Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62014CJ0151

    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 10 september 2015.
    Europese Commissie tegen Republiek Letland.
    Niet-nakoming – Artikel 49 VWEU – Vrijheid van vestiging – Notarissen – Nationaliteitsvereiste – Artikel 51 VWEU – Uitoefening van openbaar gezag.
    Zaak C-151/14.

    Jurisprudentie – Algemeen

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2015:577

    ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)

    10 september 2015 ( *1 )

    „Niet-nakoming — Artikel 49 VWEU — Vrijheid van vestiging — Notarissen — Nationaliteitsvereiste — Artikel 51 VWEU — Uitoefening van openbaar gezag”

    In zaak C‑151/14,

    betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 31 maart 2014,

    Europese Commissie, vertegenwoordigd door I. Rubene en H. Støvlbæk als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verzoekster,

    tegen

    Republiek Letland, vertegenwoordigd door D. Pelše, I. Kalniņš en K. Freimanis als gemachtigden,

    verweerster,

    ondersteund door:

    Tsjechische Republiek, vertegenwoordigd door M. Smolek en J. Vláčil als gemachtigden,

    Hongarije, vertegenwoordigd door M. Tátrai en M. Fehér als gemachtigden,

    interveniënten,

    wijst

    HET HOF (Zevende kamer),

    samengesteld als volgt: J.‑C. Bonichot, kamerpresident, A. Arabadjiev (rapporteur) en J. L. da Cruz Vilaça, rechters,

    advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gezien de stukken,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

    het navolgende

    Arrest

    1

    De Europese Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat de Republiek Letland, door voor de toegang tot het beroep van notaris een nationaliteitsvereiste te stellen, de krachtens de artikelen 49 VWEU en 51 VWEU op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

    Toepasselijke bepalingen

    Algemene organisatie van het beroep van notaris in Letland

    2

    Het beroep van notaris is geregeld in de wet op het notarisambt (Notariāta likums) van 9 juli 1993 (Latvijas Vēstnesis, 1993, nr. 48; hierna: „wet op het notarisambt”).

    3

    Artikel 1, lid 2, van die wet preciseert dat deze van toepassing is op de beroepswerkzaamheden en corporatieve werkzaamheden van de notaris, die, aldus artikel 238 van diezelfde wet, een vrij beroep uitoefent.

    4

    Volgens artikel 3 van voormelde wet is de notaris een openbaar ambtenaar. Ingevolge artikel 5 van deze wet is hij uitsluitend aan de wet onderworpen en oefent hij zijn werkzaamheden volledig onafhankelijk uit.

    5

    Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de wet op het notarisambt wordt de notaris benoemd, overgeplaatst en ontslagen door de minister van Justitie.

    6

    Aangaande de vereisten voor toegang tot de functie van notaris bepaalt artikel 9, lid 1, van die wet dat tot notaris benoembaar is „hij die onderdaan is van de Republiek Letland”.

    7

    Volgens artikel 38, lid 1, van de wet op het notarisambt oefent de notaris zijn ambt uit binnen het gerechtelijk arrondissement waarbinnen zijn standplaats gelegen is. Artikel 39, lid 1, van die wet bepaalt dat de notaris bijstand kan verlenen aan de personen die daarom verzoeken, ook indien hun woonplaats of hun eigendom waarop de notariële akte betrekking heeft buiten dat arrondissement is gelegen.

    8

    Artikel 39, lid 2, van dezelfde wet bepaalt dat de notaris niet kan weigeren zijn werkzaamheden uit te oefenen, behalve in de in de wet bepaalde gevallen. Overeenkomstig artikel 40 van de wet moet hij echter weigeren zijn diensten te verrichten wanneer hij daarom wordt gevraagd met betrekking tot werkzaamheden die klaarblijkelijk onrechtmatig en in strijd met de goede zeden zijn.

    De notariële werkzaamheden in Letland

    9

    Van de verschillende werkzaamheden van de notaris in de Letse rechtsorde is het verlijden van authentieke akten de belangrijkste werkzaamheid.

    10

    Artikel 82.1 van de wet op het notarisambt bepaalt dat de notaris „van het vastleggen van een wilsuiting een authentieke akte dient op te stellen”. In artikel 87.1 van die wet is onder meer bepaald dat de notaris de wil van partijen vaststelt in de akte en de tekst van het akkoord en partijen in kennis stelt van de eventuele rechtsgevolgen van dat akkoord.

