Dit document is overgenomen van EUR-Lex
Document 61993CJ0478
Judgment of the Court of 17 October 1995. # Kingdom of the Netherlands v Commission of the European Communities. # Bananas - Import system - Category A and Category B operators. # Case C-478/93.
Arrest van het Hof van 17 oktober 1995.
Koninkrijk der Nederlanden tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Bananen - Invoerregeling - Marktdeelnemers van de categorieën A en B.
Zaak C-478/93.
Arrest van het Hof van 17 oktober 1995.
Koninkrijk der Nederlanden tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Bananen - Invoerregeling - Marktdeelnemers van de categorieën A en B.
Zaak C-478/93.
Jurisprudentie 1995 I-03081
ECLI-code: ECLI:EU:C:1995:324
ARREST VAN HET HOF VAN 17 OKTOBER 1995. - KONINKRIJK DER NEDERLANDEN TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - BANANEN - INVOERREGELING - MARKTDEELNEMERS VAN DE CATEGORIEEN A EN B. - ZAAK C-478/93.
Jurisprudentie 1995 bladzijde I-03081
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1. Landbouw ° Gemeenschappelijke ordening der markten ° Bananen ° Invoerregeling ° Tariefcontingent ° Verdeling ° Marktdeelnemers van categorieën A en B ° Begrip
(Verordening nr. 404/93 van de Raad; verordening nr. 1442/93 van de Commissie, art. 3, lid 1, sub b)
2. Landbouw ° Gemeenschappelijke ordening der markten ° Bananen ° Invoerregeling ° Tariefcontingent ° Verdeling ° Toepassingsmodaliteiten ° Bevoegdheid van Commissie om bij vaststelling van verminderingscoëfficiënt dubbeltellingen van referentiehoeveelheden te corrigeren
(EG-Verdrag, art. 155; verordening nr. 404/93 van de Raad, art. 19, lid 1, en 20)
3. Handelingen van de instellingen ° Motivering ° Verplichting ° Draagwijdte
(EG-Verdrag, art. 190)
1. Artikel 3, lid 1, sub b, van verordening nr. 1442/93 houdende bepalingen ter toepassing van de regeling voor de invoer van bananen in de Gemeenschap, noemt drie cumulatieve voorwaarden voor de definitie van een marktdeelnemer van de categorieën A en B in de zin van de functie sub b, te weten het in het vrije verkeer brengen van groene bananen, de hoedanigheid van eigenaar of, bij gebreke daarvan, het dragen van de risico' s van kwaliteitsverslechtering of verlies van het produkt en, ten slotte, de verkoop met het oog op latere afzet op de communautaire markt. Bij onderzoek van deze bepaling blijkt, dat het dragen van de risico' s van kwaliteitsverslechtering of verlies van het produkt enkel een alternatieve voorwaarde is, die een rol kan spelen in het geval dat niet wordt voldaan aan de eigendomsvoorwaarde.
2. De bewoordingen van artikel 20 van verordening nr. 404/93 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen, verbieden de Commissie niet toepassingsmodaliteiten vast te stellen die, ofschoon zij niet uitdrukkelijk in deze bepaling worden genoemd, noodzakelijk zijn voor de werking van de in deze sector opgezette invoerregeling. Gelet op het feit dat de uitvoeringsbevoegdheid die de Raad de Commissie krachtens artikel 155, vierde streepje, van het Verdrag kan verlenen, zo moet worden opgevat, dat deze op het gebied van de landbouw alle maatregelen omvat die nodig of doelmatig zijn voor de uitvoering van de basisverordening, voor zover zij niet in strijd zijn met de toepassingsverordening van de Raad, brengt de noodzaak om alle marktdeelnemers in alle Lid-Staten gelijk te behandelen en de werking van de invoerregeling op basis van juiste gegevens te verzekeren immers mee, dat de Commissie, die verantwoordelijk is voor het beheer van de gemeenschappelijke marktordening, maatregelen kan nemen om dubbeltellingen bij de vaststelling van de verminderingscoëfficiënt te voorkomen.
