Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61998CJ0247

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 11 januari 2001.
    Helleense Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    EOGFL - Goedkeuring van rekeningen - Begrotingsjaar 1994.
    Zaak C-247/98.

    Jurisprudentie 2001 I-00001

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2001:4

    61998J0247

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 11 januari 2001. - Helleense Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - EOGFL - Goedkeuring van rekeningen - Begrotingsjaar 1994. - Zaak C-247/98.

    Jurisprudentie 2001 bladzijde I-00001


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    1. Landbouw - EOGFL - Goedkeuring van rekeningen - Weigering, uitgaven ten laste te brengen die gevolg zijn van onregelmatigheden bij toepassing van gemeenschapsregeling - Betwisting door betrokken lidstaat - Bewijslast - Verdeling tussen Commissie en lidstaat

    2. Beroep wegens niet-nakoming - Doel - Vaststelling van niet-nakoming - Niet-voortzetting van procedure door Commissie - Procedure betreffende goedkeuring van EOGFL-rekeningen - Doel - Verdeling van financiële lasten tussen lidstaten en Gemeenschap - Beoordelingsvrijheid van Commissie - Geen

    [EG-Verdrag, art. 169 (thans art. 226 EG)]

    3. Landbouw - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Steun aan producenten van bepaalde akkerbouwgewassen - Gemeenschappelijke ordening der markten - Rundvlees - Betalingen ter compensatie van inkomensverlies ten gevolge van hervorming van gemeenschappelijk landbouwbeleid - Verplichting betrokken bedragen volledig aan begunstigden te betalen - Inhouding van administratiekosten - Verbod

    (Verordeningen van de Raad nr. 805/68, art. 30 bis, en nr. 1765/92, art. 15, lid 3)

    Samenvatting


    1. Wanneer de Commissie weigert bepaalde uitgaven ten laste van het EOGFL te brengen op grond dat de gemeenschapsregels inzake de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten niet zijn nageleefd, moet zij haar beschikking waarbij het ontbreken van controles of tekortkomingen in de door de betrokken lidstaat verrichte controles worden vastgesteld, rechtvaardigen. De Commissie behoeft evenwel de ontoereikendheid van de door de nationale administraties verrichte controles of de onregelmatigheid van de door hen voorgelegde cijfers niet volledig aan te tonen; zij moet enkel een bewijs leveren voor de ernstige en redelijke twijfel die zij omtrent die controles en cijfers koestert. Deze verlichting van de bewijslast voor de Commissie berust op het feit dat de lidstaat zelf het best in staat is de voor de goedkeuring van de EOGFL-rekeningen benodigde gegevens te verzamelen en te verifiëren, zodat dus de lidstaat gedetailleerd en volledig dient te bewijzen dat controles zijn verricht en dat zijn cijfers juist zijn en, in voorkomend geval, de beweringen van de Commissie onjuist.

    ( cf. punten 7-9, 45 )

    2. De procedure van artikel 169 van het Verdrag (thans artikel 226 EG) en de procedure van goedkeuring van de EOGFL-rekeningen hebben beide een contradictoir karakter waardoor de rechten van de verdediging zijn gegarandeerd, en beide kunnen uiteindelijk tot inschakeling van het Hof leiden. Zij zijn evenwel onafhankelijk van elkaar, daar zij op verschillende doelstellingen zijn gericht en door verschillende regels worden beheerst. In de procedure wegens niet-nakoming staat het de Commissie vrij om, indien de betrokken lidstaat een einde heeft gemaakt aan de gestelde niet-nakoming, af te zien van voortzetting van de procedure, hetgeen niet het geval is in de procedure van goedkeuring van de EOGFL-rekeningen. De procedure van goedkeuring van de rekeningen beoogt immers niet alleen het bestaan en de regelmatigheid van de uitgaven, maar ook de juiste verdeling van de uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid voortvloeiende financiële lasten tussen de lidstaten en de Gemeenschap vast te stellen, waarbij de Commissie niet beschikt over een beoordelingsbevoegdheid op grond waarvan zij zou kunnen afwijken van de regels die deze verdeling van de lasten beheersen.

    ( cf. punt 13 )

    3. Artikel 15, lid 3, van verordening nr. 1765/92 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, en artikel 30 bis van verordening nr. 805/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees, die voorschrijven dat de in die verordeningen voorziene compensatiebedragen en premies volledig aan de begunstigden moeten worden uitbetaald, verbieden de nationale autoriteiten bedragen in te houden op de verrichte betalingen of voor de behandeling van aanvragen administratiekosten in rekening te brengen, waardoor het bedrag van de steun wordt verlaagd.

    ( cf. punten 24-27 )

    Partijen


    In zaak C-247/98,

    Helleense Republiek, vertegenwoordigd door D. Papageorgopoulos en I. Chalkias als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verzoekster,

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Kontou-Durande als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verweerster,

    betreffende een beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 98/358/EG van de Commissie van 6 mei 1998 betreffende de goedkeuring van de rekeningen die de lidstaten voor het begrotingsjaar 1994 hebben ingediend in verband met de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven (PB L 163, blz. 28), voor het gedeelte dat de Helleense Republiek betreft,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

    samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, V. Skouris, J.-P. Puissochet, R. Schintgen (rapporteur) en F. Macken, rechters,

    advocaat-generaal: S. Alber,

    griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 25 mei 2000,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 juli 2000,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 9 juli 1998, heeft de Helleense Republiek krachtens artikel 173, eerste alinea, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 230, eerste alinea, EG), verzocht om gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 98/358/EG van de Commissie van 6 mei 1998 betreffende de goedkeuring van de rekeningen die de lidstaten voor het begrotingsjaar 1994 hebben ingediend in verband met de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven (PB L 163, blz. 28), voor het gedeelte dat haar betreft.

    2 Het beroep van de Helleense Republiek strekt tot nietigverklaring van beschikking 98/358 voorzover daarbij de volgende bedragen niet ten laste van het EOGFL zijn gebracht:

    - 1 732 138 831 GRD ter zake van compenserende steun in de sector akkerbouwgewassen, wegens onregelmatige inhouding van een deel van de steun;

    - 145 393 041 GRD ter zake van premies voor rundvlees, wegens onregelmatige inhouding van een deel van de premies;

    - 5 138 253 067 GRD ter zake van groenten en fruit, wegens tekortkomingen in het beheer- en controlesysteem en wegens de slechte werking van de telersverenigingen;

    - 629 212 616 GRD ter zake van wijn, wegens tekortkomingen in het stelsel van toezicht, ontoereikende controles op de definitieve stopzetting van wijnbouw op wijnbouwarealen en niet-nakoming van de verplichtingen in verband met de distillatie van tafelwijn.

