EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62006CJ0458

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 juni 2008.
Skatteverket tegen Gourmet Classic Ltd.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Regeringsrätten - Zweden.
Bevoegdheid van Hof - Richtlijn 92/83/EEG - Harmonisatie van structuur van accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken - Artikel 20, eerste streepje - Alcohol in kookwijn - Vrijstelling van geharmoniseerde accijns.
Zaak C-458/06.

Jurisprudentie 2008 I-04207

ECLI-code: ECLI:EU:C:2008:338

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

12 juni 2008 ( *1 )

„Bevoegdheid van Hof — Richtlijn 92/83/EEG — Harmonisatie van structuur van accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken — Artikel 20, eerste streepje — Alcohol in kookwijn — Vrijstelling van geharmoniseerde accijns”

In zaak C-458/06,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Regeringsrätt (Zweden) bij beslissing van 9 november 2006, ingekomen bij het Hof op 16 november 2006, in de procedure

Skatteverket

tegen

Gourmet Classic Ltd,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta (rapporteur), E. Juhász, J. Malenovský en T. von Danwitz, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: R. Grass,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Hubert als gemachtigde,

de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. I. Fernandes en Â. Seiça Neves als gemachtigden,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door W. Mölls en K. Simonsson als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 3 april 2008,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316, blz. 21).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een beroep dat het Skatteverket (de Zweedse belastingdienst) bij het Regeringsrätt heeft ingesteld om bevestiging te verkrijgen van een voorafgaand advies van de Skatterättsnämnd (de Zweedse commissie voor fiscale vraagstukken) betreffende de belastingregeling voor alcohol in kookwijn.

Toepasselijke bepalingen

Gemeenschapsregeling

3

Artikel 20 van richtlijn 92/83 bepaalt:

„In deze richtlijn wordt onder ‚ethylalcohol’ verstaan:

alle producten van de GN-codes 2207 en 2208 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, ook wanneer deze producten bestanddeel zijn van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur;

[…]”

4

Artikel 27, lid 1, sub f, van die richtlijn bepaalt:

„De lidstaten verlenen voor de onder deze richtlijn vallende producten vrijstelling van de geharmoniseerde accijns op de voorwaarden die zij vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik:

[…]

f)

wanneer zij rechtstreeks of als bestanddeel van een halffabricaat worden aangewend voor de productie van levensmiddelen, gevuld of anderszins, waarvan het alcoholgehalte niet meer bedraagt dan 8,5 liter absolute alcohol per 100 kilogram product voor chocola, en 5 liter absolute alcohol per 100 kilogram product voor andere producten.”

Nationale regeling

5

In Zweden wordt de heffing van belasting over alcohol en over de verschillende soorten alcoholhoudende dranken geregeld door de lag (1994:1564) om alkoholskatt (wet op de alcoholaccijns) (SFS 1994, nr. 1564; hierna: „LAS”).

6

Ingevolge § 1, eerste alinea, van deze wet is accijns verschuldigd over bier, wijn en andere gegiste dranken, tussenproducten en ethylalcohol die op het nationale grondgebied zijn vervaardigd, uit een andere lidstaat van Europese Unie zijn binnengebracht of ontvangen dan wel uit een derde staat zijn ingevoerd.

7

§ 6 LAS bepaalt dat alcoholaccijns verschuldigd is over de producten van de GN-codes 2207 en 2208 met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, ook wanneer deze producten bestanddeel zijn van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur.

8

Volgens § 7, eerste alinea, punt 5, LAS is geen accijns verschuldigd over producten die rechtstreeks of als bestanddeel van een halffabricaat worden aangewend voor de productie van levensmiddelen, gevuld of anderszins, waarvan het alcoholgehalte niet meer bedraagt dan 8,5 liter absolute alcohol per 100 kg product voor chocola, en 5 liter absolute alcohol per 100 kg product voor andere producten.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

9

Gourmet Classic Ltd (hierna: „Gourmet”), die in Zweden kookwijn op de markt wil brengen en wil weten aan welke belasting deze is onderworpen, heeft de Skatterättsnämnd om een voorafgaand advies verzocht.

10

In dit verzoek heeft Gourmet als haar mening te kennen gegeven dat kookwijn valt onder de vrijstelling waarin artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83 en § 7, eerste alinea, punt 5, LAS voorzien.

11

In het kader van diezelfde procedure heeft het Skatteverket betoogd dat kookwijn aan alcoholaccijns is onderworpen, maar in aanmerking komt voor de vrijstelling waarin § 7, eerste alinea, punt 5, LAS voorziet.

12

In zijn voorafgaand advies heeft de Skatterättsnämnd geconcludeerd dat kookwijn in beginsel weliswaar aan accijns is onderworpen, maar als levensmiddel van accijns is vrijgesteld op grond van artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83.

13

De voorzitter van de Skatterättsnämnd heeft echter een afwijkend advies uitgebracht. Volgens hem valt kookwijn niet binnen de werkingssfeer van de LAS.

