Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62007CJ0403

    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 27 november 2008.
    Metherma GmbH & Co. KG tegen Hauptzollamt Düsseldorf.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesfinanzhof - Duitsland.
    Gemeenschappelijk douanetarief - Gecombineerde nomenclatuur - Tariefindeling - Posten 8101 en 8102 - Breken en vergruizen van ‚enkel door sinteren verkregen’ staven wolfraam of molybdeen - Ruw wolfraam en molybdeen, enkel door sinteren verkregen staven daaronder begrepen - Resten en afval.
    Zaak C-403/07.

    Jurisprudentie 2008 I-08921

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2008:657

    ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)

    27 november 2008 ( *1 )

    „Gemeenschappelijk douanetarief — Gecombineerde nomenclatuur — Tariefindeling — Posten 8101 en 8102 — Breken en vergruizen van ‚enkel door sinteren verkregen’ staven wolfraam of molybdeen — Ruw wolfraam en molybdeen, enkel door sinteren verkregen staven daaronder begrepen — Resten en afval”

    In zaak C-403/07,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) bij beslissing van 31 juli 2007, ingekomen bij het Hof op 31 augustus 2007, in de procedure

    Metherma GmbH & Co. KG

    tegen

    Hauptzollamt Düsseldorf,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Zevende kamer),

    samengesteld als volgt: A. Ó Caoimh (rapporteur), kamerpresident, waarnemend voor de president van de Zevende kamer, J. N. Cunha Rodrigues en U. Lõhmus, rechters,

    advocaat-generaal: P. Mengozzi,

    griffier: R. Grass,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 12 juni 2008,

    gelet op de opmerkingen van:

    Metherma GmbH & Co. KG, vertegenwoordigd door W.-D. Glockner, Rechtsanwalt,

    de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Wilms als gemachtigde,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de posten 8101 en 8102 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Metherma GmbH & Co. KG (hierna: „Metherma”) en het Hauptzollamt Düsseldorf (hoofdkantoor van de douane te Düsseldorf; hierna: „HZA Düsseldorf”), betreffende de weigering van laatstgenoemde om te voldoen aan de door Metherma ingediende aanvraag voor een vergunning tot behandeling onder douanetoezicht van door sinteren verkregen staven wolfraam en molybdeen, teneinde deze metaalstaven tot resten en afval te verwerken door ze handmatig te breken.

    Toepasselijke bepalingen

    Regeling behandeling onder douanetoezicht

    3

    Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 (PB L 311, blz. 17; hierna: „douanewetboek”), voert een aantal economische douaneregelingen in, waaronder, in de artikelen 130 tot en met 136 ervan, de regeling behandeling onder douanetoezicht.

    4

    Artikel 130 van het douanewetboek luidt als volgt:

    „De regeling behandeling onder douanetoezicht maakt het mogelijk niet-communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap een behandeling te doen ondergaan die de soort of de staat ervan wijzigt, zonder dat zij aan rechten bij invoer of aan handelspolitieke maatregelen worden onderworpen, en de door deze behandeling verkregen producten in het vrije verkeer te brengen tegen de daarvoor geldende rechten bij invoer. […]”

    5

    Artikel 132 van genoemd wetboek bepaalt dat „[d]e vergunning tot behandeling onder douanetoezicht wordt afgegeven op verzoek van de persoon die de behandeling verricht of laat verrichten”.

    6

    Artikel 133 van het douanewetboek bepaalt:

    „De vergunning wordt slechts verleend:

    […]

    e)

    indien de regeling ertoe kan bijdragen dat het ontstaan of de instandhouding van een behandelingsactiviteit in de Gemeenschap wordt bevorderd, zonder dat de wezenlijke belangen van communautaire producenten van soortgelijke goederen worden geschaad (economische voorwaarden). […]”

    7

    Artikel 551, lid 1, eerste alinea, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 (PB L 253, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 993/2001 van de Commissie van 4 mei 2001 (PB L 141, blz. 1), bepaalt dat „de regeling behandeling onder douanetoezicht […] van toepassing [is] op goederen waarvan de behandeling tot producten leidt waarop lagere rechten bij invoer van toepassing zijn dan op de invoergoederen”.

