EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61998CJ0166

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 17 juni 1999.
Société critouridienne de distribution (Socridis) tegen Receveur principal des douanes.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de grande instance de Foix - Frankrijk.
Binnenlandse belasting - Artikel 95 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 90 EG) - Richtlijnen 92/83/EEG en 92/84/EEG - Verschillende belasting op wijn en op bier.
Zaak C-166/98.

Jurisprudentie 1999 I-03791

ECLI-code: ECLI:EU:C:1999:316

61998J0166

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 17 juni 1999. - Société critouridienne de distribution (Socridis) tegen Receveur principal des douanes. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de grande instance de Foix - Frankrijk. - Binnenlandse belasting - Artikel 95 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 90 EG) - Richtlijnen 92/83/EEG en 92/84/EEG - Verschillende belasting op wijn en op bier. - Zaak C-166/98.

Jurisprudentie 1999 bladzijde I-03791


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Accijns - Richtlijnen 92/83 en 92/84 - Alcohol en alcoholhoudende dranken - Verplichte minimumaccijns op bier en niet op wijn - Beoordelingsbevoegdheid van lidstaten

[EG-Verdrag, art. 95 (thans, na wijziging, art. 90 EG); richtlijnen 92/83 en 92/84 van de Raad]

2 Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Accijns - Richtlijnen 92/83 en 92/84 - Alcohol en alcoholhoudende dranken - Verplichte minimumaccijns op bier en niet op wijn - Toelaatbaarheid - Beoordelingsbevoegdheid van gemeenschapswetgever - Schending van artikel 99 EG-Verdrag (thans artikel 93 EG) - Geen

[EG-Verdrag, art. 99 (thans art. 93 EG)]

3 Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Accijns - Richtlijn 92/84 - Alcohol en alcoholhoudende dranken - Verschil tussen minimumtarieven voor wijn respectievelijk bier - Verplichting tot specifieke motivering - Geen

(Richtlijn 92/84 van de Raad)

Samenvatting


1 Richtlijn 92/83 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken, en richtlijn 92/84 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken verplichten de lidstaten enkel tot toepassing van een minimumaccijns op bier. Zij behouden dus voldoende beoordelingsruimte om tussen de heffing op wijn en die op bier een verhouding vast te stellen, die elke bescherming van de binnenlandse productie in de zin van artikel 95 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 90 EG) uitsluit.

2 Het doel dat de gemeenschapswetgever bij de vaststelling van de richtlijnen 92/83 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken en 92/84 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken nastreefde, was niet om de belastingheffing op wijn en die op bier onderling aan te passen. Krachtens de hem uitdrukkelijk bij artikel 99 EG-Verdrag (thans artikel 93 EG) verleende bevoegdheden en teneinde de totstandkoming en de werking van de interne markt te verzekeren, heeft de Raad de nationale wetgevingen inzake de accijnzen op wijn alsook de nationale wetgevingen inzake de accijnzen op bier willen harmoniseren. Bovendien staat het de gemeenschapsinstellingen vrij om de harmonisatie op een bepaald gebied slechts geleidelijk te laten verlopen, of nationale wetgevingen etappegewijs onderling aan te passen. Derhalve is het niet onverenigbaar met artikel 99 dat de Raad de genoemde richtlijnen, die de lidstaten slechts de verplichting opleggen een minimumaccijns op bier toe te passen, heeft vastgesteld.

3 Het verschil tussen de minimumaccijnstarieven voor wijn respectievelijk bier, zoals bepaald bij richtlijn 92/84 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, is strikt genomen niet een door de Raad vastgestelde maatregel, maar het gevolg van parallelle onderlinge aanpassingen van de nationale accijnstarieven op wijn respectievelijk bier, zodat daarvoor geen bijzondere motivering is vereist.