    11

    Met betrekking tot de uitvoering van notariële akten bepaalt artikel 107.4 van voormelde wet dat de schuldeiser de notaris een notariële akte ten behoeve van de gedwongen tenuitvoerlegging van een verbintenis kan presenteren binnen een termijn van een jaar ten rekenen vanaf de dag waarop de vordering opeisbaar is geworden. Indien de schuldenaar van oordeel is dat de vordering van de schuldeiser ongegrond is, kan hij volgens artikel 107.9 van dezelfde wet beroep instellen overeenkomstig de bepalingen van artikel 406 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Latvijas Vēstnesis, 1998, nr. 326/330).

    12

    Ingevolge de artikelen 108 tot en met 139 van voormelde wet waarmerkt de notaris onder meer handtekeningen, kopieën en vertalingen en geeft hij bepaalde verklaringen zoals de attestatie de vita af.

    13

    Overeenkomstig de artikelen 140 tot en met 145 van de wet op het notarisambt houdt de notaris geld, waardepapieren en documenten in bewaring.

    14

    Op successiegebied bepaalt artikel 264 van die wet dat de notaris een notariële opstelt wanneer de langstlevende echtgenoot en de erfgenamen die de erfenissen hebben aanvaard tot een akkoord zijn gekomen. Ingevolge artikel 315 van dezelfde wet wordt bij gebrek aan overeenstemming beslist door de rechter overeenkomstig de toepasselijke procedures.

    15

    Artikel 320 van de wet op het notarisambt bepaalt dat de notaris de erfenis kan verdelen indien de erfgenamen het eens zijn over de verdeling. Ieder gebrek aan overeenstemming moet volgens artikel 250.1, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden voorgelegd aan de rechter, die luidens artikel 250.2, lid 3, van dat wetboek de notaris kan belasten met het toezicht op het verloop van de verdeling. In dat geval zal de notaris overeenkomstig artikel 250.3, lid 3, van voormeld wetboek bij het opstellen van het ontwerp voor de verdeling erop toezien dat de betrokken partijen worden verzoend en dat partijen tot een akkoord zullen komen. Artikel 250.3, lid 5, van hetzelfde wetboek bepaalt dat de notaris de inventaris, de evaluatie en het ontwerp voor de verdeling aan de rechter voorlegt.

    16

    Aangaande de bevoegdheden van de notaris inzake echtscheidingen bepalen de artikelen 325 en 327 van de wet op het notarisambt dat de notaris een huwelijk kan ontbinden op gezamenlijk verzoek van de echtgenoten, indien zij geen gemeenschappelijke kinderen hebben en niet samen eigenaar zijn van onroerend goed. In de overige gevallen kan hij tot ontbinding overgaan indien de belanghebbenden vooraf een akkoord hebben gesloten over de toewijzing van de kinderen, de bezoekregeling en het onderhoud van de kinderen, en in voorkomend geval over de verdeling van de eigendom.

    17

    Artikel 338 van voormelde wet preciseert dat de notaris de gegevens over een grensoverschrijdende echtscheiding aan het ministerie van Buitenlandse zaken toezendt.

    Precontentieuze procedure

    18

    In een brief van 12 oktober 2006 heeft de Commissie de Republiek Letland aangemaand, haar binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen kenbaar te maken over de verenigbaarheid van het nationaliteitsvereiste voor de toegang tot het beroep van notaris in Letland met de artikelen 49 VWEU en 51 VWEU.

    19

    De Republiek Letland heeft die aanmaning beantwoord met een brief van 21 december 2006, waarin zij uiteenzette waarom naar haar oordeel artikel 51, eerste alinea, VWEU op notarissen van toepassing is.

    20

    De Commissie was niet overtuigd door de argumenten van de Republiek Letland en heeft deze laatste bij brief van 17 oktober 2007 een met redenen omkleed advies gestuurd. Daarop heeft de Republiek de Letland geantwoord bij brief van 3 januari 2008.