    8

    Volgens artikel 552, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 993/2001, juncto volgnummer 2 van deel A van bijlage 76 bij deze verordening, zoals gewijzigd, worden de economische voorwaarden in het kader van de regeling behandeling onder douanetoezicht geacht te zijn vervuld, wanneer goederen van alle soorten worden verwerkt tot resten en afvallen.

    Gecombineerde nomenclatuur

    9

    Het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen en het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986 zijn namens de Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1).

    10

    Verordening nr. 2658/87 heeft een goederennomenclatuur ingesteld, de zogenoemde „gecombineerde nomenclatuur” (hierna: „GN”), die is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), waarmee zij volledig overeenstemt wat de posten en de uit zes cijfers bestaande postonderverdelingen betreft. Alleen de onderverdelingen met een zevende en een achtste cijfer zijn specifiek voor de gecombineerde nomenclatuur.

    11

    De GN is, samen met de autonome en de conventionele rechten en de bijzondere statistische maatstaven, opgenomen in bijlage I bij deze verordening.

    12

    Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van genoemde verordening, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB L 28, blz. 16), stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen jaarlijks bij verordening een volledige versie vast van de GN en van het tarief van de douanerechten, zoals die uit de door de Raad van de Europese Unie of de Commissie vastgestelde maatregelen voortvloeit. Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar.

    13

    Zo werd bijlage I bij verordening nr. 2658/87 met ingang van 1 januari 2001 vervangen door de bijlage bij verordening (EG) nr. 2388/2000 van de Commissie van 13 oktober 2000 (PB L 264, blz. 1).

    14

    Het tweede deel van de GN, zoals deze voortvloeit uit laatstgenoemde verordening, bevat een afdeling XV: „Onedele metalen en werken daarvan”, die uit verschillende hoofdstukken bestaat, waaronder hoofdstuk 81: „Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen”.

    Bepalingen van de GN inzake wolfraam

    15

    Post 8101 van de GN, in hoofdstuk 81 ervan, luidt als volgt: „Wolfraam en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen”. Hij is opgedeeld in twee categorieën, te weten „poeder” (postonderverdeling 81011000) en „andere”.

    16

    In de versie van de GN die voortvloeit uit verordening nr. 2388/2000, omvat de categorie „andere” met name postonderverdeling 810191„ruw wolfraam, enkel door sinteren verkregen staven daaronder begrepen; resten en afval”. Deze postonderverdeling is zelf weer opgedeeld in de postonderverdelingen 81019110„ruw wolfraam, enkel door sinteren verkregen staven daaronder begrepen” en 81019190„resten en afval”.

    Bepalingen van de GN inzake molybdeen

    17

    Post 8102 van de GN, die eveneens is opgenomen in hoofdstuk 81 ervan, is omschreven als „Molybdeen en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen”, en is opgedeeld in twee categorieën, te weten „poeder” (postonderverdeling 81021000) en „andere”.

    18

    In de versie van de GN die voortvloeit uit verordening nr. 2388/2000, omvat de categorie „andere” postonderverdeling 810291„ruw molybdeen, enkel door sinteren verkregen staven daaronder begrepen; resten en afval”. Deze laatste postonderverdeling is zelf weer opgedeeld in postonderverdelingen 81029110„ruw molybdeen, enkel door sinteren verkregen staven daaronder begrepen” en 81029190„resten en afval”.

    Interpretatie van de GN

    19

    De algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn neergelegd in het eerste deel, titel I, A, ervan, bepalen met name:

    „Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen.

    1.

    De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en — voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen — de navolgende regels.

    […]

    6.

    Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‚mutatis mutandis’ de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.”

    20

    Volgens de bewoordingen van aantekening 8, sub a, op afdeling XV van de GN worden aangemerkt als „resten en afval” de „resten en afval, van metaal, verkregen bij de vervaardiging of de mechanische bewerking van metaal, alsmede werken van metaal die als zodanig definitief onbruikbaar zijn geworden door breuk, versnijden, slijtage of dergelijke”.

    21

    De aanvullende aantekening op hoofdstuk 81 van de GN bepaalt dat de definities van „‚staven’, ‚profielen’, ‚draad’, ‚platen, bladen en strippen’” in aantekening 1 op hoofdstuk 74 mutatis mutandis gelden voor het genoemde hoofdstuk 81. Volgens punt d van genoemde aantekening 1 wordt verstaan onder „staven”:

    „niet-opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek […]. Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede […] dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken.

