Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62013CO0258

    Beschikking van het Hof (Tweede kamer) van 28 november 2013.
    Sociedade Agrícola e Imobiliária da Quinta de S. Paio Lda tegen Instituto da Segurança Social IP.
    Verzoek van de 5a Vara Cível de Lisboa om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op een doeltreffende voorziening in rechte – Rechtspersonen met winstoogmerk – Rechtsbijstand – Geen band met het recht van de Unie – Kennelijke onbevoegdheid van het Hof.
    Zaak C‑258/13.

    Jurisprudentie – Algemeen

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2013:810

    BESCHIKKING VAN HET HOF (Tweede kamer)

    28 november 2013 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Recht op een doeltreffende voorziening in rechte — Rechtspersonen met winstoogmerk — Rechtsbijstand — Geen band met het recht van de Unie — Kennelijke onbevoegdheid van het Hof”

    In zaak C‑258/13,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de 5.a Vara Cível de Lisboa (Portugal) bij beslissing van 13 maart 2013, ingekomen bij het Hof op 13 mei 2013, in de procedure

    Sociedade Agrícola e Imobiliária da Quinta de S. Paio Lda

    tegen

    Instituto da Segurança Social IP,

    geeft HET HOF (Tweede kamer),

    samengesteld als volgt: R. Silva de Lapuerta, kamerpresident, K. Lenaerts (rapporteur), vicepresident van het Hof, J. L. da Cruz Vilaça, J.‑C. Bonichot en A. Arabadjiev, rechters,

    advocaat-generaal: P. Mengozzi,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om overeenkomstig artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof bij met redenen omklede beschikking te beslissen,

    de navolgende

    Beschikking

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Sociedade Agrícola e Imobiliária da Quinta de S. Paio Lda (hierna: „Sociedade Agrícola”) en het Instituto da Segurança Social IP (hierna: „Instituto”) betreffende de weigering van het Instituto om Sociedade Agrícola rechtsbijstand te verlenen.

    Toepasselijke bepalingen

    Recht van de Unie

    Richtlijn 2003/8/EG

    3

    Punt 5 van de considerans van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (PB L 26, blz. 41, met rectificatie in PB L 32, blz. 16), luidt als volgt:

    „Deze richtlijn is gericht op de bevordering van de toepassing van rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen ten behoeve van personen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, indien bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. Het algemeen erkende recht op toegang tot de rechter is ook neergelegd in artikel 47 van het [Handvest].”

    4

    De personele werkingssfeer van het recht op rechtsbijstand wordt in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2003/8 afgebakend als volgt:

    „Natuurlijke personen die betrokken zijn bij een onder deze richtlijn vallend geschil, hebben recht op adequate rechtsbijstand teneinde hun daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen, onder de voorwaarden bepaald in deze richtlijn.”

    Portugees recht

    5

    Wet nr. 34/2004 van 29 juli 2004, zoals gewijzigd bij wet nr. 47/2007 van 28 augustus 2007 (hierna: „wet nr. 34/2004”), regelt de toegang tot het recht en de rechter en zet richtlijn 2003/8 om in Portugees recht.

    6

    Artikel 7, lid 3, van wet nr. 34/2004 luidt:

    „Rechtspersonen met winstoogmerk en eenmansbedrijven met beperkte aansprakelijkheid hebben geen recht op gefinancierde rechtsbijstand.”

    7

    Volgens de Portugese wettelijke regeling hoeven rechtspersonen met winstoogmerk en eenmansbedrijven met beperkte aansprakelijkheid de kosten van gerechtelijke procedures echter niet te betalen wanneer zij insolvent zijn of in staat van sanering verkeren.

    Verwijzingsbeslissing en prejudiciële vragen

    8

    Sociedade Agrícola, gevestigd te Lissabon (Portugal), is een rechtspersoon met winstoogmerk.

    9

    Op 15 januari 2013 heeft Sociedade Agrícola het Instituto, de bevoegde administratieve instantie, verzocht om rechtsbijstand in de vorm van vrijstelling van de betaling van griffierechten en andere proceskosten, alsook om toewijzing van een advocaat en betaling van diens honorarium, stellende dat zij voornemens was een gerechtelijke procedure voor een bedrag van 52500 EUR aan te spannen.

    10

    Volgens het Instituto was dat verzoek om rechtsbijstand echter kennelijk niet-ontvankelijk omdat rechtspersonen met winstoogmerk volgens artikel 7, lid 3, van wet nr. 34/2004 niet in aanmerking komen voor rechtsbijstand.

    11

    Daarop heeft Sociedade Agrícola beroep ingesteld bij de 5.a Vara Cível de Lisboa en om een prejudiciële verwijzing verzocht, zodat het Hof zich uitspreekt over de uitlegging van artikel 47 van het Handvest.