    21

    Op 24 mei 2011 heeft het Hof in de arresten Commissie/België (C‑47/08, EU:C:2011:334), Commissie/Frankrijk (C‑50/08, EU:C:2011:335), Commissie/Luxemburg (C‑51/08, EU:C:2011:336), Commissie/Oostenrijk (C‑53/08, EU:C:2011:338), Commissie/Duitsland (C‑54/08, EU:C:2011:339) en Commissie/Griekenland (C‑61/08, EU:C:2011:340) geoordeeld dat het nationaliteitsvereiste respectievelijk in België, Frankrijk, Luxemburg, Oostenrijk, Duitsland en Griekenland voor toegang tot het beroep van notaris een ingevolge artikel 43 EG (thans artikel 49 VWEU) verboden discriminatie op grond van nationaliteit vormt. De Republiek Letland was voor het Hof interveniënte aan de zijde van die lidstaten.

    22

    De Commissie heeft in een brief van 9 november 2011 de aandacht van de Republiek Letland gevestigd op de in het vorige punt van het onderhavige arrest genoemde arresten.

    23

    De Republiek Letland heeft die brief beantwoord met een schrijven van 5 januari 2012.

    24

    Op 22 november 2012 heeft de Commissie de Republiek Letland een aanvullend met redenen omkleed advies gestuurd, waarin enkel de kwesties aan de orde kwamen die het Hof niet had behandeld in het kader van de arresten vermeld in punt 21 van het onderhavige arrest.

    25

    In een brief van 21 januari 2013 heeft de Republiek Letland in antwoord op dat advies uiteengezet waarom het standpunt van de Commissie volgens haar ongegrond was.

    26

    Daarop heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

    Beroep

    Argumenten van partijen

    27

    De Commissie is van oordeel dat met de werkzaamheden van de notaris in de Letse rechtsorde geen openbaar gezag in de zin van artikel 51, eerste alinea, VWEU, zoals uitgelegd door het Hof, wordt uitgeoefend.

    28

    Aangaande in de eerste plaats het waarmerken van akten en overeenkomsten merkt de Commissie op dat voor de tussenkomst van de notaris eerst wilsovereenstemming tussen partijen moet bestaan en dat de notaris een akte niet eenzijdig kan weigeren zonder dat partijen daarmee vooraf hebben ingestemd. Zij verwijst in dit verband naar de rechtspraak van het Hof, volgens welke deze werkzaamheid van de notaris niet kan worden gelijkgesteld met het rechtstreeks specifiek uitoefenen van openbaar gezag.

    29

    Voor de legalisatie van handtekeningen van burgers in het kader van de procedure van indiening van burgerinitiatieven dient hetzelfde te gelden.

    30

    Aangaande in de tweede plaats de taken van de notaris op het gebied van de bewaring van geld, waardepapieren en documenten meent de Commissie eveneens dat dit geen uitoefening van openbaar gezag in de zin van artikel 51, eerste alinea, VWEU inhoudt.

    31

    In de derde plaats zijn de werkzaamheden van de notaris op het gebied van erfopvolging, zoals ook de echtscheidingsaangelegenheden die hij behartigt, niet contentieus, aangezien ingevolge artikel 315 van de wet op het notarisambt ieder geschil op dat gebied aan de rechter moet worden voorgelegd.

    32

    Volgens de Commissie zijn dit werkzaamheden ter voorbereiding van de uitoefening van openbaar gezag, aangezien zij ertoe leiden dat een inventaris van het vermogen wordt opgesteld, dat vermogen wordt geëvalueerd en een ontwerp voor de verdeling wordt opgesteld dat de notaris vervolgens aan de rechter voorlegt. Bijgevolg is het niet zo dat de notaris in dit opzicht bindende beslissingsbevoegdheid heeft.

    33

    Wat in de vierde plaats de werkzaamheden van de notaris op echtscheidingsgebied betreft merkt de Commissie op dat de notaris op grond van de wet op het notarisambt enkel de echtscheiding met onderlinge toestemming kan uitspreken. In geval van onenigheid tussen de echtgenoten is alleen de rechter bevoegd. Bij grensoverschrijdende echtscheidingen stelt de notaris enkel formeel vast dat een van de echtgenoten daadwerkelijk op Lets grondgebied woont.

    34

    Voor het overige zijn het specifieke statuut van de notaris in het Letse recht, de eed van getrouwheid die de notaris voor de Letse staat dient af te leggen, zijn toegang tot onder de verantwoordelijkheid van de staat vallende informatie en het gebruik van staatssymbolen niet rechtstreeks relevant voor de beoordeling van de aard van de werkzaamheden van de notaris.

