EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62001CJ0227

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 september 2004.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk Spanje.
Niet-nakoming - Richtlijn 85/337/EEG - Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten - Onjuiste toepassing - Project voor spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa.
Zaak C-227/01.

Jurisprudentie 2004 I-08253

ECLI-code: ECLI:EU:C:2004:528

Arrêt de la Cour

Zaak C‑227/01

Commissie van de Europese Gemeenschappen

tegen

Koninkrijk Spanje

„Niet-nakoming – Richtlijn 85/337/EEG – Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten – Onjuiste toepassing – Project voor spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa”

Samenvatting van het arrest

1.        Gemeenschapsrecht – Uitlegging – Meertalige teksten – Eenvormige uitlegging – Verschillen tussen diverse taalversies – Algemene opzet en doelstelling van betrokken regeling als referentiebasis

2.        Milieu – Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten – Richtlijn 85/337 – Werkingssfeer – Ontdubbeling van reeds bestaande spoorlijn die nieuw tracé impliceert – Daaronder begrepen

(Richtlijn 85/337 van de Raad, bijlagen I, punt 7, en II, punt 12)

3.        Beroep wegens niet-nakoming – Objectief karakter – Inaanmerkingneming van onjuiste uitlegging van gemeenschapstekst – Uitgesloten

(Art. 226 EG)

4.        Milieu – Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten – Richtlijn 85/337 – Toepasselijkheid – Relevant criterium

(Richtlijn 85/337 van de Raad)

1.        Gelet op de noodzaak van een eenvormige uitlegging van het gemeenschapsrecht, moet een bepaling in geval van verschil tussen de diverse taalversies worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt.

(cf. punt 45)

2.        Een project zoals het ontdubbelen van een reeds bestaand spoor kan aanzienlijke milieueffecten in de zin van richtlijn 85/337 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten hebben, omdat het een duurzame invloed kan hebben op bijvoorbeeld fauna en flora, de samenstelling van de bodem of het landschap en omdat het met name aanzienlijke geluidshinder kan meebrengen, waardoor het binnen de werkingssfeer van deze richtlijn moet vallen. Bijgevolg kan een project van deze aard niet worden beschouwd als een eenvoudige wijziging van een vroeger project in de zin van punt 12 van bijlage II bij richtlijn 85/337, maar valt het onder punt 7 van bijlage I, waarin de aan een milieueffectbeoordeling onderworpen projecten worden opgesomd.

Deze conclusie is a fortiori geboden wanneer de uitvoering van het project een nieuw spoorwegtracé inhoudt, al is het maar voor een gedeelte van het project. Een dergelijk bouwproject kan immers naar zijn aard aanzienlijke milieugevolgen in de zin van richtlijn 85/337 hebben.

(cf. punten 48‑50)

3.        Het krachtens artikel 226 EG ingestelde beroep wegens niet-nakoming heeft een objectief karakter en het feit dat een niet-nakoming voortkomt uit een onjuiste uitlegging van bepalingen van gemeenschapsrecht door een lidstaat, belet het Hof niet om de niet-nakoming vast te stellen.

(cf. punt 58)

4.        Het voor de toepassing van richtlijn 85/337 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten te hanteren criterium is gebaseerd op de aanzienlijke gevolgen die een bepaald project „kan” hebben voor het milieu. In deze omstandigheden staat het niet aan de Commissie, na te gaan welke concrete negatieve gevolgen een project daadwerkelijk heeft voor het milieu.

(cf. punt 59)




ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)
16 september 2004(1)

„Niet-nakoming – Richtlijn 85/337/EEG – Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten – Onjuiste toepassing – Project voor spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa”

In zaak C-227/01,betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG,ingesteld op 7 juni 2001,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Valero Jordana als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door S. Ortiz Vaamonde als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerder,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),,



samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, C. Gulmann, J. N. Cunha Rodrigues, R. Schintgen (rapporteur) en F. Macken, rechters,

advocaat-generaal: M. Poiares Maduro,
griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting van 19 februari 2004,gelet op de opmerkingen van partijen,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 24 maart 2004,

het navolgende



Arrest



1
De Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt het Hof vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, door geen milieueffectbeoordeling te hebben verricht voor het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens de artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 175, blz. 40).