    Wire-bars en billets waarvan de uiteinden zijn aangepunt of op een andere wijze zijn bewerkt, enkel om het inbrengen in de machines waarmee zij zullen worden verwerkt tot bijvoorbeeld walsdraad of buizen te vergemakkelijken, worden evenwel als ruw koper bedoeld bij post 7403 aangemerkt; [bijvoorbeeld ‚profielen’ en ‚draad’ evenals ‚platen, bladen en strippen’ en ‚buizen en pijpen’]”.

    Toelichtingen op het GS

    22

    De Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, die is opgericht bij het op 15 december 1950 te Brussel ondertekende verdrag, keurt, onder de in artikel 8 van het Internationaal verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen bepaalde voorwaarden, de toelichtingen en de indelingsadviezen goed die worden vastgesteld door het comité voor het GS. Op het tijdstip van de feiten in het hoofdgeding was de toepasselijke versie van deze toelichtingen de bijgewerkte versie die voortvloeit uit supplement nr. 11 van februari 2001 (hierna: „toelichtingen op het GS”).

    23

    Uit de toelichtingen op het GS met betrekking tot post 81.01 ervan blijkt dat wolfraam wordt gewonnen als poedervormig metaal, dat tot ingots of tot prismavormige staven wordt geperst, die in een elektrische smeltoven met een waterstofatmosfeer worden geplaatst. Tijdens deze laatste bewerking kitten de poederdeeltjes bij de hevige hitte samen tot een vaste en resistente massa, waardoor het uiteenvallen van de staven wordt voorkomen. Deze staven worden vervolgens mechanisch gehamerd en dan gewalst of getrokken tot platen, tot staven met geringe doorsnede of tot draad. Wolfraam wordt onder meer gebruikt voor de vervaardiging van draden voor gloeilampen, maar meestal wordt dit metaal „als ferrowolfraam van hoofdstuk 72 [van het GS] gebruikt bij de productie van bijzondere staalsoorten”.

    24

    Het laatste deel van de toelichtingen op het GS met betrekking tot genoemde post 81.01, bepaalt met name: „de post omvat wolfraam in de hierna genoemde vormen:

    A.

    poeder;

    B.

    in ruwe staat, bijvoorbeeld in blokken, ingots, gesinterde staven of als resten en afval (zie voor de laatstgenoemde producten de toelichting op post 72.04);

    C.

    halffabricaten, bijvoorbeeld andere dan gesinterde staven; stangen, profielen, platen en bladen, strippen of draad;

    D.

    werken […]”.

    25

    Aangaande molybdeen blijkt uit de toelichtingen op het GS met betrekking tot post 81.02 ervan met name dat molybdeen, naargelang van de gebruikte winningsmethode, als vaste stof of als poeder voorkomt en volgens dezelfde methode als wolfraam kan worden bewerkt. Het metaal wordt als ferromolybdeen, als bedoeld in hoofdstuk 72 van het GS, gebruikt bij de productie van staal. In deze toelichtingen staat verder dat, aangezien de metallurgie van molybdeen op vele punten overeenkomt met die van wolfraam, en beide metalen vaak voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, de bepalingen van het laatste deel van de toelichtingen op het GS met betrekking tot post 81.01 ervan eveneens van toepassing zijn op molybdeen.

    26

    De toelichtingen op het GS met betrekking tot post 72.04 van het GS: „Resten en afval, van gietijzer, van ijzer of van staal (schroot); afvalingots van ijzer of van staal”, luiden als volgt:

    „[…]

    Deze post omvat resten en afval, van gietijzer, ijzer of staal, zoals omschreven in aantekening 8 a op afdeling XV [van het GS].

