EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61991CJ0031

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 1 april 1993.
SpA Alois Lageder en anderen tegen Amministrazione delle finanze dello Stato.
Verzoeken om een prejudiciële beslissing: Corte suprema di Cassazione - Italië.
Wijn - V.q.p.r.d. - DOC en DOCG - Voorlopige lijst - Monetair compenserende bedragen - Fout van nationale administratie - Verjaring - Gewettigd vertrouwen.
Gevoegde zaken C-31/91 tot C-44/91.

Jurisprudentie 1993 I-01761

ECLI-code: ECLI:EU:C:1993:132

61991J0031

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 1 APRIL 1993. - SPA ALOIS LAGEDER EN ANDEREN TEGEN AMMINISTRAZIONE DELLE FINANZE DELLO STATO. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: CORTE SUPREMA DI CASSAZIONE - ITALIE. - WIJN - VQPRD - DOC EN DOCG - VOORLOPIGE LIJST - MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN - FOUT VAN NATIONALE ADMINISTRATIE - VERJARING - GEWETTIGD VERTROUWEN. - GEVOEGDE ZAKEN C-31/91 TOT C-44/91.

Jurisprudentie 1993 bladzijde I-01761


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1. Landbouw ° Gemeenschappelijke ordening der markten ° Wijn ° V.q.p.r.d. ° Voorlopige communautaire lijst waarin wordt verwezen naar door producerende Lid-Staat toegekende aanduidingen ° Italiaanse wijnen ° Verordening nr. 1311/73 ° Toelating enkel van wijnen met denominazione di origine controllata (DOC) en denominazione di origine controllata e garantita (DOCG)

(Verordening nr. 1311/73 van de Commissie, art. 1)

2. Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen ° Navordering van invoer- of uitvoerrechten ° Monetair compenserende bedragen ° Ontbreken van gemeenschapsregeling ° Toepassing van nationaal recht ° Voorwaarden

3. Gemeenschapsrecht ° Beginselen ° Bescherming van gewettigd vertrouwen ° Werkingssfeer ° Nationale instanties belast met toepassing van gemeenschapsrecht ° Onbevoegde instanties die handelen op basis van onjuiste uitlegging van gemeenschapsrecht ° Geen gewettigd vertrouwen

(Verordeningen nrs. 1769/72 en 1311/73 van de Commissie)

Samenvatting


1. Artikel 1 van verordening nr. 1311/73 met betrekking tot de voorlopige lijst van de v.q.p.r.d. alsmede de identificatie van deze wijnen in het geleidedocument in de wijnsector moet aldus worden uitgelegd, dat tijdens de geldigheidsduur van die regeling te weten van 22 mei tot 31 augustus 1973, alleen de wijnen met een denominazione di origine controllata (DOC) en de wijnen met een denominazione di origine controllata e garantita (DOCG) in Italië aanspraak konden maken op de aanduiding v.q.p.r.d.

2. Bij gebreke, ten tijde van de feiten die ten grondslag liggen aan het voor hem dienend geding, van communautaire bepalingen van toepassing op de navordering van monetair compenserende bedragen door de nationale administratie, nadat haar diensten de gemeenschapsregeling aanvankelijk onjuist hebben uitgelegd, dient de nationale rechter op uitvoerrechten die door een fout van de nationale administratie ten onrechte niet van de belastingplichtige zijn geheven, de nationale bepalingen betreffende de verjaring toe te passen, mits die bepalingen zonder onderscheid voor nationale en communautaire schuldvorderingen gelden en de strekking noch de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht aantasten.

3. De nationale instantie belast met de afgifte van de geleidedocumenten VA2 voor de in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt voor de aanduiding v.q.p.r.d. in aanmerking komende wijnen, is gehouden het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen te eerbiedigen. De afgifte van een geleidedocument VA2 door een daartoe niet gemachtigde nationale instantie, die op basis van een verkeerde uitlegging van de toepasselijke gemeenschapsregeling heeft nagelaten betaling van de in die regeling bepaalde monetair compenserende bedragen te eisen, kan evenwel geen gewettigd vertrouwen doen ontstaan bij de belanghebbenden, ook al zijn dezen te goeder trouw.