    3 De redenen voor de correcties zijn samengevat in syntheseverslag VI/7421/97 van 8 juni 1998 over de resultaten van de controles voor de goedkeuring van de rekeningen betreffende het EOGFL, afdeling Garantie, over het begrotingsjaar 1994 (hierna: syntheseverslag").

    De richtsnoeren van het rapport Belle en de respectieve verplichtingen van de Commissie en de lidstaten met betrekking tot de goedkeuring van EOGFL-rekeningen

    4 Het rapport Belle van de Commissie (document nr. VI/216/93 van 1 juni 1993) bevat richtsnoeren voor het geval dat jegens een lidstaat financiële correcties moeten worden toegepast.

    5 Behalve de drie belangrijkste berekeningstechnieken stelt het rapport Belle voor moeilijke gevallen drie categorieën forfaitaire correcties voor:

    a) 2 % van de uitgaven: wanneer de onvolkomenheid minder belangrijke onderdelen van het controlesysteem of de uitvoering van controles die niet onontbeerlijk zijn om zich van de rechtmatigheid van de uitgaven te kunnen vergewissen betreft, zodat redelijkerwijze mag worden aangenomen dat het risico voor financieel verlies ten nadele van het EOGFL gering was.

    b) 5 % van de uitgaven: wanneer de onvolkomenheid belangrijke onderdelen van het controlesysteem of de uitvoering van controles die van belang zijn om zich van de rechtmatigheid van de uitgaven te kunnen vergewissen betreft, zodat redelijkerwijze mag worden aangenomen dat er een belangrijk risico voor financieel verlies voor het EOGFL bestond.

    c) 10 % van de uitgaven: wanneer het controlesysteem in zijn geheel wezenlijke gebreken vertoont of wanneer de uitvoering van controles die onontbeerlijk zijn om zich van de rechtmatigheid van de uitgaven te kunnen vergewissen, te wensen overlaat, zodat redelijkerwijze mag worden aangenomen dat er een groot risico bestond voor financieel verlies op ruime schaal voor het EOGFL."

    6 Verder wordt er in het rapport aan herinnerd, dat kan worden besloten de uitgave in het geheel niet in aanmerking te nemen, en dat in buitengewone omstandigheden een nog hogere correctie nodig kan worden geacht.

    7 Zoals het Hof reeds heeft verklaard, financiert het EOGFL enkel interventies die volgens de communautaire regels in het kader van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten plaatsvinden (zie arrest van 28 oktober 1999, Italië/Commissie, C-253/97, Jurispr. blz. I-7529, punt 6). In dat verband staat het aan de Commissie om een schending van de regels van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten te bewijzen (zie arresten van 19 februari 1991, Italië/Commissie, C-281/89, Jurispr. blz. I-347, punt 19; 6 oktober 1993, Italië/Commissie, C-55/91, Jurispr. blz. I-4813, punt 13, en 28 oktober 1999, Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 6). Zij moet dus haar beschikking waarbij het ontbreken van controles of tekortkomingen in de door de betrokken lidstaat verrichte controles worden vastgesteld, rechtvaardigen (zie arrest van 12 juni 1990, Duitsland/Commissie, C-8/88, Jurispr. blz. I-2321, punt 23).

    8 De Commissie behoeft evenwel de ontoereikendheid van de door de nationale administraties verrichte controles of de onregelmatigheid van de door hen voorgelegde cijfers niet volledig aan te tonen; zij moet enkel een bewijs leveren voor de ernstige en redelijke twijfel die zij omtrent die controles en cijfers koestert (zie arresten van 21 januari 1999, Duitsland/Commissie, C-54/95, Jurispr. blz. I-35, punt 35, en 22 april 1999, Nederland/Commissie, C-28/94, Jurispr. blz. I-1973, punt 40).

    9 Deze verlichting van de bewijslast voor de Commissie berust op het feit dat de lidstaat zelf het best in staat is de voor de goedkeuring van de EOGFL-rekeningen benodigde gegevens te verzamelen en te verifiëren, zodat dus de lidstaat gedetailleerd en volledig dient te bewijzen dat controles zijn verricht en dat zijn cijfers juist zijn en, in voorkomend geval, de beweringen van de Commissie onjuist (reeds aangehaalde arresten van 21 januari 1999, Duitsland/Commissie, punt 35, en Nederland/Commissie, punt 41).

    De uitgaven ter zake van compenserende steun in de sector akkerbouwgewassen en ter zake van premies voor rundvlees

    10 Blijkens het syntheseverslag zijn in Griekenland de verenigingen van landbouwcoöperaties (hierna: VLC's") verplicht betrokken bij het beheer en de betaling van de compenserende steun voor akkerbouwgewassen, daar zij zijn belast met de verwerking van de aanvragen en met de betalingen aan de begunstigden, ongeacht of deze lid zijn van een VLC. Op grond van een nationale overeenkomst houden de VLC's ongeveer 2 % van het steunbedrag in om hun kosten te dekken, hetgeen indruist tegen artikel 15, lid 3, van verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PB L 181, blz. 12) en artikel 1, lid 4, van verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 94, blz. 13).

    11 Met betrekking tot de sector rundvlees wordt in het syntheseverslag opgemerkt, dat evenals voor de sector akkerbouwgewassen de Griekse producentenverenigingen ten minste 2 % van de betaalde premies voor runderen inhouden als administratiekosten, hetgeen indruist tegen artikel 30 bis van verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 148, blz. 24), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2066/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 805/68 en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 468/87 tot vaststelling van de algemene voorschriften van het stelsel van de speciale premie voor producenten van rundvlees, alsmede van verordening (EEG) nr. 1357/80 tot instelling van een premieregeling voor het aanhouden van het zoogkoeienbestand (PB L 215, blz. 49; hierna: verordening nr. 805/68").

    12 De Griekse regering stelt in de eerste plaats, dat de Commissie in het kader van de goedkeuring van EOGFL-rekeningen geen financiële correctie mag toepassen wanneer de betrokken lidstaat de gemeenschapsbepalingen niet heeft nageleefd. Haars inziens heeft het goedkeuringssysteem een preventief en corrigerend karakter; op grond van dit systeem kunnen aan de lidstaten geen sancties worden opgelegd. Wanneer er volgens de Commissie sprake is van niet-nakoming van een gemeenschapsbepaling, kan zij bij het Hof een beroep wegens niet-nakoming instellen, maar mag zij de niet-nakoming niet zelf vaststellen en aan de lidstaten financiële sancties opleggen.

