EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61989CJ0294

Arrest van het Hof van 10 juli 1991.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek.
Advocaten - Vrij verrichten van diensten.
Zaak C-294/89.

Jurisprudentie 1991 I-03591

ECLI-code: ECLI:EU:C:1991:302

61989J0294

ARREST VAN HET HOF VAN 10 JULI 1991. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN FRANSE REPUBLIEK. - ADVOCATEN - VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN. - ZAAK C-294/89.

Jurisprudentie 1991 bladzijde I-03591


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Vrij verrichten van diensten - Advocaten - Richtlijn 77/249 - Uitvoering - Personele werkingssfeer - Uitsluiting van eigen onderdanen die beroep van advocaat in andere Lid-Staat uitoefenen - Ontoelaatbaarheid - Verplichting tot samenwerking met plaatselijk advocaat - Werkingssfeer - Modaliteiten - Voor plaatselijke advocaten geldend beginsel van territorialiteit van vertegenwoordiging in rechte - Niet-toepasselijkheid op advocaat/dienstverrichter

(EEG-Verdrag, art. 59 en 60; Richtlijn 77/249 van de Raad)

Samenvatting


De Franse Republiek is de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 59 en 60 EEG-Verdrag en richtlijn 77/249 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten:

- door Franse onderdanen die het beroep van advocaat in een andere Lid-Staat dan de Franse Republiek uitoefenen, uit te sluiten van de bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten door advocaten in Frankrijk;

- door de advocaat/dienstverrichter voor werkzaamheden ten overstaan van instanties en organen die geen rechterlijke functie uitoefenen, alsmede voor werkzaamheden ten aanzien waarvan het Franse recht de bijstand van een advocaat niet dwingend voorschrijft, te verplichten, samen te werken met een bij een Franse balie ingeschreven advocaat;

- door te eisen dat in burgerlijke zaken waarin bijstand van een advocaat verplicht is, de advocaat/dienstverrichter die voor een Tribunal de grande instance pleit, voor het verrichten van proceshandelingen gebruik maakt van de diensten van een advocaat die bij dat gerecht is ingeschreven of bevoegd is daarvoor op te treden.

Partijen


In zaak C-294/89,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. Lasnet, juridisch adviseur, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Berardis, lid van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg

verzoekster,

tegen

Franse Republiek, vertegenwoordigd door J. P. Puissochet, directeur juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, en M. Giacomini, secretaris bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als plaatsvervangend gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, Boulevard du Prince Henri 9,

verweerster,

ondersteund door

Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door H. Teske, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Justitie, E. Roeder, hoofdambtenaar van het Bondsministerie van Economische zaken, en H. Weil, advocaat te Parijs, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter ambassade van de Bondsrepubliek Duitsland, Avenue Émile Reuter 20-22,

interveniënte,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen, dat de Franse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door niet, met eerbiediging van de artikelen 59 en 60 EEG-Verdrag, alle nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te treffen om zich te voegen naar richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB 1977, L 78, blz. 17),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: O. Due, president, T. F. O' Higgins, J. C. Moitinho de Almeida en M. Díez de Velasco, kamerpresidenten, C. N. Kakouris, F. A. Schockweiler, G. Grévisse, M. Zuleeg en P. J. G. Kapteyn, rechters,

advocaat-generaal: G. Tesauro

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 21 maart 1991,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 7 mei 1991,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 25 september 1989, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EEG-Verdrag het Hof verzocht vast te stellen dat de Franse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door niet, met eerbiediging van de artikelen 59 en 60 EEG-Verdrag, alle nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te treffen om zich te voegen naar richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB 1977, L 78, blz. 17; hierna: "richtlijn 77/249").

2 De ter uitvoering van richtlijn 77/249 door de Franse Republiek vastgestelde bepalingen zijn opgenomen in decreet nr. 72-468 van 9 juni 1972 tot regeling van het beroep van advocaat, zoals gewijzigd bij decreet nr. 79-233 van 22 maart 1979 inzake het vrij verrichten van diensten in Frankrijk door advocaten die onderdaan zijn van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen (JORF van 23.3.1979, blz. 659; hierna: "decreet nr. 72-468").

3 In artikel 126-2, eerste alinea, van decreet nr. 72-468 wordt bepaald dat "in Frankrijk als advocaat worden erkend de onderdanen van andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen die in hun land van herkomst hun beroepswerkzaamheden uitoefenen" onder één van de in artikel 1, lid 2, van richtlijn 77/249 genoemde benamingen.