Partijen


In de gevoegde zaken C-31/91 tot en met C-44/91,

betreffende veertien verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Corte suprema di cassazione, in de aldaar aanhangige gedingen tussen

SpA Alois Lageder

Srl Divit (voorheen Vinexport SpA)

Ditta Josef Nidermayr

SpA Schenk

Ditta Josef Brigl

Srl W. Walch

SpA Castello Rametz

Srl Cooperative Cavit

Cantina Vini J. Hofstaetter Sas

Ditta Alton Lindner

Snc H. Mumelter e C.

SpA Girelli

Snc Josef Stimpfl

Azienda Vinicola Liberio Todesca

en

Amministrazione delle finanze dello Stato,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 1 van verordening (EEG) nr. 1311/73 van de Commissie van 16 mei 1973 met betrekking tot de voorlopige lijst van de v.q.p.r.d. alsmede de identificatie van deze wijnen in het geleidedocument (PB 1973, L 132, blz. 20),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, kamerpresident, R. Joliet en D. A. O. Edward, rechters,

advocaat-generaal: M. Darmon

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

° SpA Alois Lageder, Srl Divit, Ditta Josef Nidermayr, SpA Schenk, Ditta Josef Brigl, Srl W. Walch, SpA Castello Rametz, Srl Cooperative Cavit, Cantina Vini J. Hofstaetter Sas, Ditta Alton Lindner, Snc H. Mumelter e C., SpA Girelli, Snc Josef Stimpfl en Azienda Vinicola Liberio Todesca, vertegenwoordigd door S. Giammarco, advocaat te Trente, en G. Cavasola, advocaat te Rome,

° de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door L. Ferrari Bravo, hoofd van de dienst diplomatieke geschillen bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, en I. M. Braguglia, avvocato dello Stato, als gemachtigden,

° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur E. De March als gemachtigde, bijgestaan door G. Marchesini, advocaat bij de Corte suprema di cassazione,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van de Italiaanse regering en de Commissie ter terechtzitting van 4 juni 1992,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 15 september 1992,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikkingen van 26 februari 1990, ingekomen ten Hove op 28 januari 1991, heeft de Corte suprema di cassazione krachtens artikel 177 EEG-Verdrag in veertien aldaar aanhangige zaken telkens dezelfde drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 1311/73 van de Commissie van 16 mei 1973 met betrekking tot de voorlopige lijst van de v.q.p.r.d. alsmede de identificatie van deze wijnen in het geleidedocument (PB 1973, L 132, blz. 20).

2 Deze vragen zijn gerezen in gedingen tussen de vennootschappen Alois Lageder, Divit (voorheen Vinexport SpA), Ditta Josef Nidermayr, Schenk, Ditta Josef Brigl, W. Walch, Castello Rametz, Cooperative Cavit, Cantina Vini J. Hofstaetter, Ditta Alton Lindner, H. Mumelter e C., Girelli, Josef Stimpfl en Azienda Vinicola Liberio Todesca (hierna: "verzoeksters") en de Amministrazione delle finanze dello Stato (hierna: "Amministrazione") over de navordering van monetair compenserende bedragen (hierna: "MCB") over door verzoeksters tussen juni en augustus 1973 in Italië geproduceerde en naar Duitsland uitgevoerde wijnen.

3 Blijkens het dossier werden deze wijnen bij uitvoer voorzien van geleidedocumenten VA2 van het Istituto agrario provinciale di S. Michele (hierna: "Istituto"), waarin werd geattesteerd dat het v.q.p.r.d. (vins de qualité produits dans des régions déterminées ° in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen) waren. Daarom betaalden verzoeksters geen MCB.

4 In 1977 stelde de Amministrazione evenwel vast, dat de uitgevoerde wijnen volgens artikel 1 van verordening nr. 1311/73 niet als v.q.p.r.d. konden worden aangeduid, omdat zij volgens de Italiaanse wetgeving niet waren erkend als wijnen die recht hebben op de vermelding "Denominazione di origine controllata (hierna: 'DOC' ) of Denominazione di origine controllata e garantita" (hierna: "DOCG"). Aangezien alleen over de v.q.p.r.d.-wijnen geen MCB verschuldigd zijn, ging de Amministrazione over tot navordering van deze bedragen.

