EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61989CJ0291

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 7 mei 1991.
Interhotel, Sociedade Internacional de Hoteis SARL tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Europees Sociaal Fonds - Beroep tot nietigverklaring tegen vermindering van aanvankelijk toegekende financiële bijstand.
Zaak C-291/89.

Jurisprudentie 1991 I-02257

ECLI-code: ECLI:EU:C:1991:189

61989J0291

ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 7 MEI 1991. - INTERHOTEL, SOCIEDADE INTERNACIONAL DE HOTEIS SARL TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - EUROPEES SOCIAAL FONDS - BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN BESLUIT TOT VERMINDERING VAN AANVANKELIJK GOEDGEKEURDE BIJSTAND. - ZAAK C-291/89.

Jurisprudentie 1991 bladzijde I-02257


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Sociale politiek - Europees Sociaal Fonds - Bijstand in financiering van beroepsopleiding - Beschikking tot vermindering van aanvankelijk toegekende bijstand - Mogelijkheid voor betrokken Lid-Staat om vóór vaststelling van beschikking zijn opmerkingen kenbaar te maken - Wezenlijk vormvoorschrift - Schending - Onwettigheid

(Verordening nr. 2950/83 van de Raad, art. 6, lid 1)

Samenvatting


In het kader van de procedure voor toekenning door het Europees Sociaal Fonds van financiële bijstand aan beroepsopleidings- en beroepsoriënteringsacties in een Lid-Staat, staat alleen de betrokken Lid-Staat in betrekking tot het Fonds en stelt hij zich aansprakelijk, voor zover hij instaat voor de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de gegevens in de door de rechthebbenden ingediende aanvragen om betaling van het eindsaldo en voor zover hij zelfs kan worden verplicht, het goede verloop van de gefinancierde acties te garanderen. Gelet op de centrale rol van deze Lid-Staat en de grote verantwoordelijkheden die hij op zich neemt bij de indiening van de opleidingsacties en bij het toezicht op de financiering ervan, vormt de hem in artikel 6, lid 1, van verordening nr. 2950/83 geboden mogelijkheid om vóór de totstandkomng van een beschikking tot vermindering van de aanvankelijk toegekende financiële bijstand zijn opmerkingen kenbaar te maken, een wezenlijk vormvoorschrift, waarvan de niet-inachtneming tot nietigheid van de beschikking tot vermindering leidt.

Partijen


In zaak C-291/89,

Interhotel, Sociedade Internacional de Hotéis, SARL, vennootschap naar Portugees recht, vertegenwoordigd door J. M. Júdice, advocaat te Lissabon, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij V. Gillen, advocaat aldaar, Boulevard de la Foire 16 A,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur H. Lima, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Berardis, lid van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 19 juli 1989, inhoudende dat uitgaven tot een bedrag van 62 479 000 ESC, betrekking hebbende op de bij het Europees Sociaal Fonds ingediende aanvraag om bijstand nr. 870840/P1, niet voor vergoeding in aanmerking komen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: T. F. O' Higgins, kamerpresident, G. F. Mancini en F. A. Schockweiler, rechters,

advocaat-generaal: M. Darmon,

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur,

gezien het rapport ter terechtzitting, zoals gewijzigd ten vervolge op de terechtzitting van 15 januari 1991,

gehoord de pleidooien van partijen ter genoemde terechtzitting,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 maart 1991,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 21 september 1989, heeft de vennootschap Interhotel krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag het Hof verzocht om nietigverklaring van een beschikking van de Commissie van 19 juli 1989 tot vermindering van de bijstand die het Europees Sociaal Fonds (hierna: "het Fonds") aanvankelijk had toegekend voor een voor rekening van verzoekster ingediend beroepsopleidingsproject.

2 Volgens artikel 1, lid 2, sub a, van besluit 83/516/EEG van de Raad van 17 oktober 1983 betreffende de taken van het Europees Sociaal Fonds (PB 1983, L 289, blz. 38) neemt het Fonds deel in de financiering van beroepsopleiding en beroepskeuzevoorlichting.

3 Volgens artikel 5, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2950/83 van de Raad van 17 oktober 1983 houdende toepassing van besluit 83/516/EEG (PB 1983, L 289, blz. 1, hierna: "de verordening") brengt goedkeuring door het Fonds van een aanvraag om bijstand uitkering van een voorschot van 50 % van de toegekende steun met zich mee op de voor de aanvang van de acties vastgestelde datum. Volgens artikel 5, lid 4, moeten de aanvragen om betaling van het saldo een gedetailleerd verslag omvatten over de inhoud, de resultaten en de financiële aspecten van de betrokken actie.

4 Artikel 6, lid 1, van de verordening bepaalt dat, indien van de bijstand van het Fonds geen gebruik wordt gemaakt op de wijze die in het besluit tot goedkeuring is vastgesteld, de Commissie deze bijstand kan opschorten, verminderen of doen vervallen, na de betrokken Lid-Staat gelegenheid te hebben geboden zijn opmerkingen te maken. Artikel 6, lid 2, bepaalt, dat overgemaakte bedragen waarvan geen gebruik is gemaakt op de wijze die in het besluit tot goedkeuring is vastgesteld, worden teruggevorderd en dat de Lid-Staat subsidiair aansprakelijk is voor terugbetaling van ten onrechte uitgekeerde bedragen, wanneer het om acties gaat waarvan hij krachtens artikel 2, lid 2, van voornoemd besluit 83/516 de goede uitvoering heeft gegarandeerd.