4 In artikel 126-3, vierde alinea, van decreet nr. 72-468 wordt bovendien bepaald: "voor de vertegenwoordiging in rechte of het verrichten van proceshandelingen in burgerlijke zaken waarin de bijstand van een advocaat verplicht is, moet de advocaat/dienstverrichter gebruik maken: voor een tribunal de grande instance, van de diensten van een advocaat die bij dat gerecht is ingeschreven of bevoegd is voor dat gerecht op te treden; voor een cour d' appel, van de diensten van een procureur bij dat gerecht of, bij ontstentenis van dien, van de diensten van een advocaat die bevoegd is voor dat gerecht op te treden". Verder wordt in artikel 126-3, vijfde alinea, van hetzelfde decreet bepaald, dat de advocaat/dienstverrichter "voor andere gerechten, rechterlijke of disciplinaire organen of overheidsinstanties, onverminderd de op de dag van inwerkingtreding van dit artikel geldende gebruiken, moet samenwerken met een bij een Franse balie ingeschreven advocaat die, in voorkomend geval, verantwoordelijk zal zijn tegenover dit gerecht, orgaan of deze instantie".

5 In haar schriftelijke ingebrekestelling en in haar op grond van artikel 169 EEG-Verdrag aan de Franse Republiek gericht met redenen omkleed advies, heeft de Commissie drie verschillende grieven aangevoerd tegen de bepalingen van decreet nr. 72-468 betreffende het vrij verrichten van diensten door advocaten in Frankrijk. De eerste grief betreft de personele werkingssfeer van deze bepalingen, zoals die voortvloeit uit artikel 126-2, eerste alinea, van het decreet. De tweede grief heeft betrekking op het toepassingsgebied van de aan de advocaat/dienstverrichter opgelegde verplichting om samen te werken met een in Frankrijk gevestigde advocaat. De derde grief betreft de aan de advocaat/dienstverrichter opgelegde verplichting om voor bepaalde gerechten gebruik te maken van de diensten van een bij de balie van het betrokken gerecht ingeschreven advocaat, ten einde daarvoor in rechte te kunnen optreden of proceshandelingen te kunnen verrichten.

6 Omdat de Franse Republiek het door de Commissie uitgebrachte met redenen omkleed advies niet heeft opgevolgd, heeft laatstgenoemde het onderhavige beroep ingesteld.

7 Voor een nadere uiteenzetting van het procesverloop en de middelen en argumenten van de partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

A - Personele werkingssfeer van decreet nr. 72-468

8 De Commissie is van mening, dat artikel 126-2, eerste alinea, van decreet nr. 72-468 in strijd is met artikel 1, lid 2, van richtlijn 77/249, omdat het Franse onderdanen, die in een andere Lid-Staat dan de Franse Republiek het beroep van advocaat uitoefenen, uitsluit van de bepalingen betreffende het vrij verrichten van diensten door advocaten in Frankrijk.

9 De Franse Republiek bestrijdt de haar verweten niet-nakoming niet.

10 Op grond van artikel 1, lid 2, van richtlijn 77/249 slaat het woord "advocaat" in de zin van deze richtlijn op een ieder die gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheden uit te oefenen onder een van de in die bepaling genoemde benamingen. Verder wordt in artikel 2 van diezelfde richtlijn bepaald, dat de in artikel 1, lid 2, bedoelde personen voor de uitoefening van hun werkzaamheden bij wijze van dienstverrichting door elke Lid-Staat als advocaat moeten worden erkend.

11 Bijgevolg moeten in Frankrijk niet alleen de onderdanen van andere Lid-Staten dan de Franse Republiek voor de uitoefening van hun werkzaamheden bij wijze van dienstverrichting als advocaat worden erkend, maar ook de Franse onderdanen die in een andere Lid-Staat dan de Franse Republiek onder een van de in artikel 1, lid 2, van richtlijn 77/249 bedoelde benamingen hun beroepswerkzaamheden uitoefenen.