In de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen hebben de Lid-Staten van de Raad noch van de Commissie beslissingsbevoegdheid gekregen voor het beheer van het invoercontingent, doch moeten zij bepaalde technische taken verrichten, voor rekening en onder toezicht van de Commissie. Zo bepaalt artikel 19, lid 1, laatste alinea, van deze verordening, dat de Lid-Staten de lijst van marktdeelnemers vaststellen alsmede de gemiddelde hoeveelheid bananen die elke marktdeelnemer in de laatste drie jaren waarover gegevens beschikbaar zijn, heeft verkocht. Deze rol van de Lid-Staten bij het verzamelen en doorgeven van de gegevens belet echter niet, dat de Commissie, die belast is met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke marktordening, de juistheid van die gegevens kan controleren en ze kan corrigeren wanneer blijkt dat dubbeltellingen de grondslag van de invoerregeling dreigen te vervalsen.
3. In de door artikel 190 van het Verdrag vereiste motivering moet de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking komen, zodat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen en het Hof zijn toezicht kan uitoefenen. Het is evenwel niet noodzakelijk, dat alle gegevens feitelijk of rechtens in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een besluit aan de vereisten van artikel 190 voldoet, niet alleen acht moet worden geslagen op de tekst ervan, doch ook op de context waarin het is genomen, en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen. Dit geldt des te meer wanneer de Lid-Staten nauw betrokken zijn geweest bij het totstandkomingsproces van de bestreden handeling en dus de redenen kennen die aan deze handeling ten grondslag liggen.
In zaak C-478/93,
Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door A. Bos, juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, en J. W. de Zwaan, assistent-juridisch adviseur bij hetzelfde ministerie, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Nederlandse ambassade, Rue C. M. Spoo 5,
verzoeker,
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseurs E. de March en T. van Rijn als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verweerster,
betreffende een beroep tot nietigverklaring van verordening (EEG) nr. 2920/93 van de Commissie van 22 oktober 1993 tot vaststelling van de uniforme verminderingscoëfficiënt voor het bepalen van de hoeveelheid bananen die in het kader van het tariefcontingent voor de tweede helft van 1993 aan elke marktdeelnemer van de categorieën A en B wordt toegewezen (PB 1993, L 264, blz. 40),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE,
samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, C. N. Kakouris, D. A. O. Edward en G. Hirsch, kamerpresidenten, G. F. Mancini, F. A. Schockweiler, J. C. Moitinho de Almeida, P. J. G. Kapteyn, C. Gulmann, J. L. Murray en L. Sevón, rechters,
advocaat-generaal: M. B. Elmer
griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 6 juni 1995,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 13 juli 1995,
het navolgende
Arrest
1 Bij op 23 december 1993 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft het Koninkrijk der Nederlanden krachtens artikel 173 EG-Verdrag verzocht om nietigverklaring van verordening (EEG) nr. 2920/93 van de Commissie van 22 oktober 1993 tot vaststelling van de uniforme verminderingscoëfficiënt voor het bepalen van de hoeveelheid bananen die in het kader van het tariefcontingent voor de tweede helft van 1993 aan elke marktdeelnemer van de categorieën A en B wordt toegewezen (PB 1993, L 264, blz. 40; hierna: "bestreden verordening").
2 Bij verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (PB 1993, L 47, blz. 1; hierna: "verordening van de Raad"), is met ingang van 1 juli 1993 een gemeenschappelijke invoerregeling ingevoerd, die de verschillende nationale regelingen vervangt.
3 In titel IV van deze verordening, betreffende de regeling voor het handelsverkeer met derde landen, wordt een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van bananen uit derde landen en voor zogenoemde niet-traditionele ACS-bananen.
4 In artikel 19, lid 1, van de verordening van de Raad wordt dat contingent voor 66,5 % toegewezen aan de categorie marktdeelnemers die bananen uit derde landen en/of niet-traditionele ACS-bananen hebben afgezet, voor 30 % aan de categorie marktdeelnemers die bananen uit de Gemeenschap en/of traditionele ACS-bananen hebben afgezet, en voor 3,5 % aan nieuwe marktdeelnemers.
5 Artikel 20 van deze verordening machtigt de Commissie om volgens de zogenoemde beheerscomitéprocedure de uitvoeringsmodaliteiten vast te stellen, met name wat betreft de afgifte van certificaten, de frequentie van die afgifte en de minimumhoeveelheid bananen die de marktdeelnemers moeten hebben afgezet.
