Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61992CJ0008

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 3 maart 1993.
    General Milk Products GmbH tegen Hauptzollamt Hamburg-Jonas.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Finanzgericht Hamburg - Duitsland.
    Monetair compenserende bedragen - Toepassing op landbouwprodukt van buiten de Gemeenschap bij uitvoer naar een andere Lid-Staat.
    Zaak C-8/92.

    Jurisprudentie 1993 I-00779

    ECLI-code: ECLI:EU:C:1993:82

    61992J0008

    ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 3 MAART 1993. - GENERAL MILK PRODUCTS GMBH TEGEN HAUPTZOLLAMT HAMBURG-JONAS. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: FINANZGERICHT HAMBURG - DUITSLAND. - MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN - TOEPASSING OP LANDBOUWPRODUKT VAN BUITEN DE GEMEENSCHAP BIJ UITVOER NAAR EEN ANDERE LID-STAAT. - ZAAK C-8/92.

    Jurisprudentie 1993 bladzijde I-00779


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    Landbouw ° Monetair compenserende bedragen ° Toekenning ° Uitvoer, uit een Lid-Staat naar een andere, van Nieuwzeelandse Cheddar-kaas ° Daaronder begrepen ° Uitzondering ° Invoer- en uitvoertransacties uitsluitend om misbruik te maken van regeling

    (Verordeningen nrs. 1371/81 en 900/84 van de Commissie)

    Samenvatting


    De bepalingen van verordening nr. 900/84 tot vaststelling van de monetaire compenserende bedragen en van sommige coëfficiënten en koersen voor de toepassing ervan, en van verordening nr. 1371/81 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de monetaire compenserende bedragen, moeten aldus worden uitgelegd, dat bij de uitvoer uit een Lid-Staat naar een andere van Nieuwzeelandse Cheddar-kaas positieve monetair compenserende bedragen kunnen worden toegepast wanneer bij de invoer van dat produkt in eerstbedoelde Lid-Staat geen negatieve monetair compenserende bedragen noch ° na de wijziging van de regeling tussen Nieuw-Zeeland en de Gemeenschap inzake gecooerdineerde gedragsregels ° een minimumprijsregeling is toegepast, tenzij komt vast te staan dat de invoer- en uitvoertransacties slechts zijn verricht met het enkele doel misbruik van bovenbedoelde regeling te maken.

    Partijen


    In zaak C-8/92,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht Muenchen, in het aldaar aanhangig geding tussen

    General Milk Products GmbH

    en

    Hauptzollamt Hamburg-Jonas,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de bepalingen van verordening (EEG) nr. 900/84 van de Commissie van 31 maart 1984 tot vaststelling van de monetaire compenserende bedragen en van sommige coëfficiënten en koersen voor de toepassing ervan (PB 1984, L 92, blz. 2), junctis de bepalingen van verordening (EEG) nr. 1371/81 van de Commissie van 19 mei 1981 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de monetaire compenserende bedragen (PB 1981, L 138, blz. 1),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

    samengesteld als volgt: M. Zuleeg, kamerpresident, J. C. Moitinho de Almeida en F. Grévisse, rechters,

    advocaat-generaal: M. Darmon

    griffier: D. Louterman-Hubeau, hoofdadministrateur

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    ° verzoekster in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door K. Landry, advocaat te Hamburg,

    ° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur D. Booss, als gemachtigde,

    gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 19 januari 1993,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij beschikking van 8 augustus 1991, ingekomen bij het Hof op 8 januari 1992, heeft het Finanzgericht Hamburg krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de bepalingen van verordening (EEG) nr. 900/84 van de Commissie van 31 maart 1984 tot vaststelling van de monetaire compenserende bedragen en van sommige coëfficiënten en koersen voor de toepassing ervan (PB 1984, L 92, blz. 2), junctis de bepalingen van verordening (EEG) nr. 1371/81 van de Commissie van 19 mei 1981 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de monetaire compenserende bedragen (PB 1981, L 138, blz. 1).

    2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen de vennootschap General Milk Products GmbH en het Hauptzollamt Hamburg-Jonas over de niet-toepassing van monetair compenserende bedragen (hierna: "mcb' s") bij uitvoer.