    12

    De verwijzende rechter is van oordeel dat het arrest van het Hof van 22 december 2010, DEB (C-279/09, Jurispr. blz. I-13849), relevant is voor de beslechting van het hoofdgeding, maar nader moet worden gespecificeerd wat rechtspersonen met winstoogmerk betreft.

    13

    In deze omstandigheden heeft de 5.a Vara Cível de Lisboa besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

    „1)

    Verzet artikel 47 van het [Handvest], waarin het recht op een doeltreffende voorziening in rechte is verankerd, zich tegen een nationale regeling waarbij rechtspersonen met winstoogmerk geen toegang hebben tot gratis rechtsbijstand?

    2)

    Moet artikel 47 van het [Handvest] aldus worden uitgelegd dat het recht op een doeltreffende voorziening in rechte wordt gewaarborgd wanneer rechtspersonen met winstoogmerk volgens het nationale recht van de lidstaat weliswaar niet in aanmerking komen voor gratis rechtsbijstand, maar zij de kosten van gerechtelijke procedures automatisch niet hoeven te betalen in geval van insolventie of sanering van ondernemingen?”

    Bevoegdheid van het Hof

    14

    Overeenkomstig artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof kan het Hof wanneer het kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van een zaak, te allen tijde, de advocaat-generaal gehoord, zonder de behandeling voort te zetten beslissen bij met redenen omklede beschikking.

    15

    Deze bepaling dient op de onderhavige zaak te worden toegepast.

    16

    In het kader van een prejudiciële verwijzing krachtens artikel 267 VWEU kan het Hof volgens vaste rechtspraak het recht van de Unie enkel uitleggen binnen de grenzen van de bevoegdheden die hem zijn toegekend (zie arrest van 5 oktober 2010, McB., C-400/10 PPU, Jurispr. blz. I-8965, punt 51, en beschikking van 6 juni 2013, Cholakova, C‑14/13, punt 21).

    17

    De prejudiciële vragen betreffen de uitlegging van artikel 47 van het Handvest.

    18

    In dit verband zij eraan herinnerd dat het toepassingsgebied van het Handvest, wat het optreden van de lidstaten betreft, is omschreven in artikel 51, lid 1, van het Handvest, op grond waarvan de bepalingen van het Handvest, uitsluitend wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen, tot de lidstaten zijn gericht (arrest van 26 februari 2013, Åkerberg Fransson, C‑617/10, punt 17).

    19

    Deze bepaling bevestigt dus de vaste rechtspraak dat de in de rechtsorde van de Unie gewaarborgde grondrechten toepassing kunnen vinden in alle situaties die door het recht van de Unie worden beheerst, maar niet daarbuiten kunnen worden toegepast (zie in die zin beschikking van 14 december 2011, Boncea e.a., C‑483/11 en C‑484/11, punt 29, en arrest Åkerberg Fransson, reeds aangehaald, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    20

    Wanneer een juridische situatie niet binnen de werkingssfeer van het recht van de Unie valt, is het Hof niet bevoegd om daarover uitspraak te doen en kunnen de eventueel aangevoerde bepalingen van het Handvest op zich niet de grondslag vormen voor die bevoegdheid (zie in die zin beschikking van 12 juli 2012, Currà e.a., C‑466/11, punt 26, en arrest Åkerberg Fransson, punt 22).

    21

    De verwijzingsbeslissing bevat niets concreets waaruit blijkt dat het hoofdgeding de uitlegging of de toepassing van een bepaling van het recht van de Unie, niet zijnde een bepaling van het Handvest, betreft (zie beschikkingen van 7 februari 2013, Pedone, C‑498/12, punt 14, en Gentile, C‑499/12, punt 14, en 8 mei 2013, T, C‑73/13, punt 13).

    22

    Aangezien richtlijn 2003/8 niet voorziet in verlening van rechtsbijstand aan rechtspersonen (zie arrest DEB, reeds aangehaald, punt 43), moet immers worden vastgesteld dat deze richtlijn niet van toepassing is op het hoofdgeding.

    23

    Voorts moet erop worden gewezen dat, anders dan in de zaak die heeft geleid tot het arrest DEB, waarin het Hof artikel 47 van het Handvest heeft uitgelegd in het kader van een krachtens het recht van de Unie ingestelde aansprakelijkheidsvordering tegen de overheid, de verwijzingsbeslissing niets concreets bevat waaruit blijkt dat Sociedade Agrícola om rechtsbijstand heeft verzocht in het kader van een gerechtelijke procedure strekkende tot bescherming van rechten die haar door het recht van de Unie zijn verleend.

    24

    Vastgesteld moet dus worden dat het Hof kennelijk onbevoegd is om de door de 5.a Vara Cível de Lisboa gestelde vragen te beantwoorden.

    Kosten

    25

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:

     

    Het Hof is kennelijk onbevoegd om de door de 5.a Vara Cível de Lisboa (Portugal) in haar beslissing van 13 maart 2013 gestelde prejudiciële vragen te beantwoorden (zaak C‑258/13).

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Portugees.

    Naar boven