Toepasselijke bepalingen

Bepalingen van gemeenschapsrecht

2
Overeenkomstig de eerste en de zesde overweging van de considerans van richtlijn 85/337 heeft deze tot doel verontreinigingen en andere aantastingen van het milieu te voorkomen, door bepaalde openbare of particuliere projecten aan een voorafgaande milieueffectbeoordeling te onderwerpen.

3
Zoals uit de vijfde overweging van de considerans van de richtlijn blijkt, voert deze algemene beginselen voor de milieueffectbeoordeling in ter aanvulling op en ter coördinatie van de vergunningprocedures voor particuliere en openbare projecten die mogelijk belangrijke gevolgen voor het milieu hebben.

4
Volgens de achtste en de elfde overweging van de considerans van richtlijn 85/337 hebben projecten van bepaalde categorieën aanzienlijke gevolgen voor het milieu en moeten deze projecten in beginsel aan een systematische milieueffectbeoordeling worden onderworpen, teneinde rekening te houden met het streven de gezondheid van de mens te beschermen, via een beter milieu bij te dragen tot de kwaliteit van het bestaan, toe te zien op de instandhouding van de diversiteit van de soorten en het reproductievermogen van het ecosysteem als fundamentele grondslag van het leven in stand te houden.

5
Hierna volgen de bepalingen van richtlijn 85/337 die op de onderhavige zaak van toepassing zijn, zoals zij luidden vóór richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van eerstgenoemde richtlijn (PB L 73, blz. 5).

6
Artikel 1 van richtlijn 85/337 luidt:

„1.     Deze richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

2.       In deze richtlijn wordt verstaan onder:

Project:

de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of werken,

andere ingrepen in natuurlijk milieu of landschap, [...]”

7
Artikel 2 van deze richtlijn bepaalt:

„1.     De lidstaten treffen de nodige maatregelen om te verzekeren dat, voordat een vergunning wordt verleend, de projecten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, met name gezien hun aard, omvang of ligging, worden onderworpen aan een beoordeling van die effecten.

Deze projecten worden omschreven in artikel 4.

[...]

3.       In uitzonderlijke gevallen kunnen de lidstaten voor een welbepaald project gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de bepalingen van deze richtlijn.

In dit geval:

a)
gaan de lidstaten na of er geen andere vorm van beoordeling geschikt is en of de aldus verzamelde informatie ter beschikking van het publiek moet worden gesteld;

b)
stellen zij de gegevens betreffende deze vrijstelling en de redenen waarom zij is verleend, ter beschikking van het betrokken publiek;

c)
stellen zij de Commissie, voordat de vergunning wordt verleend, op de hoogte van de redenen waarom de vrijstelling is verleend en verschaffen zij haar alle informatie die zij in voorkomend geval ter beschikking van hun eigen onderdanen stellen.

De Commissie zendt de ontvangen documenten onmiddellijk door aan de andere lidstaten.

[...]”

8
Artikel 3 van deze richtlijn luidt:

„Bij de milieueffectbeoordeling wordt op passende wijze een identificatie, beschrijving en beoordeling, op grond van elk geval afzonderlijk en overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 11, gegeven van de directe en indirecte effecten van een project op de volgende factoren:

mens, dier en plant;

bodem, water, lucht, klimaat en landschap;

de interactie tussen de in het eerste en tweede streepje genoemde factoren;

de materiële goederen en het culturele erfgoed.”

9
Artikel 4 van richtlijn 85/337, waarnaar in artikel 2, lid 1, tweede alinea, van deze richtlijn wordt verwezen, bepaalt:

„1.     Projecten van de in bijlage I genoemde categorieën worden onder voorbehoud van artikel 2, lid 3, onderworpen aan een beoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10.

2.       Projecten van de in bijlage II genoemde categorieën worden onderworpen aan een beoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 indien de lidstaten van oordeel zijn dat hun kenmerken zulks noodzakelijk maken.

[...]”

10
In bijlage I bij deze richtlijn wordt in punt 7 onder meer de „aanleg van spoorwegtrajecten voor spoorverkeer over lange afstand” vermeld.