6 Volgens de vijftiende overweging van de considerans van de verordening van de Raad moeten de invoercertificaten "worden toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen die het commerciële risico van de afzet van bananen op zich hebben genomen", en moet die toekenning "voorkomen dat de normale handelsbetrekkingen worden verstoord".
7 Verordening (EEG) nr. 1442/93 van de Commissie van 10 juni 1993 houdende bepalingen ter toepassing van de regeling voor de invoer van bananen in de Gemeenschap (PB 1993, L 142, blz. 6; hierna: "toepassingsverordening"), bepaalt in artikel 2:
"Voor de tweede helft van het jaar 1993 wordt het tariefcontingent geopend ten belope van:
a) 665 000 ton voor de categorie marktdeelnemers die vóór 1992 bananen uit derde landen en/of niet-traditionele ACS-bananen hebben afgezet, (...) hierna 'categorie A' genoemd;
b) 300 000 ton voor de categorie marktdeelnemers die bananen uit de Gemeenschap en/of traditionele ACS-bananen hebben afgezet, hierna 'categorie B' genoemd;
c) 35 000 ton voor de categorie marktdeelnemers die vanaf 1992 of later zijn begonnen andere bananen dan bananen uit de Gemeenschap en/of traditionele ACS-bananen af te zetten, hierna 'categorie C' genoemd."
8 Artikel 3, lid 1, van de toepassingsverordening luidt als volgt:
"Als 'marktdeelnemer' van categorie A en/of B (...) wordt beschouwd (...) een economisch subject, (...) dat (...) een of meer van de volgende functies heeft verricht:
a) aankoop van groene bananen van oorsprong uit derde landen en/of uit ACS-landen van de producenten, of eventueel produktie, gevolgd door verzending ervan en verkoop ervan in de Gemeenschap;
b) voorziening met groene bananen en in het vrije verkeer brengen ervan, een en ander als eigenaar van deze bananen, en verkoop met het oog op een latere afzet op de communautaire markt; het dragen van de risico' s van kwaliteitsverslechtering of verlies van het produkt wordt gelijkgesteld met het dragen van het risico dat op de eigenaar van het produkt rust;
c) groene bananen als eigenaar ervan laten rijpen en afzet op de markt van de Gemeenschap.
(...)"
9 Artikel 5, lid 1, van de toepassingsverordening bepaalt, dat de bevoegde nationale autoriteiten jaarlijks voor elke marktdeelnemer van de categorieën A en B, op basis van het gemiddelde van de hoeveelheden die in de drie voorafgaande jaren zijn afgezet, de referentiehoeveelheden vaststellen.
10 Artikel 5, lid 2, stelt voor de afgezette hoeveelheden wegingscoëfficiënten vast, die verschillen naar gelang de functie en die volgens de derde overweging van de considerans van de verordening moeten worden toegepast om rekening te houden met het belang van de vervulde economische functies en met de gedragen handelsrisico' s, en om de negatieve effecten van een meervoudige telling van dezelfde hoeveelheden produkten in verschillende stadia van de handelsketen te corrigeren.
11 Artikel 5, lid 3, bepaalt, dat de nationale autoriteiten de Commissie elk jaar voor de bij hen geregistreerde marktdeelnemers in kennis stellen van de totale omvang van de gewogen referentiehoeveelheden alsmede van de totale hoeveelheid die in het kader van elke functie is afgezet.
12 Artikel 6 van de toepassingsverordening luidt als volgt:
"Naar gelang van het volume van het jaarlijkse tariefcontingent en van de totale omvang van de in artikel 5 bedoelde referentiehoeveelheden van de marktdeelnemers stelt de Commissie zo nodig de uniforme verminderingscoëfficiënt voor elke categorie marktdeelnemers vast, die op de referentiehoeveelheid van elke marktdeelnemer moet worden toegepast om de aan hem toe te wijzen hoeveelheid te bepalen.
De Lid-Staten stellen deze hoeveelheid voor elke geregistreerde marktdeelnemer van de categorieën A en B vast en stellen deze (...) van deze vastgestelde hoeveelheid in kennis."
13 Artikel 4, lid 5, tweede alinea, van de toepassingsverordening verleent de Commissie de bevoegdheid, de door de Lid-Staten vastgestelde lijsten aan de andere Lid-Staten mee te delen, teneinde onjuiste aangiften van marktdeelnemers te kunnen opsporen of voorkomen.
