Sud-Ouest, Corse, Val de Loire, Nord, Nord-Est, Bretagne en Normandie) hebben gedurende vele jaren overheidsmiddelen ontvangen, die met name door de [Office national interprofessionnel des fruits, des légumes et de l’horticulture (nationaal interprofessioneel bureau voor fruit, groenten en tuinbouw; hierna: ‚Oniflhor’)] zijn verstrekt en zijn gebruikt voor de financiering van steunvoorzieningen, genaamd ‚noodplannen’. Die voorzieningen omvatten acties op de intra‑ en extracommunautaire markten om de commercialisering van in Frankrijk geoogste landbouwproducten, vooral in crisisperioden, te vergemakkelijken.

    [...]

    (17)

    Wat de exacte aard van de acties betreft, hebben de Franse autoriteiten in hun brief van 26 december 2002 verklaard dat zij beoogden om de effecten van tijdelijke overschotten van het aanbod ten aanzien van de vraag te voorkomen of, in geval van crises, te verzachten door op te treden op drie niveaus: buitenlandse markten, binnenlandse markt en verwerking.

    [...]

    (24)

    In de brief van 26 december 2002 heeft Frankrijk verklaard dat de financiering van de acties voor 30 % of 50 % door de betrokken sectoren wordt verzekerd, waarbij het resterende gedeelte door de overheid wordt gefinancierd.

    (25)

    [De federatie van economische landbouwcomités voor de groente‑ en fruitproductie (Fédération des comités économiques agricoles rattachés à la filière de production des fruits et légumes; hierna: ‚Fedecom’)] heeft het financieringsmechanisme van de noodplannen en de door de comités gespeelde rol uitvoerig toegelicht. Deze toelichtingen zijn niet door Frankrijk betwist.

    (26)

    Volgens Fedecom werden de toe te passen maatregelen uitsluitend door Oniflhor bepaald en waren de economische comités gehouden deze toe te passen. Oniflhor nam voor elk noodplan en voor elke plantensoort een besluit betreffende de uit te voeren maatregelen en belastte de betrokken nationale afdeling met de tenuitvoerlegging daarvan. Oniflhor besliste ook over de aan het noodplan in kwestie toegekende middelen en over het bedrag van de bijdragen die de economische comités moesten betalen.

    (27)

    De maatregelen werden gefinancierd uit een door de economische comités beheerd actiefonds. Dit fonds functioneerde op grond van dezelfde beginselen als die welke gelden voor de communautaire steun, als bedoeld in artikel 15 van verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit [PB 1996, L 297, blz. 1], aangezien het deels werd gestijfd door overheidssteun en deels door financiële bijdragen van de aangesloten producenten (de zogenaamde beroepsbijdragen), berekend op grond van de hoeveelheden of de waarde van de in de handel gebrachte groenten en fruit. De beroepsbijdragen bestonden niet uit bijdragen voor de uitbreiding van de regels. Zij waren bijgevolg niet verplicht krachtens een ministerieel decreet.

    [...]

    (29)

    [Een tabel in deze overweging 29] geeft een overzicht van de door Oniflhor uit hoofde van de noodplannen van 1992 tot en met 2002 betaalde bedragen in euro. Deze bedragen zijn verdeeld naar jaar en naar acties. Voor 1992 en 1993 is in de tabel alleen het totale bedrag van de steun aangegeven. Frankrijk heeft verklaard dat de archieven van Oniflhor het niet mogelijk maken om voor deze twee jaren een gedetailleerde verdeling van de steun te verstrekken. [...]

    [...]

    (71)

    Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, voorzagen de ‚noodplannen’ in maatregelen – met name de subsidiëring van de verkoopprijzen, subsidies voor de opslag of de vernietiging van een deel van de oogst en financiële prikkels voor de verwerking van verse producten – om het hoofd te bieden aan crises als gevolg van een overaanbod aan Franse producten op de gemeenschappelijke markt. Ook op markten buiten de Europese Unie zouden exportsubsidies de afzet van overtollige Franse producten hebben bevorderd en de concurrentiepositie van de ondernemingen hebben versterkt. De steun lijkt te zijn toegekend op basis van de prijs en de geproduceerde kwantiteit.”

    6

    Artikel 1 van deze beschikking bepaalt:

    „De staatssteun die Frankrijk in het kader van ‚noodplannen’ tussen 1992 en 2002 onrechtmatig en in strijd met artikel [108, lid 3, VWEU] aan producenten van groenten en fruit heeft verleend, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.”