    13 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat ofschoon de procedure van artikel 169 EG-Verdrag (thans artikel 226 EG) en de procedure van goedkeuring van de EOGFL-rekeningen beide een contradictoir karakter hebben waardoor de rechten van de verdediging zijn gegarandeerd, en beide uiteindelijk tot inschakeling van het Hof kunnen leiden, zij onafhankelijk zijn van elkaar, daar zij op verschillende doelstellingen zijn gericht en door verschillende regels worden beheerst. In de procedure wegens niet-nakoming, die strekt tot vaststelling en staking van een met het gemeenschapsrecht strijdige gedraging van een lidstaat, staat het de Commissie vrij om, indien de lidstaat een einde heeft gemaakt aan de beweerde verdragsinbreuk, af te zien van de voortzetting van de procedure, hetgeen niet het geval is in de procedure van goedkeuring van de EOGFL-rekeningen. De procedure van goedkeuring van de rekeningen beoogt immers niet alleen het werkelijk bestaan en de regelmatigheid van de uitgaven, maar ook de juiste verdeling tussen de lidstaten en de Gemeenschap van de uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid voortvloeiende financiële lasten vast te stellen, waarbij de Commissie niet beschikt over een beoordelingsbevoegdheid op grond waarvan zij zou kunnen afwijken van de regels die deze verdeling van de lasten beheersen (arrest van 7 februari 1979, Frankrijk/Commissie, 15/76 en 16/76, Jurispr. blz. 321, punten 27 en 28).

    14 Derhalve moet de Commissie een financiële correctie toepassen wanneer uitgaven waarvoor om financiering wordt verzocht, niet overeenkomstig de gemeenschapsregels zijn verricht. Met een dergelijke financiële correctie wordt vermeden dat bedragen die niet voor de financiering van een door de betrokken gemeenschapsregeling nagestreefd doel zijn gebruikt, ten laste van het EOGFL komen. Anders dan de Griekse regering stelt, vormt zij dus geen sanctie.

    15 Nu in casu niet wordt betwist, dat inhoudingen zijn verricht op de aan de begunstigden verleende steun, moet worden vastgesteld dat althans een deel van de uitgaven waarvoor om financiering is verzocht, is gebruikt voor een ander dan een van de nagestreefde doelstellingen, namelijk, overeenkomstig artikel 15, lid 3, van verordening nr. 1765/92 en artikel 30 bis van verordening nr. 805/68, te garanderen dat de op grond van die twee verordeningen te betalen bedragen volledig aan de begunstigden worden uitbetaald.

    16 Derhalve moet het eerste argument van de Griekse regering worden afgewezen.

    17 De Griekse regering stelt in de tweede plaats, dat de in de punten 10 en 11 van dit arrest genoemde inhoudingen onverplicht zijn en niet op alle producenten worden toegepast. Sinds 1993 zijn die inhoudingen trouwens niet meer gebaseerd op artikel 2 van de Griekse wet nr. 1409/83, die in 1992 na de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is ingetrokken, maar op overeenkomsten tussen de VLC's en hun leden. De inhoudingen dienen niet ter dekking van exploitatiekosten of andere uitgaven in verband met de betaling van de premies, maar zijn een vergoeding voor meer algemene diensten van de VLC's die, anders dan de Commissie stelt, geen overheidstaak vervullen. Derhalve is de bij beschikking 98/358 verrichte correctie gebaseerd op een verkeerde beoordeling van de aard van de inhoudingen.

    18 Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat de in het begrotingsjaar 1994 toepasselijke nationale wettelijke regeling die inhoudingen toestond. Blijkens de door de Griekse regering in het dossier neergelegde stukken is artikel 2 van wet nr. 1409/83 immers pas per 1 december 1997 ingetrokken bij wet nr. 2538/97.

    19 Verder heeft de Griekse regering ter terechtzitting van het Hof erkend, dat eveneens inhoudingen plaatsvonden bij de betaling van de steun aan producenten die niet bij een VLC zijn aangesloten. Daar die producenten geen partij waren bij de overeenkomsten tussen de VLC's en hun leden, konden die inhoudingen niet het gevolg zijn van die overeenkomsten.

    20 Derhalve kan ook het tweede argument niet worden aanvaard.

    21 In de derde plaats stelt de Griekse regering subsidiair, dat het gemeenschapsrecht inhoudingen op premies, zoals die in Griekenland worden toegepast, toestaat. Blijkens de rechtspraak van het Hof mogen inhoudingen worden verricht op te betalen steun, wanneer zij de reële kosten weerspiegelen, overeenstemmen met de kosten of retributies waarin de nationale wettelijke regeling in andere gevallen voorziet, zo gering zijn dat zij de kandidaat-begunstigden niet ervan weerhouden deel te nemen aan het steunprogramma, en de werking van de gemeenschappelijke ordening der markten niet in gevaar brengen (arresten van 30 november 1978, Bussone, 31/78, Jurispr. blz. 2429, en 15 september 1982, Denkavit Futtermittel, 233/81, Jurispr. blz. 2933).

    22 Volgens de Griekse regering bevat noch verordening nr. 805/68 noch verordening nr. 1765/92 of enige andere verordening die de werking van het EOGFL of de betaling van steun beheerst, een uitdrukkelijk verbod van inhoudingen op de steun. Dat de gemeenschapswetgever na voormeld arrest Denkavit Futtermittel in verordeningen met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid geen bepalingen heeft opgenomen die verbieden administratiekosten in te houden op de aan de producenten te betalen premies, bewijst dat hij dergelijke inhoudingen niet beoogde te verbieden. Ook uit de redactionele verschillen tussen artikel 15, lid 3, van verordening nr. 1765/92 en artikel 30 bis van verordening nr. 805/68 kan worden afgeleid, dat de gemeenschapswetgever geen algemeen verbod van inhoudingen op te betalen steun wilde invoeren, maar enkel beoogde te vermijden, dat de begunstigden kosten worden aangerekend die geen verband houden met de betaling van de steun. Uit die twee bepalingen volgt, dat de steun aan de begunstigde zelf en niet aan een derde moet worden betaald, dat hij moet worden betaald zonder aftrek van parafiscale lasten of heffingen die niet in verband staan met de toekenning van de steun en dat de werking van de gemeenschappelijke marktordening niet mag worden belemmerd.

    23 Verder stelt de Griekse regering, dat het Hof heeft geoordeeld, dat artikel 15 van verordening nr. 1765/92 er niet aan in de weg staat, dat een lidstaat het aan de begunstigde van gemeenschapssteun verschuldigde bedrag verrekent met bedragen die die staat te vorderen heeft, mits de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht niet wordt aangetast en de gelijke behandeling van de marktdeelnemers wordt verzekerd (arrest van 19 mei 1998, Jensen en Korn- og Foderstofkompagniet, C-132/95, Jurispr. blz. I-2975).