14 Verordening (EEG) nr. 1443/93 van de Commissie van 10 juni 1993 houdende overgangsmaatregelen voor de toepassing van de regeling voor de invoer, in 1993, van bananen in de Gemeenschap (PB 1993, L 142, blz. 16), stelt in de artikelen 2 en 3 de uitvoeringsmodaliteiten vast volgens welke de Lid-Staten de marktdeelnemers van de categorieën A en B registreren, voor elk van hen de referentiehoeveelheid bepalen en de Commissie het totaal van deze referentiehoeveelheden meedelen.
15 Voor de tweede helft van 1993 hebben de Nederlandse autoriteiten als marktdeelnemers in de zin van artikel 3, lid 1, sub b, van de toepassingsverordening geregistreerd Nederlandse handelaren die groene bananen van oorsprong uit derde landen hadden gekocht en naar de Gemeenschap hadden vervoerd om ze vervolgens te verkopen aan Duitse marktdeelnemers die de formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen vervulden, op grond dat de Nederlandse handelaren, ondanks de overgang van de eigendom, het commerciële risico van kwaliteitsverslechtering of verlies van het produkt bleven dragen.
16 Naar de mening van de Commissie, aan de Lid-Staten meegedeeld in een interpretatieve nota van 9 september 1993, bevat artikel 3, lid 1, sub b, van de toepassingsverordening drie voorwaarden, te weten het in het vrije verkeer brengen van groene bananen, de hoedanigheid van eigenaar op het moment waarop de bananen in het vrije verkeer worden gebracht, en de verkoop aan een ander economisch subject met het oog op latere afzet op de communautaire markt. Volgens de Commissie betekent de tweede volzin van deze bepaling, dat marktdeelnemers die bananen in het vrije verkeer brengen zonder eigenaar te zijn van het produkt, maar die wel de feitelijke risico' s van kwaliteitsverslechtering en verlies van het produkt dragen, de in deze bepaling bedoelde commerciële functie vervullen.
17 Omdat de door de Lid-Staten meegedeelde referentiehoeveelheden in totaal groter waren dan de door Eurostat (Bureau voor de statistiek der Europese Gemeenschappen) geregistreerde op de gemeenschapsmarkt afgezette hoeveelheden, kwam de Commissie tot de slotsom, dat er sprake was van dubbeltellingen als gevolg van een onjuiste interpretatie door sommige Lid-Staten, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden, van de in artikel 3, lid 1, van de toepassingsverordening genoemde commerciële functies.
18 Na controles door haar diensten en contacten met de nationale diensten, waaronder die van het Koninkrijk der Nederlanden, verminderde de Commissie de door de Lid-Staten aangemelde referentiehoeveelheden, en wel met 19,7 % voor Nederland, 6,3 % voor Italië en 0,04 % voor België.
19 Op basis van de aldus gecorrigeerde cijfers stelde de Commissie bij de bestreden, op artikel 20 van de verordening van de Raad gebaseerde verordening, de verminderingscoëfficiënt vast voor de bepaling van de voor de tweede helft van 1993 aan elke marktdeelnemer van de categorieën A en B toe te wijzen hoeveelheid bananen.
20 In de vijfde overweging van de considerans van die verordening verklaart de Commissie, dat in verscheidene Lid-Staten dezelfde hoeveelheden in het kader van dezelfde functie voor verschillende marktdeelnemers tweemaal zijn geteld, dat deze dubbeltellingen zijn vastgesteld bij verificaties bij de bevoegde nationale autoriteiten en dat de omvang ervan vrij nauwkeurig is bepaald. De Commissie geeft aan, dat deze dubbeltellingen zijn toe te schrijven aan een onjuiste toepassing van de criteria voor de bepaling van de functies op grond waarvan aanspraak kan worden gemaakt op een aandeel in het tariefcontingent. In de zesde overweging van de considerans zet zij uiteen, dat de verminderingscoëfficiënt moet worden vastgesteld aan de hand van de door de Lid-Staten meegedeelde cijfers, verminderd met de door haar vastgestelde dubbeltellingen.