    7

    Artikel 2 van deze beschikking luidt:

    „1.   Frankrijk neemt de nodige maatregelen om de in artikel 1 vermelde onverenigbare steun van de begunstigden terug te vorderen.

    2.   De terug te vorderen steun omvat de rente vanaf de datum waarop de steun aan de begunstigden is toegekend tot de datum van terugvordering.

    [...]”

    8

    Artikel 5 van dit besluit luidt:

    „Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.”

    Hoofdgeding en prejudiciële vraag

    9

    Oniflhor, de rechtsvoorganger van FranceAgriMer, is een onder toezicht van de Franse overheid staande openbare instelling met een industrieel en commercieel karakter, die onder meer tot doel had de economische efficiëntie van de groente‑ en fruitsector te verhogen.

    10

    Oniflhor heeft tussen 1998 en 2002 een conjuncturele stimulans gecreëerd om de levering aan de verwerkingsindustrie van kersen, genaamd „knapkersen”, voor industrieel gebruik op contractbasis te laten verlopen, in de vorm van financiële steun per betrokken verkoopseizoen.

    11

    Deze steun ging naar producentengroeperingen die voor het betrokken oogstseizoen knapkersen leverden aan verwerkingsbedrijven op basis van meerjarige, krachtens een sectorale overeenkomst gesloten contracten.

    12

    De door Oniflhor uitgekeerde steun ging eerst naar het comité économique bigarreau industrie (CEBI) (economisch comité voor de knapkersindustrie) dat de fondsen doorstortte aan zijn leden, waaronder Copebi, die in totaal 2823708,83 EUR ontving.

    13

    Na een klacht heeft de Commissie in beschikking 2009/402 betreffende de door de Franse Republiek ten uitvoer gelegde steunvoorzieningen, die onder meer door Oniflhor werden toegekend in het kader van de „noodplannen” in de groente‑ en fruitsector, verklaard dat de steun aan de Franse groente‑ en fruitsector bedoeld was om de afzet van Franse producten te vergemakkelijken door de verkoopprijs of de op de markt aangeboden hoeveelheden te manipuleren. Zij is tot de slotsom gekomen dat dergelijke maatregelen in strijd met het Unierecht ingevoerde steunmaatregelen vormden, en heeft de terugvordering ervan gelast.

    14

    Deze beschikking werd bevestigd bij twee arresten van het Gerecht van de Europese Unie van 27 september 2012, Frankrijk/Commissie (T‑139/09, EU:T:2012:496) en Fedecom/Commissie (T‑243/09, niet gepubliceerd, EU:T:2012:497).

    15

    Na deze arresten is de Franse Republiek begonnen met de terugvordering van de onrechtmatig aan de industriële knapkersproducenten – waaronder Copebi – verleende steun, en heeft FranceAgriMer op 29 maart 2013 een bevel uitgevaardigd tegen laatstgenoemde tot terugbetaling van 5042768,78 EUR, welk bedrag overeenstemt met de overheidssteun die tussen 1998 en 2002 was uitgekeerd, vermeerderd met de rente.

    16

    Bij vonnis van 20 januari 2015 heeft de tribunal administratif de Nîmes (bestuursrechter in eerste aanleg Nîmes, Frankrijk) het verzoek van Copebi tot nietigverklaring van dat bevel afgewezen.

    17

    Bij arrest van 18 april 2016 heeft de cour administrative d’appel van Marseille (bestuursrechter in tweede aanleg Marseille, Frankrijk) het door Copebi tegen dat vonnis ingestelde beroep verworpen.

    18

    Vervolgens heeft Copebi bij de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) tegen dit arrest hogere voorziening ingesteld.

    19

    Deze stelt vast dat, ook al ziet beschikking 2009/402 op algemene wijze op de markt van groenten en fruit, die onder de gemeenschappelijke ordening van de sector groenten en fruit viel, welke ten tijde van de feiten werd geregeld door verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 (PB 1972, L 118, blz. 1), en vervolgens door verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 (PB 1996, L 297, blz. 1), die beide zagen op een gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector groenten en fruit, waartoe de markt van de industriële knapkersen behoort, en ook al volgt uit het arrest van 12 februari 2015, Commissie/Frankrijk (C‑37/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:90), dat CEBI de in het hoofdgeding aan de orde zijnde steun heeft ontvangen om de afzet van de Franse producten te vergemakkelijken door de verkoopprijs of de op de markt aangeboden hoeveelheden te manipuleren, CEBI evenwel niet behoort tot de acht landbouwcomités die in overweging 15 van beschikking 2009/402 zijn vermeld.