11
Punt 12 in bijlage II bij dezelfde richtlijn vermeldt met name „wijzigingen in projecten van bijlage I”.

12
Artikel 5, leden 1 en 2, van richtlijn 85/337 bepaalt:

„1.     Bij projecten die krachtens artikel 4 moeten worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10, treffen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de opdrachtgever in passende vorm de in bijlage III bedoelde informatie verstrekt, voorzover:

a)
de lidstaten deze informatie van belang achten in een bepaald stadium van de vergunningprocedure en voor de specifieke kenmerken van een specifiek project of van een projecttype en van het milieu dat hierdoor kan worden beïnvloed;

b)
de lidstaten, onder meer op grond van de bestaande kennis en beoordelingsmethoden, menen dat redelijkerwijs van een opdrachtgever mag worden verlangd dat hij de gegevens verzamelt.

2.       De informatie die de opdrachtgever overeenkomstig lid 1 moet verstrekken, moet ten minste het volgende bevatten:

een beschrijving van het project met informatie omtrent vestigingsplaats, aard en omvang;

een beschrijving van de beoogde maatregelen om belangrijke nadelige effecten te vermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen;

de nodige gegevens om de vermoedelijke significante milieueffecten van het project te kunnen bepalen en beoordelen;

een niet-technische samenvatting van de in het eerste, tweede en derde streepje bedoelde gegevens.”

13
Artikel 6, lid 2, van dezelfde richtlijn luidt:

„De lidstaten zien erop toe dat:

elke aanvraag voor een vergunning en de krachtens artikel 5 verzamelde informatie voor het publiek beschikbaar worden gesteld,

het betrokken publiek de mogelijkheid krijgt zijn mening te geven alvorens een aanvang wordt gemaakt met het project.”

14
Artikel 12 van richtlijn 85/337 bepaalt:

„1.     De lidstaten treffen de nodige maatregelen om binnen drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen.

2.       De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.”

15
Van deze richtlijn is aan de lidstaten kennisgegeven op 3 juli 1985.

Bepalingen van nationaal recht

16
Volgens de Spaanse reglementering waarbij bijlage I, punt 7, van richtlijn 85/337 is omgezet, behoren onder meer „spoorlijnen over lange afstand die een nieuw tracé bevatten” tot de projecten die aan een milieueffectbeoordeling moeten worden onderworpen.


De precontentieuze procedure

17
Nadat zij in mei 1999 een klacht had ontvangen en daarover briefwisseling had gevoerd met de Spaanse autoriteiten, heeft de Commissie, die van mening was dat deze autoriteiten richtlijn 85/337 onjuist hadden toegepast door het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, niet aan een milieueffectbeoordeling te onderwerpen, bij brief van 13 april 2000 het Koninkrijk Spanje aangemaand binnen een termijn van twee maanden opmerkingen in te dienen.

18
Aangezien de toelichting van de Spaanse regering haar geen voldoening schonk, heeft de Commissie op 26 september 2000 een met redenen omkleed advies gezonden waarin zij het Koninkrijk Spanje verzocht de nodige maatregelen te nemen om binnen een termijn van twee maanden na kennisgeving van dit advies daaraan te voldoen.

19
Nadat de Spaanse regering op dit met redenen omkleed advies had geantwoord met een brief van 2 januari 2001, waarin zij haar vroegere argumenten herhaalde, heeft de Commissie besloten het onderhavige beroep in te stellen.


Het beroep

20
De Commissie verwijt het Koninkrijk Spanje de krachtens de artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van richtlijn 85/337 op hem rustende verplichtingen niet te zijn nagekomen door geen milieueffectbeoordeling te hebben verricht voor het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, die de Spaanse regio Levante verbindt met Catalonië en de Franse grens.

De ontvankelijkheid

21
Ter terechtzitting heeft de Spaanse regering de ontvankelijkheid van het beroep betwist, op grond dat het verzoekschrift is gebaseerd op een andere grief dan die welke tijdens de precontentieuze procedure is aangehaald.

22
Deze regering stelt dat het voorwerp van het geding tijdens de precontentieuze procedure duidelijk beperkt was tot het 13,2 km lange baanvak van de spoorweg tussen Las Palmas en de plaats Oropesa. In dat stadium van de procedure heeft de Commissie de Spaanse regering meer in het bijzonder verweten, de vereisten van richtlijn 85/337 niet te zijn nagekomen met betrekking tot een 7,64 km lang gedeelte van dat baanvak, waarin het tracé maximaal 800 m naar het westen is opgeschoven om de plaats Benicasim te vermijden. De Commissie heeft evenwel noch in de aanmaningsbrief noch in het met redenen omkleed advies verwezen naar het ontdubbelen van de spoorweg over het resterende gedeelte van dat 13,2 km lange baanvak en heeft met name nergens gesteld dat het ontdubbelen van een bestaande spoorlijn binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt.