14

Het Skatteverket heeft de verwijzende rechter bij wege van hoger beroep verzocht om bevestiging van het voorafgaande advies van de Skatterättsnämnd.

15

De verwijzende rechter heeft in dit verband verklaard dat de bij hem aanhangige procedure daardoor wordt gekenmerkt dat het Skatteverket, om jurisprudentie in fiscale aangelegenheden te doen ontstaan, hoger beroep kan instellen tegen een voorafgaand advies van de Skatterättsnämnd en dit ook teneinde bevestiging van dat advies te vragen en zelfs ingeval de betrokken partijen niet opkomen tegen dat advies.

16

In de procedure voor de nationale rechter is deze laatste van oordeel dat, om uitspraak te kunnen doen op het verzoek van het Skatteverket, moet worden uitgemaakt of kookwijn ethylalcohol in de zin van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 bevat.

17

In die omstandigheden heeft het Regeringsrätt de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moet de alcohol in kookwijn worden ingedeeld als ethylalcohol in de zin van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn [92/83]?”

De bevoegdheid van het Hof

18

Gezien de omstandigheden waaronder het Regeringsrätt de prejudiciële vraag heeft gesteld, moeten enige beginselen met betrekking tot de bevoegdheid van het Hof op grond van artikel 234 EG in herinnering worden gebracht en worden gepreciseerd.

19

Wanneer een vraag omtrent de uitlegging van het EG-Verdrag of van de door de instellingen van de Europese Gemeenschap verrichte handelingen wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een lidstaat, kan of, indien het gaat om een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, moet die instantie, indien zij een beslissing op dat punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, het Hof krachtens artikel 234, tweede en derde alinea, EG verzoeken over die vraag uitspraak te doen (zie arresten van 8 november 1990, Gmurzynska-Bscher, C-231/89, Jurispr. blz. I-4003, punt 17, en 9 februari 1995, Leclerc-Siplec, C-412/93, Jurispr. blz. I-179, punt 9).

20

Artikel 234 EG beoogt verschillen in de uitlegging van het door de nationale rechterlijke instanties toe te passen gemeenschapsrecht te voorkomen en heeft tot doel, te verzekeren dat dit recht onder alle omstandigheden in alle lidstaten dezelfde werking heeft (zie in die zin arrest van 16 januari 1974, Rheinmühlen-Düsseldorf, 166/73, Jurispr. blz. 33, punt 2).

21

Volgens vaste rechtspraak is de procedure van artikel 234 EG een instrument voor de samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties (arresten van 18 oktober 1990, Dzodzi, C-297/88 en C-197/89, Jurispr. blz. I-3763, punt 33; 12 maart 1998, Djabali, C-314/96, Jurispr. blz. I-1149, punt 17, en 5 februari 2004, Schneider, C-380/01, Jurispr. blz. I-1389, punt 20).

22

In het kader van die samenwerking staat het aan de nationale rechter, die als enige de feiten van de zaak rechtstreeks kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing om uitspraak te kunnen doen, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt, te beoordelen (zie arrest van 16 juli 1992, Meilicke, C-83/91, Jurispr. blz. I-4871, punt 23; arrest Leclerc-Siplec, reeds aangehaald, punt 10, en arrest van 18 maart 2004, Siemens en ARGE Telekom, C-314/01, Jurispr. blz. I-2549, punt 34).

23

Inzonderheid de in artikel 234, derde alinea, EG geformuleerde verwijzingsverplichting moet worden gezien in het kader van de samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties in hun hoedanigheid van rechters belast met de toepassing van het gemeenschapsrecht, en het Hof ter verzekering van de juiste toepassing en de eenvormige uitlegging van het gemeenschapsrecht in alle lidstaten. Die verplichting heeft met name tot doel, te voorkomen dat zich in een lidstaat een nationale rechtspraak ontwikkelt die niet strookt met de regels van het gemeenschapsrecht (zie arresten van 4 november 1997, Parfums Christian Dior, C-337/95, Jurispr. blz. I-6013, punt 25; 22 februari 2001, Gomes Valente, C-393/98, Jurispr. blz. I-1327, punt 17; 4 juni 2002, Lyckeskog, C-99/00, Jurispr. blz. I-4839, punt 14, en 15 september 2005, Intermodal Transports, C-495/03, Jurispr. blz. I-8151, punten 29 en 38).

24

Wanneer de door de nationale rechter gestelde vragen betrekking hebben op de uitlegging van een bepaling van gemeenschapsrecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht uitspraak te doen (reeds aangehaalde arresten Meilicke, punt 24, en Leclerc-Siplec, punt 11, en arrest van 18 november 1999, X en Y, C-200/98, Jurispr. blz. I-8261, punt 19).

