Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62005CJ0388

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 september 2007.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek.
    Niet-nakoming - Instandhouding van natuurlijke habitats - Wilde flora en fauna - Specialebeschermingszone ‚Valloni e steppe pedegarganiche’.
    Zaak C-388/05.

    Jurisprudentie 2007 I-07555

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2007:533

    Zaak C‑388/05

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    tegen

    Italiaanse Republiek

    „Niet-nakoming – Instandhouding van natuurlijke habitats – Wilde flora en fauna – Specialebeschermingszone ‚Valloni e steppe pedegarganiche’”

    Samenvatting van het arrest

    1.        Milieu – Behoud van vogelstand – Richtlijn 79/409

    (Richtlijn 79/409 van de Raad, art. 4, lid 4)

    2.        Milieu – Behoud van vogelstand – Richtlijn 79/409

    (Richtlijn 79/409 van de Raad, art. 4)

    3.        Milieu – Behoud van vogelstand – Richtlijn 79/409

    (Richtlijnen van de Raad 79/409, art. 4, lid 4, en 92/43, art. 6, lid 2, en 7)

    1.        Volgens artikel 4, lid 4, van richtlijn 79/409 inzake het behoud van de vogelstand moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om vervuiling en verslechtering van de habitats in de specialebeschermingszones te voorkomen, alsmede om te voorkomen dat de vogels daar worden gestoord, voor zover zulks, gelet op de doelstellingen van dat artikel, van wezenlijke invloed is.

    De lidstaten moeten ook dan aan de verplichtingen van met name die bepaling voldoen, wanneer het betrokken gebied niet als specialebeschermingszone is aangewezen, maar dat wel had moeten gebeuren.

    (cf. punten 17‑18)

    2.        De Inventory of Important Bird Areas (inventaris van belangrijke vogelgebieden) bevat, hoewel niet verbindend voor de betrokken lidstaten, wel elementen van wetenschappelijk bewijs die het Hof in staat stellen te beoordelen, in hoeverre een lidstaat zijn verplichting is nagekomen om de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van de beschermde soorten meest geschikte gebieden als specialebeschermingszones aan te wijzen.

    (cf. punt 19)

    3.        Aangezien het gebied „Valloni e steppe pedegarganiche” op 28 december 1998 als specialebeschermingszone is aangewezen, vindt artikel 6, lid 2, van richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna en niet artikel 4, lid 4, eerste zin, van richtlijn 79/409 inzake het behoud van de vogelstand sinds die datum toepassing op dat gebied.

    Wat de als specialebeschermingszones aangewezen gebieden betreft, bepaalt artikel 7 van richtlijn 92/43 immers dat de uit artikel 4, lid 4, van richtlijn 79/409 voortvloeiende verplichtingen met name zijn vervangen door de verplichtingen die uit artikel 6, lid 2, van richtlijn 92/43 voortvloeien, zulks vanaf de datum van toepassing van deze laatste richtlijn dan wel vanaf de datum van de aanwijzing overeenkomstig richtlijn 79/409, indien deze datum later valt.

    (cf. punten 24‑25)







    ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)

    20 september 2007 (*)

    „Niet-nakoming – Instandhouding van natuurlijke habitats – Wilde flora en fauna – Specialebeschermingszone ‚Valloni e steppe pedegarganiche’”

    In zaak C‑388/05,

    betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 24 oktober 2005,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. Aresu en D. Recchia als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verzoekster,

    tegen

    Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door G. Fiengo, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verweerster,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

    samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, K. Schiemann, J. Makarczyk, L. Bay Larsen (rapporteur) en C. Toader, rechters,

    advocaat-generaal: E. Sharpston,

    griffier: R. Grass,

    gezien de stukken,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 3 mei 2007,

    het navolgende

    Arrest

    1        De Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt het Hof vast te stellen dat de Italiaanse Republiek

    –        vóór 28 december 1998, de dag waarop de specialebeschermingszone (hierna: „SBZ”) „Valloni e steppe pedegarganiche” is aangewezen, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 4, lid 4, van richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103, blz. 1; hierna: „vogelrichtlijn”), aangezien zij niet de passende maatregelen heeft genomen om vervuiling en verslechtering van de habitats te voorkomen, alsmede om te voorkomen dat de in het wild levende vogels worden gestoord, voor zover deze van wezenlijke invloed zijn, in verband met het plan „territoriaal pact” en de daarin vastgestelde projecten, die een invloed konden hebben op de habitats en de soorten binnen het belangrijk vogelgebied, ook Important Bird Area (hierna: „IBA”) genoemd, opgenomen onder nr. 94 op de IBA-lijst van 1989 als „Promontorio del Gargano”, en onder nr. 129 op de IBA-lijst van 1998 als „Promontorio del Gargano”, en die daadwerkelijk de verslechtering van de habitats hebben veroorzaakt en de in het wild levende vogels binnen dat gebied hebben gestoord;