23
Bij het instellen van haar beroep heeft de Commissie evenwel duidelijk gevorderd vast te stellen dat dit ontdubbelen van de sporen van een reeds bestaande spoorlijn onder de voorschriften van deze richtlijn valt. Bovendien had de Commissie de gehele spoorlijn Valencia-Tarragona met een lengte van 251 km op het oog.

24
Daarmee is het voorwerp van het geding duidelijk verruimd.

25
Om te beginnen zij opgemerkt dat de regelmatigheid van het met redenen omkleed advies en van de daaraan voorafgaande procedure in casu niet wordt betwist. De Spaanse regering betoogt evenwel dat de in het verzoekschrift geformuleerde grief verschilt van die welke in de aanmaningsbrief en in het met redenen omkleed advies vervat lag.

26
Dienaangaande volgt uit vaste rechtspraak dat het voorwerp van een krachtens artikel 226 EG ingesteld beroep wordt afgebakend door de precontentieuze procedure waarin deze bepaling voorziet, en dat het met redenen omkleed advies en het beroep bijgevolg op dezelfde grieven moeten berusten (zie met name arrest van 11 juli 2002, Commissie/Spanje, C-139/00, Jurispr. blz. I‑6407, punt 18).

27
In casu kan evenwel niet worden gesteld dat het voorwerp van het geding, zoals dit tijdens de precontentieuze procedure was bepaald, is verruimd of gewijzigd.

28
In antwoord op een vraag van het Hof heeft de Commissie immers bevestigd dat het voorwerp van het onderhavige beroep beperkt is tot een baanvak van 13,2 km tussen Las Palmas en Oropesa en dat het, anders dan de Spaanse regering verklaart, geen betrekking heeft op het gehele, 251 km lange, tracé van de lijn Valencia-Tarragona.

29
Voorts wordt zowel in de aanmaningsbrief als in het met redenen omkleed advies die de Commissie aan het Koninkrijk Spanje heeft gezonden, alsook in het verzoekschrift melding gemaakt van het „baanvak Las Palmas-Oropesa”, waarvan de lengte, namelijk 13,2 km, door de verwerende regering niet wordt betwist. Uit het door de Spaanse regering ingediende verweerschrift blijkt trouwens ondubbelzinnig dat deze zich niet heeft vergist over het voorwerp van het geding, aangezien zij er daarin zelf van uitgaat dat het litigieuze project betrekking heeft op het baanvak van 13,2 km tussen de plaatsen Las Palmas en Oropesa, waarop de bestaande spoorlijn wordt ontdubbeld en aangepast aan een snelheid tot 220 km/uur en waarvan een 7,64 km lang gedeelte een nieuw tracé volgt om de plaats Benicasim te vermijden.

30
Bijgevolg is het onderhavige beroep ontvankelijk.

Ten gronde

Argumenten van partijen

31
De Commissie betoogt tot staving van haar beroep dat vaststaat dat het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, niet aan de bij richtlijn 85/337 ingestelde milieueffectbeoordelingsprocedure is onderworpen.

32
Volgens de Commissie was deze beoordeling in casu evenwel noodzakelijk omdat het ging om een van de projecten vermeld in punt 7 van bijlage I bij deze richtlijn, waarnaar artikel 4, lid 1, van deze laatste verwijst.

33
De Commissie leidt hieruit af dat richtlijn 85/337 met betrekking tot het litigieuze project onjuist is toegepast en dat het Koninkrijk Spanje bijgevolg de artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van deze richtlijn heeft geschonden.

34
Volgens haar kan geen van de redenen die door de Spaanse regering zijn aangevoerd om haar handelwijze in deze zaak te rechtvaardigen, worden aanvaard.

35
Zo zijn de door deze regering aangevoerde argumenten in strijd met de letter van richtlijn 85/337, meer in het bijzonder met de bewoordingen van punt 7 van bijlage I bij deze richtlijn. Bovendien zijn zij in strijd met de geest en de doelstelling van deze richtlijn.

36
De Spaanse regering erkent dat het betrokken project niet formeel aan de bij richtlijn 85/337 ingestelde milieueffectbeoordelingsprocedure is onderworpen, maar meent dat die procedure in casu niet noodzakelijk was.