    24 Dienaangaande zij er allereerst op gewezen, dat artikel 15, lid 3, van verordening nr. 1765/92 luidt:

    De in deze verordening bedoelde bedragen moeten volledig aan de begunstigden worden uitbetaald."

    25 Artikel 30 bis van verordening nr. 805/68 luidt:

    De op grond van deze verordening te betalen bedragen worden volledig aan de begunstigde uitgekeerd."

    26 Uit de bewoordingen van die twee bepalingen blijkt duidelijk, dat de daarin bedoelde bedragen volledig" aan de begunstigden moeten worden betaald.

    27 Verder heeft het Hof in het arrest van 22 oktober 1998, Kellinghusen en Ketelsen (C-36/97 en C-37/97, Jurispr. blz. I-6337, punt 21) overwogen, dat de betrokken bepalingen eraan in de weg staan dat de nationale autoriteiten bedragen inhouden op de verrichte betalingen of voor de behandeling van aanvragen administratiekosten in rekening brengen, waardoor het bedrag van de steun wordt verlaagd.

    28 In dat arrest overwoog het Hof ook, dat verordening (EEG) nr. 1725/79 van de Commissie van 26 juli 1979 met betrekking tot de uitvoeringsbepalingen inzake de toekenning van steun voor tot mengvoeder verwerkte ondermelk en voor magere-melkpoeder bestemd voor kalvervoeding (PB L 199, blz. 1), die in het arrest Denkavit Futtermittel aan de orde was, anders dan de verordeningen nrs. 1765/92 en 805/68, die een volledige uitbetaling van de steun voorschrijven, niets bepaalde omtrent de kosten van de door de lidstaten te verrichten controles (zie arrest Kellinghusen en Ketelsen, reeds aangehaald, punt 23). Dit geldt ook voor de verordeningen die aan de orde waren in de prejudiciële vragen waarop is geantwoord in het arrest Bussone (reeds aangehaald, punten 14, 15 en 21). Derhalve kunnen de arresten Denkavit Futtermittel en Bussone in de onderhavige zaak niet met succes worden aangevoerd.

    29 Met betrekking tot het argument, dat het feit dat de in 1992 vastgestelde gemeenschapsregeling in de sector van het gemeenschappelijk landbouwbeleid geen bepaling bevat die vergelijkbaar is met artikel 15, lid 3, van verordening nr. 1765/92 en artikel 30 bis van verordening nr. 805/68, bewijst dat de gemeenschapswetgever de inhouding van administratiekosten op de aan de producenten te betalen steun niet wenste te verbieden, volstaat het eraan te herinneren, dat deze twee artikelen niet kunnen worden uitgelegd in het licht van verordeningen waarin geen bepaling is opgenomen die de volledige uitbetaling van de steun aan de begunstigden voorschrijft (arrest Kellinghusen en Ketelsen, reeds aangehaald, punt 27).

    30 Wat ten slotte het aan het arrest Jensen en Korn- og Foderstofkompagniet ontleende argument betreft, moet worden vastgesteld dat die zaak geen betrekking had op de financiering van administratiekosten in verband met de toekenning van steun, maar op de vraag, of lidstaten vorderingen die normaal gesproken voor verrekening vatbaar zijn, in casu belastingschulden, kunnen verrekenen met bedragen die worden betaald uit hoofde van het gemeenschapsrecht (arrest Jensen en Korn- og Foderstofkompagniet, reeds aangehaald, punt 58). In dat arrest overwoog het Hof voorts, dat verrekening van de uit hoofde van de gemeenschapsregeling uitgekeerde steunbedragen met openstaande vorderingen van een lidstaat niet onverenigbaar is met artikel 15, lid 3, van verordening nr. 1765/92, aangezien die verrekening niet leidt tot verlaging van het steunbedrag (arrest Jensen en Korn- og Foderstofkompagniet, reeds aangehaald, punt 61). In casu leiden de betrokken inhoudingen echter wel tot een verlaging van het steunbedrag, zodat de Griekse regering zich in deze zaak niet met succes op die rechtspraak kan beroepen.

    31 In de vierde plaats stelt de Griekse regering subsidiair, dat de inhoudingen naar gelang van de VLC schommelden tussen 0,5 % en 2 % van de te betalen steun. Aangezien de Commissie onmogelijk nauwkeurig kan bepalen welke correctie moet worden toegepast, had zij een correctie van 1,25 %, het gemiddelde van 0,5 % en 2 %, moeten toepassen.

    32 Dienaangaande blijkt uit de bij het verzoekschrift gevoegde notulen van de algemene vergaderingen van de VLC's, dat de door de VLC's verrichte inhoudingen nooit minder dan 2 % bedroegen. Aangezien de Griekse regering haar stelling niet heeft bewezen, moet ook dit argument dus worden afgewezen.

    33 De Griekse regering stelt in de vijfde plaats, dat wet nr. 2538/97, die per 1 december 1997 van kracht is geworden, dergelijke inhoudingen op voor rekening van het EOGFL betaalde bedragen voortaan verbiedt.

    34 Dienaangaande volstaat de vaststelling, dat die wet pas in december 1997 in werking is getreden en dus niet in aanmerking kan worden genomen bij het onderzoek van de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 1994.

    35 Aangezien geen van de argumenten van de Griekse regering kan worden aanvaard, moet het middel met betrekking tot de uitgaven ter zake van compenserende steun in de sector akkerbouwgewassen en ter zake van premies voor rundvlees worden afgewezen.

    De uitgaven ter zake van de financiële compensaties voor de verenigingen van groenten- en fruittelers

    36 Blijkens het syntheseverslag heeft het EOGFL tijdens een aantal inspecties in Griekenland tekortkomingen vastgesteld in het stelsel van controle en beheer van de financiële compensaties voor de verenigingen van groenten- en fruittelers.

    37 Wat perziken en nectarines betreft, is bij inspecties in Macedonië in augustus 1994 en augustus 1995 onder andere gebleken, dat verenigingen erkend waren die technisch onvoldoende toegerust waren om de productie van hun leden op de markt te brengen, dat bij de bezochte verenigingen interventiefondsen totaal ontbraken en dat de coëfficiënt die werd gebruikt om de te betalen bodemprijs voor die vruchten te bepalen, onjuist was.

    38 Volgens het syntheseverslag zijn een jaar later ook inspecties uitgevoerd in de departementen Pella en Imathia, bij telersverenigingen waaraan aanvankelijk een erkenning was geweigerd. Bij die inspectie was gebleken, dat de procedure van heronderzoek door de Griekse autoriteiten voor Imathia over het algemeen als aanvaardbaar kon worden beschouwd, maar dat in Pella een groot aantal verenigingen niet had mogen worden erkend wegens een gebrek aan technische voorzieningen.