    20

    Volgens de verwijzende rechter blijkt uit deze beschikking ook dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde steun, in tegenstelling tot het financieringsmechanisme als beschreven in de overwegingen 24 tot en met 28 van die beschikking, niet wordt gefinancierd met vrijwillige bijdragen van de producenten, de zogenoemde „beroepsbijdragen”, maar alleen met Oniflhor-subsidies.

    21

    In dit verband merkt de verwijzende rechter op dat de steunbedragen die Oniflhor jaarlijks via CEBI aan de industriële knapkersproducenten heeft uitgekeerd weliswaar tussen de bedragen in de tabel in overweging 29 van beschikking 2009/402 staan, maar deze bedragen werden meegedeeld door de Franse autoriteiten en niets in de beschikking wijst erop dat zij formeel zijn overgenomen door de Commissie, die in overweging 15 van de genoemde beschikking slechts acht economische landbouwcomités vermeldt, bij uitsluiting van CEBI. Die tabel komt enkel voor in het gedeelte waarin de betrokken steun wordt beschreven, en niet in het gedeelte over de terugvorderingsprocedure.

    22

    De verwijzende rechter heeft dus twijfels over de rechtmatigheid van het betalingsbevel van FranceAgriMer jegens Copebi, dat was gebaseerd op de terugvordering van de in beschikking 2009/402 bedoelde steun. De rechtmatigheid van dit betalingsbevel hangt onder meer af van de vraag of deze beschikking aldus dient te worden uitgelegd dat zij ziet op de steun die door Oniflhor aan CEBI werd uitgekeerd en die aan de industriële knapkersproducenten werd toegekend door de producentengroeperingen-leden van dit comité, hoewel CEBI niet behoort tot de acht economische landbouwcomités die in overweging 15 van de beschikking worden vermeld en de financieringswijze van deze steun aanmerkelijk verschillend was.

    23

    Daarop heeft de Conseil d’État de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

    „Moet beschikking [2009/402] aldus worden uitgelegd dat zij ziet op de steun die Oniflhor heeft uitgekeerd aan CEBI en die de producentengroeperingen-leden van dit comité hebben toegekend aan de industriële knapkersproducenten, hoewel CEBI niet behoort tot de acht economische landbouwcomités die in overweging 15 van de beschikking worden opgesomd en hoewel de betrokken steun, anders dan het in de overwegingen 24 tot en met 28 van die beschikking beschreven financieringsmechanisme, enkel met Oniflhor-subsidies werd gefinancierd en niet tevens met vrijwillige bijdragen van de producenten (zogenoemde ‚beroepsbijdragen’)?”

    Beantwoording van de prejudiciële vraag

    24

    Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of beschikking 2009/402 aldus moet worden uitgelegd dat zij ziet op de steun die door Oniflhor aan CEBI is uitgekeerd en door de producentengroeperingen-leden van dat comité werd toegekend aan industriële knapkersproducenten, terwijl dit comité niet behoort tot de acht in die beschikking vermelde economische landbouwcomités, en deze steun, in tegenstelling tot het financieringsmechanisme dat in die beschikking wordt beschreven, uitsluitend werd gefinancierd met subsidies van Oniflhor en niet ook met vrijwillige bijdragen van de producenten.

    25

    Wat in de eerste plaats het feit betreft dat CEBI niet wordt vermeld in beschikking 2009/402, wordt niet betwist dat verzoekster in het hoofdgeding tussen 1998 en 2002 steun heeft genoten die via CEBI door Oniflhor werd uitgekeerd.

    26

    Evenmin wordt betwist dat CEBI hetzelfde rechtskarakter heeft als de acht andere economische landbouwcomités die in overweging 15 van beschikking 2009/402 worden vermeld, dat op haar dezelfde nationaalrechtelijke bepalingen van toepassing zijn, en dat, zoals de verwijzende rechter heeft opgemerkt, dit comité wel degelijk steun heeft ontvangen van dezelfde openbare instantie, namelijk Oniflhor, met als doel om de afzet van Franse producten te vergemakkelijken door de verkoopprijs of de op de markt aangeboden hoeveelheden te manipuleren.

    27

    Voorts dient te worden opgemerkt dat overeenkomstig artikel 1 van beschikking 2009/402 „[d]e staatssteun die Frankrijk in het kader van ‚noodplannen’ tussen 1992 en 2002 onrechtmatig en in strijd met artikel [108, lid 3, VWEU] aan producenten van groenten en fruit heeft verleend, [...] onverenigbaar [is] met de gemeenschappelijke markt”. Zoals door de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen is aangevoerd, moet derhalve worden vastgesteld dat het dispositief van beschikking 2009/402 niet beperkt is tot enkel de acht economische landbouwcomités die in overweging 15 van de beschikking vermeld staan.