5 Daartoe gaf de Amministrazione in 1977 een aantal betalingsbevelen stellende, dat het Istituto ingevolge verordening nr. 1311/73 sedert 22 mei 1973 niet meer bevoegd was de geleidedocumenten VA2 af te geven en dat de voorlopige v.q.p.r.d.-lijst waarop het Istituto zich had gebaseerd, sedert die datum niet meer geldig was.

6 Verzoeksters kwamen tegen deze in 1978 betekende betalingsbevelen op bij het Tribunale di Trento. Zij betoogden, dat de Amministrazione verordening nr. 1311/73 verkeerd had uitgelegd en volgens de beginselen inzake verjaring en gewettigd vertrouwen geen recht had op of belang had bij de navordering van de MCB zoveel jaren na de uitvoer. Het Tribunale di Trento verklaarde de betalingsbevelen nietig. In het door de Amministrazione ingestelde hoger beroep werd dit vonnis door de Corte d' appello di Trento vernietigd. De Corte d' appello oordeelde, dat de MCB verschuldigd waren. Hiertegen stelden verzoeksters cassatieberoep in bij de Corte suprema di cassazione.

7 Met het oog op de beslechting van het geschil heeft deze rechterlijke instantie het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

"1) Moet artikel 1 van verordening (EEG) nr. 1311/73 van de Commissie van 16 mei 1973 aldus worden begrepen, dat alleen de Italiaanse wijnen die bij presidentieel decreet het recht op de vermelding DOC hadden gekregen, in de Gemeenschap als kwaliteitswijnen konden worden beschouwd, daar vanaf 1 april 1973 of (uiterlijk) vanaf 22 mei 1973 alleen dergelijke wijnen op de in artikel 1, derde alinea, van verordening (EEG) nr. 817/70 bedoelde lijst mochten voorkomen?

Zo niet, moet de uitdrukking 'omvat de wijnen' in genoemd artikel 1 van verordening (EEG) nr. 1311/73 dan aldus worden uitgelegd, dat (althans tot 31 augustus 1973, dat is dus tot aan de inwerkingtreding van verordening nr. 2247/73 van 16 augustus 1973) de in 1970 op grond van verordening (EEG) nr. 1704/70 van 25 augustus 1970 vastgestelde voorlopige lijst van kracht bleef, aangezien bij verordening (EEG) nr. 1627/71 van de Raad van 26 juli 1971 is bepaald, dat totdat de Lid-Staten de nationale bepalingen met betrekking tot de produktievoorwaarden hebben vastgesteld, en uiterlijk tot en met 31 augustus 1973, als v.q.p.r.d. worden beschouwd de wijnen die vermeld zijn in een lijst, vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 7 van verordening nr. 24, voor zover die wijnen voldoen aan de overige bepalingen van deze verordening?

Met andere woorden, vormde verordening (EEG) nr. 1311/73, althans vanaf 22 mei 1973, een vervroegde toepassing van de definitieve regeling, of handhaafde zij de voorlopige regeling in die zin dat zij de lijst van 1970 gewoon aanvulde met de wijnen die krachtens de nationale regeling de vermelding DOC hadden verkregen (of zouden verkrijgen)?

2) Gelet op het feit, dat de toepassing van monetair compenserende bedragen is bedoeld om eventuele verstoringen van de landbouwmarkten als gevolg van monetaire maatregelen van de Lid-Staten te neutraliseren, heeft de belastingadministratie van de Lid-Staat dan nog het recht ° en heeft zij er nog belang bij ° de monetair compenserende bedragen (die inkomsten of eigen middelen van de Gemeenschap vormen) jaren na de uitvoertransactie te innen, wanneer die bedragen, die aanvankelijk verschuldigd waren, niet zijn geïnd omdat de belastingadministratie zelf de gemeenschapsverordeningen en/of de door de exporteur overgelegde documenten verkeerd heeft uitgelegd?

3) Is de inning ° enige jaren na de transactie ° van monetair compenserende bedragen die verschuldigd waren, maar om de in vraag 2 genoemde redenen nog niet waren geïnd, in strijd met een gemeenschapsrechtelijk beginsel van vertrouwen in de juistheid van de handelingen van het orgaan dat het geleidedocument heeft afgegeven, en in de voor de exporteur gunstige uitlegging die de belastingadministratie heeft gegeven op het ogenblik van de uitvoer, welke te goeder trouw is verricht door de marktdeelnemer, die stelt dat hij zich niet meer op de buitenlandse importeur kan verhalen?"