    –        na 28 december 1998, de dag waarop de SBZ „Valloni e steppe pedegarganiche” is aangewezen, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 6, leden 2 tot en met 4, en 7 van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206, blz. 7; hierna: „habitatrichtlijn”), voor zover zij:

    –        in strijd met artikel 6, lid 2, van die richtlijn, niet de passende maatregelen heeft getroffen om er in de SBZ „Valloni e steppe pedegarganiche” voor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor die SBZ is aangewezen, met betrekking tot de door het „territoriaal pact” voorziene projecten die reeds zijn uitgevoerd en die de oorzaak zijn van de verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten alsmede van de storende factoren voor de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen;

    –        in strijd met artikel 6, lid 3, van die richtlijn, geen effectbeoordeling ex ante heeft uitgevoerd overeenkomstig de in dat artikel neergelegde voorwaarden, met betrekking tot de door het „territoriaal pact” voorziene projecten die reeds zijn uitgevoerd en die significante gevolgen konden hebben voor de SBZ „Valloni e steppe pedegarganiche”;

    –        in strijd met artikel 6, lid 4, van die richtlijn, niet de procedure heeft toegepast op basis waarvan een project kan worden gerealiseerd ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, of argumenten die verband houden met de gezondheid van de mens en de openbare veiligheid, of met voor het milieu wezenlijke gunstige effecten, of, na advies van de Commissie, met andere dwingende redenen van groot openbaar belang, en de Commissie niet alle compenserende maatregelen heeft meegedeeld die zijn genomen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft, met betrekking tot de in het „territoriaal pact” opgenomen projecten die – ondanks hun invloed op de SBZ „Valloni e steppe pedegarganiche” – zijn goedgekeurd om te strijden tegen de socio-economische crisis en de werkloosheid in de regio van Manfredonia.

     Toepasselijke bepalingen

     Gemeenschapsregeling

    2        Artikel 4 van de vogelrichtlijn luidt:

    „1.      Voor de leefgebieden van de in bijlage I vermelde soorten worden specialebeschermingsmaatregelen getroffen, opdat deze soorten daar waar zij nu voorkomen, kunnen voortbestaan en zich kunnen voortplanten.

    [...]

    De lidstaten wijzen met name de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van deze soorten meest geschikte gebieden als specialebeschermingszones aan, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming die deze soorten in de geografische zee‑ en landzone waar deze richtlijn van toepassing is, behoeven.

    2.      De lidstaten nemen soortgelijke maatregelen ten aanzien van de niet in bijlage I genoemde en geregeld voorkomende trekvogels, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van het gebied van bescherming in de geografische zee‑ en landzone waar deze richtlijn van toepassing is, ten aanzien van hun broed‑, rui‑ en overwinteringsgebieden en rustplaatsen in hun trekzones. Met het oog hierop besteden de lidstaten zelf bijzondere aandacht aan de bescherming van watergebieden en in het bijzonder aan de watergebieden van internationale betekenis.

    [...]

    4.      De lidstaten nemen passende maatregelen om vervuiling en verslechtering van de woongebieden in de in de leden 1 en 2 bedoelde beschermingszones te voorkomen, alsmede om te voorkomen dat de vogels aldaar worden gestoord, voor zover deze vervuiling, verslechtering en storing, gelet op de doelstellingen van dit artikel, van wezenlijke invloed zijn. Ook buiten deze beschermingszones zetten de lidstaten zich in om vervuiling en verslechtering van de woongebieden te voorkomen.”

    3        Artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn bepaalt:

    „De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de specialebeschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voor zover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn een significant effect zouden kunnen hebben.”

    4        Artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn voert een procedure in voor de beoordeling van de gevolgen voor de beschermde gebieden van de plannen of projecten die deze gebieden kunnen aantasten, terwijl artikel 6, lid 4, van die richtlijn voorziet in de vaststelling, onder bepaalde voorwaarden, van compenserende maatregelen wanneer een plan of project moet worden gerealiseerd ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het betrokken gebied.

    5        In artikel 7 van de habitatrichtlijn is bepaald dat de uit artikel 6, leden 2 tot en met 4, van die richtlijn voortvloeiende verplichtingen „in de plaats [komen] van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4, lid 4, eerste zin, van [de vogelrichtlijn], voor wat betreft de specialebeschermingszones die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die richtlijn zijn aangewezen of bij analogie overeenkomstig artikel 4, lid 2, van die richtlijn zijn erkend, zulks vanaf de datum van toepassing van de onderhavige richtlijn, dan wel vanaf de datum van de aanwijzing of erkenning door een lidstaat overeenkomstig [de vogelrichtlijn], indien deze datum later valt”.