37
Deze richtlijn was immers niet van toepassing, aangezien de uitgevoerde werken enkel bestonden in een verbetering van een reeds bestaande spoorlijn door het ontdubbelen van het aanvankelijke enkelspoor, zonder dat sprake was van de aanleg van een nieuwe spoorlijn en zonder dat daarvoor een nieuw tracé over lange afstand nodig was.

38
Deze stelling wordt bevestigd door de bewoordingen van de reglementering tot omzetting in Spaans recht van bijlage I, punt 7, van richtlijn 85/337, een nationale regeling waarvan de verenigbaarheid met de voorschriften van deze richtlijn op geen moment door de Commissie is betwist. Overigens is ook in de bewoordingen van de Engelse versie van dit punt 7 niet voor de term „sporen”, maar voor de term „lijnen” („lines”) gekozen.

39
Bovendien is het betrokken project niet bestemd voor spoorverkeer over lange afstand in de zin van dit punt 7, aangezien het twee plaatsen verbindt die slechts 13,2 km van elkaar verwijderd liggen.

40
Voor het overige heeft het ontdubbelen van de sporen in werkelijkheid geen milieueffecten naast de door de aanleg van de aanvankelijke spoorlijn veroorzaakte milieueffecten en heeft de Commissie hoe dan ook het bestaan van dergelijke effecten niet bewezen.

41
De Spaanse regering stelt, subsidiair, dat de vereisten van de richtlijn in casu inhoudelijk zijn nageleefd, omdat de herziening van het algemeen ontwikkelingsplan van Benicasim, die in 1992 heeft plaatsgevonden, is voorafgegaan door een milieueffectbeoordeling, die aan een openbaar onderzoek is onderworpen, en een milieueffectverklaring. Aangezien deze herziening juist tot doel had een zone vrij te houden voor de aanleg van de verbinding rond de plaats Benicasim, is geen nieuwe studie ondernomen over de milieueffecten van de daartoe verrichte werken.

42
Ten slotte hebben de bevoegde nationale autoriteiten in casu te goeder trouw gehandeld en hebben zij vlot hun medewerking verleend door voor het gedeelte van het project waar dat nog mogelijk was, het standpunt van de Commissie te volgen, aangezien zij vóór het einde van de bouwwerken „wijziging nr. 3” van dit project, die hoofdzakelijk betrekking heeft op de bouw van een 754,5 m lang viaduct, aan een openbaar onderzoek hebben onderworpen.

Beoordeling door het Hof

43
Om de gegrondheid van het beroep van de Commissie te beoordelen, moet, gelet op de argumenten van de verwerende regering, in de eerste plaats worden nagegaan of richtlijn 85/337 en meer in het bijzonder de daarin gestelde verplichting om een milieueffectbeoordeling te verrichten, van toepassing zijn op het litigieuze project en, zo ja, in de tweede plaats of dit project is uitgevoerd overeenkomstig de in deze richtlijn gestelde regels.

44
Wat het eerste punt betreft, kunnen de argumenten van de Spaanse regering volgens welke punt 7 van bijlage I bij deze richtlijn enkel betrekking heeft op de aanleg van een nieuwe lijn in de zin van een nieuw spoorwegtraject tussen twee plaatsen en derhalve niet van toepassing is op het ontdubbelen van reeds bestaande sporen, niet worden aanvaard.

45
In het kader van het onderhavige beroep hoeft geen uitspraak te worden gedaan over de vraag of alle taalversies van punt 7 van bijlage I bij richtlijn 85/337 een term gebruiken die overeenstemt met de term „spoorwegtrajecten” („vías” in de Spaanse taalversie), of over de verenigbaarheid met deze richtlijn van de Spaanse reglementering die ter uitvoering van deze bepaling is vastgesteld, voorzover hierin de term „lijnen” („líneas”) wordt gebruikt. Uit de rechtspraak van het Hof blijkt immers dat, gelet op de noodzaak van een eenvormige uitlegging van het gemeenschapsrecht, een bepaling in geval van verschil tussen de diverse taalversies moet worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (zie met name arrest van 24 oktober 1996, Kraaijeveld e.a., C‑72/95, Jurispr. blz. I‑5403, punt 28).

46
Wat richtlijn 85/337 betreft, heeft het Hof reeds geoordeeld dat uit de tekst van deze richtlijn kan worden afgeleid dat zij een ruime werkingssfeer en een zeer breed doel heeft (arrest Kraaijeveld e.a., reeds aangehaald, punten 31 en 39).