Het eerste middel tot nietigverklaring
21 Het Koninkrijk der Nederlanden stelt, dat de Commissie een verkeerde uitlegging heeft gegeven aan artikel 3, lid 1, sub b, van de toepassingsverordening, door de marktdeelnemer in de zin van deze bepaling te kwalificeren als degene die de feitelijke douaneformaliteiten vervult, zonder te onderzoeken of die persoon het commerciële risico draagt in geval van kwaliteitsverslechtering of verlies van het produkt. Uit de vijftiende overweging van de considerans van de verordening van de Raad zou echter volgen, dat de certificaten moeten worden toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen die het commerciële risico van de afzet van de bananen dragen.
22 Dienaangaande zij opgemerkt, dat artikel 3, lid 1, sub b, van de toepassingsverordening drie cumulatieve voorwaarden noemt bij de definitie van een marktdeelnemer in de zin van de functie sub b, te weten het in het vrije verkeer brengen van groene bananen, de hoedanigheid van eigenaar of, bij gebreke daarvan, het dragen van de risico' s van kwaliteitsverslechtering of verlies van het produkt en, ten slotte, de verkoop met het oog op latere afzet op de communautaire markt.
23 Bij onderzoek van deze bepaling blijkt, dat het dragen van de risico' s van kwaliteitsverslechtering of verlies van het produkt enkel een alternatieve voorwaarde is, die een rol kan spelen in het geval dat niet wordt voldaan aan de eigendomsvoorwaarde. Deze conclusie is overigens niet in tegenspraak met de vijftiende overweging van de considerans van de verordening van de Raad, daar het begrip commercieel risico van de afzet meer omvat dan het risico van kwaliteitsverslechtering of verlies van de bananen.
24 Mitsdien moet het eerste middel worden afgewezen.
Het tweede middel tot nietigverklaring
25 Het Koninkrijk der Nederlanden stelt, dat de Commissie niet bevoegd was de door de Lid-Staten aangemelde referentiehoeveelheden te verminderen, en dat zij het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden door enkel de hoeveelheden van bepaalde Lid-Staten te verminderen.
26 Wat de grief van onbevoegdheid betreft, zet verzoeker uiteen, dat artikel 155 EG-Verdrag noch artikel 20 van de verordening van de Raad de Commissie de bevoegdheid verleent de door de Lid-Staten meegedeelde gegevens eenzijdig te wijzigen. Alleen de Lid-Staten zijn belast met de taak de lijst van de marktdeelnemers vast te stellen, de referentiehoeveelheden te bepalen en onjuiste aangiften van de marktdeelnemers op te sporen of te voorkomen.
27 De Commissie brengt hiertegen in, dat zij krachtens artikel 155 van het Verdrag bevoegd is dubbeltellingen op te sporen en in mindering te brengen op de aangemelde referentiehoeveelheden. Evenals de toepassingsverordening is de bestreden verordening gebaseerd op artikel 20 van de verordening van de Raad, dat een enuntiatieve opsomming bevat van de vast te stellen uitvoeringsmodaliteiten.
28 Om de gegrondheid van deze grief te beoordelen, moeten de respectieve bevoegdheden van de Commissie en de Lid-Staten bij het beheer van het invoercontingent van bananen worden onderzocht.
29 Volgens artikel 155, vierde streepje, van het Verdrag oefent de Commissie, teneinde de werking en de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt te verzekeren, de bevoegdheden uit welke de Raad haar verleent ter uitvoering van de regels die hij stelt. De verordening van de Raad belast de Commissie in artikel 20 met de taak de uitvoeringsmodaliteiten van titel IV van deze verordening vast te stellen, waarbij sommige van deze modaliteiten worden gepreciseerd.
30 Volgens vaste rechtspraak volgt uit het stelsel van het Verdrag, in het kader waarvan artikel 155 moet worden gezien, en uit de eisen van de praktijk, dat het begrip uitvoering ruim moet worden uitgelegd. Aangezien de Commissie als enige in staat is, de ontwikkeling van de landbouwmarkten voortdurend en oplettend te volgen en de spoedmaatregelen te treffen die de situatie vereist, kan de Raad genoopt zijn, de Commissie op dit gebied een ruime beoordelings- en handelingsbevoegdheid te laten. De grenzen van die bevoegdheid moeten dan met name worden bepaald aan de hand van de algemene hoofddoelen van de marktordening (zie arrest van 29 juni 1989, zaak 22/88, Vreugdenhil e.a., Jurispr. 1989, blz. 2049, r.o. 16, en aldaar aangehaalde rechtspraak).