    28

    In dit verband dient in herinnering te worden gebracht dat uit vaste rechtspraak van het Hof volgt dat terugvorderingsbesluiten inzake staatssteun gericht zijn tot de verantwoordelijke lidstaat en niet tot de begunstigden van de steun, en dat geen enkele bepaling van de procedure van controle van staatssteun een bijzondere rol toekent aan de begunstigde van de steun (zie met name arrest van 24 september 2002, Falck en Acciaierie di Bolzano/Commissie, C‑74/00 P en C‑75/00 P, EU:C:2002:524, punten 81 en 83).

    29

    Zo is beschikking 2009/402 volgens artikel 5 ervan specifiek gericht tot de Franse Republiek en niet tot een bepaald economisch comité. Het kwam dus deze lidstaat toe om overeenkomstig artikel 2 van deze beschikking de nodige maatregelen te nemen om de bij die beschikking onverenigbaar verklaarde steun terug te vorderen van de begunstigden ervan, en om te bepalen welke instanties steun hebben ontvangen.

    30

    Het Hof heeft tevens gepreciseerd dat, in het kader van een steunprogramma, de Commissie slechts de kenmerken van het betrokken programma behoeft te onderzoeken om in de overwegingen van haar beschikking te kunnen beoordelen of dit steunprogramma op grond van de erin vastgelegde modaliteiten de begunstigden een merkbaar voordeel verschaft ten opzichte van hun concurrenten en naar zijn aard voornamelijk ten goede komt aan ondernemingen die deelnemen aan het intracommunautair handelsverkeer (arrest van 7 maart 2002, Italië/Commissie, C‑310/99, EU:C:2002:143, punt 89).

    31

    De beschikking van de Commissie waarin de onverenigbaarheid van de steun met de interne markt wordt vastgesteld, behoeft dus geen analyse te bevatten van de steun die op basis van deze regeling in individuele gevallen is toegekend. Enkel bij de terugvordering van steun moet de individuele situatie van elke onderneming worden onderzocht (zie in die zin arrest van 7 maart 2002, Italië/Commissie, C‑310/99, EU:C:2002:143, punt 91).

    32

    Dit is des te meer het geval wanneer, zoals de Commissie opmerkt, zij niet in staat is om van de betrokken lidstaat voldoende informatie te verkrijgen over de exacte wijze waarop die maatregelen zijn toegepast.

    33

    Derhalve kan uit het feit dat CEBI niet behoort tot de acht economische landbouwcomités die in beschikking 2009/402 worden vermeld, niet worden afgeleid dat deze beschikking niet ziet op de steun die door Oniflhor via dit economisch landbouwcomité werd uitgekeerd en die werd toegekend aan Copebi.

    34

    Bovendien kan niet worden gesteld dat beschikking 2009/402 is vastgesteld in strijd met het recht van verzoekster in het hoofdgeding om te worden gehoord. Het Hof heeft immers ook geoordeeld dat het begrip „belanghebbende” in de zin van artikel 1, onder h), van verordening nr. 659/1999 verwijst naar een onbepaalde groep van adressaten (zie in die zin arrest van 27 oktober 2011, Oostenrijk/Scheucher-Fleisch e.a., C‑47/10 P, EU:C:2011:698, punt 132), en dat deze bepaling derhalve geen individuele aanmaning van particulieren vereist (zie in die zin arrest van 14 november 1984, Intermills/Commissie, 323/82, EU:C:1984:345, punt 17).

    35

    Zij heeft slechts tot doel de Commissie te verplichten ervoor te zorgen dat alle potentiële belanghebbenden op de hoogte worden gebracht en in de gelegenheid worden gesteld om hun argumenten te doen gelden. In die omstandigheden is de publicatie van een kennisgeving in het Publicatieblad van de Europese Unie op het gebied van het toezicht op staatssteun een doeltreffend middel om alle belanghebbenden op de hoogte te brengen van de inleiding van een procedure (zie in die zin arresten van 14 november 1984, Intermills/Commissie, 323/82, EU:C:1984:345, punt 17, en 24 september 2002, Falck en Acciaierie di Bolzano/Commissie, C‑74/00 P en C‑75/00 P, EU:C:2002:524, punt 80).