    3 General Milk Products GmbH (hierna: "General Milk"), die in Europa zuivelprodukten verhandelt van de New Zealand Dairy Board, waarvan zij een dochteronderneming is, voerde in 1984 in de Bondsrepubliek Duitsland meerdere partijen Cheddar-kaas uit Nieuw-Zeeland in. De kaas was deels bestemd voor verhandeling in de Lid-Staat van invoer, en deels voor wederuitvoer naar andere Europese staten.

    4 Tot 16 december 1984, de datum waarop de wijzigingen van de regeling tussen Nieuw-Zeeland en de Gemeenschap inzake gecooerdineerde gedragsregels voor kaas en de dienovereenkomstige wijzigingen van de gemeenschapsverordeningen betreffende de berekening van heffingen en de vaststelling van mcb' s in de sector melk en zuivelprodukten van kracht werden, kwam General Milk in aanmerking voor de toepassing van mcb' s bij wederuitvoer van Nieuwzeelandse Cheddar uit de Bondsrepubliek Duitsland naar andere Lid-Staten van de Gemeenschap.

    5 Na die datum werd haar de toepassing van mcb' s geweigerd bij de onmiddellijke wederuitvoer naar Denemarken en Frankrijk van dozen Cheddar die deel uitmaakten van een op 18 december 1984 vanuit Nieuw-Zeeland in de Bondsrepubliek Duitsland ingevoerde partij.

    6 Van oordeel, dat de wijzigingen van de regeling tussen Nieuw-Zeeland en de Gemeenschap en van de gemeenschapsverordeningen haar niet dienden uit te sluiten van mcb' s bij uitvoer, stelde General Milk bij het Finanzgericht Hamburg beroep in tegen de afwijzing door het Hauptzollamt Hamburg-Jonas van haar verzoek om mcb' s bij uitvoer.

    7 Het Finanzgericht Hamburg, dat uitlegging van het relevante gemeenschapsrecht noodzakelijk achtte voor de oplossing van het geschil, heeft de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd:

    "Moeten de bepalingen van verordening (EEG) nr. 900/84 in samenhang met verordening (EEG) nr. 1371/81 aldus worden uitgelegd, dat geen positieve monetair compenserende bedragen bij uitvoer van Cheddar-kaas afkomstig uit Nieuw-Zeeland moeten worden toegepast, wanneer de goederen in de Lid-Staat van uitvoer zijn ingevoerd en daarbij geen negatief compenserend bedrag noch een minimumprijsregeling is toegepast?"

    8 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

    9 Krachtens de regeling tussen Nieuw-Zeeland en de Gemeenschap inzake gecooerdineerde gedragsregels voor kaas, goedgekeurd bij besluit 80/272/EEG van de Raad van 10 december 1979 betreffende de sluiting van de bilaterale overeenkomsten waarover tijdens de handelsbesprekingen 1973-1979 overeenstemming is bereikt (PB 1980, L 71, blz. 129), was vóór de wijzigingen van deze regeling eind 1984 de invoer van Cheddar onderworpen aan een minimumprijs- en contingenteringsregeling. Bovendien waren krachtens artikel 8 van verordening (EEG) nr. 1767/82 van de Commissie van 1 juli 1982 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen inzake de specifieke invoerheffingen voor bepaalde zuivelprodukten (PB 1982, L 196, blz. 1), en voetnoot 12 van bijlage I, deel 5, van verordening nr. 900/84 (reeds aangehaald) geen mcb' s op die invoer van toepassing.

    10 Op wederuitvoer van kaas naar andere Lid-Staten konden vóór 16 december 1984 daarentegen wel mcb' s van toepassing zijn ingevolge artikel 1 van verordening (EEG) nr. 974/71 van de Raad van 12 mei 1971 betreffende bepaalde conjunctuurpolitieke maatregelen welke naar aanleiding van de tijdelijke verruiming van de fluctuatiemarges van de valuta' s van sommige Lid-Staten dienen te worden genomen in de landbouwsector (PB 1971, L 106, blz. 1), junctis artikel 2 van verordening nr. 1371/81 (reeds aangehaald) en artikel 1 van verordening nr. 900/84 (reeds aangehaald). De hier in geding zijnde Cheddar-kaas is namelijk in bijlage I, deel 5, van laatstgenoemde verordening te zamen met andere produkten opgevoerd onder het GDT-nummer 04.04 E I b) 1, met daarbij de vermelding van een bedrag dat bij invoer in Duitsland wordt geïnd en bij uitvoer uit Duitsland wordt toegekend. Van de twee daarbij behorende voetnoten sluit de ene (voetnoot 5) eenvoudigweg de toekenning uit van mcb' s bij uitvoer van kaas van geringe waarde waarvan de prijs minder dan 140 ECU/100 kg bedraagt. De andere (voetnoot 12) preciseert, zoals reeds in de voorgaande rechtsoverweging is opgemerkt, dat geen mcb' s van toepassing zijn op bepaalde ingevoerde kaassoorten, waaronder Cheddar.