31 Zo heeft het Hof geoordeeld, dat de Commissie op het gebied van de landbouw bevoegd is alle maatregelen te treffen die nodig of doelmatig zijn voor de uitvoering van de basisverordening, voor zover zij niet in strijd zijn met de basisverordening of de toepassingsvoorschriften van de Raad (arrest van 15 mei 1984, zaak 121/83, Zuckerfabrik Franken, Jurispr. 1984, blz. 2039, r.o. 13).
32 Uit het voorgaande volgt, dat de bewoordingen van artikel 20 van de verordening van de Raad de Commissie niet verbieden uitvoeringsmodaliteiten vast te stellen die, ofschoon zij niet uitdrukkelijk in deze bepaling worden genoemd, noodzakelijk zijn voor de werking van de invoerregeling.
33 De noodzaak om alle marktdeelnemers in alle Lid-Staten gelijk te behandelen en de werking van de invoerregeling op basis van juiste gegevens te verzekeren, brengt immers mee, dat de Commissie, die verantwoordelijk is voor het beheer van de gemeenschappelijke marktordening in de sector bananen, maatregelen kan nemen om dubbeltellingen van referentiehoeveelheden bij de vaststelling van de verminderingscoëfficiënt te voorkomen.
34 In de gemeenschappelijke marktordening in de sector bananen hebben de Lid-Staten van de Raad noch van de Commissie beslissingsbevoegdheid gekregen voor het beheer van het invoercontingent. Zij moeten enkel bepaalde technische taken verrichten, voor rekening en onder toezicht van de Commissie.
35 Zo blijkt uit de zestiende overweging van de considerans van de verordening van de Raad, dat, gelet op de afzetstructuren, de telling van de marktdeelnemers en de vaststelling van de in de handel gebrachte hoeveelheden die als referentie voor de afgifte van certificaten moeten dienen, door de Lid-Staten moeten worden verricht op basis van door de Commissie vast te stellen voorwaarden en criteria.
36 Deze gedachte voortzettend, bepaalt artikel 19, lid 1, laatste alinea, van de verordening van de Raad, dat de Lid-Staten de lijst van marktdeelnemers vaststellen alsmede de hoeveelheid bananen die elke marktdeelnemer in de laatste drie jaren waarover gegevens beschikbaar zijn, heeft verkocht.
37 Deze rol van de Lid-Staten bij het verzamelen en doorgeven van de gegevens belet echter niet, dat de Commissie, die belast is met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke marktordening, de juistheid van die gegevens kan controleren en ze kan corrigeren wanneer blijkt dat dubbeltellingen de grondslag van de invoerregeling dreigen te vervalsen.
38 Aan deze vaststelling wordt geen afbreuk gedaan door het arrest van 20 januari 1993 (gevoegde zaken C-106/90, C-317/90 en C-129/91, Emerald Meats, Jurispr. 1993, blz. I-209, r.o. 40), waarin het Hof heeft geoordeeld, dat de vereisten van een communautair beheer niet inhouden, dat de Commissie in concrete gevallen noodzakelijkerwijs onjuiste beslissingen van de nationale autoriteiten in het kader van dit beheer moet kunnen corrigeren, aangezien de eerbiediging van de gemeenschappelijke regels en de uniforme toepassing ervan in alle Lid-Staten kan worden verzekerd door de niet-nakomingsprocedure van artikel 169 EEG-Verdrag, dan wel door een procedure voor de nationale rechter, die dan gebruik kan maken van de procedure van artikel 177 van het Verdrag.
39 In dat arrest had het Hof immers vastgesteld, dat de gemeenschapsinstellingen een gedecentraliseerde beheersregeling hadden ingesteld, gebaseerd op een verdeling van taken en bevoegdheden tussen de Lid-Staten en de Commissie (zie arrest Emerald Meats, reeds aangehaald, r.o. 36 en 39).
40 Blijkens het voorgaande evenwel is de gemeenschappelijke marktordening in de sector bananen niet gebaseerd op een gedecentraliseerd beheer van het tariefcontingent met een beslissingsbevoegdheid voor de Lid-Staten.