25

Het Hof heeft echter geoordeeld dat het in uitzonderlijke omstandigheden aan hem staat om, ter toetsing van zijn eigen bevoegdheid, een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder de nationale rechter hem om een prejudiciële beslissing heeft verzocht. Zo weigert het Hof uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die voor hem noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen (zie arresten van 16 december 1981, Foglia, 244/80, Jurispr. blz. 3045, punt 21; 13 maart 2001, PreussenElektra, C-379/98, Jurispr. blz. I-2099, punt 39, en 22 januari 2002, Canal Satélite Digital, C-390/99, Jurispr. blz. I-607, punt 19, en arrest Schneider, reeds aangehaald, punt 22).

26

De geest van samenwerking waarin de taken moeten worden vervuld die artikel 234 EG aan de nationale rechter respectievelijk de gemeenschapsrechter opdraagt, legt het Hof namelijk de verplichting op, de specifieke verantwoordelijkheid van de nationale rechter te eerbiedigen, maar impliceert tegelijkertijd dat deze laatste bij het gebruik van de mogelijkheden die dat artikel hem biedt, oog heeft voor de ter zake aan het Hof opgedragen taak, die erin bestaat bij te dragen aan een goede rechtsbedeling in de lidstaten, doch die er niet in bestaat adviezen over algemene of hypothetische vraagstukken te formuleren (zie reeds aangehaalde arresten Foglia, punten 18 en 20, en Meilicke, punt 25).

27

Met betrekking tot een procedure als die voor de nationale rechter in het onderhavige geval heeft het Hof reeds geoordeeld dat in de beroepsprocedure voor het Regeringsrätt de wettigheid wordt getoetst van een advies dat, wanneer het definitief is geworden, de belastingdienst bindt en de grondslag vormt voor de belastingheffing voor zover degene die om het advies heeft verzocht, de in zijn verzoek bedoelde handeling uitvoert, en dat onder deze omstandigheden het Regeringsrätt moet worden aangemerkt als een instantie die een rechterlijke functie uitoefent (arrest X en Y, reeds aangehaald, punt 17).

28

De omstandigheid dat het Skatteverket om bevestiging van het voorafgaande advies van de Skatterättsnämnd heeft verzocht, doet niets af aan het rechterlijke karakter van de nationale procedure in het onderhavige geval.

29

Bovendien stelt de verwijzende rechter het Hof een vraag betreffende de uitlegging van een bepaling van gemeenschapsrecht, te weten artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83, en is hij van mening dat een prejudiciële beslissing over dit punt noodzakelijk is voor het toetsen van de wettigheid van het voorafgaande advies van de Skatterättsnämnd. Het Hof wordt dus niet verzocht om een advies over een hypothetisch vraagstuk.

30

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Regeringsrätt dienaangaande volledige rechtsmacht heeft, ongeacht de vorderingen van de partijen.

31

Aangezien de beslissingen van het Regeringsrätt volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is deze rechterlijke instantie bovendien overeenkomstig artikel 234, derde alinea, EG gehouden zich tot het Hof te wenden.

32

Zoals in punt 23 van het onderhavige arrest reeds is aangegeven, kan het doel van deze bepaling, namelijk de juiste toepassing en de eenvormige uitlegging van het gemeenschapsrecht in alle lidstaten verzekeren en voorkomen dat zich in de betrokken lidstaat een nationale rechtspraak ontwikkelt die niet strookt met de regels van dit recht, in een procedure als die voor de nationale rechter in het onderhavige geval dus slechts worden bereikt door het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken.

33

Mitsdien is het Hof bevoegd om te antwoorden op de vraag van het Regeringsrätt.

Beantwoording van de prejudiciële vraag

34

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de alcohol in kookwijn als ethylalcohol in de zin van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 moet worden ingedeeld.

35

Zoals de verwijzende rechter heeft aangegeven, is kookwijn als zodanig weliswaar een product voor menselijk consumptie dat valt onder hoofdstuk 21 van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage is gehecht aan verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), maar bevat dit product voor menselijke consumptie niettemin ethylalcohol die onder de posten 2207 en 2208 van die nomenclatuur valt.

36

Hieruit volgt dat, indien de ethylalcohol in kookwijn een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol heeft, die alcohol binnen de werkingssfeer van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 valt.

37

De omstandigheid dat kookwijn als zodanig als een product voor menselijke consumptie wordt beschouwd, doet niets af aan deze beoordeling.

38

Artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 is immers ook van toepassing wanneer de producten die binnen de werkingssfeer van deze bepaling vallen, bestanddeel zijn van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur.

39

Bijgevolg is de alcohol in kookwijn, indien hij een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol heeft, ethylalcohol in de zin van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83, die, onverminderd de vrijstelling waarin artikel 27, lid 1, sub f, van deze richtlijn voorziet, aan de geharmoniseerde accijns is onderworpen.

40

Mitsdien moet op de vraag worden geantwoord dat de alcohol in kookwijn, indien hij een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol heeft, als ethylalcohol in de zin van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 moet worden ingedeeld.

Kosten

41

Ten aanzien van de partijen in de procedure voor de nationale rechter is de onderhavige procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:

 

De alcohol in kookwijn moet, indien hij een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol heeft, worden ingedeeld als ethylalcohol in de zin van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Zweeds.

Naar boven