47
Zoals meer in het bijzonder blijkt uit de artikelen 1, lid 1, en 2, lid 1, en uit de eerste, de vijfde, de zesde, de achtste en de elfde overweging van de considerans van de onderhavige richtlijn, heeft deze hoofdzakelijk tot doel dat de projecten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, met name gezien hun aard, omvang of ligging, vóór de verlening van de vergunning worden onderworpen aan een beoordeling van hun effecten (zie in die zin arrest van 19 september 2000, Linster, C‑287/98, Jurispr. blz. I‑6917, punt 52).

48
Een en ander volstaat om te concluderen dat bijlage I, punt 7, van richtlijn 85/337 ook het ontdubbelen van een reeds bestaand spoor omvat.

49
Een dergelijk project kan immers aanzienlijke milieueffecten in de zin van deze richtlijn hebben, omdat het een langdurige invloed kan hebben op bijvoorbeeld fauna en flora, de samenstelling van de bodem of het landschap en omdat het met name aanzienlijke geluidshinder kan meebrengen, waardoor het binnen de werkingssfeer van deze richtlijn moet vallen. Aan de door richtlijn 85/337 nagestreefde doelstelling zou ernstig worden afgedaan indien een dergelijk project voor de aanleg van een nieuw spoor, zelfs naast een reeds bestaand spoor, kon worden onttrokken aan de verplichte beoordeling van de milieueffecten ervan. Bijgevolg kan een project als het onderhavige niet worden beschouwd als een eenvoudige wijziging van een vroeger project in de zin van punt 12 van bijlage II bij deze richtlijn.

50
Deze conclusie is a fortiori geboden wanneer, zoals in het onderhavige geval, de uitvoering van het project een nieuw spoorwegtracé inhoudt, al is het maar voor een gedeelte van het project. Een dergelijk bouwproject kan immers naar zijn aard aanzienlijke milieugevolgen in de zin van richtlijn 85/337 hebben.

51
Het argument van de Spaanse regering dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van punt 7 van bijlage I bij deze richtlijn omdat het betrokken project geen spoorverkeer over lange afstand in de zin van deze bepaling betreft, maar een baanvak van slechts 13,2 km tussen naburige plaatsen, is eveneens ongegrond.

52
Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, maakt het litigieuze project immers deel uit van een 251 km lange spoorlijn tussen Valencia en Tarragona in het kader van het zogenoemde project „Corredor del Mediterráneo”, dat de Spaanse regio Levante verbindt met Catalonië en de Franse grens.

53
Indien de argumentering van de Spaanse regering werd gevolgd, zou de nuttige werking van richtlijn 85/337 ernstig in het gedrang kunnen komen, aangezien de betrokken nationale autoriteiten een project over lange afstand enkel zouden hoeven te splitsen in minder lange opeenvolgende gedeelten om zowel het gehele project als de door die splitsing ontstane gedeelten daarvan aan de werking van deze richtlijn te onttrekken.

54
Gelet op de voorgaande beschouwingen behoort het project waarop het beroep van de Commissie betrekking heeft, dat de aanleg betreft van een bijkomend spoor met een lengte van 13,2 km, over een nieuw tracé van 7,64 km rond de plaats Benicasim, dat deel uitmaakt van een 251 km lange spoorlijn, tot een van de in bijlage I bij richtlijn 85/337 genoemde categorieën, die krachtens de artikelen 4, lid 1, en 5, lid 1, van deze richtlijn in beginsel stelselmatig aan een milieueffectbeoordeling moeten worden onderworpen.

55
Met betrekking tot de vraag of dit project is uitgevoerd overeenkomstig de in richtlijn 85/337 gestelde regels, zij om te beginnen opgemerkt dat de Spaanse regering erkent dat op dit project als zodanig niet de voorschriften van deze richtlijn inzake milieueffectbeoordeling zijn toegepast. Voorts stelt deze regering niet dat in casu is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 3, van deze richtlijn.

