Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62006CJ0145

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 5 juli 2007.
    Fendt Italiana Srl tegen Agenzia Dogane - Ufficio Dogane di Trento.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Commissione tributaria di secondo grado di Trento - Italië.
    Richtlijn 2003/96/EG - Communautaire regeling voor belasting van energieproducten en elektriciteit - Werkingssfeer van richtlijn - Minerale oliën - Smeerolie gebruikt voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof - Daarvan uitgesloten - Intrekking van richtlijn 92/81/EEG - Nationale belastingregeling.
    Gevoegde zaken C-145/06 en C-146/06.

    Jurisprudentie 2007 I-05869

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2007:411

    Gevoegde zaken C‑145/06 en C‑146/06

    Fendt Italiana Srl

    tegen

    Agenzia Dogane - Ufficio Dogane di Trento

    (verzoeken van de Commissione tributaria di secondo grado di Trento om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 2003/96/EG – Communautaire regeling voor belasting van energieproducten en elektriciteit – Werkingssfeer van richtlijn – Minerale oliën – Smeerolie gebruikt voor andere doeleinden dan als motor‑ of verwarmingsbrandstof – Daarvan uitgesloten – Intrekking van richtlijn 92/81/EEG – Nationale belastingregeling”

    Samenvatting van het arrest

    Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Belasting van energieproducten en elektriciteit – Richtlijn 2003/96

    (Richtlijnen van de Raad 92/12, art. 3, leden 1 en 3, en 2003/96, art. 2, lid 1, sub b, en 2, lid 4, sub b)

    Richtlijn 2003/96 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling die voorziet in de heffing van een verbruiksbelasting op smeerolie wanneer deze niet is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming. Ook al valt smeerolie die wordt gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, onder de definitie van het begrip „energieproducten” in de zin van artikel 2, lid 1, sub b, van richtlijn 2003/96, zij wordt bij lid 4, sub b, eerste streepje, van dit artikel uitdrukkelijk van de werkingssfeer van deze richtlijn uitgesloten en valt derhalve niet onder de regeling betreffende de geharmoniseerde accijns. In deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de betrokken smeerolie een ander product is dan de producten die worden genoemd in artikel 3, lid 1, eerste streepje, van richtlijn 92/12 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, zodat de lidstaten overeenkomstig lid 3, eerste alinea, van dit artikel bevoegd blijven belastingen op deze producten in te stellen of te handhaven, mits deze belastingen in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geven tot formaliteiten die verband houden met het overschrijden van een grens.

    (cf. punten 43‑45 en dictum)







    ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

    5 juli 2007 (*)

    „Richtlijn 2003/96/EG – Communautaire regeling voor belasting van energieproducten en elektriciteit – Werkingssfeer van richtlijn – Minerale oliën – Smeerolie gebruikt voor andere doeleinden dan als motor‑ of verwarmingsbrandstof – Daarvan uitgesloten – Intrekking van richtlijn 92/81/EEG – Nationale belastingregeling”

    In de gevoegde zaken C‑145/06 en C‑146/06,

    betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Commissione tributaria di secondo grado di Trento (Italië) bij beslissingen van 6 maart 2006 respectievelijk 23 december 2005, ingekomen bij het Hof op 17 maart 2006, in de procedures

    Fendt Italiana Srl

    tegen

    Agenzia Dogane – Ufficio Dogane di Trento,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

    samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, J. Klučka, U. Lõhmus, A. Ó Caoimh (rapporteur) en P. Lindh, rechters,

    advocaat-generaal: E. Sharpston,

    griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 15 februari 2007,

    gelet op de opmerkingen van:

    –        Fendt Italiana Srl, vertegenwoordigd door G. Maisto, avvocato, en A. Parolini, dottore commercialista,

    –        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door G. Aiello, avvocato dello Stato,

    –        de Cypriotische regering, vertegenwoordigd door N. Charalambidou als gemachtigde,

    –        de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door L. Pignataro en W. Moells als gemachtigden,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 19 april 2007,

    het navolgende

    Arrest

    1        De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283, blz. 51), zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/75/EG van de Raad van 29 april 2004 (PB L 157, blz. 100; hierna: „richtlijn 2003/96”).

    2        Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van gedingen tussen Fendt Italiana Srl (hierna: „Fendt”) en Agenzia Dogane – Ufficio Dogane di Trento (douaneautoriteit te Trento) wegens het verzuim van deze vennootschap om over het jaar 2004 de in het nationale recht voorziene verbruiksbelasting op smeerolie te betalen.

