Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62012CO0264

    Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 26 juni 2014.
    Sindicato Nacional dos Profissionais de Seguros e Afins tegen Fidelidade Mundial – Companhia de Seguros SA.
    Verzoek van het Tribunal do Trabalho do Porto om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Nationale regeling houdende loonsverlagingen voor bepaalde werknemers in de openbare sector – Geen uitvoering van het recht van de Unie – Kennelijke onbevoegdheid van het Hof.
    Zaak C‑264/12.

    Jurisprudentie – Algemeen

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2014:2036

    BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer)

    26 juni 2014 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing — Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Nationale regeling houdende loonsverlagingen voor bepaalde werknemers in de openbare sector — Geen uitvoering van het recht van de Unie — Kennelijke onbevoegdheid van het Hof”

    In zaak C‑264/12,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunal do Trabalho do Porto (Portugal) bij beslissing van 22 mei 2012, ingekomen bij het Hof op 29 mei 2012, in de procedure

    Sindicato Nacional dos Profissionais de Seguros e Afins

    tegen

    Fidelidade Mundial – Companhia de Seguros SA,

    geeft

    HET HOF (Zesde kamer),

    samengesteld als volgt: A. Borg Barthet, kamerpresident, E. Levits (rapporteur) en M. Berger, rechters,

    advocaat-generaal: N. Jääskinen,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gezien de stukken,

    gelet op de opmerkingen van:

    Fidelidade Mundial – Companhia de Seguros SA, vertegenwoordigd door R. Simões Correia, advogada,

    de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes, V. Silva en F. Almeida als gemachtigden,

    de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. Bulterman en J. Langer als gemachtigden,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. França, J.‑P. Keppenne en D. Martin als gemachtigden,

    gelet op het besluit, de advocaat-generaal gehoord, om uitspraak te doen bij met redenen omklede beschikking, overeenkomstig artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof,

    de navolgende

    Beschikking

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 20, 21, lid 1, en 31, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Sindicato Nacional dos Profissionais de Seguros e Afins en Fidelidade Mundial – Companhia de Seguros SA (hierna: „Fidelidade Mundial”) over de afschaffing van vakantie- en kerstgratificaties die waren uitbetaald aan de werknemers van deze vennootschap.

    Toepasselijke bepalingen

    3

    In Portugal bepaalt artikel 20 van wet 64-B/2011 van 30 december 2011 tot goedkeuring van de algemene rijksbegroting voor 2012 (Diário da República, serie I, nr. 250, van 30 december 2011; hierna: „begrotingswet voor 2012”) dat de loonsverlagingen voor de werknemers in de openbare sector, zoals vastgesteld bij wet 55-A/2010 van 31 december 2010 (Diário da República, serie I, nr. 25, van 31 december 2010; hierna: „begrotingswet voor 2011”), gedurende 2012 van kracht zullen blijven.

    4

    Artikel 21 van de begrotingswet voor 2012, met als titel „Opschorting van de betaling van vakantie- en kerstgratificaties of gelijkwaardige vergoedingen”, bepaalt:

    „1   – Voor de duur van het programma van economische en financiële bijstand (PEFB) blijft als buitengewone maatregel ter stabilisering van de begroting de betaling opgeschort van vakantie- en kerstgratificaties, alsmede van uitkeringen die overeenkomen met het dertiende en/of het veertiende maandsalaris, aan de personen genoemd in artikel 19, lid 9, van [de begrotingswet voor 2011], zoals gewijzigd bij wet 48/2011 van 26 augustus 2011 en wet 60-A/2011 van 30 november 2011, met een basismaandsalaris van meer dan 1100 EUR.

    2   – Met betrekking tot de personen bedoeld in artikel 19, lid 9, van [de begrotingswet voor 2011], zoals gewijzigd bij wet 48/2011 van 26 augustus 2011 en wet 60-A/2011 van 30 november 2011, met een basismaandsalaris van 600 EUR tot 1100 EUR, worden de gratificaties en prestaties bedoeld in het voorgaande lid verlaagd met een bedrag dat als volgt wordt berekend: gratificaties/prestaties = 1320 – 1,2 x basismaandsalaris.

    3   – De voorgaande leden zijn van toepassing op alle prestaties die onafhankelijk van hun formele benaming rechtstreeks of indirect gelijkwaardig zijn aan de in deze leden vermelde gratificaties en prestaties, met name als aanvullende vergoedingen op het basismaandsalaris.

    4   – De leden 1 en 2 zijn ook van toepassing op dienstenovereenkomsten met natuurlijke of rechtspersonen in de vorm van een voortdurende prestatie die maandelijkse betalingen tijdens het jaar impliceren, alsmede een of twee prestaties van hetzelfde bedrag.

    5   – Het onderhavige artikel is van toepassing na de verlaging van de vergoedingen bedoeld in artikel 19 van [de begrotingswet voor 2011], zoals gewijzigd bij wet 48/2011 van 26 augustus 2011 en wet 60-A/2011 van 30 november 2011, en artikel 23 van deze wet.