    39 Wat citrusvruchten betreft, wordt in het syntheseverslag geconcludeerd, dat het Griekse administratie- en controlesysteem voor de procedure voor de erkenning van telersverenigingen ernstige tekortkomingen vertoont. Een inspectie bij een grote vereniging in het departement Arta, waarop de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen kritiek had geuit, heeft overigens een aantal ernstige tekortkomingen aan het licht gebracht, en er zijn geen aanwijzingen, aldus het rapport, dat een door de Commissie gevraagd onderzoek naar het uit de markt nemen van sinaasappelen in het departement Arta naar behoren is uitgevoerd.

    40 Op basis daarvan besliste de Commissie om op de aangegeven bedragen voor perziken, nectarines en citrusvruchten een correctie van 10 % toe te passen, en op de aangegeven bedragen voor perziken en nectarines in het departement Pella een correctie van 20 %.

    41 De Griekse regering stelt in de eerste plaats, dat die correcties het gevolg zijn van een onjuiste beoordeling van de feiten door de Commissie. In antwoord op een brief van 12 oktober 1994, waarbij de Commissie de Griekse regering in kennis stelde van haar voornemen om op de uitgaven in verband met het uit de markt nemen van sinaasappelen en nectarines in het begrotingsjaar 1994 een correctie van 50 % toe te passen en die correctie uit te breiden tot de begrotingsjaren 1992 en 1993 indien in het eerste halfjaar van 1995 geen strenge maatregelen werden getroffen om de sector te saneren, had zij de Commissie op 1 november 1994 een aantal maatregelen tot sanering van de sector meegedeeld, die in 1994 waren getroffen. In antwoord hierop heeft de Commissie bij brief van 13 december 1995 haar reserves met betrekking tot de begrotingsjaren 1992 en 1993 ingetrokken. Aangezien al die maatregelen waren vastgesteld tijdens het verkoopseizoen 1994 en in die periode tot tastbare resultaten hadden geleid, heeft de Commissie een fout gemaakt door de financiële correctie voor het begrotingsjaar 1994 te handhaven.

    42 De Commissie betwist niet, dat de Griekse autoriteiten na haar brief van 12 oktober 1994 een aantal maatregelen hebben genomen ter sanering van de betrokken sector, maar meent dat die maatregelen niet volstonden om het probleem van de onterechte erkenning van telersverenigingen op te lossen. Aanvullend onderzoek heeft uitgewezen, dat de tekortkomingen met betrekking tot de erkenning van de telersverenigingen, het toezicht op hun functioneren en het bestaan van interventiefondsen bleven bestaan. De Commissie meent, dat zij op basis van die vaststellingen een correctie van 10 % mocht toepassen op de in de jaren 1992 tot en met 1994 aangegeven uitgaven. Het feit dat zij in antwoord op de inspanningen van de Griekse autoriteiten om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, haar reserves voor de jaren 1992 en 1993 heeft ingetrokken, geeft de Helleense Republiek nog niet het recht, met betrekking tot de onregelmatigheden in het begrotingsjaar 1994 hetzelfde te verlangen (arrest van 6 oktober 1993, Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 67).

    43 Dienaangaande zij allereerst opgemerkt, dat artikel 13 van verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (PB L 118, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3284/83 van de Raad van 14 november 1983 (PB L 325, blz. 1; hierna: verordening nr. 1035/72") bepaalt dat op initiatief van de telers van groenten en fruit verenigingen van telers worden opgericht om voor één of meer van de in de verordening bedoelde producten de concentratie van het aanbod en de regulering van de prijzen in het stadium van de productie te bevorderen en geschikte technische hulpmiddelen voor verpakking en commercialisatie van de betrokken producten ter beschikking van de aangesloten telers te stellen.

    44 Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van verordening nr. 1035/72 kunnen de lidstaten de betrokken verenigingen slechts erkennen, wanneer zij voldoende waarborg bieden voor de duur en de doelmatigheid van hun optreden, met name voor de taken waarvoor zij zijn opgericht, en zij vanaf de datum van erkenning een specifieke boekhouding voeren voor de werkzaamheden waarvoor de erkenning plaatsvindt. Daaruit volgt, dat een lidstaat de erkenning moet weigeren of zelfs moet intrekken wanneer een telersvereniging bijvoorbeeld niet beschikt over de geschikte technische hulpmiddelen voor verpakking en commercialisatie van de betrokken producten.

    45 Vervolgens zij eraan herinnerd, dat het om de in punt 9 van dit arrest genoemde redenen aan de lidstaat is om te bewijzen dat de stellingen van de Commissie onjuist zijn. In casu stelt de Griekse regering echter enkel in algemene zin, dat de Commissie een fout heeft gemaakt door de financiële correctie voor het begrotingsjaar 1994 te handhaven, zonder enig concreet bewijs aan te voeren dat grond tot twijfel aan de juistheid van de vaststellingen van de Commissie met betrekking tot de onregelmatigheden bij de erkenning van telersverenigingen zou kunnen opleveren.

    46 Het feit, ten slotte, dat de Commissie haar reserves met betrekking tot de uitgaven van de Helleense Republiek in de begrotingsjaren 1992 en 1993 heeft ingetrokken, betekent geenszins, dat de handhaving van de correctie voor het begrotingsjaar 1994 niet gerechtvaardigd is. Integendeel, zoals uit het vorige punt blijkt, leveren de door de Helleense Republiek voor het overige niet betwiste resultaten van de onderzoeken die de Commissie bij de telersverenigingen heeft verricht, daarvoor een afdoende rechtvaardiging.

    47 Derhalve moet het desbetreffende betoog van de Griekse regering worden afgewezen.

    48 De Griekse regering stelt in de tweede plaats, dat de Commissie de grenzen van de beoordelingsbevoegdheid die zij op grond van artikel 5, lid 2, sub b, van verordening nr. 729/70 heeft, heeft overschreden. Ten eerste moet de Commissie bij de toepassing van forfaitaire correcties op grond van het rapport Belle terughoudendheid aan de dag leggen; een correctie van 10 % is slechts gewettigd, wanneer er een groot risico voor verlies op ruime schaal voor het EOGFL bestaat. Ten tweede moet de Commissie bij de correctie van de aangegeven uitgaven rekening houden met de aard en de ernst van de inbreuk en met de aan de Gemeenschap berokkende financiële schade. Ten derde betrof het onderzoek van de Commissie in de sector sinaasappelen slechts één departement, terwijl Griekenland 52 departementen telt. Ten vierde had het onderzoek van de Commissie in de sector perziken en nectarines slechts betrekking op 2 van die 52 departementen, en bij die controle heeft de Commissie slechts een klein aantal telersverenigingen onderzocht, waarvoor een eerdere controle door de Griekse autoriteiten reeds tekortkomingen bij de toepassing van de regeling aan het licht had gebracht. Ten vijfde is de financiële correctie van 20 % voor het departement Pella niet terecht, daar het onderzoek van de Commissie van augustus 1995 slechts acht telersverenigingen betrof, waarvan de erkenning reeds door de Griekse autoriteiten werd betwist.