5 Het Departamento para os Assuntos do Fundo Social Europeu (ministerie belast met de aangelegenheden van het Europees Sociaal Fonds) (hierna: "DAFSE") te Lissabon diende namens de Portugese Republiek ten behoeve van verzoekster bij de diensten van het Fonds een aanvraag om financiële bijstand in.

6 Het opleidingsproject waarvoor om bijstand was verzocht, werd bij beschikking van de Commissie goedgekeurd onder voorbehoud van bepaalde wijzigingen met betrekking tot de hoogte van de bijstand en het aantal op te leiden personen. Dit besluit werd aan het DAFSE medegedeeld, dat vervolgens verzoekster ervan in kennis stelde.

7 Na voltooiing van de opleidingsactie diende verzoekster bij het DAFSE de documenten in ten bewijze dat de actie was uitgevoerd, alsmede de aanvragen om betaling van het eindsaldo en het in artikel 5, lid 4, van de verordening bedoelde verslag met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens.

8 Overeenkomstig deze bepaling bevestigde de Portugese Republiek de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de in de betalingsaanvragen verstrekte gegevens en zond deze aan de Commissie.

9 Na onderzoek van de aanvraag om betaling van het saldo stelde de Commissie vast, dat bepaalde uitgaven niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Daarop concludeerde deze in de bestreden beschikking, die aan het DAFSE werd medegedeeld en door deze instantie ter kennis werd gebracht van verzoekster, dat elk saldo ten gunste van verzoekster ontbrak, dat een gedeelte van de reeds als eerste voorschot uitgekeerde bijstand moest worden ingetrokken en dat een bepaald bedrag moest worden terugbetaald.

10 Tot staving van haar beroep tot nietigverklaring van deze beschikking voert verzoekster twee middelen aan, respectievelijk ontleend aan gebrek aan motivering van de bestreden beschikking en aan schending van de regeling betreffende het Fonds.

11 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

12 De bestreden beschikking is door de Commissie aan de bevoegde Portugese autoriteiten medegedeeld in de vorm van een met redenen omkleed besluit, waarin in hoofdzaak te kennen werd gegeven dat de bijstand van het Fonds krachtens artikel 6, lid 1, van de verordening werd verminderd tot een lager bedrag dan aanvankelijk was toegestaan.

13 In zoverre wordt verzoekster door de bestreden beschikking rechtstreeks en individueel geraakt in de zin van artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag, ook al was deze gericht tot de Portugese Republiek. Zij ontneemt verzoekster immers een gedeelte van de haar aanvankelijk toegekende bijstand, zonder dat de Lid-Staat dienaangaande over een eigen beoordelingsbevoegdheid beschikt.

14 Volgens vaste rechtspraak van het Hof kan dit ambtshalve onderzoeken, of wezenlijke vormvoorschriften zijn geschonden (zie de arresten van 21 december 1954, zaak 1/54, Frankrijk/Hoge Autoriteit, Jurispr. 1954, blz. 7; zaak 2/54, Italië/Hoge Autoriteit, Jurispr. 1954, blz. 79; en 20 maart 1959, zaak 18/57, Nold, Jurispr. 1959, blz. 93).

15 In casu wordt niet betwist dat de Commissie, in strijd met de haar in artikel 6, lid 1, van de verordening opgelegde duidelijke verplichting, de Portugese Republiek vóór het geven van de bestreden beschikking geen gelegenheid heeft geboden opmerkingen te maken.

16 Voorts staat vast, dat alleen de Lid-Staat in betrekking staat tot het Fonds (zie het arrest van 15 maart 1984, zaak 310/81, EISS, Jurispr. 1984, blz. 1341, r.o. 15) en dat hij zich aansprakelijk stelt voor zover hij instaat voor de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de in de aanvraag om betaling van het eindsaldo verstrekte gegevens en voor zover hij zelfs kan worden verplicht, het goede verloop van de opleidingsacties te garanderen.

17 Gelet op zijn centrale rol en grote verantwoordelijkheden bij de indiening van de opleidingsprojecten en het toezicht op de financiering ervan, vormt de mogelijkheid voor betrokken Lid-Staat om vóór de totstandkoming van een definitieve beschikking tot vermindering van de bijstand zijn opmerkingen kenbaar te maken, een wezenlijk vormvoorschrift waarvan de niet-inachtneming tot nietigheid van de bestreden beschikking leidt.

18 Hieruit volgt, dat de bestreden beschikking tot vermindering van de bijstand moet worden nietigverklaard, zonder dat de door verzoekster aangevoerde middelen behoeven te worden onderzocht.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

19 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

rechtdoende:

1) Verklaart nietig de beschikking van de Commissie van 19 juli 1989, inhoudende dat uitgaven tot een bedrag van 62 479 000 ESC, betrekking hebbende op de bij het Europees Sociaal Fonds ingediende aanvraag om bijstand nr. 870840/P1, niet voor vergoeding in aanmerking komen.

2) Verwijst de Commissie in de kosten van het geding.

Naar boven