     Aan het geding ten grondslag liggende feiten en precontentieuze procedure

    6        In februari 2001 heeft de Lega Italiana Protezione Uccelli (Italiaanse vereniging voor de vogelbescherming) bij de Commissie een klacht ingediend, volgens welke het geografische gebied „Valloni e steppe pedegarganiche”, dat op 28 december 1998 als SBZ is aangewezen, het voorwerp was van talrijke, reeds voltooide of nog in uitvoering zijnde, industriële en bouwwerkzaamheden die schade toebrachten aan de natuurlijke habitat en aan het behoud van talrijke soorten wilde vogels die wonen in of vliegen door dat gebied.

    7        Bij brief van 22 augustus 2001 heeft de Commissie de Italiaanse Republiek verzocht om inlichtingen over de binnen die SBZ uitgevoerde en geplande werkzaamheden, met name die betreffende het „territoriaal pact” voor de industriële ontwikkeling van de regio van Manfredonia, dat is gesloten door de Regione Puglia en de gemeente Manfredonia.

    8        De Italiaanse autoriteiten hebben geantwoord bij brieven van de permanente vertegenwoordiging van de Italiaanse Republiek bij de Europese Unie van 6 december 2001 en 15 februari 2002 en bij brief van de Regione Puglia van 13 februari 2003.

    9        Bij brief van 19 december 2003 heeft de Commissie de Italiaanse Republiek aangemaand haar opmerkingen in te dienen binnen een termijn van twee maanden vanaf de betekening van die brief.

    10      Aangezien deze lidstaat die brief niet heeft beantwoord, heeft de Commissie hem op 9 juli 2004 een met redenen omkleed advies gestuurd.

    11      De Italiaanse Republiek heeft dit advies beantwoord bij brief van 9 november 2004, waarin zij te kennen gaf dat zij spoedig op de bezwaren van de Commissie zou antwoorden.

    12      Aangezien een ander antwoord is uitgebleven, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

    13      De Commissie heeft evenwel afstand gedaan van haar vorderingen inzake schending van artikel 6, leden 3 en 4, van de habitatrichtlijn, zodat deze niet meer hoeven te worden onderzocht.

     Beroep

     Argumenten van partijen

    14      De Commissie betoogt dat het „territoriaal pact” voor de industriële ontwikkeling van de regio van Manfredonia in maart 1998 is goedgekeurd, en dat de daarin vervatte projecten onmiddellijk zijn begonnen, waarbij schade is toegebracht aan het behoud van talrijke beschermde vogelsoorten die wonen in of vliegen door het geografische gebied „Valloni e steppe pedegarganiche”, dat op 28 december 1998 als SBZ is aangewezen. Overigens worden die projecten nog steeds uitgevoerd.

    15      Dit „territoriaal pact” is goedgekeurd zonder dat maatregelen zijn genomen om vervuiling en verslechtering van de habitats te voorkomen en te voorkomen dat de vogels in het gebied „Valloni e steppe pedegarganiche” worden gestoord, en zonder een voorafgaande beoordeling van de gevolgen voor dat gebied.

    16      De Italiaanse Republiek erkent dat het „territoriaal pact” in maart 1998 is goedgekeurd zonder voorafgaande beoordeling van de gevolgen ervan voor het gebied „Valloni e steppe pedegarganiche”. Zij geeft toe dat de industriële vestiging een rechtstreekse invloed heeft gehad op de verdwijning van een natuurlijke habitat van communautair belang uit dat gebied.

     Beoordeling door het Hof

     Situatie vóór de aanwijzing van het geografische gebied „Valloni e steppe pedegarganiche” als SBZ

    17      Volgens artikel 4, lid 4, van de vogelrichtlijn moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om vervuiling en verslechtering van de habitats te voorkomen, alsmede om te voorkomen dat de vogels worden gestoord, voor zover zulks gelet op de doelstellingen van dat artikel, van wezenlijke invloed is.

    18      Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de lidstaten ook dan aan de verplichtingen van met name artikel 4, lid 4, van de vogelrichtlijn moeten voldoen, wanneer het betrokken gebied niet als SBZ is aangewezen, maar dat wel had moeten gebeuren (zie arrest van 18 maart 1999, Commissie/Frankrijk, C‑166/97, Jurispr. blz. I‑1719, punt 38).