    36

    Wat in de tweede plaats de omstandigheid betreft dat de door Copebi ontvangen steun, in tegenstelling tot het door de Commissie in beschikking 2009/402 beschreven financieringsmechanisme, enkel werd gefinancierd met subsidies van Oniflhor en niet ook met vrijwillige bijdragen van de producenten, blijkt uit deze beschikking dat de financiering van de „noodplannen” voor 30 tot 50 % door de betrokken sectoren werd verzekerd. Deze beroepsbijdrage werd aangevuld met financieringen die afkomstig waren van de overheid via Oniflhor. Deze beroepsbijdragen werden geïnd door de economische landbouwcomités en de niet-betaling van deze bijdrage kwam in beginsel neer op een weigering om de steun van Oniflhor te ontvangen.

    37

    Opgemerkt dient te worden dat, ook al werd de door Copebi ontvangen steun enkel gefinancierd met de subsidies van Oniflhor zonder bijdrage van de betrokken sector, deze steun desalniettemin werd bekostigd met staatsmiddelen.

    38

    Een dergelijke omstandigheid kan de door Copebi genoten steun dan ook niet van de kwalificatie als „staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, en dus van de werkingssfeer van beschikking 2009/402 uitsluiten.

    39

    Bovendien dient eraan te worden herinnerd dat, voor zover de niet-betaling van de beroepsbijdragen de uitsluiting van elke betaling van steun door Oniflhor zou rechtvaardigen, het Hof reeds heeft geoordeeld dat de vraag of het aan de belanghebbende ondernemingen toegekende voordeel conform de nationale wetgeving was, dan wel integendeel belastingontwijking of ‑fraude opleverde, de verplichting van de betrokken lidstaat om de steun binnen de gestelde termijnen terug te vorderen, onverlet laat (arrest van 5 mei 2011, Commissie/Italië, C‑305/09, EU:C:2011:274, punt 42).

    40

    Het feit dat Copebi er derhalve in is geslaagd om het voordeel van de noodplannen te genieten zonder eraan bij te dragen, en zij zo een gunstigere regeling heeft verkregen dan deze die de andere begunstigden konden genieten, is geen omstandigheid die van aard is haar van de werkingssfeer van beschikking 2009/402 uit te sluiten.

    41

    Ten slotte betoogt verzoekster in het hoofdgeding in de derde plaats dat, anders dan de in beschikking 2009/402 bedoelde „noodplannen”, de interprofessionele steunvoorziening in de sector van industriële knapkersen verband hield met een structureel plan, in de vorm van conjuncturele en specifieke steun, dat niet tot doel had om de tijdelijke overschotten van de offerte te verminderen.

    42

    Vastgesteld moet echter worden dat uit het verzoek om een prejudiciële beslissing blijkt dat de steun die Oniflhor aan CEBI heeft uitgekeerd, de vorm aannam van een zich bij elk betrokken verkoopseizoen herhalende financiële steun om tegemoet te komen aan de moeilijkheden die deze sector ondervond wegens de sterke concurrentiedruk van de Italiaanse en Spaanse verwerkende bedrijven, alsmede van uit de landen van Centraal-Europa ingevoerde producten. Uit het aan het Hof overgelegde dossier blijkt ook dat deze steun elk jaar aan de hand van het gebruikte oogstprocedé en de bestemming van het product werd berekend binnen de grenzen van een bepaalde hoeveelheid fruit.

    43

    Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat beschikking 2009/402 aldus moet worden uitgelegd dat deze ziet op de steun die Oniflhor heeft uitgekeerd aan CEBI, en die de producentengroeperingen-leden van dit comité hebben toegekend aan de industriële knapkersproducenten, ook al behoort dat comité niet tot de acht economische landbouwcomités die in die beschikking worden vermeld, en ook al werd de betrokken steun, in tegenstelling tot het in de beschikking beschreven financieringsmechanisme, enkel met subsidies van Oniflhor gefinancierd en niet ook met vrijwillige bijdragen van de producenten.

    Kosten

    44

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

     

    Beschikking 2009/402/EG van de Commissie van 28 januari 2009 betreffende de in Frankrijk ten uitvoer gelegde noodplannen („plans de campagne”) in de groente‑ en fruitsector dient aldus te worden uitgelegd dat zij ziet op de steun die het Office national interprofessionnel des fruits, des légumes et de l’horticulture (Oniflhor) heeft uitgekeerd aan het comité économique bigarreau industrie (CEBI), en die de producentengroeperingen-leden van dit comité hebben toegekend aan de industriële knapkersproducenten, ook al behoort dat comité niet tot de acht economische landbouwcomités die in die beschikking worden vermeld, en ook al werd de betrokken steun, in tegenstelling tot het in de beschikking beschreven financieringsmechanisme, enkel met subsidies van Oniflhor gefinancierd en niet ook met vrijwillige bijdragen van de producenten.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Frans.

    Naar boven