Partijen


In zaak C-166/98,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Tribunal de grande instance de Foix (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding tussen

Société critouridienne de distribution (Socridis)

en

Receveur principal des douanes,

om een prejudiciële beslissing over de geldigheid van de richtlijnen 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316, blz. 21) en 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316, blz. 29),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: J.-P. Puissochet, kamerpresident, P. Jann, C. Gulmann, D. A. O. Edward en M. Wathelet (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: J. Mischo

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- Société critouridienne de distribution (Socridis), vertegenwoordigd door A. Carnelutti, advocaat te Parijs,

- de Franse regering, vertegenwoordigd door K. Rispal-Bellanger, onderdirecteur internationaal economisch recht en gemeenschapsrecht bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en S. Seam, secretaris buitenlandse zaken bij dezelfde directie, als gemachtigden,

- de Spaanse regering, vertegenwoordigd door M. López-Monís Gallego, abogado del Estado, als gemachtigde,

- de Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door A.-M. Colaert en A. Tanca, juridisch adviseurs, als gemachtigden,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H. Michard en E. Traversa, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van de Société critouridienne de distribution (Socridis), vertegenwoordigd door A. Carnelutti; de Franse regering, vertegenwoordigd door A. Lercher, conseiller de tribunal administratif, als gemachtigde; de Spaanse regering, vertegenwoordigd door M. López-Monís Gallego; de Raad, vertegenwoordigd door A.-M. Colaert, en de Commissie, vertegenwoordigd door H. Michard, ter terechtzitting van 21 januari 1999,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 februari 1999,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij vonnis van 21 april 1998, ingekomen bij het Hof op 29 april daaraanvolgend, heeft het Tribunal de grande instance de Foix krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) een prejudiciële vraag gesteld over de geldigheid van de richtlijnen 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316, blz. 21) en 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316, blz. 29).

2 Die vraag is gesteld in het kader van een beroep dat de Société critourdienne de distribution (hierna: "Socridis") heeft ingesteld ter verkrijging van vermindering van door haar gedurende de periode van mei tot en met december 1993 betaalde accijnzen.

3 Voor de nationale rechter heeft Socridis betoogd, dat de richtlijnen 92/83 en 92/84 in strijd zijn met artikel 95, tweede alinea, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 90, tweede alinea, EG), omdat daarbij een heffingsstelsel is ingevoerd dat discriminerende en anti-concurrentiële praktijken toestaat, waardoor de productie van wijn zijdelings ten nadele van de productie van bier wordt bevoordeeld.

4 Artikel 95 van het Verdrag bepaalt:

"De lidstaten heffen op producten van de overige lidstaten, al dan niet rechtstreeks, geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op gelijksoortige nationale producten worden geheven.

Bovendien heffen de lidstaten op de producten van de overige lidstaten geen zodanige binnenlandse belastingen, dat daardoor andere producties zijdelings worden beschermd.

(...)"

5 In richtlijn 92/83 worden de werkingssfeer en de methode ter bepaling van het bedrag van de gemeenschappelijke accijns voor de betrokken producten vastgesteld.

6 Volgens artikel 3 van de richtlijn wordt de accijns die door de lidstaten op bier wordt geheven, bepaald op grond van het aantal hectoliters/graden Plato, ofwel het aantal hectoliters/effectief alcoholvolumegehalte van het eindproduct, terwijl volgens artikel 9, lid 1, de accijns die op wijn wordt geheven, wordt bepaald op grond van het aantal hectoliters eindproduct.

7 Richtlijn 92/84 stelt in artikel 5 het minimumtarief van de accijns op wijn met ingang van 1 januari 1993 vast op nul ECU per hectoliter product en in artikel 6 het minimumtarief van de accijns op bier op 0,748 ECU per hectoliter/graad Plato, of 1,87 ECU per hectoliter/alcoholgehalte van het eindproduct.

