Dit document is overgenomen van EUR-Lex
Document 61991CJ0198
Judgment of the Court of 19 May 1993. # William Cook plc v Commission of the European Communities. # Articles 92 (3) (a) and 93 (3) of the EEC Treaty - Complaint from an undertaking - Compatibility of aid with the common market - Action for annulment. # Case C-198/91.
Arrest van het Hof van 19 mei 1993.
William Cook plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Artikelen 92, lid 3, sub a, en 93, lid 3, EEG-Verdrag - Klacht van een onderneming - Verenigbaarheid van steun - Beroep tot nietigverklaring.
Zaak C-198/91.
Arrest van het Hof van 19 mei 1993.
William Cook plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Artikelen 92, lid 3, sub a, en 93, lid 3, EEG-Verdrag - Klacht van een onderneming - Verenigbaarheid van steun - Beroep tot nietigverklaring.
Zaak C-198/91.
Jurisprudentie 1993 I-02487
ECLI-code: ECLI:EU:C:1993:197
ARREST VAN HET HOF VAN 19 MEI 1993. - WILLIAM COOK PLC TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - ARTIKELEN 92, LID 3, SUB A), EN 93, LID 3, EEG-VERDRAG - KLACHT VAN EEN ONDERNEMING - VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN - BEROEP TOT NIETIGVERKLARING. - ZAAK C-198/91.
Jurisprudentie 1993 bladzijde I-02487
Zweedse bijz. uitgave bladzijde I-00201
Finse bijz. uitgave bladzijde I-00211
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1. Beroep tot nietigverklaring ° Natuurlijke of rechtspersonen ° Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken ° Tot Lid-Staat gerichte beschikking van Commissie, waarbij wordt vastgesteld dat steunmaatregel verenigbaar is met gemeenschappelijke markt ° Beroep van belanghebbenden in de zin van artikel 93, lid 2, van Verdrag ° Ontvankelijkheid
(EEG-Verdrag, art. 93, leden 2 en 3, en 173, tweede alinea)
2. Steunmaatregelen van de staten ° Voorgenomen steunmaatregelen ° Onderzoek door Commissie ° Vooronderzoek en contradictoire procedure ° Verenigbaarheid van steun met gemeenschappelijke markt ° Beoordelingsproblemen ° Verplichting van Commissie om contradictoire procedure te openen
(EEG-Verdrag, art. 93, leden 2 en 3)
1. Degenen die niet de adressaten van een beschikking zijn, kunnen slechts stellen rechtstreeks en individueel te zijn geraakt in de zin van artikel 173, tweede alinea, van het Verdrag, indien die beschikking hen betreft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie, welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat.
Wanneer de Commissie zonder de procedure van artikel 93, lid 2, te hebben ingeleid, op basis van artikel 93, lid 3, constateert dat een steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, moeten de personen, ondernemingen of verenigingen die eventueel door de verlening van de steun in hun belangen worden geraakt, dat wil zeggen met name concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen, die als belanghebbenden procedurele waarborgen genieten bij de toepassing van de procedure van artikel 93, lid 2, een beroep tot nietigverklaring kunnen instellen tegen de vaststellingsbeschikking van de Commissie.
2. De procedure van artikel 93, lid 2, is volstrekt noodzakelijk wanneer de Commissie op ernstige problemen stuit bij de beoordeling van de vraag of een steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. In geval van een positieve beslissing over de steunmaatregel mag de Commissie zich slechts tot het in artikel 93, lid 3, bedoelde vooronderzoek beperken indien zij na een eerste onderzoek tot de overtuiging kan komen, dat die maatregel verenigbaar is met het Verdrag. Brengt het eerste onderzoek de Commissie echter tot een tegengestelde conclusie of heeft zij niet alle problemen weten op te lossen die zich bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt voordoen, dan is zij verplicht alle nodige adviezen in te winnen en hiertoe de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden.
Ofschoon de verplichting om die procedure in te leiden, niet afhangt van de omstandigheden waaronder de steun is aangemeld, noch van de toegepaste bepaling van artikel 92 van het Verdrag, behoort de Commissie op grond van de feitelijke en juridische gegevens van de zaak en onder toezicht van het Hof te beslissen, of de problemen die zich bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steunmaatregel voordoen, de inleiding van die procedure rechtvaardigen.