    35

    Meer in het bijzonder brengt de Commissie in herinnering dat volgens de rechtspraak van het Hof wat het specifieke statuut van de notaris betreft aan de hand van de aard van de betrokken werkzaamheden op zich beschouwd en niet gelet op dat statuut als zodanig moet worden nagegaan of op die werkzaamheden de uitzondering van artikel 51, eerste alinea, VWEU van toepassing is.

    36

    Volgens de rechtspraak van het Hof, zo vervolgt de Commissie, is een gedeelte van de honoraria van notarissen weliswaar wettelijk vastgelegd, maar blijft het een feit dat de kwaliteit van de verrichte diensten van notaris tot notaris kan verschillen naargelang de professionele vaardigheden van deze laatste. Het Hof zou dan ook hebben geconcludeerd dat de notaris binnen de grenzen van zijn respectieve territoriale bevoegdheden zijn ambt uitoefent in mededingingsomstandigheden, wat niet typerend is voor de uitoefening van openbaar gezag.

    37

    De Republiek Letland, ondersteund door de Tsjechische Republiek en Hongarije, betoogt om te beginnen dat het beroep van notaris niet kan worden gezien als de activiteit van een onderneming in de zin van artikel 49 VWEU. Dat blijkt ook uit artikel 239 van de wet op het notarisambt, waarin wordt bepaald dat de beroepswerkzaamheden van de notaris bestaan in intellectueel werk, dat niet op het maken van winst is gericht.

    38

    Bovendien is de notaris niet werkzaam in een situatie van vrije mededinging, daar hij niet kiest welke diensten hij verricht noch waar hij deze verricht en evenmin welke beloning hij als tegenprestatie ontvangt.

    39

    Hoe dan ook oefent de notaris in Letland in de uitoefening van zijn werkzaamheden openbaar gezag uit in de zin van artikel 51, eerste alinea, VWEU, ook al is dat niet het geval voor de notarissen in de lidstaten ten aanzien waarvan in de arresten vermeld in punt 21 van het onderhavige arrest niet-nakoming is vastgesteld.

    40

    Zo beschikt de notaris over een beoordelingsbevoegdheid voor zover hij het opstellen van notariële akten die verband houden met illegale activiteiten mag weigeren.

    41

    Voorts worden akten die de notaris opstelt in de uitoefening van zijn werkzaamheden opgesteld namens de staat.

    42

    De Republiek Letland betoogt in de tweede plaats dat richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255, blz. 22), zoals gewijzigd bij richtlijn 2013/55/EU (PB L 354, blz. 132; hierna: „richtlijn 2005/36”), niet van toepassing is op de notaris, met als gevolg dat voor hem het vrij verrichten van diensten en de vrijheid van vestiging niet gelden.

    43

    In de derde plaats merkt de Republiek Letland met betrekking tot de werkzaamheden van de notaris op dat met de opstelling van authentieke akten openbaar gezag wordt uitgeoefend, aangezien het waarmerken van een akte meebrengt dat deze tegenover derden kan worden ingeroepen.

    44

    Door een notaris opgestelde authentieke akten hebben dus bewijskracht en zijn vatbaar voor tenuitvoerlegging, en het feit dat een notariële akte voor de rechter kan worden aangevochten impliceert niet dat het louter een bijkomende of voorbereidende handeling betreft.

    45

    Wat de bevoegdheden van de notaris op successiegebied betreft merkt de Republiek Letland op dat de notaris zijn werkzaamheden zelfstandig verricht en akten opstelt ter bevestiging van de rechten van de erfgenamen.

    46

    Aangaande de werkzaamheden van de notaris op echtscheidingsgebied is het volgens de Republiek Letland van weinig belang dat die werkzaamheden zich enkel uitstrekken tot echtscheidingen met onderlinge toestemming, daar de door de notaris te nemen beslissing een definitieve beslissing is die zowel partijen als derden bindt. De notaris is in de uitoefening van die bijzondere taak aan geen rechterlijk toezicht onderworpen, ook niet wanneer een echtscheiding grensoverschrijdend is.

    47

    Bovendien bevestigt de omstandigheid dat echtscheidingen worden ingeschreven bij de burgerlijke stand dat de notaris op dit gebied openbaar gezag uitoefent (arrest Colegio de Oficiales de la Marina Mercante Española, C‑405/01, EU:C:2003:515, punt 42).

    Beoordeling door het Hof

    48

    Om te beginnen zij opgemerkt dat het Hof in de arresten vermeld in punt 21 van het onderhavige arrest heeft geoordeeld dat de vrijheid van vestiging zoals vastgelegd in artikel 49 VWEU ook voor het beroep van notaris geldt.