    49 De Griekse regering wijst er verder op, dat richtsnoeren voor een juiste en doeltreffende controle van het beheer van de markt van citrusvruchten zijn meegedeeld aan alle met de uitvoering van die controles belaste hoge ambtenaren. Die richtsnoeren hebben betrekking op de kwaliteitscontrole, het juiste functioneren van de telersverenigingen en de correcte procedure voor het uit de markt nemen en de gratis distributie. Volgens haar is de werking van die verenigingen derhalve boven kritiek verheven en levert het feit dat de Commissie haar reserves met betrekking tot de uitgaven voor de boekjaren 1992 en 1993 heeft ingetrokken, daarvan het bewijs. In de sector perziken en nectarines zijn soortgelijke instructies gegeven met betrekking tot de erkenning, de structuur en de werking van bepaalde telersverenigingen. Bovendien is een databank met gegevens over de leden van de telersverenigingen opgezet, zodat hun activiteiten als producent en handelaar gemakkelijker kunnen worden gecontroleerd.

    50 Met betrekking tot het gestelde ontbreken van technische voorzieningen en interventiefondsen stelt de Helleense Republiek, dat verordening nr. 1035/72 niet vereist dat telersverenigingen over eigen technische voorzieningen beschikken, zodat de erkenning niet kan worden geweigerd aan verenigingen die dergelijke installaties huren. Die verordening stelt evenmin een nauwkeurige bovengrens voor de inkomsten van het interventiefonds. Het enkele feit dat sommige fondsen niet over voldoende kapitaal beschikken om het uit de markt nemen van producten te bekostigen, kan de regelmatigheid van de erkenning van de betrokken verenigingen dus niet aantasten.

    51 Wat in de eerste plaats de door de Commissie vastgestelde onregelmatigheden met betrekking tot de erkenning van de telersverenigingen betreft, kan niet worden betwist dat zij ernstig waren. Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, beschikten zowel in de sector perziken en nectarines als in de sector citrusvruchten een groot aantal gecontroleerde verenigingen niet over eigen of gehuurde technische hulpmiddelen voor verpakking en commercialisatie van de producten van hun leden, noch over interventiefondsen om het uit de markt nemen van bepaalde producten te financieren. Zoals uit punt 45 van dit arrest blijkt, heeft de Griekse regering geen enkel bewijs aangevoerd waardoor de juistheid van deze vaststellingen zou worden weerlegd.

    52 Wat in de tweede plaats de representativiteit van de controles van de Commissie betreft, zij opgemerkt, dat deze controles, zoals de Commissie zonder tegenspraak van de Griekse regering heeft gesteld, in de sector perziken en nectarines betrekking hadden op alle telersverenigingen in de departementen Pella en Imathia, die 95 % van de op het Griekse grondgebied geproduceerde perziken en nectarines en 93,5 % van de in dat verband betaalde compensaties voor hun rekening nemen. In de sector citrusvruchten waren de departementen Argolida, Arta en Lefkada gecontroleerd; 74 % van de in het begrotingsjaar 1994 in die sector in Griekenland betaalde compensaties had betrekking op producten uit deze departementen. Gelet op deze cijfers kan er geen redelijke twijfel bestaan over de representativiteit van de door de Commissie verrichte controles en de omvang van de onregelmatigheden.

    53 Dit geldt ook voor de controles in het departement Pella. Het enkele feit dat de Commissie bij een tweede inspectie enkel verenigingen heeft gecontroleerd waarvan de erkenning reeds door de Griekse autoriteiten werd betwist, kan geenszins afdoen aan haar conclusie na afloop van die inspectie, dat 48 % van de telersverenigingen in dat departement niet over technische voorzieningen voor de commercialisatie van de vruchten beschikten.

    54 Voorts is de vaststelling van richtsnoeren voor de ambtenaren die zijn belast met de aan de erkenning van de telersverenigingen voorafgaande controles, en de aanleg van geautomatiseerde gegevensbestanden over de leden van de telersverenigingen nog geen waarborg, dat de erkende verenigingen ten tijde van de erkenning of later feitelijk aan alle criteria voor erkenning voldoen. Die argumenten kunnen dus niet worden aanvaard.

    55 Hier komt bij, dat de Commissie niet enkel heeft geconstateerd dat sommige verenigingen niet over eigen technische voorzieningen beschikten, maar dat een groot aantal telersverenigingen noch over eigen noch over gehuurde" installaties beschikte. Ook heeft zij niet gesteld, dat de interventiefondsen onvoldoende inkomsten hadden, maar dat die fondsen vaak niet eens bestonden.

    56 Uit een en ander blijkt, dat de door de diensten van de Commissie vastgestelde tekortkomingen betrekking hebben op de uitvoering van controles die onontbeerlijk zijn om zich van de rechtmatigheid van de uitgaven te kunnen vergewissen, zodat de instelling redelijkerwijs mocht concluderen dat er in casu een risico bestond voor financieel verlies op ruime schaal voor het EOGFL. De door de Commissie toegepaste correctie van 10 % komt dan ook niet ongerechtvaardigd voor.

    57 Wat de financiële correctie voor het departement Pella betreft, zij opgemerkt, dat de Commissie volgens vaste rechtspraak alle uitgaven van een begrotingspost mag uitsluiten van financiering door het EOGFL wanneer zij vaststelt dat er geen toereikende controlemechanismen bestaan (zie arrest van 6 juli 2000, Spanje/Commissie, C-45/97, Jurispr. blz. I-5333, punt 24), en dat de Commissie zich in het rapport-Belle uitdrukkelijk heeft voorbehouden om in uitzonderlijke omstandigheden een correctie van meer dan 10 % toe te passen. Gelet op de ernst en de omvang van de in het departement Pella vastgestelde tekortkomingen in de essentiële controles komt de door de Commissie toegepaste correctie van 20 % niet ongerechtvaardigd voor.

    58 Derhalve moet het middel met betrekking tot de uitgaven ter zake van de financiële compensaties voor de verenigingen van groenten- en fruittelers worden afgewezen.

    De uitgaven in de wijnsector

    Correcties ter zake van de definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwarealen

    59 Blijkens het syntheseverslag hebben de diensten van de Commissie tijdens een controlebezoek in september 1995 vastgesteld, dat het door de Griekse autoriteiten ingevoerde stelsel voor de controle van de definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwarealen niet volstond om het ontbreken van een betrouwbaar systeem voor de identificatie en de meting van de oppervlakten - zoals een wijnbouwkadaster of een algemeen kadaster - te compenseren.