In zaak C-198/91,
William Cook plc, vennootschap naar Engels recht, gevestigd te Sheffield, vertegenwoordigd door P. Bentley, QC, en J. Rivas de Andrés, advocaat te Zaragoza, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van A. Kronshagen, advocaat aldaar, Boulevard de la Foire 12,
verzoekster,
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. White en M. Nolin, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij N. Annecchino, representant van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verweerster,
ondersteund door
Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door A. J. Navarro Gonzalez, directeur-generaal Cooerdinatie juridische en institutionele aangelegenheden van de Gemeenschap, en A. Hierro Hernández-Mora, abogado del Estado voor het Hof van Justitie, als gemachtigden,
interveniënt,
strekkende tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie, aan verzoekster medegedeeld bij brief van 29 mei 1991, "om geen bezwaar te maken" tegen de diverse steunmaatregelen van de staat ten gunste van Piezas y Rodajes SA,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE,
samengesteld als volgt: O. Due, president, M. Zuleeg en J. L. Murray, kamerpresidenten, G. F. Mancini, F. A. Schockweiler, J. C. Moitinho de Almeida, F. Grévisse, M. Diez de Velasco en P. J. G. Kapteyn, rechters,
advocaat-generaal: G. Tesauro
griffier: L. Hewlett, administrateur
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 3 februari 1993,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 31 maart 1993,
het navolgende
Arrest
1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 30 juli 1991, heeft William Cook plc (hierna: "Cook") krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag beroep ingesteld tot nietigverklaring van de haar bij brief van 29 mei 1991 meegedeelde beschikking van de Commissie "om geen bezwaar te maken" tegen de diverse steunmaatregelen van de staat ten gunste van Piezas y Rodajes SA (hierna: "Pyrsa").
2 Uit het dossier blijkt, dat de Commissie bij een beschikking van 26 mei 1987 (zie bekendmaking 88/C 251/04, PB 1988, C 251, blz. 4) het algemene stelsel van regionale steunverleningen in Spanje, van het voornemen waarvan de Spaanse regering haar op 30 januari van dat jaar in overeenstemming met de bepalingen van artikel 93, lid 3, van het Verdrag in kennis had gesteld, heeft goedgekeurd. De later in dat stelsel aangebrachte wijzigingen zijn goedgekeurd bij een beschikking van de Commissie van 1 september 1987.
3 In het kader van dit stelsel van steunmaatregelen, dat op de voet van artikel 92, lid 3, sub a, van het Verdrag is goedgekeurd, is met name voorzien in de toekenning van regionale steun in de provincie Teruel tot een maximum van 75 % netto subsidie-equivalent (NSE).
4 In die provincie, en in de gemeente Monreal del Campo, voerde Pyrsa een investeringsprogramma uit voor een bedrag van 2 788 300 000 PTA, voor de constructie van een gieterij waar tandraderen (door kettingen aangedreven tandwielen, voornamelijk gebruikt in de mijnindustrie) en GET-onderdelen (bestemd voor de fabricage van machines voor het egaliseren en uitgraven van de bodem) worden geproduceerd.
5 Het staat vast dat deze investering tot de volgende steunverleningen heeft geleid:
° een subsidie van 975 905 000 PTA van de Spaanse regering;
° een subsidie van 182 000 000 PTA van de autonome gemeenschap Aragon;
° een subsidie van 2 300 000 PTA van de gemeente Monreal del Campo;
° een garantie voor een lening ten bedrage van 490 000 000 PTA, verstrekt door de autonome gemeenschap Aragon;
° een rentesubsidie voor bovengenoemde lening, verleend door de Diputacion provincial van Teruel.
6 Cook, die gietstukken uit staal en GET-onderdelen produceert, diende op 14 januari 1991 een "formele klacht" bij de Commissie in, waarmee zij de verenigbaarheid van deze steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt betwistte.
7 Bij brief van 13 maart 1991 deelde de Commissie Cook mee, dat de steun van de Spaanse regering van 975 905 000 PTA was verleend in het kader van het algemene stelsel van regionale steunverlening en daarom verenigbaar was met de bepalingen van artikel 92 van het Verdrag. Wat de andere steunverleningen betreft, bevatte deze brief de mededeling dat een onderzoek bij de Spaanse autoriteiten was ingesteld.