56
Wat vervolgens het argument van de Spaanse regering betreft dat vóór de herziening van het algemeen ontwikkelingsplan van Benicasim van 1992 een milieueffectbeoordeling heeft plaatsgevonden die aan een openbaar onderzoek is onderworpen, en een milieueffectverklaring is gedaan, zij opgemerkt dat zelfs indien dit plan alle nodige aanwijzingen zou hebben bevat om te voldoen aan de in richtlijn 85/337 gestelde minimumvoorwaarden, het hoe dan ook niet toereikend kan worden geacht aangezien het, zoals de Commissie heeft verklaard zonder op dit punt serieus te zijn tegengesproken door de verwerende regering, enkel betrekking heeft op het grondgebied van de gemeente Benicasim en meer in het bijzonder op de verbinding rond deze plaats, terwijl vaststaat dat het litigieuze project ruimer is. Bijgevolg zijn de voorschriften van deze richtlijn althans voor het overblijvende gedeelte van het project niet juist toegepast.

57
Voorts is de verklaring van de Spaanse regering dat de bevoegde autoriteiten de voorschriften van deze richtlijn hebben nageleefd met betrekking tot „wijziging nr. 3” van het project, evenmin gegrond. Volgens de verwerende regering is de informatie voor het publiek pas bekendgemaakt nadat was aangevangen met de uitvoering van het project. Een dergelijke gang van zaken is echter kennelijk in strijd met de voorschriften van artikel 6, lid 2, van richtlijn 85/337, volgens hetwelk het betrokken publiek de mogelijkheid moet krijgen zijn mening te geven alvorens een aanvang wordt gemaakt met het project. Het argument van de Spaanse regering dat het openbaar onderzoek heeft plaatsgevonden voordat de bouwwerken werden beëindigd, is derhalve irrelevant. Bovendien had deze procedure slechts betrekking op een gedeelte van het betrokken baanvak, dat 13,2 km lang is, namelijk op „wijziging nr. 3”, die hoofdzakelijk de bouw van een ongeveer 750 m lang viaduct betreft.

58
Het argument dat de nationale autoriteiten te goeder trouw zijn geweest, is overigens evenmin relevant. Volgens vaste rechtspraak heeft het beroep wegens niet-nakoming immers een objectief karakter en belet het feit dat een niet-nakoming voortkomt uit een onjuiste uitlegging van bepalingen van gemeenschapsrecht door een lidstaat, het Hof niet om de niet-nakoming vast te stellen (zie arrest van 17 november 1993, Commissie/Spanje, C‑73/92, Jurispr. blz. I‑5997, punt 19).

59
Wat ten slotte het betoog van de Spaanse regering betreft dat de Commissie de verweten niet-nakoming niet geldig heeft gemotiveerd omdat zij niet heeft bewezen dat het ontdubbelen van een bestaand spoor in werkelijkheid milieueffecten heeft die verder gaan dan die welke door de aanleg van de oorspronkelijke lijn zijn veroorzaakt, zij er enkel aan herinnerd dat het voor de toepassing van richtlijn 85/337 te hanteren criterium gebaseerd is op de aanzienlijke gevolgen die een bepaald project „kan” hebben voor het milieu (zie dienaangaande artikel 1, lid 1, alsmede de vijfde en de zesde overweging van de considerans van deze richtlijn). In deze omstandigheden staat het niet aan de Commissie, na te gaan welke concrete negatieve gevolgen een project daadwerkelijk heeft voor het milieu. De Commissie heeft in casu evenwel rechtens genoegzaam bewezen dat het betrokken project binnen de werkingssfeer van een van de bepalingen van bijlage I bij deze richtlijn valt, waardoor het aan een milieueffectbeoordeling moet worden onderworpen. Overigens kan niet worden betwist dat een project als het onderhavige nieuwe aanzienlijke hinder veroorzaakt, al was het maar wegens de aanpassing van de spoorlijn met het oog op treinverkeer met een snelheid tot 220 km/uur.

60
Gelet op het voorgaande moet het beroep van de Commissie gegrond worden verklaard.

61
Derhalve moet worden vastgesteld dat het Koninkrijk Spanje, door geen milieueffectbeoordeling te hebben verricht voor het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens de artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van richtlijn 85/337.


Kosten

62
Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien het Koninkrijk Spanje in het ongelijk is gesteld, dient het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten te worden verwezen.

Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart:

1)       Door geen milieueffectbeoordeling te hebben verricht voor het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, is het Koninkrijk Spanje de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens de artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.

2) Het Koninkrijk Spanje wordt verwezen in de kosten.

ondertekeningen


1
Procestaal: Spaans.

Naar boven