41 Onder deze omstandigheden moet de grief betreffende onbevoegdheid van de Commissie ongegrond worden verklaard.
42 Het Koninkrijk der Nederlanden verwijt de Commissie voorts het beginsel van gelijke behandeling te hebben geschonden, door de referentiehoeveelheden van bepaalde Lid-Staten te verminderen, zonder in de gegevens van de andere Lid-Staten de dubbeltellingen te corrigeren die daar volgens de Eurostat-statistieken onvermijdelijk nog in voorkomen.
43 De Commissie geeft toe, dat er ook in andere Lid-Staten sprake moet zijn van dubbeltellingen, doch verklaart, dat zij om technische redenen niet in staat was de oorsprong ervan terug te vinden.
44 In de eerste plaats moet worden opgemerkt, dat verzoekers grief niet nauwkeurig is. Ofschoon de Commissie niet betwist, dat er in andere Lid-Staten mogelijk dubbeltellingen bestaan, is verzoeker er immers niet in geslaagd gevallen aan te wijzen waarin Nederlandse marktdeelnemers anders zijn behandeld dan marktdeelnemers in andere Lid-Staten, die zich in dezelfde situatie bevonden.
45 In de tweede plaats moet worden beklemtoond, dat verzoeker de Commissie niet kan verwijten de noodzakelijke correcties te hebben aangebracht in de gevallen waarin zij kennis had van de dubbeltellingen, enkel op grond dat zij niet in staat was andere gevallen van onjuiste toepassing van de verordening of misbruik in andere Lid-Staten op te sporen of aan te tonen.
46 Hieruit volgt, dat deze grief evenmin gegrond is en dat het tweede middel in zijn geheel moet worden afgewezen.
Het derde middel tot nietigverklaring
47 Ten slotte stelt het Koninkrijk der Nederlanden, dat de Commissie wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden, door in de considerans van de bestreden verordening de grondslag van de toegepaste verminderingen niet passend te motiveren. Daardoor zou de Commissie inbreuk hebben gemaakt op haar verplichting tot loyale samenwerking met de Lid-Staten.
48 Volgens vaste rechtspraak moet in de door artikel 190 EG-Verdrag vereiste motivering de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking komen, zodat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen en het Hof zijn toezicht kan uitoefenen (arrest van 14 juli 1994, zaak C-353/92, Griekenland/Raad, Jurispr. 1994, blz. I-3411, r.o. 19).
49 Het is evenwel niet noodzakelijk, dat alle gegevens feitelijk of rechtens in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een besluit aan de vereisten van artikel 190 van het Verdrag voldoet, niet alleen acht moet worden geslagen op de tekst ervan, doch ook op de context waarin het is genomen, en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen (zie arrest van 14 februari 1990, zaak C-350/88, Delacre e.a., Jurispr. 1990, blz. I-395, r.o. 16, en aldaar aangehaalde rechtspraak).
50 Dit geldt te meer wanneer de Lid-Staten nauw betrokken zijn geweest bij het totstandkomingsproces van de bestreden handeling en dus de redenen kennen die aan deze handeling ten grondslag liggen (zie arrest van 22 juni 1993, zaak C-54/91, Duitsland/Commissie, Jurispr. 1993, blz. I-3399).
51 In dit verband moet worden vastgesteld, dat in de vijfde en de zesde overweging van de considerans van de bestreden verordening melding wordt gemaakt van door de Commissie vastgestelde dubbeltellingen en van de noodzaak verminderingen toe te passen, teneinde een ernstige en zeer moeilijk goed te maken benadeling van bepaalde marktdeelnemers en verstoring van de regeling van het tariefcontingent te voorkomen.
52 Daarbij komt, dat de vraag van de uitlegging van artikel 3, lid 1, sub b, van de toepassingsverordening herhaaldelijk is besproken tussen de Commissie en de Nederlandse autoriteiten, en dat de door de Commissie gevolgde uitlegging op 9 september 1993 door middel van een speciale nota aan de Lid-Staten is meegedeeld.
53 Het derde middel moet derhalve eveneens worden afgewezen.
54 Uit het voorgaande volgt, dat het beroep van het Koninkrijk der Nederlanden moet worden verworpen.
Kosten
55 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, indien dit is gevorderd. Aangezien het Koninkrijk der Nederlanden in het ongelijk is gesteld, moet het in de kosten worden verwezen.
HET HOF VAN JUSTITIE,
rechtdoende:
1) Verwerpt het beroep.
2) Verwijst het Koninkrijk der Nederlanden in de kosten.