8 Na dat onderzoek stelde de Commissie klaagster bij brief van 29 mei 1991 in kennis van haar beschikking "om geen bezwaar te maken" tegen de steunmaatregelen ten gunste van Pyrsa. Als bijlage was bij die brief gevoegd beschikking NN 12/91, gericht tot de Spaanse regering en waarin de Commissie constateerde, dat die steunmaatregelen vielen onder de bepalingen van artikel 92, lid 3, sub a, van het Verdrag, volgens welke als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd steunmaatregelen bestemd om de economische ontwikkeling te bevorderen van regio' s waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waarin ernstige werkloosheid heerst.
9 Deze beschikking is gebaseerd op twee gronden. In de eerste plaats overweegt de Commissie, dat "de produktie van Pyrsa plaatsvindt in de subsector tandraderen en GET-onderdelen, waarin de navraag in de periode 1988-1990 is toegenomen en waarin zich geen problemen van overcapaciteit voordoen". In de tweede plaats merkt de Commissie op, dat "de steun is gericht op een investeringsprogramma in een nieuwe onderneming en dat de totale intensiteit van alle steunmaatregelen te zamen beneden het maximum van 50 % NSE ligt".
10 Met het onderhavige beroep verlangt Cook de nietigverklaring van de haar bij brief van 29 mei 1991 meegedeelde beschikking van de Commissie.
11 Bij beschikking van 20 november 1991 heeft de president van het Hof de Spaanse regering toegelaten tot interventie aan de zijde van de Commissie.
12 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.
Het voorwerp en de ontvankelijkheid van het beroep
13 Met de brief van 29 mei 1991 is Cook enkel in kennis gesteld van het bestaan van beschikking NN 12/91, waarin de Commissie heeft geoordeeld, dat de aan Pyrsa toegekende steun verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt.
14 Op zich beschouwd is deze brief, die slechts een mededeling bevat, geen beschikking waartegen een beroep tot nietigverklaring kan worden ingesteld.
15 Een dergelijk beroep kan daarentegen wel worden ingesteld tegen beschikking NN 12/91, waarvan de Spaanse regering de adressaat is.
16 Verweerster heeft betoogd, dat deze laatste beschikking, voor zover zij betrekking heeft op de door de Spaanse regering toegekende steun van 975 905 000 PTA, slechts een bevestiging vormt van bovengenoemde brief van 13 maart 1991, waarin werd vastgesteld dat die steun was toegekend in het kader van het door de Commissie goedgekeurde stelsel van regionale steunmaatregelen. Ter weerlegging van dit argument heeft Cook in haar conclusie van repliek gepreciseerd, dat het beroep noch op de brief van 13 maart 1991, noch op enige latere bevestiging van die brief betrekking had.
17 Onder deze omstandigheden moet het beroep worden geacht betrekking te hebben op beschikking NN 12/91 en slechts voor zover deze beschikking andere dan de door de Spaanse regering toegekende steun betreft.
18 Aangezien Cook niet de adressaat is van de bestreden beschikking, hangt de ontvankelijkheid van het beroep volgens artikel 173, tweede alinea, van het Verdrag af van de voorwaarde, dat Cook rechtstreeks en individueel door deze beschikking is geraakt.
19 De Commissie en de Spaanse regering stellen, dat deze voorwaarde niet is vervuld en dat het beroep derhalve niet-ontvankelijk is.
20 Volgens vaste rechtspraak kunnen degenen die niet de adressaten van een beschikking zijn, slechts stellen rechtstreeks en individueel te zijn geraakt in de zin van artikel 173, tweede alinea, indien die beschikking hen betreft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie, welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat (arrest van 15 juli 1963, zaak 25/62, Plaumann, Jurispr. 1963, blz. 199).
21 Om vast te stellen of in het onderhavige geval aan deze voorwaarden is voldaan, dient de strekking van de procedures van lid 2 en lid 3 van artikel 93 van het Verdrag in het oog te worden gehouden.
22 Zoals het Hof heeft opgemerkt in zijn arrest van 20 maart 1984 (zaak 84/82, Duitsland/Commissie, Jurispr. 1984, blz. 1451, r.o. 11 en 13), moet onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds, de in artikel 93, lid 3, van het Verdrag bedoelde inleidende fase van het onderzoek van steunmaatregelen, die er slechts toe dient de Commissie in staat te stellen zich een aanvankelijk oordeel te vormen over de gedeeltelijke of volledige verenigbaarheid van de betrokken steun, en, anderzijds, de onderzoeksfase van artikel 93, lid 2, van het Verdrag. Het is enkel in het kader van deze laatste fase, die de Commissie in staat moet stellen zich volledig te informeren over alle gegevens van de zaak, dat de Commissie ingevolge het Verdrag de belanghebbenden moet aanmanen hun opmerkingen te maken.