    Deze producten, die gewoonlijk schroot of oud ijzer worden genoemd, zijn van zeer uiteenlopende aard en komen doorgaans voor in de volgende vormen:

    1)

    resten verkregen bij de vervaardiging of de mechanische bewerking van ijzer of staal (bijvoorbeeld draaisel, vijlsel, resten van ingots, billets, staven of profielen);

    […]

    Deze post heeft geen betrekking op producten die nog geschikt zijn om voor hun oorspronkelijk doel te dienen, hetzij als zodanig, hetzij na herstelling, en evenmin op die welke voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Ook producten die zonder herwinning van hun metaal verwerkt kunnen worden tot andere artikelen zijn van deze post uitgezonderd […]

    Van deze post zijn eveneens uitgezonderd:

    […]

    c)

    stukken van gietelingen, blokken of andere primaire vormen van gietijzer en spiegelijzer […]

    […]”

    Hoofdgeding en prejudiciële vraag

    27

    Metherma heeft in oktober 2001 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot behandeling onder douanetoezicht van door sinteren verkregen staven wolfraam en molybdeen, teneinde deze metaalstaven tot resten en afval te verwerken door ze handmatig te breken. Deze aanvraag was met name gebaseerd op het feit dat volgens de GN „resten en afval” waren vrijgesteld van douanerechten, terwijl de op ruw wolfraam en ruw molybdeen — „enkel door sinteren verkregen staven daaronder begrepen” — toepasselijke conventionele douanerechten 5 % respectievelijk 3 % bedroegen.

    28

    Na onderzoek van verschillende monsters kwam de Zolltechnische Prüfungs- und Lehranstalt (technisch douane-instituut voor controle en onderwijs) van de Oberfinanzdirektion Köln tot de conclusie dat het bij de door sinteren verkregen molybdeenstaven om ruw molybdeen ging, en dat deze staven door breken of in stukken snijden niet tot resten of afval konden worden verwerkt, aangezien ze nog steeds konden worden gebruikt, met name om te worden gesmolten.

    29

    Het HZA Düsseldorf schaarde zich achter deze opvatting en besliste afwijzend op de aanvraag voor een vergunning tot behandeling onder douanetoezicht van ruw wolfraam of ruw molybdeen, zoals door sinteren verkregen ingots, staven of korrels.

    30

    Het Finanzgericht, waarbij beroep tegen deze weigering was ingesteld, gelastte het HZA Düsseldorf daarentegen om de aangevraagde vergunning toe te kennen. Het Finanzgericht oordeelde dat de economische voorwaarden voor een vergunning tot behandeling onder douanetoezicht waren vervuld, aangezien de door sinteren verkregen staven door het voorgenomen handmatige breken tot resten en afval zouden worden verwerkt. Door het breken van de door sinteren verkregen staven — waardoor elke verdere verwerking tot platen, staven of draden is uitgesloten — worden deze volgens het Finanzgericht immers definitief onbruikbaar gemaakt.

    31

    In zijn bij de verwijzende rechter ingestelde beroep tot Revision stelde het HZA Düsseldorf, enerzijds, dat door sinteren verkregen metaalstaven geen „werken van metaal” zijn in de zin van aantekening 8, sub a, op afdeling XV van de GN, maar onbewerkte producten. Anderzijds gaat het bij de door sinteren verkregen metaalstaven ook na het breken nog steeds om het metaal in ruwe staat.

    32

    Volgens de verwijzende rechter moet de door Metherma aangevraagde vergunning tot behandeling onder douanetoezicht worden afgegeven indien de ingevoerde producten, te weten enkel door sinteren verkregen staven wolfraam of molybdeen, nadat zij werden vergruisd of gebroken, „resten en afval” vormen. Voor deze rechter wordt niet betwist dat de andere voorwaarden voor de afgifte van een dergelijke vergunning zijn vervuld.

    33

    De genoemde rechter gaat ervan uit dat de betrokken metalen in ruwe staat door vergruizen of breken niet tot resten kunnen worden omgevormd. Wordt een ingot van zuiver wolfraam of molybdeen gebroken, dan gaat het bij de brokstukken die daarbij ontstaan, nog altijd om het metaal in ruwe staat en niet om resten.

    34

    De verwijzende rechter preciseert evenwel dat de postonderverdelingen van de GN die voorzien in conventionele rechten van 5 % voor wolfraam en van 3 % voor molybdeen, niet alleen melding maken van deze metalen in ruwe staat, maar eveneens van „enkel door sinteren verkregen” staven uit deze metalen.