8 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, de in geding zijnde bepalingen van gemeenschapsrecht, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

De eerste vraag

9 De eerste vraag strekt er eigenlijk toe te vernemen, of ten tijde van de feiten alleen de Italiaanse wijnen met de aanduiding DOC of DOCG onder de v.q.p.r.d.-regeling konden vallen.

10 Er zij aan herinnerd, dat verordening (EEG) nr. 816/70 van de Raad van 28 april 1970 houdende aanvullende bepalingen inzake de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB 1970, L 99, blz. 1), van toepassing is op alle wijnen, terwijl verordening (EEG) nr. 817/70 van de Raad van 28 april 1970 houdende vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (PB 1970, L 99, blz. 20), een bijzondere regeling invoert voor de v.q.p.r.d. Deze twee verordeningen zijn in werking getreden op 1 juni 1970.

11 Verordening nr. 817/70 voorzag in een regeling voor de aanduiding van de wijnen die als v.q.p.r.d. mogen worden aangemerkt (artikel 12, lid 1), in de verplichting de aanduiding v.q.p.r.d. op de geleidedocumenten te vermelden (artikel 12, lid 4, derde alinea) alsmede in de vaststelling van een lijst van wijnen die voorlopig als v.q.p.r.d. worden beschouwd in afwachting van de harmonisatie van de nationale regelingen met het oog op de vaststelling ° uiterlijk op 31 augustus 1973 ° van een definitieve lijst [artikel 17 en artikel 1, derde alinea, zoals aan verordening nr. 817/70 toegevoegd bij verordening (EEG) nr. 1627/71 van de Raad van 26 juli 1971 tot wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 816/70 en nr. 817/70 ten aanzien van bepaalde overgangsmaatregelen in de wijnsector (PB 1971, L 170, blz. 3)].

12 De laatste wijziging van de bij artikel 1, derde alinea, van verordening nr. 817/70 ingestelde voorlopige regeling van de v.q.p.r.d.-lijst is volgens bovengenoemde verordening nr. 1311/73 in werking getreden op 22 mei 1973. Artikel 1 van deze verordening bepaalt, dat de voorlopige v.q.p.r.d.-lijst alleen de wijnen omvat "die, volgens de wetgeving van de producerende Lid-Staat, recht hebben op de vermeldingen, voor elk van deze Lid-Staten genoemd in artikel 12, lid 2, van verordening (EEG) nr. 817/70".

13 Artikel 12, lid 2, sub c, van verordening nr. 817/70 vermeldt evenwel alleen de in Italië geproduceerde wijnen met de aanduidingen DOC en DOCG.

14 Bij verordening (EEG) nr. 2247/73 van de Commissie van 16 augustus 1973 betreffende de controle op in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (PB 1973, L 230, blz. 12), is verordening nr. 1311/73 ingetrokken (artikel 4) en is bepaald, dat de definitieve regeling betreffende de v.q.p.r.d.-wijnen, voorzien in verordening nr. 817/70, van toepassing is met ingang van 1 september 1973 (artikel 5).

15 Hieruit volgt, dat tijdens de periode van 22 mei 1973 tot 31 augustus 1973, waarin de feiten van het hoofdgeding plaats vonden, alleen de Italiaanse wijnen met de aanduiding DOC en DOCG volgens verordening nr. 1311/73 de benaming v.q.p.r.d. mochten voeren.

16 Verzoeksters betogen evenwel, dat de omstandigheid dat hun wijnen niet de aanduidingen DOC of DOCG kregen, niet belette dat zij onder de v.q.p.r.d.-regeling vielen. Zij merken dienaangaande op, dat de voorlopige lijst van kwaliteitswijnen, vastgesteld in bijlage III B bij verordening (EEG) nr. 1704/70 van de Commissie van 25 augustus 1970 houdende wijziging van verordening (EEG) nr. 1022/70 waarbij voor een overgangsperiode geleidecertificaten voor bepaalde wijnen worden ingesteld (PB 1970, L 190, blz. 15), waarop hun wijnen voorkwamen, van kracht bleef tot 31 augustus 1973, datum waarop de definitieve v.q.p.r.d.-regeling in werking trad. Voorts bleef het Istituto de voor de afgifte van geleidedocumenten VA2 bevoegde instantie, aangezien het precies daartoe werd aangewezen in de lijst van bijlage III C bij deze verordening.