12 Er moet derhalve worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door Franse onderdanen die het beroep van advocaat in een andere Lid-Staat dan de Franse Republiek uitoefenen, uit te sluiten van de bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten door advocaten in Frankrijk, de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

B - Gebied van de samenwerking

13 De Commissie is van mening, dat artikel 126-3, vijfde alinea, van decreet nr. 72-468 in strijd is met artikel 5 van richtlijn 77/249, aangezien het de advocaat/dienstverrichter verplicht, in procedures bij organen en instanties die geen deel uitmaken van de rechterlijke macht, alsmede in procedures waarin volgens het Franse recht de bijstand van een advocaat niet verplicht is, samen te werken met een bij een Franse balie ingeschreven advocaat.

14 De Franse Republiek betwist de haar verweten niet-nakoming niet.

15 Ingevolge artikel 5 van richtlijn 77/249 mogen de Lid-Staten uitsluitend "voor het uitoefenen van de werkzaamheden betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte" eisen dat de advocaat/dienstverrichter samenwerkt met een advocaat die bij het betrokken gerecht praktijk uitoefent.

16 Deze verplichting kan derhalve niet worden opgelegd voor de uitoefening van werkzaamheden voor organen of instanties die geen rechterlijke functie uitoefenen.

17 Bovendien kan, zoals het Hof vaststelde in het arrest van 25 februari 1988 (zaak 427/85, Commissie/Duitsland, Jurispr. 1988, blz. 1123, r.o. 13), artikel 5 van richtlijn 77/249 niet tot gevolg hebben, dat aan de advocaat/dienstverrichter eisen worden gesteld waarvoor niets overeenkomstigs is te vinden in de beroepsregels die zouden gelden indien het niet om een dienstverrichting in de zin van het EEG-Verdrag ging.

18 Het staat vast, dat de Franse wetgeving voor bepaalde procedures voor rechterlijke instanties niet vereist dat de partijen worden bijgestaan door een advocaat. Ingevolge de Franse wetgeving mogen de partijen daarentegen zelf hun verdediging verzorgen of, in de procedures voor het Tribunal de commerce, zich laten bijstaan en vertegenwoordigen door iemand die geen advocaat is, maar een bijzondere volmacht aantoont.

19 In het kader van acties in rechte waarvoor de Franse wetgeving de bijstand van een advocaat niet dwingend voorschrijft, kan de advocaat/dienstverrichter derhalve niet worden verplicht, samen te werken met een advocaat die bij het betrokken gerecht praktijk uitoefent.

20 Er moet derhalve worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door de advocaat/dienstverrichter voor werkzaamheden ten overstaan van instanties en organen die geen rechterlijke functie uitoefenen, alsmede voor werkzaamheden waarvoor het Franse recht de bijstand van een advocaat niet dwingend voorschrijft, te verplichten samen te werken met een bij een Franse balie ingeschreven advocaat, de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

C - Territorialiteit van de vertegenwoordiging in rechte

21 De Commissie is van mening, dat de vierde alinea van artikel 126-3 van decreet nr. 72-468 in strijd is met de artikelen 59 en 60 EEG-Verdrag en met artikel 5 van richtlijn 77/249, voor zover daarin wordt bepaald dat in burgerlijke zaken waarin de bijstand van een advocaat verplicht is, de advocaat/dienstverrichter die voor een Tribunal de grande instance pleit, voor de vertegenwoordiging in rechte en het verrichten van proceshandelingen gebruik moet maken van de diensten van een advocaat die bij dat gerecht is ingeschreven of bevoegd is daarvoor op te treden.

22 Volgens de Commissie moet de advocaat/dienstverrichter in Frankrijk voor elk gerecht kunnen optreden onder dezelfde voorwaarden als een bij de balie van dat gerecht ingeschreven advocaat, dat wil inzonderheid zeggen, als een advocaat die een cliënt in rechte mag vertegenwoordigen, met als enig voorbehoud dat hij moet samenwerken met een advocaat die bij het betrokken gerecht praktijk uitoefent.

23 De Franse Republiek is van mening dat de uit artikel 126-3, vierde alinea, van decreet nr. 72-468 voortvloeiende verplichting strookt met het begrip samenwerking in artikel 5 van de reeds genoemde richtlijn 77/249. Dienaangaande betoogt zij dat de verplichting om gebruik te maken van de diensten van een bij de balie van het betrokken gerecht ingeschreven advocaat, om daarvoor te kunnen optreden, gerechtvaardigd is door het feit dat deze advocaat op grond van artikel 5 van diezelfde richtlijn tegenover het betrokken gerecht verantwoordelijk is voor de naleving van de toepasselijke proces- en beroepsregels.