    19      In dit verband heeft het Hof geoordeeld dat de IBA-lijst, hoewel niet verbindend voor de betrokken lidstaten, wel elementen van wetenschappelijk bewijs bevat die het Hof in staat stellen te beoordelen, in hoeverre een lidstaat zijn verplichting is nagekomen om de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van de beschermde soorten meest geschikte gebieden als SBZ aan te wijzen (zie met name arrest van 7 december 2000, Commissie/Frankrijk, C‑374/98, Jurispr. blz. I‑10799, punt 25).

    20      Vaststaat dat het geografische gebied „Valloni e steppe pedegarganiche”, dat in de Regione Puglia, en meer bepaald in de gemeente Manfredonia, ligt, zeldzame soorten wilde vogels voorkomen, zodat het in 1989 is aangewezen als IBA, onder de benaming „Promontorio del Gargano”, door BirdLife International. Het is overigens ook als IBA aangewezen op de IBA-lijst van 1998.

    21      Bijgevolg blijkt dat dit gebied vóór 28 december 1998 had moeten zijn aangewezen als SBZ.

    22      Bovendien staat buiten kijf dat de verwezenlijking van de industriële vestiging in het kader van het „territoriaal pact” heeft geleid tot de teloorgang van een deel van het gebied „Valloni e steppe pedegarganiche” dat in een goede staat van instandhouding was, waarbij schade is toegebracht aan het behoud van verscheidene beschermde vogelsoorten die in dat gebied voorkomen.

    23      Bijgevolg dient te worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek vóór 28 december 1998 de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 4, lid 4, van de vogelrichtlijn en dat het beroep van de Commissie moet worden aanvaard op dit punt.

     Situatie na de aanwijzing van het geografische gebied „Valloni e steppe pedegarganiche” als SBZ

    24      Opgemerkt moet worden dat, wat de als SBZ aangewezen gebieden betreft, artikel 7 van de habitatrichtlijn bepaalt dat de uit artikel 4, lid 4, van de vogelrichtlijn voortvloeiende verplichtingen met name zijn vervangen door de verplichtingen die uit artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn voortvloeien, zulks vanaf de datum van toepassing van deze laatste richtlijn, dan wel vanaf de datum van de aanwijzing overeenkomstig de vogelrichtlijn, indien deze datum later valt (zie arrest van 13 juni 2002, Commissie/Ierland, C‑117/00, Jurispr. blz. I‑5335, punt 25).

    25      Aangezien het gebied „Valloni e steppe pedegarganiche” op 28 december 1998 als SBZ is aangewezen, volgt daaruit dat in casu artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn sinds die datum toepassing vindt op dat gebied.

    26      Dienaangaande zij eraan herinnerd dat artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn, evenals artikel 4, lid 4, eerste volzin, van de vogelrichtlijn, de lidstaten verplicht passende maatregelen te nemen om in de overeenkomstig lid 1 van dit laatste artikel aangewezen SBZ ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de habitats niet verslechtert en er geen storende factoren optreden die de soorten waarvoor de SBZ zijn aangewezen, wezenlijk raken (zie in die zin arrest Commissie/Ierland, reeds aangehaald, punt 26).

    27      Blijkens het dossier is de in punt 22 van het onderhavige arrest beschreven situatie na 28 december 1998 blijven voortbestaan. In dit verband dient eraan te worden herinnerd dat de Regione Puglia, teneinde de door de Commissie in een nota van 7 juli 2004 gemaakte bezwaren te beantwoorden, te kennen heeft gegeven dat zij rekening hield met de noodzaak om passende compenserende maatregelen te nemen, bestaande in ofwel de uitbreiding van de betrokken SBZ, ofwel de aanwijzing van een nieuwe SBZ met een met die van de beschadigde habitat vergelijkbare fauna en vegetatie.

    28      Bijgevolg is het bezwaar volgens hetwelk de Italiaanse Republiek de krachtens artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, gegrond. Derhalve moet het beroep van de Commissie ook op dit punt worden aanvaard.

    29      Vastgesteld moet dus worden dat de Italiaanse Republiek, door niet de passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de SBZ „Valloni e steppe pedegarganiche” niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, wat de periode vóór 28 december 1998 betreft, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rustten krachtens artikel 4, lid 4, van de vogelrichtlijn, en, wat de periode na die datum betreft, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn.

     Kosten

    30      Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen voor zover dit is gevorderd. Aangezien de Italiaanse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

    Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart:

    1)      Door niet de passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de specialebeschermingszone „Valloni e steppe pedegarganiche” niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, is de Italiaanse Republiek, wat de periode vóór 28 december 1998 betreft, de verplichtingen niet nagekomen die op haar rustten krachtens artikel 4, lid 4, van richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, en, wat de periode na die datum betreft, de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 2, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

    2)      De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.

    ondertekeningen


    * Procestaal: Italiaans.

    Naar boven