17 Vaststaat, dat de voorlopige v.q.p.r.d.-regeling tussen 1971 en 1973 meermaals werd gewijzigd en dat de in artikel 1, derde alinea, van verordening nr. 817/70 bedoelde voorlopige v.q.p.r.d.-lijst in beginsel van toepassing bleef tot 31 augustus 1973. Vanaf de inwerkingtreding van verordening nr. 1311/73, namelijk vanaf 22 mei 1973, konden de Italiaanse wijnen evenwel slechts als v.q.p.r.d. worden erkend, indien zij van de Italiaanse Staat de aanduiding DOC of DOCG hadden gekregen. De overige voorlopige lijsten waren vanaf dan niet meer van toepassing.

18 Wat de geleidedocumenten betreft, werd de geldigheidsduur van verordening nr. 1022/70, zoals aangevuld bij verordening nr. 1704/70, weliswaar meermaals verlengd, doch uit de bepalingen van verordening (EEG) nr. 734/73 van de Commissie van 7 maart 1973 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1022/70 naar aanleiding van de invoering van een stelsel van geleidedocumenten in de wijnsector (PB 1973, L 69, blz. 31), waarbij verordening nr. 1022/70 voor de laatste keer werd verlengd, blijkt, dat de bepalingen van deze laatste verordening slechts tot 31 maart 1973 van toepassing waren.

19 Immers, volgens artikel 2 van verordening nr. 1311/73 was verordening (EEG) nr. 1769/72 van de Commissie van 26 juli 1972 tot invoering van geleidedocumenten en met betrekking tot de verplichtingen van producenten en handelaren, met uitzondering van kleinhandelaren, in de wijnsector (PB 1972, L 191, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2814/72 van de Commissie van 22 december 1972 (PB 1972, L 297, blz. 1), die per 1 april 1973 de definitieve regeling van de geleidedocumenten VA2 invoerde, van toepassing ten tijde van de feiten.

20 Gelet op een en ander kan het betoog van verzoeksters niet worden aanvaard.

21 Mitsdien moet op de eerste vraag van de Corte suprema di cassazione worden geantwoord, dat artikel 1 van verordening nr. 1311/73 aldus moet worden uitgelegd, dat tijdens de geldigheidsduur van die regeling, te weten van 22 mei tot 31 augustus 1973, alleen de wijnen met een denominazione di origine controllata (DOC) en de wijnen met een denominazione di origine controllata e garantita (DOCG) in Italië aanspraak konden maken op de aanduiding v.q.p.r.d.

De tweede vraag

22 Met deze vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of de belanghebbenden, indien de bij uitvoer niet geïnde MCB verschuldigd blijken, zich kunnen beroepen op verjaring van het recht van de Amministrazione om tot navordering daarvan over te gaan wanneer zij de gemeenschapsregeling eerst verkeerd had uitgelegd.

23 Verzoeksters betogen, dat navordering van MCB verschillende jaren na een transactie in strijd is met het doel van de MCB-regeling, te weten mogelijke verstoringen op de landbouwmarkt ten gevolge van monetaire maatregelen van de Lid-Staten te neutraliseren.

24 Dit betoog kan niet slagen.

25 Zoals namelijk zowel door de Italiaanse regering als door de Commissie is opgemerkt, kan er slechts sprake zijn van verjaring, indien daarin uitdrukkelijk is voorzien. De enige bepalingen die ter zake relevant zouden kunnen zijn, staan in verordening (EEG) nr. 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide (PB 1979, L 197, blz. 1).

26 Die verordening was ten tijde van de feiten van het hoofdgeding evenwel niet van toepassing en kan in casu dus niet worden toegepast (zie arrest van 12 november 1981, gevoegde zaken 212/80-217/80, Salumi, Jurispr. 1981, blz. 2735, r.o. 15).