    35

    Derhalve rijst de vraag of uit de bewoordingen van de betrokken postonderverdelingen van de GN moet worden afgeleid dat „enkel door sinteren verkregen” metaalstaven — ofschoon ze zijn verkregen door een eerste verwerking van het metaal — kunnen worden gelijkgesteld met dit metaal in ruwe staat, hetgeen zou betekenen dat zelfs het vergruizen of het breken van genoemde staven deze niet kan omvormen tot resten die vallen onder de postonderverdelingen van de GN die voorzien in een vrijstelling van douanerechten, dan wel of hieruit integendeel moet worden afgeleid dat „enkel door sinteren verkregen” metaalstaven — ofschoon ze in dezelfde postonderverdeling van de GN als het metaal in ruwe staat zijn vermeld — reeds „werken van metaal” zijn, die door vergruizen of breken onbruikbaar kunnen worden gemaakt.

    36

    Indien van laatstgenoemde uitlegging moet worden uitgegaan, rijst volgens de verwijzende rechter de vraag of „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen door vergruizen of breken tot resten kunnen worden omgevormd, wanneer daardoor verdere verwerking tot platen, staven of draden is uitgesloten, dan wel of de ook na vergruizen of breken overblijvende mogelijkheid om de door sinteren verkregen brokstukken te smelten in het kader van de productie van staal uitsluit dat die staven voortaan „als zodanig definitief onbruikbaar” zijn geworden in de zin van aantekening 8, sub a, op afdeling XV van de GN.

    37

    Daarop heeft het Bundesfinanzhof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

    „Kunnen ‚enkel door sinteren verkregen’ staven wolfraam of molybdeen in de zin van [post]onderverdeling 81019400 respectievelijk [post]onderverdeling 81029400 van de [GN] door vergruizen of breken worden omgevormd tot resten in de zin van [post]onderverdeling 81019700 respectievelijk [post]onderverdeling 81029700 van de [GN]?”

    Beantwoording van de prejudiciële vraag

    38

    Om te beginnen zij erop gewezen dat de nationale beslissing inzake de tariefindeling waartegen in het hoofdgeding wordt opgekomen, is vastgesteld onder verordening nr. 2388/2000. Uit het aan het Hof voorgelegde dossier blijkt immers dat Metherma haar aanvraag voor een vergunning op 5 oktober 2001 heeft ingediend en dat het HZA Düsseldorf deze op 3 december 2001 heeft afgewezen.

    39

    Dienaangaande zij eraan herinnerd dat een verordening waarin de voorwaarden voor de indeling onder een post of een postonderverdeling worden vastgesteld, constitutief van aard is en geen terugwerkende kracht kan hebben (arresten van 28 maart 1979, Biegi, 158/78, Jurispr. blz. 1103, punt 11, en 7 juni 2001, CBA Computer, C-479/99, Jurispr. blz. I-4391, punt 31). Verder moet het Hof in voorkomend geval bepalingen van het gemeenschapsrecht in aanmerking nemen waarvan de nationale rechter in de formulering van zijn vraag geen melding heeft gemaakt (zie in die zin arresten van 20 maart 1986, Tissier, 35/85, Jurispr. blz. 1207, punt 9; 27 maart 1990, Bagli Pennacchiotti, C-315/88, Jurispr. blz. I-1323, punt 10; 18 november 1999, Teckal, C-107/98, Jurispr. blz. I-8121, punt 39, en 26 juni 2008, Wiedemann en Funk, C-329/06 en C-343/06, Jurispr. blz. I-4635, punt 45).

    40

    In deze omstandigheden moet, zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, de prejudiciële vraag worden beantwoord tegen de achtergrond van de bepalingen van verordening nr. 2388/2000, en niet — zoals de bewoordingen van de verwijzingsbeslissing suggereren — tegen de achtergrond van verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004 tot wijziging van bijlage I bij verordening nr. 2658/87 (PB L 327, blz. 1).

    41

    Ook al heeft Metherma zich in haar schriftelijke opmerkingen op de uit verordening nr. 1810/2004 voortvloeiende versie van de GN gebaseerd, zij heeft ter terechtzitting voor het Hof uitdrukkelijk toegegeven dat de uit verordening nr. 2388/2000 voortvloeiende versie van de GN in het hoofdgeding van toepassing is. Bovendien is ter terechtzitting als vaststaand beschouwd dat de bepalingen van laatstgenoemde verordeningen — met uitzondering van de nummering en de indeling ervan — wat hun bewoordingen betreft, identiek zijn met betrekking tot de in casu aan de orde zijnde postonderverdelingen van de GN. In deze omstandigheden moet het betoog van Metherma, zowel schriftelijk als mondeling, aldus worden begrepen dat het doelt op de posten 8101 en 8102 van de GN zoals deze voortvloeien uit verordening nr. 2388/2000.