    49

    Het in de punten 37 en 38 van het onderhavige arrest samengevatte argument van de Republiek Letland dat het beroep van notaris niet kan worden beschouwd als de werkzaamheid van een onderneming, doet aan die beoordeling niet af.

    50

    Volgens artikel 238 van de wet op het notarisambt oefent de notaris immers een vrij beroep uit. Voorts staat vast dat behoudens in de gevallen waarin de notaris wordt aangewezen bij de wet, elke partij vrij een notaris kan kiezen. Hoewel de honoraria van de notaris wettelijk zijn vastgesteld, blijft het een feit dat de kwaliteit van de verrichte diensten van notaris tot notaris kan verschillen naargelang met name de professionele vaardigheden van deze laatste.

    51

    Binnen de grenzen van zijn respectieve territoriale bevoegdheden oefent de notaris zijn beroep bijgevolg uit in mededingingsomstandigheden.

    52

    Vervolgens zij in herinnering gebracht dat artikel 49 VWEU beoogt te verzekeren dat elke onderdaan van een lidstaat die zich in een andere lidstaat vestigt om er een activiteit anders dan in loondienst te verrichten, daar als eigen onderdaan wordt behandeld, en elke uit nationale wettelijke regelingen voortvloeiende discriminatie op grond van nationaliteit als een beperking van de vrijheid van vestiging verbiedt (zie in die zin arresten Commissie/Frankrijk, 270/83, EU:C:1986:37, punt 14, en Commissie/Nederland, C‑157/09, EU:C:2011:794, punt 53).

    53

    In het onderhavige geval behoudt de betrokken nationale wettelijke regeling de toegang tot het beroep van notaris voor aan Letse onderdanen en voert zij dus een verschil in behandeling op grond van nationaliteit in, dat in beginsel ingevolge artikel 49 VWEU verboden is.

    54

    De Republiek Letland betoogt evenwel dat de notariële werkzaamheden aan de werkingssfeer van artikel 49 VWEU onttrokken zijn omdat met die werkzaamheden openbaar gezag wordt uitgeoefend in de zin van artikel 51, eerste alinea, VWEU.

    55

    In dit verband moet worden opgemerkt dat in de zaken waarin de in punt 21 van het onderhavige arrest vermelde arresten zijn gewezen is geoordeeld dat de werkzaamheden van de notaris geen rechtstreekse en specifieke uitoefening van openbaar gezag in de zin van de rechtspraak van het Hof inhielden.

    56

    In het licht van die rechtspraak moet dus worden nagegaan of de werkzaamheden waarmee de notaris in de Letse rechtsorde is belast, de rechtstreekse en specifieke uitoefening van openbaar gezag inhouden.

    57

    In de eerste plaats wordt met betrekking tot de werkzaamheid in verband met waarmerkingen niet betwist dat deze wordt gekenmerkt doordat de notaris onder meer heeft te verifiëren dat alle wettelijke voorwaarden voor het opstellen van de akte vervuld zijn.

    58

    Bovendien komen volgens de Letse wetgeving voor waarmerking in aanmerking akten of overeenkomsten waarmee partijen vrij hebben ingestemd. Deze kunnen immers binnen de wettelijke grenzen zelf de omvang van hun rechten en verplichtingen bepalen en vrij de bedingen kiezen waaraan zij zich willen onderwerpen wanneer zij de notaris een akte of een overeenkomst ter waarmerking voorleggen. Voor het optreden van de notaris is dus vereist dat de partijen vooraf hun instemming hebben verleend of tot wilsovereenstemming zijn gekomen.

    59

    In dit verband heeft het Hof geoordeeld dat het waarmerken door de notaris als zodanig geen rechtstreekse en specifieke uitoefening van openbaar gezag in de zin van artikel 51, eerste alinea, VWEU inhoudt (zie naar analogie onder meer arrest Commissie/België, C‑47/08, EU:C:2011:334, punt 92).

