Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61984CJ0034

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 25 september 1985.
Strafzaak tegen Michel Leclerc.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de grande instance te Nanterre - Frankrijk.
Nationale wettelijke regeling motorbrandstoffenprijzen.
Zaak 34/84.

Jurisprudentie 1985 -02915

ECLI-code: ECLI:EU:C:1985:362

61984J0034

ARREST VAN HET HOF (VIERDE KAMER) VAN 25 SEPTEMBER 1985. - PROCUREUR DE LA REPUBLIQUE TEGEN LECLERC. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE DE NANTERRE. - NATIONALE REGLEMENTERING VAN DE PRIJZEN VOOR BRANDSTOFFEN. - ZAAK 34/84.

Jurisprudentie 1985 bladzijde 02915


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . MEDEDINGING - GEMEENSCHAPSREGELS - NATIONALE WETTELIJKE REGELING INZAKE PRIJS VAN MOTORBRANDSTOFFEN - VERENIGBAARHEID

( EEG-VERDRAG , ARTIKELEN 3 , SUB F , EN 5 )

2 . VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - KWANTITATIEVE BEPERKINGEN - MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING - REGELING INZAKE PRIJS VAN MOTORBRANDSTOFFEN - VERBOD - CRITERIA

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 30 )

3 . VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - AFWIJKINGEN - OPENBARE ORDE - REGELING INZAKE PRIJS VAN MOTORBRANDSTOFFEN - GEEN RECHTVAARDIGING

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 36 )

Samenvatting


1 . DE ARTIKELEN 3 , SUB F , EN 5 EEG-VERDRAG VERZETTEN ZICH NIET TEGEN EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING VOLGENS WELKE DE NATIONALE AUTORITEITEN EEN MINIMUMDETAILHANDELSPRIJS VOOR MOTORBRANDSTOFFEN VASTSTELLEN .

2 . ARTIKEL 30 EEG-VERDRAG VERZET ZICH TEGEN EEN DERGELIJKE REGELING , WANNEER DE MINIMUMPRIJS WORDT AFGELEID VAN EEN OP EEN VAST BEDRAG VASTGESTELDE OVERNAMEPRIJS AF RAFFINADERIJ , MET NAME BEREKEND OP BASIS VAN DE PRIJZEN EN KOSTEN VAN DE NATIONALE PRODUCENTEN , EN HET MOGELIJK UIT LAGERE KOSTPRIJZEN VAN INGEVOERDE PRODUKTEN VOORTVLOEIENDE CONCURRENTIEVOORDEEL TENIET WORDT GEDAAN DOORDAT DE MINIMUMPRIJS BELET , DIE LAGERE KOSTPRIJZEN DOOR TE BEREKENEN IN DE VERBRUIKERSPRIJS .

3 . EEN WETTELIJKE MINIMUMPRIJSREGELING VOOR MOTORBRANDSTOFFEN KAN NIET WORDEN GEACHT TE BEANTWOORDEN AAN EEN DOELSTELLING VAN OPENBARE ORDE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG .

Partijen


IN ZAAK 34/84 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE NANTERRE , IN DE ALDAAR DIENENDE STRAFZAAK TEGEN

MICHEL LECLERC ,

BURGERLIJK AANSPRAKELIJKE PARTIJEN : SARL DRGM EN SARL STASER ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 3 , SUB F , 5 EN 36 EEG-VERDRAG ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ VONNIS VAN 16 DECEMBER 1983 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 7 FEBRUARI 1984 , HEEFT HET TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE NANTERRE KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG TWEE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 3 , SUB F , 5 , TWEEDE ALINEA , EN 36 EEG-VERDRAG , TEN EINDE TE KUNNEN BEOORDELEN OF EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING DIE VOOR MOTORBRANDSTOFFEN EEN MINIMUMDETAILHANDELSPRIJS VERPLICHT STELT , VERENIGBAAR IS MET HET GEMEENSCHAPSRECHT .