23 Wanneer de Commissie zonder de procedure van artikel 93, lid 2, te hebben ingeleid, op basis van artikel 93, lid 3, constateert dat een steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, kunnen degenen die door die procedurele waarborgen worden beschermd, de eerbiediging daarvan slechts afdwingen indien zij de mogelijkheid hebben die beschikking van de Commissie voor het Hof te betwisten.
24 Het Hof heeft de belanghebbenden in de zin van artikel 93, lid 2, van het Verdrag gedefinieerd als de personen, ondernemingen of verenigingen die eventueel door de verlening van de steun in hun belangen worden geraakt, dat wil zeggen met name concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen (arrest van 14 november 1984, zaak 323/82, Intermills, Jurispr. 1984, blz. 3809, r.o. 16).
25 Ofschoon de Commissie en de Spaanse regering in casu betwisten, dat de door de bestreden steunmaatregelen veroorzaakte mededingingsdistorsies ingrijpend zijn, ontkennen zij daarentegen niet, dat Cook, die evenals de door de steun begunstigde onderneming GET-onderdelen produceert, een in de zin van artikel 93, lid 2, van het Verdrag belanghebbende onderneming is.
26 Het is bijgevolg in die hoedanigheid dat Cook moet worden geacht rechtstreeks en individueel door beschikking NN 12/91 van de Commissie te zijn geraakt. Zij kan derhalve in haar vordering tot nietigverklaring van deze beschikking worden ontvangen op grond van het bepaalde in artikel 173, tweede alinea, van het Verdrag.
Ten gronde
27 Tot staving van haar beroep stelt Cook de onregelmatigheid van de procedure, doordat de Commissie de bestreden beschikking heeft gegeven uitsluitend op basis van artikel 93, lid 3, van het Verdrag zonder eerst de onderzoeksprocedure van artikel 93, lid 2, te hebben ingeleid. Cook betoogt eveneens, dat de rechten van de verdediging en het beginsel van behoorlijk bestuur zijn miskend, doordat zij, als klagende onderneming, niet de gelegenheid heeft gekregen om in het kader van de procedure van artikel 93, lid 3, van het Verdrag haar opmerkingen te maken over de feiten en bewijzen die de Commissie aan haar beschikking ten grondslag heeft gelegd. Ten slotte berust de motivering van de bestreden beschikking, volgens welke in de subsector tandraderen en GET-onderdelen geen overcapaciteit bestaat, op een kennelijke beoordelingsfout.
28 Cook betoogt met name, dat de Commissie verplicht is de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag te volgen wanneer, zoals in casu:
° zij oordeelt over de verenigbaarheid van een steun die niet bij haar is aangemeld;
° zij de verenigbaarheid van een steun constateert op basis van de bepalingen van artikel 92, lid 3, sub a, van het Verdrag;
° de problemen om de verenigbaarheid van de steun te beoordelen, de inleiding van die procedure rechtvaardigen.
29 Zoals het Hof in zijn arrest Duitsland/Commissie (reeds aangehaald, r.o. 13) heeft gepreciseerd, is de procedure van artikel 93, lid 2, volstrekt noodzakelijk wanneer de Commissie op ernstige problemen stuit bij de beoordeling van de vraag of een steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. In geval van een positieve beslissing over de steunmaatregel mag de Commissie zich slechts tot het in artikel 93, lid 3, bedoelde vooronderzoek beperken indien zij na een eerste onderzoek tot de overtuiging kan komen, dat die maatregel verenigbaar is met het Verdrag. Brengt het eerste onderzoek de Commissie echter tot een tegengestelde conclusie of heeft zij niet alle problemen weten op te lossen die zich bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt voordoen, dan is zij verplicht alle nodige adviezen in te winnen en hiertoe de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden.
30 Ofschoon, anders dan Cook betoogt, de verplichting om de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden, niet afhangt van de omstandigheden waaronder de steun is aangemeld, noch van de toegepaste bepaling van artikel 92 van het Verdrag, behoort de Commissie op grond van de feitelijke en juridische gegevens van de zaak en onder toezicht van het Hof te beslissen, of de problemen die zich bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steunmaatregel voordoen, de inleiding van die procedure rechtvaardigen.