     Toepasselijke bepalingen

     Gemeenschapsregeling

     Richtlijn 92/12/EEG

    3        Artikel 1 van richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76, blz. 1) bepaalt:

    „1.      Deze richtlijn behelst de regeling van de producten onderworpen aan accijnzen en andere indirecte belastingen die direct of indirect worden geheven op het verbruik van die producten, met uitzondering van de belasting over de toegevoegde waarde en de door de Europese Gemeenschappen vastgestelde belastingen.

    2.      De bijzondere bepalingen betreffende de structuren en de tarieven van de accijnzen worden vervat in specifieke richtlijnen.”

    4        In artikel 3 van deze richtlijn wordt bepaald:

    „1.      Deze richtlijn is op communautair niveau van toepassing op de volgende producten zoals die zijn omschreven in de desbetreffende richtlijnen:

    –        minerale oliën,

    [...]

    2.      Op de in lid 1 genoemde producten mogen nog andere indirecte belastingen met specifieke doeleinden worden geheven, mits daarbij de uit hoofde van de accijnzen en de btw geldende voorschriften inzake belastingheffing in acht worden genomen wat betreft de vaststelling van de maatstaf van heffing en de berekening, de verschuldigdheid en de controle van de belasting.

    3.      De lidstaten blijven bevoegd belastingen op andere dan de in lid 1 genoemde producten in te stellen of te handhaven, mits deze belastingen in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geven tot formaliteiten die verband houden met het overschrijden van een grens.

    [...]”

    Richtlijnen 92/81/EEG en 92/82/EEG

    5        Artikel 2, lid 1, sub d, van richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën (PB L 316, blz. 12), zoals gewijzigd bij richtlijn 94/74/EG van de Raad van 22 december 1994 (PB L 365, blz. 46; hierna: „richtlijn 92/81”), gelezen in samenhang met artikel 2, lid 4, bepaalt dat „de producten van GN-code 2710”, in de versie van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”) die van kracht is op 1 oktober 1994, dat wil zeggen met name smeerolie, voor de toepassing van deze richtlijn minerale oliën zijn.

    6        Krachtens lid 2 van voornoemd artikel 2 zijn „[m]inerale oliën waarvoor in richtlijn 92/82/EEG geen accijnstarief is bepaald, [...] aan accijns onderworpen indien zij zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als brandstof voor verwarming of als motorbrandstof. [...]”

    7        Artikel 8, lid 1, sub a, van richtlijn 92/81 bepaalt:

    „1.      Ongeacht de algemene bepalingen inzake vrijgesteld gebruik van accijnsproducten van richtlijn 92/12/EEG en onverminderd andere communautaire bepalingen, verlenen de lidstaten vrijstelling van de geharmoniseerde accijns voor de onderstaande producten, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen:

    a)      minerale oliën die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;

    [...]”

    8        Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën (PB L 316, blz. 19), zoals gewijzigd bij richtlijn 94/74 (hierna: „richtlijn 92/82”), stelt een minimumtarief voor de accijns op sommige minerale oliën vast. Artikel 2 bevat een opsomming van de minerale oliën waarop deze richtlijn betrekking heeft; smeerolie komt daarin niet voor.

     Richtlijn 2003/96

    9        De punten 1 tot en met 3 en 7 van de considerans van richtlijn 2003/96 luiden als volgt:

    „(1)      De werkingssfeer van de richtlijnen 92/81/EEG [...] en 92/82/EEG [...] is beperkt tot minerale oliën.

    (2)      Het ontbreken van communautaire bepalingen om elektriciteit en andere energieproducten dan minerale oliën aan een minimumbelasting te onderwerpen, kan nadelig zijn voor de goede werking van de interne markt.

    (3)      Voor de goede werking van de interne markt en de verwezenlijking van de doelstellingen van het communautaire beleid in andere sectoren is het nodig dat op communautair niveau minimumbelastingniveaus worden vastgesteld voor de meeste energieproducten, met inbegrip van elektriciteit, aardgas en kolen.

    [...]

    (7)      Als partij bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering heeft de Gemeenschap het protocol van Kyoto bekrachtigd. De belasting van energieproducten – en in voorkomend geval van elektriciteit – is een van de beschikbare instrumenten om de doelstellingen van het protocol van Kyoto te verwezenlijken.”