2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN STRAFZAAK TEGEN LECLERC , IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN DIRECTEUR VAN TWEE VENNOOTSCHAPPEN DIE BENZINESTATIONS EXPLOITEREN . LECLERC WORDT ONDER MEER TELASTGELEGD DAT HIJ BIJ DE VERKOOP VAN MOTORBRANDSTOFFEN ONWETTIGE PRIJZEN HEEFT TOEGEPAST , DOOR OP DE GELDENDE MINIMUMDETAILHANDELSPRIJS HOGERE KORTINGEN TE VERLENEN DAN VOLGENS DE IN SEPTEMBER EN OKTOBER 1980 TOEPASSELIJKE VOORSCHRIFTEN WAREN TOEGESTAAN .

3 VERDACHTE IN DE HOOFDZAAK HEEFT BETOOGD DAT DE BETROKKEN VOORSCHRIFTEN , TE WETEN DE MINISTERIELE BESLUITEN NRS . 78-101/P VAN 5 OKTOBER 1978 INZAKE DE BEKENDMAKING VAN DE VERKOOPPRIJZEN EN -VOORWAARDEN VOOR BENZINE EN SUPERBENZINE EN 78-123/P VAN 29 DECEMBER 1978 BETREFFENDE DE PRIJZEN VAN BEPAALDE AARDOLIEPRODUKTEN , ONVERENIGBAAR WAREN MET HET GEMEENSCHAPSRECHT .

4 ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN HEEFT DE NATIONALE RECHTER HET NOODZAKELIJK GEACHT , HET HOF DE NAVOLGENDE PREJUDICIELE VRAGEN VOOR TE LEGGEN :

' ' 1 ) MOETEN DE ARTIKELEN 3,SUB F , EN 5 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG - WAARVAN HET EERSTE VOORZIET IN ' ' DE INVOERING VAN EEN REGIME WAARDOOR WORDT GEWAARBORGD DAT DE MEDEDINGING BINNEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT NIET WORDT VERVALST ' ' , EN HET TWEEDE BEPAALT DAT DE LID-STATEN ' ' ZICH ONTHOUDEN VAN ALLE MAATREGELEN WELKE DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN DIT VERDRAG IN GEVAAR KUNNEN BRENGEN ' ' - IN DIE ZIN WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ IN DE WEG STAAN AAN DE TOEPASSING VAN DE WETTELIJKE OF BESTUURSRECHTELIJKE REGELING VAN EEN LID-STAAT , WAARBIJ MINIMUMPRIJZEN OF , JUISTER , MAXIMUMKORTINGEN ZIJN VASTGESTELD ?

2)ZO JA , MOET HET ER DAN VOOR WORDEN GEHOUDEN DAT EEN DERGELIJKE NATIONALE REGELING , IN ZOVERRE ZIJ BETREKKING HEEFT OP AARDOLIEPRODUKTEN , ONDER HET BEPAALDE IN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG KAN VALLEN OP GROND DAT ZIJ AAN EEN DWINGENDE NOODZAAK VAN OPENBARE ORDE BEANTWOORDT ?

' '

5 DE EERSTE VRAAG , BETREFFENDE DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 3,SUB F , EN 5 EEG-VERDRAG , IS DOOR HET HOF REEDS ONDERZOCHT IN HET ARREST VAN 29 JANUARI 1985 ( ZAAK 231/83 , CULLET , JURISPR . 1985 , BLZ . 315 ). IN DIE ZAAK DIENDE HET HOF TEVENS AANDACHT TE SCHENKEN AAN DE BEPALINGEN DIE DE UITVOERING VAN DE ARTIKELEN 2 EN 3 EEG-VERDRAG GENOEMDE BEGINSELEN VERZEKEREN , IN HET BIJZONDER OP HET GEBIED VAN HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN . DAARBIJ IS HET MET NAME INGEGAAN OP ARTIKEL 30 EEG-VERDRAG , WAARVAN DE UITLEGGING NOODZAKELIJKERWIJS VOORAFGAAT AAN DIE VAN HET IN DE TWEEDE VRAAG GENOEMDE ARTIKEL 36 .