    42

    Er zij eveneens op gewezen dat de aan de orde zijnde postonderverdelingen van gelijke rangorde zijn en derhalve, overeenkomstig punt 6 van de algemene regels voor de interpretatie van de GN, met elkaar kunnen worden vergeleken.

    43

    Gelet op hetgeen voorafgaat, dient de prejudiciële vraag aldus te worden opgevat dat zij in wezen erop is gericht te vernemen of de GN, in de in 2001 toepasselijke versie, te weten die welke voortvloeit uit verordening nr. 2388/2000, aldus moet worden uitgelegd dat „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen in de zin van postonderverdeling 81019110 respectievelijk postonderverdeling 81029110 door vergruizen of breken kunnen worden verwerkt tot resten in de zin van postonderverdeling 81019190 respectievelijk postonderverdeling 81029190.

    44

    Ten gronde voert Metherma, met een beroep op met name de toelichtingen op het GS, in wezen aan dat, enerzijds, „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen niet kunnen worden gelijkgesteld met de betrokken metalen in ruwe staat en, anderzijds, dat zelfs indien zou worden geoordeeld dat dit wel het geval is, zij door middel van vergruizen of breken tot resten kunnen worden omgevormd.

    45

    De Commissie betoogt het tegenovergestelde en stelt dat dergelijke staven moeten worden gelijkgesteld met de betrokken metalen in ruwe staat. Het breken of vergruizen van deze staven heeft hierop geen enkele invloed. Zoals uit punt 31 van het onderhavige arrest blijkt, komt dit standpunt in wezen overeen met het in het hoofdgeding door het HZA Düsseldorf — dat geen opmerkingen bij het Hof heeft ingediend — verdedigde standpunt.

    46

    Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (zie arresten van 1 juli 1982, Wünsche, 145/81, Jurispr. blz. 2493, punt 12; 27 april 2006, Kawasaki Motors Europe, C-15/05, Jurispr. blz. I-3657, punt 38, en 18 juli 2007, FTS International, C-310/06, Jurispr. blz. I-6749, punt 27).

    47

    Voorts kan voor de indeling onder de juiste post de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie arresten van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic, C-459/93, Jurispr. blz. I-1381, punt 13; 5 april 2001, Deutsche Nichimen, C-201/99, Jurispr. blz. I-2701, punt 20, en 18 juli 2007, Olicom, C-142/06, Jurispr. blz. I-6675, punt 18).

    48

    Er zij bovendien aan herinnerd dat volgens de rechtspraak van het Hof de door de Commissie met betrekking tot de GN en de door de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot het GS uitgewerkte toelichtingen, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie arresten van 16 juni 1994, Develop Dr. Eisbein, C-35/93, Jurispr. blz. I-2655, punt 21, en 11 januari 2007, B.A.S. Trucks, C-400/05, Jurispr. blz. I-311, punt 28). De inhoud van die toelichtingen moet derhalve in overeenstemming zijn met de bepalingen van de GN en mag de strekking daarvan niet wijzigen (arresten van 9 februari 1999, ROSE Elektrotechnik, C-280/97, Jurispr. blz. I-689, punt 23; 15 september 2005, Intermodal Transports, C-495/03, Jurispr. blz. I-8151, punt 48, en 8 december 2005, Possehl Erzkontor, C-445/04, Jurispr. blz. I-10721, punt 20).

    49

    Aangaande de vraag of „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen kunnen worden gelijkgesteld met deze metalen in ruwe staat, betoogt Metherma in casu om te beginnen, dat het woord „ruw” in dit geval eerder verwijst naar „de vormen, de gevormde elementen of het vormen van het materiaal”.