27 Hieruit volgt dat, gelijk het Hof in zijn arrest van 27 maart 1980 (gevoegde zaken 66/79, 127/79 en 128/79, Salumi, Jurispr. 1980, blz. 1237, r.o. 18) heeft overwogen, het een aangelegenheid van de nationale rechtsorde van elke Lid-Staat is om, voor zover dienaangaande in het gemeenschapsrecht niets is bepaald, de modaliteiten en de voorwaarden voor de inning van de communautaire financiële lasten in het algemeen en de landbouwheffingen in het bijzonder vast te stellen, alsmede de met de inning belaste autoriteiten en de voor de oplossing van de uit die inning voortvloeiende geschillen bevoegde rechter aan te wijzen, met dien verstande evenwel dat die modaliteiten en voorwaarden de regeling voor de inning van de communautaire heffingen en rechten niet minder doeltreffend mogen maken dan die voor de inning van gelijksoortige nationale heffingen en rechten.

28 Bovendien mag, gelijk het Hof in zijn arrest van 27 maart 1980 (Salumi, reeds aangehaald, r.o. 20) heeft vastgesteld, bij toepassing van de nationale wettelijke regeling geen verschil worden gemaakt met procedures ter oplossing van soortgelijke, zuiver nationale geschillen, en mogen de formele procesregels de uitoefening van de door het gemeenschapsrecht toegekende rechten in de praktijk niet onmogelijk maken.

29 Mitsdien moet op de tweede vraag van de Corte suprema di cassazione worden geantwoord, dat bij gebreke van communautaire bepalingen die van toepassing zijn in de voor het hoofdgeding relevante periode de nationale rechter de nationale bepalingen betreffende de verjaring dient toe te passen op door een fout van de nationale administratie ten onrechte van de belastingplichtige niet geheven uitvoerrechten, mits die bepalingen zonder onderscheid voor nationale en communautaire schuldvorderingen gelden en de strekking noch de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht aantasten.

De derde vraag

30 Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of de nationale instantie die op grond van haar onjuiste uitlegging van de gemeenschapsverordeningen de geleidedocumenten VA2 heeft afgegeven en derhalve niet om betaling van de verschuldigde MCB heeft verzocht, het beginsel van het gewettigd vertrouwen dient te eerbiedigen en of de toepassing van dit beginsel haar verbiedt, in een geval als het onderhavige de MCB vier jaar na de uitvoer na te vorderen.

31 Verzoeksters betogen, dat zij mochten vertrouwen op de juistheid van de verrichtingen van het Istituto en op de oorspronkelijk voor hen gunstigere uitlegging van de administratie; om die reden waren zij huns inziens vrijgesteld van de verplichting de MCB te betalen.

32 Allereerst zij eraan herinnerd, dat (zie hierboven r.o. 19) volgens artikel 2 van verordening nr. 1311/73, verordening nr. 1769/72, die de definitieve regeling betreffende de geleidedocumenten VA2 invoert, van toepassing was ten tijde van de feiten. Krachtens artikel 4 van laatstgenoemde verordening publiceerde de Commissie op 17 mei en 26 juni 1973 de lijst van de instanties die bevoegd zijn voor de geleidedocumenten in de wijnsector (PB 1973, C 31, blz. 20, en C 50, blz. 2). Uit die lijst blijkt evenwel, dat voor Italië alleen het "ministerio Agricoltura e Foreste, servizio Repressione frod ° Roma" daartoe bevoegd was.

33 Verder zij eraan herinnerd, dat het beginsel van de bescherming van het gewettigd vertrouwen deel uitmaakt van de communautaire rechtsorde (zie arrest van 3 mei 1978, zaak 112/77, Toepfer, Jurispr. 1978, blz. 1019) en dat elke met de toepassing van het gemeenschapsrecht belaste nationale instantie gehouden is de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht te eerbiedigen (zie arrest van 27 september 1979, zaak 230/78, Eridania, Jurispr. 1979, blz. 2749). Bijgevolg is de nationale instantie die belast is met de toepassing van de voorlopige regeling betreffende de geleidedocumenten voor wijnen die de benaming v.q.p.r.d. mogen voeren, gehouden het beginsel van de bescherming van het gewettigd vertrouwen van de marktdeelnemers te eerbiedigen.