    10      Voorts wordt in punt 22 van de considerans van richtlijn 2003/96 verklaard:

    „Op energieproducten moet in wezen een communautair regelgevingskader van toepassing zijn wanneer deze als verwarmingsbrandstof of als motorbrandstof worden gebruikt. In dat opzicht gebiedt de aard en de logica van het belastingstelsel om vormen van duaal gebruik van energieproducten en vormen van gebruik voor andere doeleinden dan als brandstof, alsmede mineralogische procedés, van de werkingssfeer van dit regelgevingskader uit te sluiten. Elektriciteit die op vergelijkbare wijze wordt gebruikt, dient op dezelfde wijze te worden behandeld.”

    11      Artikel 1 van richtlijn 2003/96 bepaalt dat de lidstaten belasting heffen op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig deze richtlijn.

    12      Volgens artikel 2, lid 1, sub b, van deze richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 2, lid 5, wordt voor de toepassing van de richtlijn met de term „energieproducten” bedoeld de „producten van de GN-codes 2701, 2702 en 2704 tot en met 2715”, zoals die worden genoemd in verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 279, blz. 1), te weten met name minerale oliën, die vallen onder post 2710 van de GN.

    13      Artikel 2, lid 4, sub b, van richtlijn 2003/96 luidt:

    „4.      Deze richtlijn is niet van toepassing op:

    [...]

    b)      de volgende vormen van gebruik van energieproducten en elektriciteit:

    –        energieproducten gebruikt voor andere doeleinden dan als motor‑ of verwarmingsbrandstof,

    –        duaal gebruik van energieproducten.

    Een energieproduct kent een duaal gebruik wanneer het zowel als verwarmingsbrandstof als voor andere doeleinden dan als motor‑ of verwarmingsbrandstof wordt gebruikt. Het gebruik van energieproducten voor chemische reductie of elektrolytische en metallurgische procedés wordt als duaal gebruik beschouwd.

    [...]”

    14      Artikel 3 van richtlijn 2003/96 bepaalt:

    „De verwijzingen naar ‚minerale oliën’ en ‚accijnzen’ in richtlijn 92/12/EEG (voor zover van toepassing op minerale oliën) zijn uit te leggen als verwijzingen naar alle energieproducten, elektriciteit en nationale indirecte belastingen bedoeld in artikel 2, respectievelijk artikel 4, lid 2, van de onderhavige richtlijn.”

    15      In artikel 14, lid 1, van richtlijn 2003/96 wordt bepaald:

    „1.      Naast de algemene bepalingen van richtlijn 92/12/EEG inzake vrijgesteld gebruik van belastbare producten, en onverminderd andere communautaire bepalingen, verlenen de lidstaten voor onderstaande producten vrijstelling van belasting, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen:

    a)      energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit en elektriciteit die wordt gebruikt tot instandhouding van het vermogen elektriciteit te produceren. [...]

    b)      energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor andere luchtvaart dan particuliere plezierluchtvaart.

             [...]

    c)      energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor de vaart op communautaire wateren (met inbegrip van visserij) en niet voor gebruik aan boord van particuliere pleziervaartuigen, en aan boord van een vaartuig opgewekte elektriciteit.

             [...]”

    16      Volgens de artikelen 15 en 16 van richtlijn 2003/96 kunnen de lidstaten ook belastingvrijstellingen of ‑verlagingen toepassen in de aldaar genoemde gevallen.

    17      In artikel 28, leden 1 en 2, van richtlijn 2003/96 heet het:

    „1.      De lidstaten dienen vóór 31 december 2003 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    2.      Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 1 januari 2004, met uitzondering van de bepalingen in artikel 16 en in artikel 18, lid 1, die de lidstaten met ingang van 1 januari 2003 kunnen toepassen.”

    18      Artikel 30 van deze richtlijn bepaalt:

    „Niettegenstaande artikel 28, lid 2, worden de richtlijnen 92/81/EEG en 92/82/EEG met ingang van 31 december 2003 ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen worden gelezen als verwijzingen naar deze richtlijn.”

