EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61999CJ0278

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 8 maart 2001.
Strafzaak tegen Georgius van der Burg.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hoge Raad der Nederlanden - Nederland.
Normen en technische voorschriften - Zendinrichtingen die niet van toegelaten type zijn - Reclame.
Zaak C-278/99.

Jurisprudentie 2001 I-02015

ECLI-code: ECLI:EU:C:2001:143

61999J0278

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 8 maart 2001. - Strafzaak tegen Georgius van der Burg. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hoge Raad der Nederlanden - Nederland. - Normen en technische voorschriften - Zendinrichtingen die niet van toegelaten type zijn - Reclame. - Zaak C-278/99.

Jurisprudentie 2001 bladzijde I-02015


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


Harmonisatie van wetgevingen Informatieprocedure op gebied van normen en technische voorschriften Technische voorschriften in zin van richtlijn 83/189 Begrip Nationale regeling die handelsreclame voor zendinrichtingen van niet-toegelaten type verbiedt Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 83/189 van de Raad, art. 1, punt 1)

Samenvatting


$$Een nationale regeling die handelsreclame voor zendinrichtingen van een niet-toegelaten type verbiedt, is geen technisch voorschrift in de zin van richtlijn 83/189 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, dat vóór de vaststelling ervan bij de Commissie had moeten worden aangemeld.

Technische specificaties in de zin van richtlijn 83/189 moeten immers betrekking hebben op het product als zodanig. Een regeling die slechts een bepaalde wijze van in de handel brengen verbiedt, legt evenwel niet de vereiste kenmerken van een product vast.

( cf. punten 20, 22 en dictum )

Partijen


In zaak C-278/99,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in de aldaar dienende strafzaak tegen

Georgius van der Burg,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 1 van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 109, blz. 8),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann (rapporteur), kamerpresident, V. Skouris, J.-P. Puissochet, R. Schintgen en N. Colneric, rechters,

advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer,

griffier: R. Grass,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. A. Fierstra als gemachtigde,

de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Snoecx als gemachtigde,

de Franse regering, vertegenwoordigd door K. Rispal-Bellanger en R. Loosli-Surrans als gemachtigden,

de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins als gemachtigde, bijgestaan door N. Green, QC,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C. van der Hauwaert en M. Shotter als gemachtigden,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 december 2000,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij arrest van 6 juli 1999, ingekomen bij het Hof op 26 juli daaraanvolgend, heeft de Hoge Raad der Nederlanden krachtens artikel 234 EG twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 1 van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 109, blz. 8).

2 Deze vragen zijn gerezen in een strafzaak tegen G. van der Burg, die wordt vervolgd omdat hij in een maandblad heeft geadverteerd voor de verkoop van radiofrequent vermogensversterkers waarvoor geen verklaring van toelating was afgegeven.

Het gemeenschapsrecht

3 Volgens artikel 1, punt 1, van richtlijn 83/189 is een technische specificatie" een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, zoals kwaliteitsniveaus, prestatie, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voorschriften inzake terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, het merken of etiketteren, zoals die op het product van toepassing zijn".

4 Volgens artikel 1, punt 5, van de richtlijn wordt onder technisch voorschrift" verstaan technische specificaties, met inbegrip van de hierop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor het verhandelen of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van deze staat, met uitzondering van die welke door de plaatselijke overheid zijn vastgesteld".

5 Ingevolge de artikelen 8 en 9 van richtlijn 83/189 moeten de lidstaten de Commissie mededeling doen van de onder de werkingssfeer van de richtlijn vallende ontwerpen voor technische voorschriften en de goedkeuring van deze ontwerpen een aantal maanden uitstellen teneinde de Commissie de mogelijkheid te bieden, na te gaan of deze ontwerpen verenigbaar zijn met het gemeenschapsrecht, of een richtlijn over dit onderwerp voor te stellen of vast te stellen.

De Nederlandse regelgeving

6 De Nederlandse regelgeving die in de hoofdzaak in geding is, wordt door de Hoge Raad in het verwijzingsarrest omschreven als volgt.