8 In Frankrijk voorzien de ter uitvoering van de richtlijnen 92/83 en 92/84 vastgestelde artikelen 438 en 520 A van de Code général des impôts (hierna: "code") in:

- de heffing van een verbruiksbelasting, vastgesteld op 54,80 FF/hl voor mousserende wijn en op 22 FF/hl voor de overige wijnen (artikel 438 van de code);

- de heffing van een specifiek recht op bier, waarvan het tarief is vastgesteld op 6,25 FF per hectoliter/alcoholgehalte voor bier waarvan het alcoholvolumegehalte niet meer dan 2,8 % vol. bedraagt en op 12,50 FF per hectoliter/alcoholgehalte voor ander bier (artikel 520 A van de code).

9 Voor de nationale rechter heeft Socridis aangevoerd, dat in Frankrijk bier en wijn, voordat de Gemeenschap tot harmonisatie overging, op dezelfde wijze (enkel naar volume) en tegen vergelijkbare tarieven (19,50 FF/hl voor bier en 22 FF/hl voor wijn) werden belast.

10 De harmonisatie heeft in die staat door de invoering van het criterium alcoholgehalte in de eerste plaats tot wijziging van de wijze van belasting van bier geleid en in de tweede plaats tot een aanzienlijke verhoging van de accijnzen op bier.

11 Na te hebben vastgesteld, dat de overeenkomstig de richtlijnen 92/83 en 92/84 getroffen Franse regeling resulteerde in een duidelijk hogere belasting op bier dan op wijn, besloot de nationale rechter de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen:

"Zijn de richtlijnen 92/83 en 92/84 van de Raad betreffende de harmonisatie van de accijnzen, ongeldig gelet op het EG-Verdrag, inzonderheid artikel 95, tweede alinea, omdat daarin

- voor bier een minimumtarief van 1,87 ECU per graad en per hectoliter is vastgesteld,

- terwijl wordt toegestaan dat wijn enkel naar volume wordt belast, met een minimum gelijk aan nul,

waardoor de lidstaten verplicht zijn, de belasting van bier te verhogen tot voormeld minimum, hetgeen leidt tot belastingverschillen die tot discriminatie tussen bier en wijn kunnen leiden?"

12 In wezen betwist Socridis de geldigheid van de richtlijnen 92/83 en 92/84 om drie redenen. In de eerste plaats zouden zij inbreuk maken op artikel 95 van het Verdrag, meer in het bijzonder de tweede alinea. Vervolgens zouden zij in strijd zijn met artikel 99 EG-Verdrag (thans artikel 93 EG), omdat zij op een wezenlijk punt niet de wijzen van heffing aanpassen, doch de tussen de lidstaten bestaande dispariteiten en daarmee de uit die dispariteiten voortvloeiende handelsbelemmering juist doen toenemen. Ten slotte zou de motivering van de richtlijnen 92/83 en 92/84 niet aan de vereisten van artikel 190 EG-Verdrag (thans artikel 253 EG) beantwoorden.

Verenigbaarheid van de richtlijnen 92/83 en 92/84 met artikel 95 van het Verdrag

13 Volgens Socridis ligt in artikel 95, tweede alinea, van het Verdrag een evenredigheidsvereiste besloten, dat met name van toepassing is op de heffingsgrondslag, de wijze van inning en de tarieven. Door een ingevoerde drank zwaarder te belasten dan een concurrerende binnenlandse drank, maakt een lidstaat derhalve inbreuk op die verdragsbepaling, zodra het verschil onevenredig is aan de mate van ongelijksoortigheid tussen de twee betrokken categorieën dranken.

14 Dienaangaande stelt Socridis, dat de bij de richtlijnen 92/83 en 92/84 opgelegde en gerechtvaardigde verschillen in belasting duidelijk verder gaan dan de objectief bestaande verschillen tussen bier en wijn.

15 Door het minimumtarief van de accijns op wijn op nul vast te stellen, aldus Socridis, wordt de lidstaten bovendien een permanente bevoegdheid verleend om wijn geheel vrij te stellen van accijns. Een dergelijke vrijstelling bevoordeelt een productie die essentieel is voor de Zuid-Europese lidstaten, waar bier geen economische sector en geen cultureel belangrijke drank vormt. Nog zes andere lidstaten passen dat minimum toe: de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Italiaanse Republiek en het Groothertogdom Luxemburg alsmede, sinds haar toetreding tot de Gemeenschappen, de Republiek Oostenrijk.