    60 In het syntheseverslag wordt gepreciseerd, dat bij nameting van verscheidene percelen door de diensten van de Commissie aan het licht is gekomen, dat de schattingen van de nationale controleurs gemiddeld 10 % hoger waren dan de werkelijke oppervlakte. Bovendien konden die diensten geen enkele informatie krijgen over de methode die de nationale autoriteiten volgden om de oppervlakte van de percelen te bepalen, en is gebleken dat na de rooiing van de wijnstokken geen nameting plaatsvond.

    61 In het verslag staat ook, dat de controles verschillen te zien gaven tussen de oogstopgaven en de goedgekeurde opbrengst van gerooide percelen, terwijl de premies voor definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwarealen moeten worden berekend op basis van de opbrengst van het gerooide perceel en niet van de gemiddelde opbrengst van een variëteit in een departement. Uit het onderzoek is verder gebleken, dat de wijnstokken niet overeenkomstig de communautaire voorschriften waren gerooid.

    62 Als gevolg daarvan weigerde de Commissie 8,64 % van de uitgaven ter zake van de definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwarealen.

    63 Volgens de Griekse regering is deze financiële correctie niet gerechtvaardigd, daar het controle- en vergelijkingssysteem dat zij heeft ingevoerd om het ontbreken van een wijnbouwkadaster op haar grondgebied te compenseren, volstrekt doeltreffend en betrouwbaar is.

    64 De controles ter plaatse, die betrekking hebben op 100 % van de ingediende documenten, zijn toevertrouwd aan gespecialiseerde landbouwdeskundigen en worden zowel vóór als na de rooiing van de wijnstokken verricht. Die controles betreffen de oppervlakte, de productiviteit en de opbrengst van de percelen, en de resultaten worden aangeplakt in de kantoren van de plaatselijke besturen. Aldus kunnen in voorkomend geval bezwaren worden ingediend. De bezwaren worden eerst onderzocht door een commissie van drie leden, die vóór de rooiing een controle ter plaatse verricht waaraan de eerste controleur niet deelneemt. Beroep is mogelijk bij een beroepscommissie, die een administratieve controle en een controle ter plaatse verricht. Na de rooiing volgt een nieuwe controle ter plaatse en een nieuwe opmeting van de oppervlakte, waarna alle gegevens met elkaar worden vergeleken. Deze laatste controle gebeurt door de landbouwdeskundige die de aan de rooiing van de wijnstokken voorafgaande controle heeft verricht.

    65 Aangaande de vaststellingen betreffende de identificatie van de percelen en de meting van de oppervlakten stelt de Griekse regering, dat het ontwerp voor een Grieks wijnbouwkadaster de eigenaar van een perceel verplicht op te geven, of hij het alleen of samen met een andere landbouwer exploiteert dan wel of het verpacht is. In het laatste geval moet de wijnbouwer die gebruik wil maken van het stelsel van definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwarealen, zijn aanvraag vergezeld doen gaan van de stukken betreffende de eigendom van het perceel. Aldus kunnen de bevoegde instanties steeds bepalen wie eigenaar is van een perceel. Het in het syntheseverslag gereleveerde probleem van de meting van de percelen hangt samen met het feit, dat er in Griekenland geen vastomschreven eigendomstitels bestaan en dat in de bestaande titels, die geen topografische kaarten omvatten, de grootte van de percelen slechts bij benadering aan de hand van het aantal stremmata" (oppervlakte-eenheid van 10 are) wordt aangegeven.

    66 Wat de verschillen tussen de oogstopgaven en de goedgekeurde opbrengst van gerooide percelen betreft, stelt de Griekse regering, dat de gemiddelde opbrengst van die percelen is berekend op grond van onder meer de ouderdom van de wijnstokken, de wijze van vruchtvorming van elke variëteit, de kracht van de wijnstokken en de irrigatiemogelijkheden. De gemiddelde opbrengst van het departement is bij de berekening van de verschillende premies niet in aanmerking genomen; de maximumopbrengst voor de berekening van de premies is alleen aan de hand van de oogstopgave bepaald, ingeval alle percelen van een aanvrager zouden worden gerooid.

    67 Met betrekking tot de argumenten van de Commissie betreffende de ontoereikende controles door de nationale autoriteiten stelt de Griekse regering, dat de controles in het seizoen 1993/1994 zijn verscherpt. Op aanbeveling van het EOGFL zijn immers extra controles doorgevoerd bij 1 % van alle gecontroleerde aanvragen voor een definitieve stopzettingspremie.

    68 Subsidiair stelt de Griekse regering, dat de financiële correctie van 8,64 % willekeurig en niet gerechtvaardigd is, daar de oppervlakten waarvoor stopzettingspremies zijn verleend, slechts 3,38 % groter waren dan de oppervlakten die daadwerkelijk zijn gerooid.

    69 Om te beginnen moet worden vastgesteld, dat het in deze zaak door de Griekse regering beschreven controlesysteem niet verschilt van het controlesysteem in de zaak waarin het arrest van 13 juli 2000, Griekenland/Commissie (C-46/97, Jurispr. blz. I-5719) is gewezen. In punt 38 van dat arrest heeft het Hof geoordeeld, dat dit controlesysteem niet het door de gemeenschapsregeling vereiste objectieve karakter bezit. Aangezien de Griekse regering op dit punt niets nieuws heeft aangevoerd, moet haar desbetreffende betoog worden afgewezen.

    70 Vervolgens zij herinnerd aan de rechtspraak van het Hof, dat een lidstaat wiens controles in het kader van de toepassing van de regels van het EOGFL, afdeling Garantie, als onbestaand of ontoereikend zijn aangemerkt door de Commissie, de bevindingen van de Commissie niet kan ontkrachten zonder bij zijn argumentatie het bewijs te leveren van het bestaan van een betrouwbaar en operationeel controlesysteem (arrest van 28 oktober 1999, Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 7).

    71 In casu betwist de Griekse regering weliswaar de bevindingen van de Commissie betreffende de identificatie van de percelen, maar stelt daartoe enkel, dat het in Griekenland toegepaste stelsel van lokalisatie van de percelen de mogelijkheid biedt te achterhalen wie eigenaar is van de percelen, en voert derhalve geen bewijzen aan die de juistheid van die bevindingen kunnen ontkrachten.

    72 Ook met betrekking tot de verschillen tussen de oogstopgaven en de goedgekeurde opbrengst van de betrokken percelen en de ontoereikende controles stelt de Griekse regering enkel, dat de gemiddelde opbrengst in een departement niet in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de stopzettingspremies en dat een vrij groot aantal extra controles is verricht.