     Nationale regeling

    19      Bij artikel 21, tweede alinea, van decreto legislativo (wetsbesluit) nr. 504 van 26 oktober 1995, met als opschrift „Testo unico delle disposizioni legislative concernenti le imposti sulla produzione e sui consumi e relative sanzioni penale e amministrative” (gecoördineerde tekst van de wettelijke bepalingen betreffende de belastingen op productie en verbruik en inzake de strafrechtelijke en administratieve sancties ter zake) (gewoon supplement bij GURI nr. 279 van 29 november 1995; hierna: „decreto legislativo nr. 504/95”), worden producten van post 2710 van de GN (smeerolie) die als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming worden gebruikt, onderworpen aan een accijns die even hoog is als die voor de soortgelijke motorbrandstof of brandstof voor verwarming.

    20      Artikel 62, eerste alinea, van decreto legislativo nr. 504/95 bepaalt:

    „[B]ehalve de in artikel 21, tweede alinea, bedoelde belasting, wordt op smeerolie (GN-codes 27 10 00 87 tot en met 27 10 00 98) een verbruiksbelasting geheven wanneer zij niet is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als brandstof voor verwarming of als motorbrandstof.”

    21      Het tarief van deze verbruiksbelasting verschilt van het tarief van de in artikel 21, tweede alinea, van decreto legislativo nr. 504/95 bedoelde accijns.

    22      Bij arrest van 25 september 2003, Commissie/Italië (C‑437/01, Jurispr. blz. I‑9861), heeft het Hof voor recht verklaard dat de Italiaanse Republiek, door artikel 62, eerste alinea, van decreto legislativo nr. 504/95 te handhaven, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 3, lid 2, van richtlijn 92/12 en artikel 8, lid 1, sub a, van richtlijn 92/81.

    23      In punt 30 van voornoemd arrest Commissie/Italië heeft het Hof namelijk geoordeeld dat ingevolge de artikelen 8, lid 1, sub a, en 2, lid 2, van richtlijn 92/81, juncto artikel 2 van richtlijn 92/82, op smeerolie slechts een accijns kan worden geheven wanneer zij is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, terwijl zij in alle andere gevallen verplicht van de geharmoniseerde accijns moet worden vrijgesteld. Het Hof heeft er in dit verband in de punten 31 en 32 van het arrest Commissie/Italië op gewezen dat indien de lidstaten een andere indirecte belasting mogen heffen op de producten die van de geharmoniseerde accijns moeten worden vrijgesteld, met name artikel 8, lid 1, sub a, van richtlijn 92/81 elk nuttig effect zou worden ontnomen.

    24      Vaststaat dat ten tijde van de feiten van de hoofdgedingen artikel 62, eerste alinea, van decreto legislativo nr. 504/95 door de Italiaanse autoriteiten niet was ingetrokken.

     Hoofdgedingen en prejudiciële vragen

    25      Bij twee afzonderlijke kennisgevingen heeft Agenzia Dogane – Ufficio Dogane di Trento Fendt meegedeeld dat zij de in artikel 62, eerste alinea, van decreto legislativo nr. 504/95 voorziene verbruiksbelasting op smeerolie over het jaar 2004 niet had betaald.

    26      De door Fendt hiertegen ingestelde beroepen werden door de Commissione tributaria provinciale di Trento verworpen. Volgens deze rechterlijke instantie vallen andere energieproducten dan die welke als brandstof voor verwarming of als motorbrandstof kunnen worden gebruikt, niet binnen de beperkte werkingssfeer van richtlijn 2003/96. De belastingregeling voor andere producten, waaronder minerale oliën, wordt haars inziens derhalve volledig beheerst door artikel 62, eerste alinea, van decreto legislativo nr. 504/95. Voornoemde richtlijn heeft in dit verband een vernieuwing ingevoerd door de lidstaten toe te staan in een autonoom belastingsysteem voor smeerolie te voorzien.

    27      In hoger beroep merkt de Commissione tributaria di secondo grado di Trento in haar verwijzingbeslissingen op dat, anders dan de bevoegde douaneautoriteiten veronderstellen, richtlijn 2003/96 de lidstaten niet met zoveel woorden toestaat om belasting te heffen op producten die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming. Niettemin blijkt volgens haar zowel uit voormeld arrest Commissie/Italië als uit de ratio van deze richtlijn en het hiermee beoogde doel dat oliën die niet worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, zijn uitgesloten van het communautaire stelsel van belastingheffing.