16 Vooraf moet eraan worden herinnerd, dat de gezamenlijke bepalingen van artikel 95 van het Verdrag tot doel hebben, het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten onder normale mededingingsvoorwaarden te verzekeren door de afschaffing van elke vorm van bescherming die het gevolg kan zijn van de toepassing van binnenlandse belastingen die discriminerend zijn ten opzichte van producten uit andere lidstaten, en de volstrekte neutraliteit van de binnenlandse belastingen ten aanzien van de mededinging tussen binnenlandse en ingevoerde producten te waarborgen.

17 In dat perspectief dient artikel 95, tweede alinea, van het Verdrag meer in het bijzonder elke vorm van zijdelings fiscaal protectionisme tegen te gaan in het geval van ingevoerde producten die, hoewel zij niet gelijksoortig zijn in de zin van de eerste alinea, niettemin zijdelings of potentieel, al is het maar gedeeltelijk, in een mededingingsverhouding staan met sommige binnenlandse producten (zie arrest van 9 juli 1987, Commissie/België, 356/85, Jurispr. blz. 3299, punten 6 en 7).

18 Dienaangaande zij opgemerkt, dat enkel wijnen voor alledaags gebruik, in het algemeen goedkope wijnen, voldoende eigenschappen met bier gemeen hebben om voor de verbruiker een alternatieve keuze te vormen en met bier in een mededingingsverhouding in de zin van artikel 95, tweede alinea, van het Verdrag te treden (zie arrest Commissie/België, reeds aangehaald, punt 11). De ongeldigheid die Socridis met een beroep op deze bepaling aanvoert tegen de minimumaccijns vastgesteld bij richtlijn 92/84, betreft deze laatste dus slechts voor zover zij van toepassing is op wijnen voor dagelijks gebruik.

19 Verder volgt uit de rechtspraak van het Hof, dat richtlijnen die de lidstaten een beoordelingsmarge laten die ruim genoeg is opdat deze ze ten uitvoer kunnen leggen op een wijze die strookt met de vereisten van het Verdrag, geen inbreuk maken op het Verdrag (zie in die zin arrest van 13 juli 1989, Wachauf, 5/88, Jurispr. blz. 2609, punt 22).

20 Vaststaat, dat de richtlijnen 92/83 en 92/84 de lidstaten enkel verplichten, een minimumaccijns op bier toe te passen. Zij behouden dus voldoende beoordelingsmarge om te verzekeren, dat de heffing op wijn en die op bier zich zodanig tot elkaar verhouden dat elke bescherming van de binnenlandse productie in de zin van artikel 95 van het Verdrag is uitgesloten.

21 Het middel betreffende ongeldigheid, ontleend aan onverenigbaarheid tussen de richtlijnen 92/83 en 92/84 en artikel 95, tweede alinea, van het Verdrag, moet dus worden verworpen.

Schending van artikel 99 van het Verdrag

22 Met het betoog dat artikel 99 van het Verdrag ertoe strekt, de handelsbelemmeringen die voortvloeien uit de dispariteiten tussen de nationale belastingstelsels, ook al worden deze op niet-discriminerende wijze toegepast, te verminderen, stelt Socridis, dat het optreden van de Raad uit hoofde van die bepaling niet enkel tot doel moet hebben, de verschillen in belasting, daaronder begrepen die tussen producten die onderling concurreren, geringer te maken, maar ook, het ontstaan of de instandhouding van fiscale verhoudingen in strijd zijn met artikel 95, tweede alinea, van het Verdrag, niet te wettigen.

23 Omdat de richtlijnen 92/83 en 92/84, aldus Socridis, ver achterblijven bij hetgeen noodzakelijk was voor een minimale onderlinge aanpassing van de verhoudingen tussen de belastingheffing op wijn en op bier, zou de Raad artikel 99 van het Verdrag hebben geschonden.