6 DE IN CASU OMSTREDEN NATIONALE REGELING IS NIET DEZELFDE ALS IN ZAAK 231/83 AAN DE ORDE WAS . MINISTERIEEL BESLUIT NR . 78-123/P VERSCHILT VAN DEZE LAATSTE MET NAME WAT BETREFT DE VASTSTELLING VAN DE OVERNAMEPRIJS AF RAFFINADERIJ . EVENALS ONDER DE REGELING DIE IN ZAAK 231/83 AAN DE ORDE WAS , VORMT DEZE PRIJS DE GRONDSLAG VOOR DE BEREKENING VAN DE MAXIMUMDETAILHANDELSPRIJS , WAARVAN DE MINIMUMDETAILHANDELSPRIJS WORDT AFGELEID DOOR TOEPASSING VAN DE IN MINISTERIEEL BESLUIT NR . 78-101/P VOORZIENE KORTINGEN . VOLGENS ARTIKEL 2 VAN BESLUIT NR . 78-123/P WORDT DE TOEGESTANE OVERNAMEPRIJS AF RAFFINADERIJ VASTGESTELD OP EEN VAST BEDRAG , WAARVAN DE WIJZE VAN BEREKENING OVERIGENS NIET NADER WORDT AANGEDUID . VOOR DE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT STELT DIT EVENWEL GEEN ANDERE PROBLEMEN AAN DE ORDE DAN IN VORENBEDOELD ARREST VAN 29 JANUARI 1985 WERDEN BEHANDELD .

7 IN DAT ARREST BERUSTTE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 30 EEG-VERDRAG OP DE OVERWEGING , DAT EEN OP EEN VAST BEDRAG VASTGESTELDE MINIMUMPRIJS , OOK AL IS DEZE ZONDER ONDERSCHEID VAN TOEPASSING OP DE NATIONALE EN INGEVOERDE PRODUKTEN , DE AFZET VAN DEZE LAATSTE KAN BENADELEN VOOR ZOVER EEN UIT LAGERE KOSTPRIJZEN VOORTVLOEIEND CONCURRENTIEVOORDEEL TENIET WORDT GEDAAN DOORDAT DIE KOSTPRIJZEN NIET IN DE VERBRUIKERSPRIJS KUNNEN WORDEN DOORBEREKEND . HETZELFDE GELDT VOOR EEN MINIMUMPRIJS DIE WORDT AFGELEID VAN EEN OP EEN VAST BEDRAG VASTGESTELDE OVERNAMEPRIJS , MET NAME INDIEN DIE OVERNAMEPRIJS WORDT BEPAALD AAN DE HAND VAN DE PRIJZEN EN KOSTEN VAN DE NATIONALE PRODUCENTEN .

8 HIERUIT VOLGT , DAT ARTIKEL 30 ZICH VERZET TEGEN EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING VOLGENS WELKE DE NATIONALE AUTORITEITEN EEN MINIMUMDETAILHANDELSPRIJS VOOR MOTORBRANDSTOFFEN VASTSTELLEN , WANNEER DIE MINIMUMPRIJS WORDT AFGELEID VAN EEN OP EEN VAST BEDRAG VASTGESTELDE OVERNAMEPRIJS AF RAFFINADERIJ , MET NAME BEREKEND OP BASIS VAN DE PRIJZEN EN KOSTEN VAN DE NATIONALE PRODUCENTEN , EN HET MOGELIJK UIT LAGERE KOSTPRIJZEN VAN INGEVOERDE PRODUKTEN VOORTVLOEIENDE CONCURRENTIEVOORDEEL TENIET WORDT GEDAAN DOORDAT DE MINIMUMPRIJS BELET , DIE LAGERE KOSTPRIJZEN DOOR TE BEREKENEN IN DE VERBRUIKERSPRIJS .

9 MET BETREKKING TOT DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG WERD IN VORENBEDOELD ARREST VAN 29 JANUARI 1985 OVERWOGEN , DAT EEN WETTELIJKE MINIMUMPRIJSREGELING VOOR MOTORBRANDSTOFFEN NIET KAN WORDEN GEACHT TE BEANTWOORDEN AAN EEN DOELSTELLING VAN OPENBARE ORDE IN DE ZIN VAN DIT ARTIKEL .