    50

    Deze uitlegging kan niet worden aanvaard. Uit de bewoordingen van de in casu relevante postonderverdelingen van de GN en uit de context waarin deze zijn vastgesteld, blijkt immers dat het woord „ruw”, zoals gebruikt in deze postonderverdelingen, niet verwijst naar de afmetingen van de betrokken metalen voorwerpen, maar naar hun in wezen onbewerkte staat. Een dergelijke uitlegging blijkt overduidelijk uit een aantal taalversies van verordening nr. 2388/2000, zoals de Deense („ubearbejdet”), Engelse („unwrought”), Italiaanse („greggio”), Finse („muokkaamaton”) en Zweedse („i obearbetad form”) taalversie.

    51

    Metherma is verder van mening dat „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen niet kunnen worden gelijkgesteld met deze metalen in ruwe staat, aangezien wolfraam en molybdeen door het sinteren andere eigenschappen verkrijgen waardoor het producten — en derhalve „werken van metaal” — worden.

    52

    Gelet op de toelichtingen op het GS met betrekking tot de posten 81.01 en 81.02 ervan zou weliswaar kunnen worden aangenomen dat het poedervormige wolfraam en molybdeen door het sinteren bijkomende eigenschappen verkrijgen, zoals smeedbaarheid, doch dit neemt niet weg dat, zoals uit deze toelichtingen blijkt, „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen het resultaat zijn van een bewerking waardoor de „poederdeeltjes bij de hevige hitte samen[kitten] tot een vaste en resistente massa, waardoor het uiteenvallen van de staven wordt voorkomen”. Zoals met name blijkt uit het laatste deel van de toelichting op het GS met betrekking tot genoemde post 81.01, betekent het feit dat het wolfraam of het molybdeen, wanneer dergelijke staven verder geen bewerking of behandeling hebben ondergaan, niet langer poedervormig zijn maar een vaste massa zijn geworden, als zodanig niet dat het niet langer gaat om de betrokken metalen in ruwe staat, althans voor de toepassing van de GN.

    53

    Zoals de Commissie heeft opgemerkt, blijkt hoe dan ook uit de bewoordingen zelf van postonderverdelingen 81019110 en 81029110 van de GN, in de op het tijdstip van de feiten in het hoofdgeding geldende versie, dat voor de toepassing van de GN „enkel door sinteren verkregen staven” werden beschouwd als de betrokken metalen in ruwe staat. Vaststaat echter dat, zoals blijkt uit de bewoordingen van de door de verwijzende rechter voorgelegde vraag, alsook uit de punten 32, 35 en 51 van het onderhavige arrest, het in het hoofdgeding om dergelijke staven gaat.

    54

    Hieruit vloeit voort dat, aangezien „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen voor de toepassing van post 8101 respectievelijk post 8102 van de GN overeenkomen met deze metalen in ruwe staat, niet kan worden aangenomen dat dergelijke staven eveneens onder het begrip „werken” in de zin van de genoemde posten vallen.

    55

    Metherma stelt echter dat, ongeacht of in het hoofdgeding de betrokken metalen in ruwe staat dan wel werken van deze metalen aan de orde zijn, de „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen als zodanig definitief onbruikbaar kunnen worden gemaakt door ze te breken of te versnijden. Volgens Metherma kunnen dergelijke verbrokkelde staven immers niet meer worden verwerkt tot platen, staven of draden. Wat dit laatste betreft, verwijst Metherma naar aantekening 8, sub a, op afdeling XV van de GN, waarin met name de werken van metaal die als zodanig definitief onbruikbaar zijn geworden door breuk of versnijden, worden aangemerkt als „resten en afval”.

    56

    Dit betoog kan niet worden aanvaard aangezien het is gebaseerd op de premisse dat enkel door sinteren verkregen staven wolfraam of molybdeen in ongeschonden staat werken van deze metalen vormen, en uit punt 54 van het onderhavige arrest blijkt dat dergelijke staven voor de toepassing van post 8101 respectievelijk post 8102 van de GN worden beschouwd als ruw wolfraam of ruw molybdeen.