24 Die redenering kan niet worden aanvaard.

25 Zoals de advocaat-generaal in punt 51 van zijn conclusie terecht opmerkt, was het door de gemeenschapswetgever bij de vaststelling van de richtlijnen 92/83 en 92/84 nagestreefde doel niet, de belastingheffing op wijn en die op bier onderling aan te passen. Krachtens de hem bij artikel 99 van het Verdrag uitdrukkelijk verleende bevoegdheden en teneinde de totstandkoming en de werking van de interne markt te verzekeren, heeft de Raad enerzijds de nationale wetgevingen inzake de accijnzen op wijn en anderzijds die inzake de accijnzen op bier willen harmoniseren.

26 Volgens vaste rechtspraak staat het de communautaire instellingen bovendien vrij om de harmonisatie op een bepaald gebied slechts geleidelijk te laten verlopen, of nationale wetgevingen etappegewijs onderling aan te passen. De uitvoering van dergelijke maatregelen is in het algemeen moeilijk, omdat de bevoegde communautaire instellingen daartoe, uitgaande van verschillende, ingewikkelde nationale bepalingen, gemeenschappelijke regels moeten opstellen die in overeenstemming zijn met de in het Verdrag neergelegde doelstellingen en waarvoor de instemming van een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad vereist is of zelfs, zoals op belastinggebied, de unanieme instemming van de Raad (zie in die zin arresten van 29 februari 1984, Rewe-Zentrale, 37/83, Jurispr. blz. 1229, punt 20, en 13 mei 1997, Duitsland/Parlement en Raad, C-233/94, Jurispr. blz. I-2405, punt 43).

27 Het middel betreffende ongeldigheid, ontleend aan onverenigbaarheid tussen de richtlijnen 92/83 en 92/84 en artikel 99 van het Verdrag, moet dus worden verworpen.

Schending van de motiveringsplicht

28 Volgens Socridis bevatten de richtlijnen 92/83 en 92/84 geen passende motivering die kan rechtvaardigen, dat enkel voor bier een tweede criterium voor belastingheffing wordt gehanteerd, namelijk het alcoholgehalte, en dat er tussen de minimumtarieven van de accijnzen op wijn respectievelijk bier een verschil bestaat.

29 Wat de criteria voor de belastingheffing op bier betreft, volstaat de vaststelling, dat luidens de zevende overweging van de considerans van richtlijn 92/84 "de methoden om bier te belasten per lidstaat verschillen en dat het mogelijk is deze verschillen te laten voortduren, met name door een minimumtarief vast te stellen dat gebaseerd is op de oorspronkelijke densiteit en op het alcoholgehalte van het product".

30 Het verschil tussen de minimumtarieven voor wijn respectievelijk bier is strikt genomen geen door de Raad vastgestelde maatregel, maar het gevolg van parallelle onderlinge aanpassingen van de nationale accijnstarieven op wijn respectievelijk bier, zodat daarvoor geen bijzondere motivering was vereist. Anders dan Socridis betoogt en zoals reeds in punt 25 van het onderhavige arrest werd beklemtoond, heeft richtlijn 92/84 niet tot doel, de accijnzen op wijn en die op bier onderling aan te passen, maar, zoals uit de derde overweging van de considerans van die richtlijn blijkt, een minimumtarief voor de accijnzen op elk van beide categorieën producenten vast te stellen.

31 Bijgevolg moet het middel betreffende ongeldigheid, ontleend aan schending van artikel 190 van het Verdrag, eveneens worden afgewezen.

32 Uit bovenstaande overwegingen volgt, dat bij onderzoek van de gestelde vraag niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van de richtlijnen 92/83 en 92/84 kunnen aantasten.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

33 De kosten door de Franse en de Spaanse regering, alsmede door de Raad en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door het Tribunal de grande instance de Foix bij vonnis van 21 april 1998 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Bij onderzoek van de gestelde vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van de richtlijnen 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken, en 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, kunnen aantasten.

Naar boven