    6   – Het onderhavige artikel is van toepassing op vakantiegratificaties waarop de genoemde personen recht zouden hebben gehad, ongeacht of zij overeenkomen met begin 2012 reeds verworven vakantie dan wel met op een later tijdstip verworven vakantie, met inbegrip van het evenredige deel van de gratificaties als gevolg van de beëindiging of schorsing van de arbeidsrechtelijke verhouding.

    7   – Het voorgaande lid is mutatis mutandis ook van toepassing op de kerstgratificatie.

    8   – Het onderhavige artikel is eveneens van toepassing op reservepersoneel of daarmee gelijkgesteld personeel, ongeacht of het al dan niet een post bezet.

    9   – De in dit artikel vervatte regeling is dwingend en heeft voorrang boven andersluidende bepalingen, ook al zijn het bijzondere bepalingen of uitzonderingsbepalingen, collectieve overeenkomsten en arbeidsovereenkomsten, die niet van deze regeling kunnen afwijken of hieraan wijzigingen aanbrengen.”

    5

    Artikel 35, lid 3, van de collectieve arbeidsovereenkomst tussen de Associação Portuguesa de Seguradores (Portugese vereniging van verzekeraars) en de Sindicatos da actividade Seguradora (vakbonden van de verzekeringssector), die op de partijen in het hoofdgeding van toepassing is (hierna: „collectieve arbeidsovereenkomst”), bepaalt dat „de vakantiegratificatie overeenkomt met het effectieve loon van de werknemer op 31 oktober van het jaar waarin de vakantie wordt genomen”.

    6

    Artikel 44 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt dat „de werknemer recht heeft op een bedrag dat overeenkomt met zijn effectieve loon en samen met het loon van november wordt betaald. Dat bedrag is gelijk aan het bedrag waarop de werknemer op 31 december recht heeft.”

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    7

    Fidelidade Mundial, een Portugese verzekeringsonderneming, is een naamloze vennootschap met uitsluitend overheidskapitaal. Deze verzekeringsonderneming heeft de collectieve arbeidsovereenkomst ondertekend.

    8

    Op grond van de begrotingswet voor 2012, die ertoe strekte de overheidsuitgaven te beperken, heeft Fidelidade Mundial de betaling van de vakantiegratificatie volledig afgeschaft voor de werknemers met een maandloon van 1100 EUR of meer en gedeeltelijk voor de werknemers met een maandloon van 600 tot 1100 EUR. Deze gratificaties waren toegekend in de collectieve arbeidsovereenkomst.

    9

    De begrotingswet voor 2012 vormde een aanvulling op de begrotingswet voor 2011, die eveneens ertoe strekte de overheidsuitgaven te beperken.

    10

    Het Tribunal do Trabalho do Porto, waarbij een ander geding betreffende artikel 19 van de begrotingswet voor 2011 aanhangig was gemaakt, had reeds een verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend omdat er ernstige twijfels waren gerezen over de verenigbaarheid van dat artikel met het Unierecht. Dat verzoek is op 8 maart 2012 ingekomen bij het Hof (zaak C‑128/12).

    11

    Zonder de uitspraak van het Hof in die zaak af te wachten, heeft diezelfde rechterlijke instantie het Hof het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing toegezonden. In casu rijzen soortgelijke vragen als in zaak C‑128/12.

    12

    Om die reden is de beslissing van het Hof op het onderhavige prejudiciële verzoek uitgesteld tot de uitspraak van het Hof in zaak C‑128/12.

    13

    Die zaak heeft geleid tot de beschikking Sindicato dos Bancários do Norte e.a. (C‑128/12, EU:C:2013:149). In punt 12 van die beschikking heeft het Hof vastgesteld dat in weerwil van de twijfels die bij de verwijzende rechter waren gerezen over de verenigbaarheid van de begrotingswet voor 2011 met de in de Verdragen verankerde beginselen en doelstellingen, de verwijzingsbeslissing geen concrete gegevens bevatte op basis waarvan kon worden aangenomen dat deze wet strekte tot uitvoering van het Unierecht. In punt 14 van diezelfde beschikking heeft het Hof zich daarom kennelijk onbevoegd geacht om kennis te nemen van het door het Tribunal do Trabalho do Porto ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing betreffende artikel 19 van de begrotingswet voor 2011.

    14

    Naar aanleiding van die beschikking is het Tribunal do Trabalho do Porto verzocht mee te delen of het zijn verzoek om een prejudiciële beslissing in de onderhavige zaak wenste te handhaven.

    15

    Deze rechterlijke instantie heeft bevestigend geantwoord, waarbij de verwijzingsbeslissing is geherformuleerd en nogmaals twijfel is geuit omtrent de verenigbaarheid van artikel 21 van de begrotingswet voor 2012 met het Unierecht.

    16

    In deze omstandigheden heeft het Tribunal do Trabalho do Porto de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

    „1)

    Moet het beginsel van gelijke behandeling, waarin het discriminatieverbod zijn oorsprong vindt, aldus worden uitgelegd dat het geldt voor werknemers in de openbare sector?