31 Bijgevolg moet worden onderzocht, of in het onderhavige geval de vaststellingen waarop de Commissie zich heeft gebaseerd, en meer in het bijzonder die met betrekking tot de afwezigheid van overcapaciteit in de subsector tandraderen en GET-onderdelen, zodanige problemen opwierpen, dat de inleiding van die procedure gerechtvaardigd was.
32 Zoals de Commissie in haar antwoorden op vragen van het Hof heeft erkend, bestaan er geen specifieke gegevens met betrekking tot tandraderen en GET-onderdelen.
33 De enige cijfers die beschikbaar zijn, hebben betrekking op de subsector staalgieterijen, waarvan de produktie van tandraderen en GET-onderdelen deel uitmaakt. In bekendmaking 88/C 320/03 betreffende de kaderregeling van steunmaatregelen in bepaalde niet onder het EGKS-Verdrag vallende sectoren van de ijzer- en staalnijverheid (PB 1988, C 320, blz. 3), had de Commissie geconstateerd, dat de vraag in de subsector staalgieterijen was gedaald en dat verdere aanpassingen nodig waren wegens de zwakke bezettingsgraad van de produktie-installaties.
34 De Commissie betoogt, dat sedert de publikatie van dat document, dat een aanwijzing bevatte dat in bedoelde subsector overcapaciteit bestond, de situatie zich in 1989 en 1990 in gunstige zin heeft gewijzigd. Ter ondersteuning van deze analyse, die indruist tegen de overeenstemmende stukken die door verzoekster zijn overgelegd, beroept de Commissie zich op statistieken van het Comité van Europese Verenigingen van Gieterijen (CEVG).
35 De in die statistieken vervatte cijfers zijn echter niet volledig, aangezien zij slechts betrekking hebben op de produktie, de waarde van die produktie en het aantal arbeidsplaatsen. Geen uitsluitsel geven zij over de produktiecapaciteiten, die derhalve evenmin tegen vraag en aanbod op de markt kunnen worden afgezet. Het is daarom niet mogelijk om met enige zekerheid het al dan niet bestaan van overcapaciteit aan deze gegevens te ontlenen.
36 De Commissie erkent trouwens zelf in haar mondelinge en schriftelijke opmerkingen, dat "de sector staalgieterijen zich niet voor een gemakkelijke schatting van de produktiecapaciteit leent".
37 Onder deze omstandigheden werd het al dan niet bestaan van overcapaciteit in de subsector tandraderen en GET-onderdelen niet duidelijk aangetoond door de ten tijde van de bestreden beschikking beschikbare cijfers en statistieken. Integendeel, om tot een dergelijk oordeel te komen, zouden een ingewikkelde analyse van de betrokken subsector en aanvullende onderzoeken bij de ondernemingen van die subsector nodig zijn geweest.
38 Wanneer de Commissie zich op het ontbreken van overcapaciteit in de betrokken subsector wilde beroepen, had zij derhalve de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag moeten inleiden, teneinde na ontvangst van alle nodige adviezen vast te stellen, of haar beoordeling ° die ernstige problemen opriep ° wel juist was.
39 Nu die procedure achterwege is gebleven, is beschikking NN 12/91 onwettig voor zover zij betrekking heeft op andere steunmaatregelen dan de door de Spaanse regering aan Pyrsa toegekende steun. Bijgevolg moet deze beschikking in zoverre nietig worden verklaard, zonder dat het nodig is de andere door verzoekster aangevoerde middelen te onderzoeken.
Kosten
40 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen.
41 Overeenkomstig artikel 69, lid 4, van het Reglement zal het Koninkrijk Spanje als interveniënt zijn eigen kosten hebben te dragen.
HET HOF VAN JUSTITIE,
rechtdoende:
1) Verklaart nietig beschikking NN 12/91 van de Commissie, gericht tot de Spaanse regering en aan Cook meegedeeld bij brief van 29 mei 1991, "om geen bezwaar te maken" tegen de diverse steunmaatregelen ten gunste van Pyrsa, voor zover zij betrekking heeft op andere steunmaatregelen dan de door de Spaanse regering toegekende subsidie van 975 905 000 PTA.
2) Verwijst de Commissie in de kosten.
3) Verstaat dat het Koninkrijk Spanje zijn eigen kosten zal dragen.