    60

    De Republiek Letland heeft terecht opgemerkt dat wanneer de notaris, alvorens een akte of een overeenkomst te waarmerken, moet nagaan of aan alle wettelijke vereisten voor het opmaken van die akte of die overeenkomst is voldaan, hij een doel van algemeen belang nastreeft, namelijk het waarborgen van de rechtmatigheid en de rechtszekerheid van handelingen tussen particulieren. Het enkele nastreven van dit doel kan echter niet rechtvaardigen dat de daartoe vereiste bevoegdheden uitsluitend aan notarissen met de nationaliteit van de betrokken lidstaat worden voorbehouden (arrest Commissie/België, C‑47/08, EU:C:2011:334, punten 94 en 95).

    61

    Het is ook juist dat de notaris het waarmerken van een akte of een overeenkomst die de wettelijke voorwaarden niet vervult, ongeacht de wil van de partijen moet weigeren. Na een dergelijke weigering staat het de partijen echter vrij, de vastgestelde onregelmatigheid ongedaan te maken, de bedingen van de betrokken akte of overeenkomst te wijzigen dan wel van die akte of overeenkomst af te zien (zie arrest Commissie/België, C‑47/08, EU:C:2011:334, punt 98).

    62

    Met uitzondering van het argument betreffende de inroepbaarheid van de akte tegenover derden, dat echter niet kan baten omdat die inroepbaarheid enkel verband houdt met de bewijskracht van de akte, moet dan ook worden vastgesteld dat de Republiek Letland niets aanvoert op grond waarvan de werkzaamheden van de notaris in die lidstaat kunnen worden onderscheiden van die in de lidstaten ten aanzien waarvan in de arresten vermeld in punt 21 van het onderhavige arrest niet-nakoming is vastgesteld.

    63

    Het legaliseren van handtekeningen van burgers door de notaris in het kader van de procedure voor het indienen van burgerinitiatieven kan gelet op de overwegingen in de punten 60 en 61 van het onderhavige arrest evenmin als de uitoefening van openbaar gezag worden beschouwd.

    64

    In de tweede plaats moet worden nagegaan of met de overige door de Republiek Letland vermelde werkzaamheden waarmee de notaris naar Lets recht is belast, rechtstreeks en specifiek openbaar gezag wordt uitgeoefend.

    65

    Aangaande om te beginnen de werkzaamheden in verband met de bewaring van geld, waardepapieren en documenten moet worden geconstateerd dat de Republiek Letland niet heeft betwist dat met die werkzaamheden geen openbaar gezag wordt uitgeoefend in de zin van artikel 51, eerste alinea, VWEU.

    66

    Aangaande vervolgens de taken op het gebied van erfopvolgingen zij opgemerkt dat de notaris slechts tot verdeling van het vermogen kan overgaan indien er geen sprake is van onenigheid tussen de erfgenamen en dat hij in geval van onenigheid ingevolge artikel 250.3, lid 5, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering de inventaris, de evaluatie en het ontwerp van de verdeling van het vermogen aan de rechter dient voor te leggen.

    67

    Aangezien de taken die op successiegebied aan de notaris zijn toevertrouwd dus hetzij op basis van consensus worden verricht hetzij als voorbereidende taken onder toezicht van de rechter, wordt met die taken bijgevolg niet rechtstreeks en specifiek openbaar gezag uitgeoefend.

    68

    Wat tot slot de werkzaamheden in verband met echtscheidingen betreft is de notaris overeenkomstig de artikelen 325 en 327 van de wet op het notarisambt enkel bevoegd een huwelijk te ontbinden ingeval beide echtgenoten hebben ingestemd met het beginsel van scheiding en ingeval zij, wanneer zij samen een kind hebben of samen onroerend goed bezitten, een akkoord hebben gesloten over de toewijzing van de kinderen, de bezoekregeling en het onderhoud van de kinderen, en in voorkomend geval over de verdeling van de eigendom.

    69

    Bovendien blijkt voor de overige gevallen van echtscheiding uit artikel 233 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, dat staat in hoofdstuk 29, „Aspecten betreffende de nietigverklaring of de ontbinding van het huwelijk”, dat de rechterlijke macht bevoegd is om deze te behandelen.

    70

    Vastgesteld moet dus worden dat de bevoegdheid van de notaris op echtscheidingsgebied, die uitsluitend op de wil van partijen berust en de bevoegdheden van de rechter onverlet laat indien partijen het oneens zijn, geen rechtstreekse en specifieke uitoefening van openbaar gezag meebrengt.