    2)

    Is de overheidsmaatregel om voordien verschuldigde vergoedingen in de vorm van vakantie- en kerstgratificaties niet te betalen, die is opgelegd bij de begrotingswet voor 2012 en uitsluitend werknemers in de overheidssector of van overheidsbedrijven betreft, in strijd met het discriminatiebeginsel doordat het aldus leidt tot discriminatie op grond van de publiekrechtelijke aard van de arbeidsverhouding?

    3)

    Moet het in artikel 31, lid 1, van het [Handvest] neergelegde recht op waardige arbeidsomstandigheden aldus worden uitgelegd dat indien de overeenkomst niet wordt gewijzigd, het loon niet mag worden verlaagd zonder instemming van de werknemer?

    4)

    Moet het in artikel 31, lid 1, van het [Handvest] neergelegde recht op waardige arbeidsomstandigheden aldus worden uitgelegd dat het een recht op een billijk loon omvat dat aan de werknemers en hun gezin een behoorlijke levensstandaard waarborgt?

    5)

    Is de opschorting van de betaling van vakantie- en kerstgratificaties, wanneer zij niet de enige mogelijke, noodzakelijke en essentiële maatregel is om de overheidsfinanciën te saneren wanneer het land zich in een ernstige economische en financiële crisis bevindt, in strijd met het in artikel 31, lid 1, van het [Handvest] neergelegde recht, doordat zij een bedreiging vormt voor de levensstandaard en de financiële verplichtingen die zijn aangegaan door de werknemers en hun gezin, die geen rekening hebben gehouden met een verlaging van hun jaarlijkse vergoedingen, waaronder de twee gratificaties?

    6)

    Is de aldus door de Portugese Staat doorgevoerde loonsverlaging, bestaande in de opschorting van de betaling van de twee gratificaties, voor zover zij noch gepland was noch voorzienbaar was voor de werknemers, in strijd met het recht op waardige arbeidsomstandigheden?

    7)

    Is de begrotingswet voor 2012, voor zover zij bepaalt dat niet van de regeling van opschorting van de betaling van vakantie- en kerstgratificaties kan worden afgeweken bij collectieve overeenkomsten en dat deze regeling voorrang heeft boven deze collectieve overeenkomsten, in strijd met het recht op collectieve onderhandelingen?”

    Bevoegdheid van het Hof

    17

    Overeenkomstig artikel 53, lid 2, van zijn Reglement voor de procesvoering kan het Hof wanneer het kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van een zaak, de advocaat-generaal gehoord, te allen tijde beslissen bij met redenen omklede beschikking.

    18

    In het kader van een prejudiciële verwijzing krachtens artikel 267 VWEU kan het Hof slechts binnen de grenzen van de aan de Europese Unie toegekende bevoegdheden het Unierecht uitleggen (zie beschikkingen Corpul Naţional al Poliţiştilor, C‑434/11, EU:C:2011:830, punt 13, en Sindicato dos Bancários do Norte e.a., EU:C:2013:149, punt 9).

    19

    In zijn beschikking Sindicato dos Bancários do Norte e.a. (EU:C:2013:149) heeft het Hof vastgesteld dat het kennelijk onbevoegd was om kennis te nemen van de vragen die het Tribunal do Trabalho do Porto over de begrotingswet voor 2011 had gesteld, gelet op het feit dat de verwijzingsbeslissing geen concrete gegevens bevatte op basis waarvan kon worden aangenomen dat deze wet strekte tot uitvoering van het recht van de Unie.

    20

    De twijfel die de verwijzende rechter heeft over de verenigbaarheid van de begrotingswet voor 2012 met het Unierecht, verschilt niet van de twijfel die dezelfde rechter ertoe heeft gebracht, zich tot het Hof te wenden in de zaak die heeft geleid tot de beschikking Sindicato dos Bancários do Norte e.a. (EU:C:2013:149) teneinde het Hof een vraag te stellen over de verenigbaarheid van de begrotingswet voor 2011 met het Unierecht. Bovendien zij vastgesteld dat de vragen in casu dezelfde zijn als de vragen waarover het Hof die beschikking heeft gegeven.

    21

    Het enkele feit dat de verwijzingsbeslissing is geherformuleerd en nogmaals de twijfel is geuit die reeds bestond bij de prejudiciële verwijzing in verband met de begrotingswet voor 2011, volstaat derhalve niet om de bevoegdheid vast te stellen van het Hof om uitspraak te doen op het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing.

    22

    Bijgevolg dient te worden vastgesteld dat het Hof kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van het Tribunal do Trabalho do Porto om een prejudiciële beslissing.

    Kosten

    23

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Zesde kamer) verklaart voor recht:

     

    Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het door het Tribunal do Trabalho do Porto (Portugal) bij beslissing van 22 mei 2012 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing (zaak C‑264/12).

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Portugees.

    Naar boven