24 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat het Hof, in een uitspraak over de vrijheid van vestiging, in zijn arrest van 12 juli 1984 (zaak 107/83, Ordre des avocats au barreau de Paris/Klopp, Jurispr. 1984, blz. 2971, r.o. 20) heeft verklaard dat, ofschoon de ontvangende Lid-Staat wegens de bijzondere kenmerken van het beroep van advocaat de bevoegdheid moet worden toegekend om, in het belang van een goede rechtsbedeling, van de ingeschreven advocaten op zijn grondgebied te verlangen, dat zij hun werkzaamheden zo verrichten, dat zij voldoende contact houden met hun cliënten en met de rechterlijke instanties en dat zij de voor het beroep geldende gedragsregels in acht nemen, deze eisen niet tot gevolg kunnen hebben dat het onderdanen van andere Lid-Staten onmogelijk wordt gemaakt om een door het Verdrag gewaarborgd recht daadwerkelijk uit te oefenen.

25 Volgens artikel 59 EEG-Verdrag moeten alle beperkingen op het vrij verrichten van diensten worden opgeheven, zulks opdat inzonderheid degene die de diensten verricht, in de bewoordingen van artikel 60, derde alinea, EEG-Verdrag, zijn werkzaamheden kan uitoefenen in het land waar de dienst wordt verricht, onder dezelfde voorwaarden als die welke dat land aan zijn eigen onderdanen oplegt.

26 Deze bepalingen hebben voornamelijk tot doel het voor de dienstverrichter mogelijk te maken, zijn werkzaamheid in de Lid-Staat van ontvangst uit te oefenen zonder dat hij wordt gediscrimineerd ten opzichte van de onderdanen van die Lid-Staat. Zoals het Hof heeft verklaard in zijn arrest van 17 december 1981 (zaak 279/80, Webb, Jurispr. 1981, blz. 3305, r.o. 16), houden deze bepalingen niet in, dat elke nationale wettelijke bepaling die voor de onderdanen van die staat geldt en die gewoonlijk het oog heeft op een duurzame activiteit van aldaar gevestigde personen, eveneens ten volle kan worden toegepast op werkzaamheden van tijdelijke aard, uitgeoefend door in andere Lid-Staten gevestigde personen.

27 De regel inzake de territoriale exclusiviteit van de vierde alinea van artikel 126-3 van decreet nr. 72-468 is nu juist een onderdeel van een nationale wettelijke regeling die gewoonlijk het oog heeft op een duurzame activiteit van op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat gevestigde advocaten, die allen gerechtigd zijn op te treden voor een Tribunal de grande instance in het rechtsgebied waarin zij zijn gevestigd. De advocaat/dienstverrichter die in een andere Lid-Staat is gevestigd, bevindt zich daarentegen niet in een situatie waarin hij kan optreden voor een Frans Tribunal de grande instance.

28 Zo gezien moet worden vastgesteld, dat de regel inzake de territoriale exclusiviteit niet kan worden toegepast op tijdelijke activiteiten die door in andere Lid-Staten gevestigde advocaten worden uitgeoefend, aangezien deze zich in dit opzicht feitelijk en rechtens in een situatie bevinden die niet kan worden vergeleken met de situatie van de op het Franse grondgebied gevestigde advocaten.

29 Dit geldt evenwel slechts onder voorbehoud van de verplichting van de advocaat/dienstverrichter om binnen de grenzen en volgens de modaliteiten die door het Hof zijn vastgesteld in zijn arrest van 25 februari 1988, (Commissie/Duitsland, reeds aangehaald), samen te werken met een bij het betrokken gerecht ingeschreven advocaat.

30 In dit arrest verklaarde het Hof, dat de verplichting die de Lid-Staten kunnen opleggen aan de advocaat/dienstverrichter om samen te werken met een advocaat die bij het betrokken gerecht praktijk uitoefent, tot doel heeft, de advocaat/dienstverrichter de nodige ondersteuning te geven bij zijn optreden in een ander dan het hem vertrouwde rechtsstelsel, en het betrokken gerecht de zekerheid te geven dat hij daadwerkelijk over die ondersteuning beschikt en derhalve in staat is de toepasselijke proces- en beroepsregels volledig in acht te nemen.