7 Volgens artikel 17, lid 1, van de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen (hierna: WTV"), die ten tijde van het aan Van der Burg ten laste gelegde feit van toepassing was, is het anders dan krachtens concessie verboden radio-elektrische inrichtingen aan te leggen, aanwezig te hebben of te gebruiken, tenzij met machtiging van de minister.

8 Artikel C.11.1, lid 1, van het Besluit radio-elektrische inrichtingen van 5 december 1988 (Stb. 1988, 552; hierna: Besluit") bepaalt:

Het is verboden handelsreclame te maken of te doen maken voor zendinrichtingen die niet van een toegelaten type zijn."

9 Artikel C.2.1, lid 2, van het Besluit bepaalt:

Zendinrichtingen zijn van een toegelaten type indien onze Minister daarvoor een verklaring van toelating heeft afgegeven."

10 Ingevolge artikel 16, aanhef en sub b, WTV juncto artikel A.3.1 van het Besluit zijn voor de toepassing van hetgeen bij of krachtens het Besluit ten aanzien van zendinrichtingen is bepaald, met zendinrichtingen gelijkgesteld radiofrequent vermogensversterkers die geschikt zijn voor gebruik tezamen met zendinrichtingen.

11 De Regeling toelating radio-elektrische inrichtingen (Stcrt. 1992, 64) regelt de voorwaarden voor het verkrijgen van een verklaring van toelating. Artikel 8 van deze regeling bepaalt, dat de technische eisen voor radio-elektrische inrichtingen worden genoemd in de eisenbladen in bijlage 2 bij de regeling. Radiofrequent vermogensversterkers worden in die bijlage niet genoemd.

12 Ingevolge artikel H, aanhef en sub a, van het Besluit is overtreding van het verbod van artikel C.11.1 een strafbaar feit.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

13 In januari 1994 heeft Van der Burg in het tijdschrift Elektron, een maandblad voor radioamateurs, reclame gemaakt voor radiofrequent vermogensversterkers met een vermogen van 1 000 en/of 1 500 watt. Radiofrequent vermogensversterkers zijn elektronische apparaten waarmee het vermogen van een uitgezonden signaal kan worden versterkt. De door Van der Burg te koop aangeboden versterkers zijn zendinrichtingen in de zin van de WTV, waarvoor geen verklaring van toelating was afgegeven.

14 Van der Burg werd vervolgd wegens overtreding van artikel 17 WTV en artikel C.11.1 van het Besluit, en in hoger beroep veroordeelde de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam hem tot een geldboete van 600 NLG.

15 Van der Burg stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in, waarbij hij aanvoerde dat de nationale regeling waarop de strafvervolging is gebaseerd, in strijd is met het gemeenschapsrecht doordat zij niet overeenkomstig richtlijn 83/189 is aangemeld.

16 In punt 6.11.1 van zijn verwijzingsarrest overweegt de Hoge Raad omtrent de vraag of artikel C.11.1, lid 1, van het Besluit als een technisch voorschrift moet worden aangemerkt:

In het [...] arrest [van 30 april 1996, CIA Security International (C-194/94, Jurispr. blz. I-2201)] heeft het Hof van Justitie EG [...] geoordeeld dat technische voorschriften in de zin van [...] richtlijn [83/189] ,specificaties zijn ter omschrijving van de kenmerken van producten. Vooralsnog lijkt dit oordeel in samenhang met de hiervoor weergegeven begripsomschrijvingen van de richtlijn erop te wijzen dat een bepaling als de onderhavige niet aangemerkt dient te worden als een technisch voorschrift in de zin van de richtlijn. Anderzijds dient te worden opgemerkt dat er een rechtstreekse relatie is tussen de eisen waaraan zendinrichtingen moeten voldoen en het onderhavige verbod. De reikwijdte van het verbod om handelsreclame te maken wordt volledig bepaald door de eisen waaraan zendinrichtingen moeten voldoen om te kunnen worden aangemerkt als toegelaten type. Anders gezegd: als een zendinrichting niet voldoet aan de voorgeschreven technische eisen, heeft dit tot gevolg dat die zendinrichting heeft te gelden als een niet toegelaten type, hetgeen meebrengt dat ingevolge artikel C.11.1, eerste lid, van het Besluit radio-elektrische inrichtingen geen handelsreclame mag worden gemaakt voor zendinrichtingen van dat type."