34 Het Hof heeft evenwel geoordeeld, dat een met de gemeenschapsregeling strijdige praktijk van een Lid-Staat geen gewettigd vertrouwen kan wekken bij de handelaar aan wie de aldus gecreëerde situatie ten goede komt (zie arrest van 15 december 1982, zaak 5/82, Maizena, Jurispr. 1982, blz. 4601, r.o. 22).

35 Daarom kan geen beroep op het vertrouwensbeginsel worden gedaan tegen een duidelijke bepaling van het gemeenschapsrecht en kan een daarmee strijdige handeling van een met de toepassing van het gemeenschapsrecht belaste nationale instantie bij een handelaar geen gewettigd vertrouwen op een met het gemeenschapsrecht strijdige behandeling doen ontstaan (zie arrest van 26 april 1988, zaak 316/86, Kruecken, Jurispr. 1988, blz. 2213, r.o. 24).

36 Bijgevolg kan het feit dat een nationale instantie voor niet als DOC of DOCG erkende Italiaanse wijnen geleidedocumenten VA2 afgeeft, terwijl dit volgens artikel 1 van verordening nr. 1311/73 en artikel 4 van verordening nr. 1769/72 tot de uitsluitende bevoegdheid van een andere nationale instantie behoort, bij de exporteur geen gewettigd vertrouwen doen ontstaan, dat hij ingevolge artikel 1, derde alinea, van verordening nr. 1311/73 en artikel 4 van verordening nr. 1769/72 is vrijgesteld van betaling van de MCB.

37 Het betoog van verzoeksters kan derhalve niet worden aanvaard.

38 Mitsdien moet op de derde vraag van de Corte suprema di cassazione worden geantwoord, dat de nationale instantie belast met de afgifte van de geleidedocumenten VA2 voor de in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt voor de aanduiding v.q.p.r.d. in aanmerking komende wijnen, gehouden is, het beginsel van het gewettigd vertrouwen te eerbiedigen. De afgifte van een geleidedocument VA2 door een daartoe niet gemachtigde nationale instantie die op basis van een verkeerde uitlegging van de toepasselijke gemeenschapsregeling heeft nagelaten betaling van de in die regeling bepaalde MBC te eisen, kan evenwel geen gewettigd vertrouwen doen ontstaan bij de belanghebbenden, ook al zijn dezen te goeder trouw.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

39 De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

uitspraak doende op de door de Corte suprema di cassazione bij beschikkingen van 26 februari 1990 gestelde vragen, verklaart voor recht:

1) Artikel 1 van verordening (EEG) nr. 1311/73 van de Commissie van 16 mei 1973 met betrekking tot de voorlopige lijst van de v.q.p.r.d. alsmede de identificatie van deze wijnen in het geleidedocument in de wijnsector, moet aldus worden uitgelegd, dat tijdens de geldigheidsduur van die regeling te weten van 22 mei tot 31 augustus 1973, alleen de wijnen met een denominazione di origine controllata (DOC) en de wijnen met een denominazione di origine controllata e garantita (DOCG) in Italië aanspraak konden maken op de aanduiding v.q.p.r.d.

2) Bij gebreke van communautaire bepalingen die van toepassing zijn in de voor het hoofdgeding relevante periode dient de nationale rechter de nationale bepalingen betreffende de verjaring toe te passen op door een fout van de nationale administratie ten onrechte van de belastingplichtige niet geheven uitvoerrechten, mits die bepalingen zonder onderscheid voor nationale en communautaire schuldvorderingen gelden en de strekking noch de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht aantasten.

3) De nationale instantie belast met de afgifte van de geleidedocumenten VA2 voor de in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt voor de aanduiding v.q.p.r.d. in aanmerking komende wijnen, is gehouden het beginsel van het gewettigd vertrouwen te eerbiedigen. De afgifte van een geleidedocument VA2 door een daartoe niet gemachtigde nationale instantie die op basis van een verkeerde uitlegging van de toepasselijke gemeenschapsregeling heeft nagelaten betaling van de in die regeling bepaalde MCB te eisen, kan evenwel geen gewettigd vertrouwen doen ontstaan bij de belanghebbenden, ook al zijn dezen te goeder trouw.

Naar boven