    71

    Aangaande het argument dat de Republiek Letland aan het arrest Colegio de Oficiales de la Marina Mercante Española (C‑405/01, EU:C:2003:515) ontleent in verband met het feit dat in Letland de door de notaris uitgesproken echtscheiding met onderlinge toestemming wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, blijkt uit punt 42 van dat arrest dat het Hof met zijn oordeel dat de taken van de kapitein en eerste stuurman op onder Spaanse vlag varende koopvaardijschepen de uitoefening van bevoegdheden van het openbaar gezag inhielden, het oog had op alle door die kapitein en die eerste stuurman uitgeoefende functies, daaronder begrepen bevoegdheden in verband met de handhaving van de veiligheid en de uitoefening van politiebevoegdheden, die in voorkomend geval gepaard gaan met bevoegdheid tot het treffen van onderzoeks-, dwang- of strafmaatregelen, en niet enkel de bevoegdheden van die kapitein en eerste stuurman ter zake van de burgerlijke stand.

    72

    Aan de conclusie in punt 70 van het onderhavige arrest wordt evenmin afgedaan door de bevoegdheid die de notaris is ingeruimd op het gebied van grensoverschrijdende echtscheidingen, aangezien het daarbij gaat om scheidingen die berusten op de gezamenlijke wil van de echtgenoten, hun huwelijk te beëindigen, en de notaris daarbij tot taak heeft te verifiëren dat aan alle wettelijke vereisten voor de uitspraak van een dergelijke echtscheiding is voldaan. Zoals blijkt uit de punten 60 en 61 van het onderhavige arrest kan die taak niet worden gezien als de rechtstreekse en specifieke uitoefening van openbaar gezag.

    73

    Wat in de derde plaats het specifieke statuut van de notaris in de Letse rechtsorde betreft, volstaat de opmerking dat aan de hand van de aard van de door die notaris verrichte werkzaamheden op zich beschouwd, en niet aan de hand van dit statuut als zodanig, moet worden nagegaan of deze werkzaamheden onder de uitzondering van artikel 51, eerste alinea, VWEU vallen (zie onder meer arrest Commissie/België, C‑47/08, EU:C:2011:334, punt 85).

    74

    Voor het overige staat vast, zoals in punt 51 van het onderhavige arrest is opgemerkt, dat de notaris zijn beroep uitoefent in mededingingsomstandigheden, wat niet typerend is voor de uitoefening van openbaar gezag (zie naar analogie onder meer arrest Commissie/België, C‑47/08, EU:C:2011:334, punt 117).

    75

    Het argument van de Republiek Letland dat richtlijn 2005/36 niet van toepassing is op de notaris, kan evenmin overtuigen. De omstandigheid immers dat de wetgever ervoor heeft gekozen de werkzaamheden van de notaris van de werkingssfeer van een bepaalde handeling, in casu van die richtlijn, uit te sluiten, betekent nog niet dat die werkzaamheden noodzakelijkerwijs onder de uitzondering van artikel 51, eerste alinea, VWEU vallen (zie in die zin onder meer arrest Commissie/België, C‑47/08, EU:C:2011:334, punt 119).

    76

    In die omstandigheden moet de conclusie luiden dat met de notariële werkzaamheden zoals die in het huidige Letse recht zijn omschreven, geen openbaar gezag in de zin van artikel 51, eerste alinea, VWEU wordt uitgeoefend.

    77

    Bijgevolg zij vastgesteld dat het nationaliteitsvereiste dat in de Letse regelgeving voor de toegang tot het beroep van notaris wordt gesteld, een ingevolge artikel 49 VWEU verboden discriminatie op grond van nationaliteit vormt.

    78

    Gelet op het voorgaande moet het beroep van de Commissie gegrond worden verklaard.

    Kosten

    79

    Volgens artikel 138, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Daar de Republiek Letland in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

    80

    Volgens artikel 140, lid 1, van dit Reglement dragen de lidstaten die in het geding hebben geïntervenieerd, hun eigen kosten. De Tsjechische Republiek en Hongarije zullen dus hun eigen kosten dragen.

     

    Het Hof (Zevende kamer) verklaart:

     

    1)

    Door voor de toegang tot het beroep van notaris een nationaliteitsvereiste te stellen, is de Republiek Letland de krachtens artikel 49 VWEU op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

     

    2)

    De Republiek Letland wordt verwezen in de kosten.

     

    3)

    De Tsjechische Republiek zal haar eigen kosten dragen.

     

    4)

    Hongarije zal zijn eigen kosten dragen.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Lets.

    Naar boven