17 In die omstandigheden heeft de Hoge Raad besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:

1) Moet artikel 1 van richtlijn 83/189 aldus worden uitgelegd dat art. C.11.1, eerste lid, van het Besluit radio-elektrische inrichtingen, luidende: ,Het is verboden handelsreclame te maken of te doen maken voor zendinrichtingen die niet van een toegelaten type zijn, tegen de achtergrond van de hiervoor [...] weergegeven wettelijke regeling en in het licht van het hieromtrent onder 6.11.1 [van het verwijzingsarrest] overwogene, aangemerkt worden als een technisch voorschrift in de zin van voormelde richtlijn?

2) Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, leidt dit er dan toe dat een dergelijk voorschrift alleen dan niet toepasselijk is indien het in het concrete geval een belemmering oplevert voor het handelsverkeer of voor het vrije verkeer van goederen, of dient te worden geoordeeld dat een dergelijke bepaling reeds buiten toepassing moet blijven als het voorschrift in zijn algemeenheid, dus onafhankelijk van het concrete geval, handelsbelemmerend werkt dan wel kan werken?"

De eerste vraag

18 Met zijn eerste vraag wenst de nationale rechter in wezen te vernemen, of een nationale regeling als artikel C.11.1, lid 1, van het Besluit, die het maken van handelsreclame voor zendinrichtingen van een niet-toegelaten type verbiedt, een technisch voorschrift in de zin van richtlijn 83/189 is, dat vóór de vaststelling ervan bij de Commissie had moeten worden aangemeld.

19 Zoals de Nederlandse, de Belgische en de Franse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk en in wezen ook de Commissie hebben opgemerkt, is een dergelijke regeling niet een technische specificatie in de zin van richtlijn 83/189, zodat zij niet als een technisch voorschrift kan worden aangemerkt dat onder de werkingssfeer van deze richtlijn valt.

20 Volgens artikel 1, punt 1, van richtlijn 83/189 is immers een technische specificatie in de zin van deze richtlijn de specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product". Technische specificaties in de zin van richtlijn 83/189 moeten derhalve betrekking hebben op het product als zodanig (zie arrest van 12 oktober 2000, Snellers, C-314/98, Jurispr. blz. I-8633, punt 38). Een regeling als artikel C.11.1, lid 1, van het Besluit, die slechts een bepaalde wijze van in de handel brengen verbiedt, legt niet de vereiste kenmerken van een product vast.

21 Het feit dat er, zoals de verwijzende rechter opmerkt, een rechtstreekse relatie is tussen een reclameverbod als bedoeld in het hoofdgeding en de technische eisen waaraan zendinrichtingen moeten voldoen, is nog geen grond om dat verbod als een technische specificatie" in de zin van richtlijn 83/189 aan te merken.

22 Bijgevolg moet op de eerste prejudiciële vraag worden geantwoord, dat een nationale regeling als artikel C.11.1, lid 1, van het Besluit, die het maken van handelsreclame voor zendinrichtingen van een niet-toegelaten type verbiedt, geen technisch voorschrift in de zin van richtlijn 83/189 is, dat vóór de vaststelling ervan bij de Commissie had moeten worden aangemeld.

De tweede vraag

23 Gezien het antwoord op de eerste vraag, behoeft op de tweede prejudiciële vraag niet te worden geantwoord.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

24 De kosten door de Nederlandse, de Belgische en de Franse regering alsmede door de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

uitspraak doende op de door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 6 juli 1999 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Een nationale regeling als artikel C.11.1, lid 1, van het Besluit radio-elektrische inrichtingen, die het maken van handelsreclame voor zendinrichtingen van een niet-toegelaten type verbiedt, is geen technisch voorschrift in de zin van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, dat vóór de vaststelling ervan bij de Commissie had moeten worden aangemeld.

Naar boven