    28      Daarop heeft de Commissione tributaria di secondo grado di Trento de behandeling van de twee aan haar voorgelegde zaken geschorst en het Hof de volgende, in elk van de zaken identiek geformuleerde, prejudiciële vraag gesteld:

    „Is de belastingregeling van artikel 62 van decreto legislativo nr. 504/95 verenigbaar met richtlijn 2003/96?”

    29      Bij beschikking van de president van het Hof van 10 mei 2006 zijn de zaken C‑145/06 en C‑146/06 gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en voor het arrest.

     Beantwoording van de prejudiciële vragen

    30      Zoals de Commissie terecht opmerkt, kan het Hof zich in het kader van de procedure krachtens artikel 234 EG niet uitspreken over de verenigbaarheid van nationale bepalingen met het gemeenschapsrecht. Het is daarentegen wel bevoegd, de nationale rechter alle uitleggingselementen betreffende dit recht te verschaffen, aan de hand waarvan hij deze verenigbaarheid ter beslechting van de voor hem aanhangige zaak kan beoordelen (zie met name arrest van 10 juni 1999, Braathens, C‑346/97, Jurispr. blz. I‑3419, punt 14).

    31      Onder deze omstandigheden moet de gestelde vraag aldus worden opgevat dat de verwijzende rechter in wezen wenst te vernemen of richtlijn 2003/96 in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling als die welke in de hoofdgedingen aan de orde is, die voorziet in de heffing van een verbruiksbelasting op smeerolie wanneer deze niet is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming.

    32      In dit verband zij opgemerkt dat de lidstaten volgens artikel 1 van richtlijn 2003/96 verplicht zijn om belasting te heffen op energieproducten overeenkomstig deze richtlijn, die punt 2 en punt 3 van de considerans ervan ertoe strekt op communautair niveau minimumbelastingniveaus te doen vaststellen voor de meeste energieproducten.

    33      Krachtens artikel 2, lid 1, sub b, van richtlijn 2003/96, gelezen in samenhang met artikel 2, lid 5, vormen de producten die vallen onder post 2710 van de GN, te weten onder meer smeerolie, energieproducten in de zin van deze richtlijn.

    34      Volgens artikel 2, lid 4, sub b, eerste streepje, ervan is deze richtlijn evenwel „niet van toepassing” op energieproducten gebruikt voor andere doeleinden dan als motor‑ of verwarmingsbrandstof.

    35      Volgens punt 22 van de considerans van richtlijn 2003/96 moet op energieproducten namelijk in wezen een communautair regelgevingskader van toepassing zijn wanneer deze als verwarmingsbrandstof of als motorbrandstof worden gebruikt, en gebiedt derhalve zowel de aard als de logica van het belastingstelsel om energieproducten die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als verwarmingsbrandstof of als motorbrandstof van de werkingssfeer van dit regelgevingskader uit te sluiten.

    36      In dit verband moet worden opgemerkt dat, anders dan in artikel 8, lid 1, sub a, van richtlijn 92/81, waarin werd bepaald dat de lidstaten minerale oliën die werden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming moesten vrijstellen, in artikel 14 van richtlijn 2003/96, dat een limitatieve opsomming bevat van de verplichte vrijstellingen die voor de lidstaten gelden, geen energieproducten worden vermeld die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als verwarmingsbrandstof of als motorbrandstof. Ook de artikelen 15 en 16 van laatstgenoemde richtlijn, die voorzien in bepaalde facultatieve vrijstellingen voor de lidstaten, verwijzen niet naar dergelijke producten.

    37      Hieruit volgt dat, zoals de advocaat-generaal in punt 37 van haar conclusie in wezen heeft opgemerkt, hoewel minerale oliën die werden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming binnen de werkingssfeer van richtlijn 92/81 vielen, aangezien deze producten, zoals het Hof heeft geoordeeld in de punten 30 en 33 van voormeld arrest Commissie/Italië, verplicht van de geharmoniseerde accijns zijn vrijgesteld, de gemeenschapswetgever ten tijde van de vaststelling van richtlijn 2003/96 de bedoeling had deze regeling te wijzigen door dergelijke producten uit te sluiten van de werkingssfeer van laatstgenoemde richtlijn, hetgeen Fendt trouwens ter terechtzitting zelf heeft erkend.

    38      Bijgevolg zijn de lidstaten, zoals de Italiaanse en de Cypriotische regering alsmede de Commissie betogen, vanaf 1 januari 2004, met ingang van welke datum richtlijn 92/81 overeenkomstig artikel 30 van richtlijn 2003/96 is ingetrokken, bevoegd om energieproducten, zoals smeerolie, die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, te belasten.