31 In deze optiek moeten de advocaat/dienstverrichter en de plaatselijke advocaat, die beiden zijn onderworpen aan de beroepsregels die gelden in de Lid-Staat van ontvangst, in staat worden geacht om te zamen, met inachtneming van die beroepsregels en op basis van hun professionele zelfstandigheid, hun samenwerking in een vorm te gieten die in overeenstemming is met het hun gegeven mandaat.

32 Dit betekent evenwel niet dat de nationale wetgever niet het algemene kader voor de samenwerking van de beide advocaten kan vastleggen. De uit de desbetreffende bepalingen voortvloeiende verplichtingen mogen evenwel niet onevenredig zijn aan het hiervoor omschreven, met de verplichting tot samenwerking beoogde doel.

33 De Franse Republiek betoogt, dat de in de vierde alinea van artikel 126-3 van decreet nr. 72-468 opgenomen regel noodzakelijk is om het betrokken gerecht de zekerheid te geven dat de advocaat/dienstverrichter de in Frankrijk toepasselijke proces- en beroepsregels volledig in acht zal nemen. Enerzijds zou deze regel onontbeerlijk zijn voor de naleving van de bepalingen die een snel en contradictoir procesverloop zeker willen stellen, met name bij het gerechtelijk vooronderzoek, waarvoor tussen de vertegenwoordigende advocaat en het betrokken gerecht een voortdurend contact moet bestaan, dat een in een andere Lid-Staat gevestigde advocaat niet kan waarborgen. Anderzijds kan deze regel het instellen van tuchtprocedures tegen de plaatselijke advocaat die samenwerkt met de advocaat/dienstverrichter, vergemakkelijken.

34 Deze argumenten kunnen niet worden aanvaard.

35 Zoals het Hof heeft verklaard in het arrest van 12 juli 1984 (Klopp, reeds aangehaald, r.o. 21), bieden de huidige transport- en telecommunicatiemiddelen de advocaten de mogelijkheid op passende wijze te zorgen voor de noodzakelijke contacten met de rechterlijke instanties en de cliënten. Bovendien kan voor een snel procesverloop worden gezorgd, met eerbiediging van het beginsel van hoor en wederhoor, door de advocaat/dienstverrichter verplichtingen op te leggen die de uitoefening van zijn werkzaamheden minder beperken. Zo zou deze doelstelling kunnen worden bereikt door de advocaat/dienstverrichter te verplichten domicilie te kiezen bij de advocaat met wie hij samenwerkt, aan wie de betekeningen van het betrokken gerecht op geldige wijze zouden kunnen geschieden.

36 Ook al kan de regel inzake de territoriale exclusiviteit tuchtprocedures tegen de plaatselijke advocaat vergemakkelijken, deze is niet noodzakelijk voor die procedures.

37 Derhalve moet worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door te eisen dat in burgerlijke zaken waarin bijstand van een advocaat verplicht is, de advocaat/dienstverrichter die voor een Tribunal de grande instance pleit, voor het verrichten van proceshandelingen gebruik maakt van de diensten van een advocaat die bij dat gerecht is ingeschreven of bevoegd is daarvoor op te treden, de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

38 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten te worden verwezen. Aangezien de Franse Republiek in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten worden verwezen. De Bondsrepubliek Duitsland, interveniënte ter ondersteuning van de conclusies van de Franse Republiek, zal haar eigen kosten dragen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende, verklaart:

1) De Franse Republiek is de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 59 en 60 EEG-Verdrag en richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten:

- door Franse onderdanen die het beroep van advocaat in een andere Lid-Staat dan de Franse Republiek uitoefenen, uit te sluiten van de bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten door advocaten in Frankrijk;

- door de advocaat/dienstverrichter voor werkzaamheden ten overstaan van instanties en organen die geen rechterlijke functie uitoefenen, alsmede voor werkzaamheden ten aanzien waarvan het Franse recht de bijstand van een advocaat niet dwingend voorschrijft, te verplichten, samen te werken met een bij een Franse balie ingeschreven advocaat;

- door te eisen dat in burgerlijke zaken waarin bijstand van een advocaat verplicht is, de advocaat/dienstverrichter die voor een Tribunal de grande instance pleit, voor het verrichten van proceshandelingen gebruik maakt van de diensten van een advocaat die bij dat gerecht is ingeschreven of bevoegd is daarvoor op te treden.

2) De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure.

3) De Bondsrepubliek Duitsland zal haar eigen kosten dragen.

Naar boven