    11 De wijzigingen van de regeling tussen Nieuw-Zeeland en de Gemeenschap werden goedgekeurd bij besluit 84/561/EEG van de Raad van 22 november 1984 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van Nieuw-Zeeland betreffende de regeling tussen Nieuw-Zeeland en de Europese Gemeenschappen inzake gecooerdineerde gedragsregels voor kaas (PB 1984, L 308, blz. 59). Deze wijzigingen behelsden voornamelijk de schorsing van de minimumprijsregeling; enkel de contingentering bleef gehandhaafd. Met het oog op de nakoming van de aldus door de Gemeenschap aangegane nieuwe verbintenissen werd bij verordening (EEG) nr. 3340/84 van de Raad van 28 november 1984 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2915/79 voor wat betreft de tenuitvoerlegging van een nieuwe regeling voor de invoer van bepaalde kaassoorten uit Australië en Nieuw-Zeeland (PB 1984, L 312, blz. 5), in de omschrijving van de betrokken goederen elke verwijzing naar een minimumwaarde franco-grens geschrapt.

    12 Met zijn vraag aan het Hof wenst de verwijzende rechter te vernemen, of deze schorsing van de minimumprijsregeling, gelet op de niet-toepassing van mcb' s bij de invoer van Nieuwzeelandse Cheddar in een Lid-Staat van de Gemeenschap, al dan niet leidt tot niet-toepassing van mcb' s bij de wederuitvoer van dat produkt uit de invoerende Lid-Staat naar andere Lid-Staten van de Gemeenschap.

    13 General Milk, verzoekster in het hoofdgeding, en de Commissie betogen in hoofdzaak, dat, gelet op de toepasselijke gemeenschapsbepalingen, de wederuitvoer van die kaas onder dergelijke omstandigheden grond kan blijven opleveren voor toepassing van mcb' s, tenzij zou blijken dat het gaat om fictieve transacties die zijn verricht met het enkele doel misbruik te maken van de mcb-regeling.

    14 Deze opmerkingen zijn gegrond.

    15 Zoals reeds opgemerkt in rechtsoverweging 10 van dit arrest, maakten de vóór de schorsing van de minimumprijsregeling van kracht zijnde bepalingen de toepassing van mcb' s bij uitvoer mogelijk op basis van de verordeningen nrs. 974/71, 1371/81 en 900/84, in hun onderlinge samenhang gelezen. Met uitzondering van de aangehaalde bepaling betreffende "kaas van geringe waarde" sloot namelijk geen enkele specifieke bepaling de uit deze verordeningen voortvloeiende toekenning van mcb' s bij uitvoer uit.

    16 In de schorsing van de minimumprijsregeling komt enkel een economisch oordeel van de Commissie tot uitdrukking over de verenigbaarheid van de prijzen van Nieuwzeelandse kaas met die van de gemeenschappelijke marktordening in de sector melk en zuivelprodukten. Op zich heeft die schorsing geen rechtstreekse en noodzakelijke invloed op de toekenning van mcb' s bij uitvoer, die bedoeld waren om de mogelijke gevolgen te neutraliseren van de fluctuaties van de nationale valuta' s voor het handelsverkeer van landbouwprodukten in de Gemeenschap.

    17 De conclusie, dat de mcb' s bij uitvoer van Cheddar na 16 december 1984 zijn gehandhaafd, wordt bevestigd door de bewoordingen van bepaalde specifieke bepalingen.