    57

    Metherma komt in dit verband op tegen de uitlegging van de verwijzende rechter, dat ruw wolfraam of ruw molybdeen in beginsel niet tot resten en afval kan worden verwerkt. Zij betoogt, enerzijds, onder verwijzing naar de toelichtingen op het GS met betrekking tot post 81.01 ervan, dat alleen bepaalde vaste vormen van de betrokken metalen kunnen worden gelijkgesteld met deze metalen in ruwe staat, te weten poeder dat tot ingots of tot prismavormige staven is samengeperst. Anderzijds kunnen de betrokken metalen in ruwe staat eveneens tot resten en afval worden verwerkt, zoals blijkt uit de toelichtingen op het GS met betrekking tot post 72.04 ervan, volgens welke „resten van ingots” eveneens resten en afval vormen.

    58

    Aangaande het eerste argument, zij eraan herinnerd dat de bewoordingen van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde postonderverdelingen van de GN verwijzen naar „ruw [wolfraam of molybdeen], enkel door sinteren verkregen staven daaronder begrepen”. Derhalve wordt er eveneens verwezen naar deze metalen in een andere ruwe staat dan de aldus verkregen staven. Bijgevolg kan helemaal niet worden uitgesloten dat het bij brokstukken van „enkel door sinteren verkregen staven” wolfraam of molybdeen eveneens gaat om het betrokken metaal in ruwe staat.

    59

    Aangaande het tweede argument moet worden opgemerkt dat Metherma zich baseert op een selectieve lezing van de toelichtingen op het GS met betrekking tot post 72.04 ervan. Uit deze toelichtingen blijkt met name dat resten, zoals resten van ingots, moeten worden verkregen bij de vervaardiging of de mechanische bewerking van de betrokken metalen. Het handmatig breken van ruw wolfraam en ruw molybdeen, dat in het hoofdgeding aan de orde is, valt hier echter niet onder.

    60

    Verder blijkt uit de in de punten 24 en 25 van het onderhavige arrest overgenomen passages van de toelichtingen op het GS met betrekking tot de posten 81.01 en 81.02 ervan, dat de enkel door sinteren verkregen staven wolfraam of molybdeen niet overeenkomen met „producten” in de zin van de toelichtingen op het GS met betrekking tot post 72.04 ervan, volgens welke de categorie resten en afval geen betrekking heeft op producten die nog geschikt zijn om voor hun oorspronkelijk doel te dienen, hetzij als zodanig, hetzij na herstelling, en evenmin op die welke voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. De genoemde toelichtingen bepalen verder dat ook producten die zonder herwinning van hun metaal tot andere artikelen kunnen worden verwerkt, van deze post zijn uitgezonderd. Zelfs indien voor het overige de stelling van Metherma dat de enkel door sinteren verkregen staven wolfraam of molybdeen „producten” kunnen vormen, moet worden aanvaard, blijkt met name uit de door de verwijzende rechter verstrekte inlichtingen, waartegen Metherma niet is opgekomen, dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde vergruisde staven in het bijzonder geschikt zijn om zonder herwinning van de betrokken metalen te worden gesmolten bij de staalproductie.

    61

    Gelet op een en ander dient op de voorgelegde vraag te worden geantwoord dat de GN die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, in de in 2001 geldende versie, te weten die welke voortvloeit uit verordening nr. 2388/2000, aldus moet worden uitgelegd dat „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen onder postonderverdeling 81019110 respectievelijk postonderverdeling 81029110 vallen. Dergelijke staven, die moeten worden beschouwd als de betrokken metalen in ruwe staat en niet als werken daarvan, kunnen niet door vergruizen of breken worden omgevormd tot resten in de zin van postonderverdeling 81019190 respectievelijk postonderverdeling 81029190 van de genoemde GN.

    Kosten

    62

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof van Justitie (Zevende kamer) verklaart voor recht:

     

    De gecombineerde nomenclatuur welke is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de in 2001 geldende versie, te weten die welke voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2388/2000 van de Commissie van 13 oktober 2000 tot wijziging van bijlage I bij verordening nr. 2658/87, moet aldus worden uitgelegd dat „enkel door sinteren verkregen” staven wolfraam of molybdeen onder postonderverdeling 81019110 respectievelijk postonderverdeling 81029110 vallen. Dergelijke staven, die moeten worden beschouwd als de betrokken metalen in ruwe staat en niet als werken daarvan, kunnen niet door vergruizen of breken worden omgevormd tot resten in de zin van postonderverdeling 81019190 respectievelijk postonderverdeling 81029190 van de genoemde gecombineerde nomenclatuur.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Duits.

    Naar boven