    73 Bovendien moet worden vastgesteld, dat de Griekse regering de bevindingen van de Commissie betreffende de overschatting van de oppervlakte van de wijngaarden met gemiddeld 10 %, de niet-conforme rooiing van de wijnstokken en de te late controles na de rooiing niet heeft weerlegd.

    74 Wat ten slotte de omvang van de financiële correctie betreft, moet worden vastgesteld dat de Griekse regering niet heeft aangetoond, dat de berekening van de Commissie onjuist was.

    75 Derhalve kan de financiële correctie van 8,64 % van de gedeclareerde uitgaven ter zake van de definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwarealen niet worden betwist.

    Correcties ter zake van de verplichte distillatie van tafelwijn

    76 Volgens het syntheseverslag vindt de financiële correctie ter zake van de verplichte distillatie van tafelwijn haar oorsprong in de goedkeuring van de EOGFL-rekeningen van het begrotingsjaar 1991. Daarbij had de Commissie vastgesteld, dat sommige lidstaten niet aan hun distillatieverplichtingen voldeden en de voorraden aan het einde van het wijnoogstjaar systematisch te laag raamden. De te grote voorraden aan het einde van het verkoopseizoen belemmerden het functioneren van de gemeenschappelijke marktordening voor wijn, waardoor in het daaropvolgende wijnoogstjaar de kosten van de particuliere opslag te hoog waren.

    77 Volgens het syntheseverslag is in 1994 in Griekenland 135 569 hl minder gedistilleerd dan vereist. Bijgevolg paste de Commissie een financiële correctie toe, die op dezelfde wijze werd berekend als voor de voorgaande wijnoogstjaren, namelijk op basis van de opslagkosten voor niet-gedistilleerde wijn. De correctie bedroeg 172 443 768 GRD.

    78 In dat verband stelt de Griekse regering in de eerste plaats, dat er voor deze financiële correctie geen rechtsgrondslag bestaat. De regeling inzake verplichte distillatie, die enkel verbindend is voor de producenten, verplicht de lidstaten immers niet om voor de distillatie van de gehele voorziene hoeveelheid te zorgen. Bovendien kunnen de lidstaten niet financieel aansprakelijk worden gehouden voor fouten van de producenten, die niet gedwongen kunnen worden een deel van hun productie te distilleren; anders zou het grondbeginsel van de economische vrijheid worden geschonden.

    79 Zij stelt in de tweede plaats, dat financiële correcties slechts kunnen worden toegepast wanneer het EOGFL financiële schade heeft geleden. Dat is hier juist niet het geval, aangezien enerzijds het EOGFL bedragen waarop de producenten recht zouden hebben gehad indien zij hun verplichtingen waren nagekomen, niet heeft moeten uitbetalen, en anderzijds geen enkel niet-verschuldigde premie is betaald. Ten slotte heeft de Commissie de verplicht te distilleren hoeveelheden overschat.

    80 Om te beginnen moet worden opgemerkt, dat volgens de zesenveertigste overweging van de considerans van verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 84, blz. 1) de controle op en de toepassing van de verplichte distillatie een taak van de afzonderlijke lidstaten is.

    81 Volgens de rechtspraak van het Hof legt artikel 8, lid 1, van verordening nr. 729/70 de lidstaten de algemene verplichting op, de nodige maatregelen te nemen om zich ervan te vergewissen, dat de door het EOGFL gefinancierde maatregelen daadwerkelijk en op regelmatige wijze zijn uitgevoerd, onregelmatigheden te voorkomen en te vervolgen en de door onregelmatigheden of nalatigheden verloren gegane bedragen terug te vorderen, ook al schrijft de specifieke gemeenschapshandeling het treffen van een bepaalde controlemaatregel niet uitdrukkelijk voor (arrest van 19 november 1998, Frankrijk/Commissie, C-235/97, Jurispr. blz. I-7555, punt 45), en volgt uit dit voorschrift, bezien in samenhang met de in artikel 5 EG-Verdrag (thans artikel 10 EG) neergelegde verplichting tot loyale samenwerking met de Commissie, dat de lidstaten met het oog op een rechtmatig gebruik van de communautaire middelen verplicht zijn een stelsel van administratieve controles en controles ter plaatse op te zetten waarmee kan worden verzekerd dat de materiële en formele voorwaarden voor toekenning van de betrokken premies naar behoren worden nageleefd (arrest van 12 juni 1990, Duitsland/Commissie, reeds aangehaald, punt 20).

    82 Anders dan de Griekse regering stelt, mag de Commissie dus een financiële correctie toepassen ter zake van de verplichte distillatie van tafelwijn.

    83 Wanneer de Commissie in geval van schending van de regels van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten een financiële correctie toepast, behoeft zij niet te bewijzen dat het EOGFL schade heeft geleden, maar enkel dat mogelijkerwijs schade ten laste van de gemeenschapsbegroting is ontstaan (zie, met name, arrest van 1 oktober 1998, Frankrijk/Commissie, C-232/96, Jurispr. blz. I-5699, punt 56).

    84 Met betrekking tot de schending van de regels van de gemeenschappelijke marktordening staat vast, dat in 1994 op het Griekse grondgebied 135 569 hl minder is gedistilleerd dan vereist, en dat de Griekse autoriteiten geen opgave hebben kunnen verstrekken van de gecontroleerde producenten of van de producenten die niet de voorgeschreven hoeveelheid ter distillatie hebben aangeboden.

    85 Aangaande de beoordeling van het eventuele risico dat het niet distilleren van de vereiste hoeveelheid wijn voor het EOGFL oplevert, zij eraan herinnerd, dat de Commissie volgens de rechtspraak van het Hof dat risico mag berekenen op basis van de in opslag gebleven wijn (zie arrest van 28 oktober 1999, Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 96). Overigens heeft de Griekse regering geen bewijzen aangevoerd die de juistheid van de berekeningen van de Commissie op losse schroeven zetten.

    86 Ten slotte kan de Commissie niet worden verweten, de verplicht te distilleren hoeveelheden te hebben overschat, aangezien de oogstramingen waarop de Commissie haar berekeningen baseert, blijkens de rechtspraak van het Hof enkel een zaak van de producenten en de lidstaat zijn (zie arrest van 28 oktober 1999, Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 95).

    87 Derhalve komt de financiële correctie van 172 443 768 GRD ter zake van de verplichte distillatie van tafelwijn gerechtvaardigd voor.

    88 Aangezien geen van de door de Griekse regering aangevoerde middelen slaagt, moet het beroep in zijn geheel worden verworpen.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    89 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien de Helleense Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

    rechtdoende:

    1) Verwerpt het beroep.

    2) Verwijst de Helleense Republiek in de kosten.

    Naar boven