    39      Ter terechtzitting heeft Fendt evenwel betoogd dat enkel de bepalingen van richtlijn 92/81 die binnen de werkingssfeer van richtlijn 2003/96 vallen, door deze kunnen worden ingetrokken. Aangezien laatstgenoemde richtlijn enkel van toepassing is op energieproducten die worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, zijn de bepalingen van richtlijn 92/81 die, net als artikel 8, lid 1, sub a, ervan, betrekking hebben op energieproducten die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, derhalve niet bij richtlijn 2003/96 ingetrokken en dus nog steeds van kracht. Deze uitlegging wordt bevestigd door het door richtlijn 2003/96 nagestreefde doel. Aangezien deze richtlijn namelijk beoogt bij te dragen tot het verwezenlijken van de in het protocol van Kyoto vastgelegde doelstellingen, kan zij niet opnieuw de mogelijkheid voor de lidstaten introduceren om energieproducten te belasten die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, nu deze geen bron van verontreiniging vormen.

    40      Dit argument moet worden afgewezen. Artikel 30 van richtlijn 2003/96 bepaalt namelijk in volstrekt ondubbelzinnige bewoordingen dat richtlijn 92/81 met ingang van 31 december 2003 wordt ingetrokken. Derhalve kan noch het feit dat de werkingssfeer van richtlijn 92/81 verschilt van die van richtlijn 2003/96, noch de doelstelling van richtlijn 2003/96 rechtvaardigen dat voornoemd artikel 30 aldus wordt uitgelegd dat sommige bepalingen van richtlijn 92/81 van kracht zijn gebleven, omdat anders de strekking van dit artikel, in strijd met de uitdrukkelijke bedoeling van de gemeenschapswetgever, radicaal zou worden gewijzigd.

    41      De lidstaten zijn weliswaar bevoegd energieproducten, zoals smeerolie, die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, te belasten, doch zij zijn niettemin verplicht hun bevoegdheden op dit gebied in overeenstemming met het gemeenschapsrecht uit te oefenen (zie in die zin arresten van 14 februari 1995, Schumacker, C‑279/93, Jurispr. blz. I‑225, punt 21, en 29 maart 2007, Rewe Zentralfinanz, C‑347/04, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    42      In dit verband dienen de lidstaten met name niet alleen de bepalingen van het EG-Verdrag, inzonderheid de artikelen 25 EG en 90 EG, maar eveneens, zoals de Cypriotische regering en de Commissie terecht opmerken, het bepaalde in artikel 3, lid 3, eerste alinea, van richtlijn 92/12 te eerbiedigen.

    43      Ook al valt smeerolie die wordt gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, onder de definitie van het begrip „energieproducten” in de zin van artikel 2, lid 1, sub b, van richtlijn 2003/96, zij wordt namelijk bij lid 4, sub b, eerste streepje, van dit artikel uitdrukkelijk van de werkingssfeer van deze richtlijn uitgesloten en valt derhalve niet onder de regeling betreffende de geharmoniseerde accijns.

    44      In deze omstandigheden moet worden vastgesteld dat de betrokken smeerolie, die niet aan de geharmoniseerde accijns is onderworpen, een ander product is dan de producten die worden genoemd in artikel 3, lid 1, eerste streepje, van richtlijn 92/12 (zie in die zin reeds aangehaalde arresten Braathens, punten 24 en 25, en Commissie/Italië, punten 31 en 33), zodat de lidstaten overeenkomstig lid 3, eerste alinea, van dit artikel bevoegd blijven belastingen op deze producten in te stellen of te handhaven, mits deze belastingen in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geven tot formaliteiten die verband houden met het overschrijden van een grens.

    45      Derhalve dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat richtlijn 2003/96 aldus moet worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling als die welke in de hoofdgedingen aan de orde is, die voorziet in de heffing van een verbruiksbelasting op smeerolie wanneer deze niet is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming.

     Kosten

    46      Ten aanzien van de partijen in de hoofdgedingen is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

    Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht:

    Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/75/EG van de Raad van 29 april 2004, moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling als die welke in de hoofdgedingen aan de orde is, die voorziet in de heffing van een verbruiksbelasting op smeerolie wanneer deze niet is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming.

    ondertekeningen


    * Procestaal: Italiaans.

    Naar boven