    18 In de eerste plaats is bij verordening (EEG) nr. 3522/84 van de Commissie van 14 december 1984 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 900/84 met betrekking tot de niet-toepassing van de monetaire compenserende bedragen op bepaalde uit Australië en Nieuw-Zeeland ingevoerde kaassoorten (PB 1984, L 328, blz. 18), voetnoot 12 van bijlage I, deel 5, van die verordening enkel gewijzigd om ze aan te passen aan de door de schorsing van de minimumprijsregeling ontstane nieuwe situatie. De nieuwe tekst, waarin de niet-toepassing van mcb' s voor bepaalde ingevoerde kaassoorten wordt gehandhaafd, bevat evenmin als de oude een bepaling betreffende de wederuitvoer van deze kaassoorten binnen de Gemeenschap. Hij kan derhalve niet tot gevolg hebben gehad, dat de toekenning van mcb' s bij uitvoer, waarvan de mogelijkheid uit de voorgaande verordeningen voortvloeide, werd verboden.

    19 In de tweede plaats zij gewezen op artikel 8 van verordening nr. 1767/82, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 611/88 van de Commissie van 4 maart 1988 tot wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 1767/82 en (EEG) nr. 3938/87 ten aanzien van de niet-toepassing van de monetaire compenserende bedragen voor bepaalde onder bijzondere voorwaarden geïmporteerde kaassoorten (PB 1988, L 60, blz. 19). In zijn gewijzigde versie vermeldt dit artikel, dat niet meer betrekking heeft op uit Australië en Nieuw-Zeeland afkomstige Cheddar, voor andere produkten uitdrukkelijk de niet-toepassing van mcb' s bij verzending of wederuitvoer naar een andere Lid-Staat. Deze uitdrukkelijke vermelding kan worden opgevat als een erkenning, dat de mcb' s bij uitvoer wel van toepassing zijn voor de er niet genoemde kaassoorten.

    20 Derhalve verzet niets zich tegen de toepassing van positieve mcb' s bij wederuitvoer van Nieuwzeelandse Cheddar-kaas, die geïmporteerd is zonder toepassing van een minimumprijsregeling of negatieve mcb' s bij invoer.

    21 Zoals opgemerkt door verzoekster in het hoofdgeding en de Commissie, kan het enkel anders zijn wanneer kwam vast te staan, dat de invoer en de wederuitvoer van deze kaas niet in het kader van normale handelstransacties hebben plaatsgevonden, maar uitsluitend met het doel misbruik te maken van de mcb-regeling (zie arrest van 27 oktober 1981, zaak 250/80, Toepfer, Jurispr. 1981, blz. 2465). De feitelijke beoordeling die noodzakelijk is om het reële karakter van deze transacties te verifiëren, behoort tot de bevoegdheid van de verwijzende rechter.

    22 Op de prejudiciële vraag moet mitsdien worden geantwoord, dat de bepalingen van verordening (EEG) nr. 900/84 van de Commissie van 31 maart 1984 tot vaststelling van de monetaire compenserende bedragen en van sommige coëfficiënten en koersen voor de toepassing ervan, en van verordening (EEG) nr. 1371/81 van de Commissie van 19 mei 1981 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de monetaire compenserende bedragen, aldus moeten worden uitgelegd, dat bij de uitvoer van Nieuwzeelandse Cheddar-kaas positieve monetair compenserende bedragen kunnen worden toegepast wanneer bij de invoer van dat produkt geen negatieve monetair compenserende bedragen noch een minimumprijsregeling is toegepast, tenzij komt vast te staan dat de invoer- en uitvoertransacties slechts zijn verricht met het enkele doel misbruik van bovenbedoelde regeling te maken.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    23 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

    uitspraak doende op de door het Finanzgericht Hamburg bij beschikking van 8 augustus 1991 gestelde vraag, verklaart voor recht:

    De bepalingen van verordening (EEG) nr. 900/84 van de Commissie van 31 maart 1984 tot vaststelling van de monetaire compenserende bedragen en van sommige coëfficiënten en koersen voor de toepassing ervan, en van verordening (EEG) nr. 1371/81 van de Commissie van 19 mei 1981 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de monetaire compenserende bedragen, moeten aldus worden uitgelegd, dat bij de uitvoer van Nieuwzeelandse Cheddar-kaas positieve monetair compenserende bedragen kunnen worden toegepast wanneer bij de invoer van dat produkt geen negatieve monetair compenserende bedragen noch een minimumprijsregeling is toegepast, tenzij komt vast te staan dat de invoer- en uitvoertransacties slechts zijn verricht met het enkele doel misbruik van bovenbedoelde regeling te maken.

    Naar boven