10 AANGEZIEN IN DEZE ZAAK NIET VAN ANDERE NIEUWE ELEMENTEN IS GEBLEKEN , KAN VOOR HET OVERIGE WORDEN VERWEZEN NAAR MEERGENOEMD ARREST VAN 29 JANUARI 1985 , WAARVAN EEN AFSCHRIFT AAN DIT ARREST IS GEHECHT .

11 MITSDIEN MOET OP DE VRAGEN VAN HET TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE NANTERRE WORDEN GEANTWOORD DAT :

- DE ARTIKELEN 3 , SUB F , EN 5 EEG-VERDRAG ZICH NIET VERZETTEN TEGEN EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING VOLGENS WELKE DE NATIONALE AUTORITEITEN EEN MINIMUMDETAILHANDELSPRIJS VOOR MOTORBRANDSTOFFEN VASTSTELLEN ;

- ARTIKEL 30 ZICH TEGEN EEN DERGELIJKE WETTELIJKE REGELING VERZET , WANNEER DE MINIMUMPRIJS WORDT AFGELEID VAN EEN OP EEN VAST BEDRAG VASTGESTELDE OVERNAMEPRIJS AF RAFFINADERIJ , MET NAME BEREKEND OP BASIS VAN DE PRIJZEN EN KOSTEN VAN DE NATIONALE PRODUCENTEN , EN HET MOGELIJK UIT LAGERE KOSTPRIJZEN VAN INGEVOERDE PRODUKTEN VOORTVLOEIENDE CONCURRENTIEVOORDEEL TENIET WORDT GEDAAN DOORDAT DE MINIMUMPRIJS BELET , DIE LAGERE KOSTPRIJZEN DOOR TE BEREKENEN IN DE VERBRUIKERSPRIJS ;

- EEN WETTELIJKE MINIMUMPRIJSREGELING VOOR MOTORBRANDSTOFFEN NIET KAN WORDEN GEACHT TE BEANTWOORDEN AAN EEN DOELSTELLING VAN OPENBARE ORDE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

12 DE KOSTEN DOOR DE FRANSE REGERING EN DE COMMISSIE WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING WORDEN GENOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN DE HOOFDZAAK IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( VIERDE KAMER ),

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE NANTERRE BIJ VONNIS VAN 16 DECEMBER 1983 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

1 ) DE ARTIKELEN 3 , SUB F , EN 5 EEG-VERDRAG VERZETTEN ZICH NIET TEGEN EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING VOLGENS WELKE DE NATIONALE AUTORITEITEN EEN MINIMUMDETAILHANDELSPRIJS VOOR MOTORBRANDSTOFFEN VASTSTELLEN .

2)ARTIKEL 30 EEG-VERDRAG VERZET ZICH TEGEN EEN DERGELIJKE WETTELIJKE REGELING , WANNEER DE MINIMUMPRIJS WORDT AFGELEID VAN EEN OP EEN VAST BEDRAG VASTGESTELDE OVERNAMEPRIJS AF RAFFINADERIJ , MET NAME BEREKEND OP BASIS VAN DE PRIJZEN EN KOSTEN VAN DE NATIONALE PRODUCENTEN , EN HET MOGELIJK UIT LAGERE KOSTPRIJZEN VAN INGEVOERDE PRODUKTEN VOORTVLOEIENDE CONCURRENTIEVOORDEEL TENIET WORDT GEDAAN DOORDAT DE MINIMUMPRIJS BELET , DIE LAGERE KOSTPRIJZEN DOOR TE BEREKENEN IN DE VERBRUIKERSPRIJS .

3)EEN WETTELIJKE MINIMUMPRIJSREGELING VOOR MOTORBRANDSTOFFEN KAN NIET WORDEN GEACHT TE BEANTWOORDEN AAN EEN DOELSTELLING VAN OPENBARE ORDE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG .

Naar boven