Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61981CJ0115

Arrest van het Hof van 18 mei 1982.
Rezguia Adoui tegen Belgische Staat en Stad Luik; Dominique Cornuaille tegen Belgische Staat.
Verzoeken om een prejudiciële beslissing: Rechtbank van eerste aanleg te Luik - België.
Openbare orde - Verblijfs- en vestigingsrecht.
Gevoegde zaken 115 en 116/81.

Jurisprudentie 1982 -01665

ECLI-code: ECLI:EU:C:1982:183

61981J0115

ARREST VAN HET HOF VAN 18 MEI 1982. - REZGUIA ADOUI TEGEN BELGISCHE STAAT EN STAD LUIK ; DOMINIQUE CORNUAILLE TEGEN BELGISCHE STAAT. - (" OPENBARE ORDE - VERBLIJFS - EN VESTIGINGSRECHT "). - (VERZOEKEN OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK). - GEVOEGDE ZAKEN NOS. 115 EN 116/81.

Jurisprudentie 1982 bladzijde 01665
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00493
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00421
Finse bijz. uitgave bladzijde 00443


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - UITZONDERINGEN - REDENEN VAN OPENBARE ORDE - BEGRIP - GEDRAG VAN NODIGE ERNST - MAATSTAVEN

( EEG-VERDRAG , ARTIKELEN 48 , LID 3 , EN 56 , LID 1 )

2 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - UITZONDERINGEN - REDENEN VAN OPENBARE ORDE - MAATREGELEN DIE IN INDIVIDUEEL GEVAL GEEN RECHTVAARDIGING VINDEN - ONTOELAATBAARHEID

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 , ARTIKEL 3 , LID 1 )

3 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - UITZONDERINGEN - BESLUITEN INZAKE VREEMDELINGENPOLITIE - PERSONEN TE WIER AANZIEN RECHTSGELDIGE UITWIJZINGSMAATREGEL IS GENOMEN - AANVRAAG VAN NIEUWE VERBLIJFSVERGUNNING - STAAT VAN ONTVANGST TOT BEHANDELING VERPLICHT - GEEN RECHT VAN BETROKKENE OM TIJDENS BEHANDELING OP GRONDGEBIED VAN LID-STAAT TE WORDEN TOEGELATEN

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 48 , LID 3 )

4 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - UITZONDERINGEN - BESLUITEN INZAKE VREEMDELINGENPOLITIE - UITWIJZINGSBESLUIT - REDENGEVING - DRAAGWIJDTE MOTIVERINGSPLICHT

5 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - UITZONDERINGEN - BESLUITEN INZAKE VREEMDELINGENPOLITIE - DOOR BEVOEGDE INSTANTIE BIJ BEHANDELING EN ADVIES TE VOLGEN PROCEDURE - BEVOEGDE INSTANTIE - VOORWAARDE - TAAKVERVULLING IN VOLKOMEN ONAFHANKELIJKHEID - RECHTERLIJKE INSTANTIE - UIT MAGISTRATEN SAMENGESTELDE INSTANITE - VOORWAARDEN VAN DIE STREKKING NIET GESTELD

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 , ARTIKEL 9 )

6 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - UITZONDERINGEN - BESLUITEN INZAKE VREEMDELINGENPOLITIE - DOOR BEVOEGDE INSTANTIE BIJ BEHANDELING EN ADVIES TE VOLGEN PROCEDURE - MOGELIJKHEID DAT BETROKKENE ZICH RECHTSTREEKS TOT BEVOEGDE INSTANTIE WENDT - NIET VOORGESCHREVEN - BEVOEGDHEDEN VAN LID-STATEN - BEGRENZING

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 , ARTIKEL 9 , LID 2 )

7 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - UITZONDERINGEN - BESLUITEN INZAKE VREEMDELINGENPOLITIE - DOOR BEVOEGDE INSTANTIE BIJ BEHANDELING EN ADVIES TE VOLGEN PROCEDURE - TOEPASSING NATIONALE PROCEDUREREGELEN - VOORWAARDEN

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 , ARTIKEL 9 )

Samenvatting


1 . EEN NATIONAAL OVERHEIDSORGAAN MAG DE OPENBARE ORDE ALLEEN INROEPEN WANNEER ER SPRAKE IS VAN EEN WERKELIJKE , VOLDOENDE ERNSTIGE BEDREIGING , DIE EEN WEZENLIJK BELANG VAN DE MAATSCHAPPIJ RAAKT . OFSCHOON HET GEMEENSCHAPSRECHT NIET MEDEBRENGT DAT DE LID-STATEN BIJ DE BEOORDELING VAN MOGELIJKERWIJS MET HET OPENBAAR BELANG STRIJDIG TE ACHTEN GEDRAGINGEN EEN UNIFORME WAARDENSCHAAL HANTEREN , DIENT TE WORDEN VASTGESTELD DAT EEN GEDRAGING , OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT BEGAAN DOOR EEN ONDERDAAN VAN EEN ANDERE LID-STAAT , NIET KAN WORDEN GEACHT TE ZIJN VAN DE TER RECHTVAARDIGING VAN BEPERKINGEN VAN TOEGANG OF VERBLIJF NODIGE ERNST , WANNEER EERSTGENOEMDE LID-STAAT WEGENS DIEZELFDE GEDRAGINGEN , DOOR EIGEN ONDERDANEN BEGAAN , GEEN REPRESSIEVE MAATREGELEN NEEMT , NOCH OOK ANDERE DAADWERKELIJKE , OP BESTRIJDING VAN ZULKE GEDRAGINGEN GERICHTE MAATREGELEN .

2 . BIJ MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN OPENBARE ORDE EN OPENBARE VEILIGHEID MOGEN , VOLGENS ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN RICHTLIJN NR . 64/221 , JEGENS ONDERDANEN VAN DE GEMEENSCHAP GEEN RECHTVAARDIGINGEN IN AANMERKING WORDEN GENOMEN DIE LOS STAAN VAN HET INDIVIDUELE GEVAL .

3 . IEDER ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT DIE IN EEN ANDERE LID-STAAT WERKGELE GENHEID WENST TE ZOEKEN , KAN OPNIEUW EEN VERBLIJFSVERGUNNING AANVRAGEN . INDIEN NA EEN REDELIJKE TIJD GEDAAN , DIENT EEN DAARTOE STREKKENDE AANVRAAG DOOR DE BEVOEGDE OVERHEID VAN DE STAAT VAN ONTVANGST TE WORDEN BEHANDELD , WAARBIJ DIE STAAT MET NAME HEEFT IN TE GAAN OP DE MIDDELEN , DOOR BETROKKENE BEPROEFD TENEINDE DE OMSTANDIGHEDEN WELKE HET EERSTE BESLUIT TOT UITWIJZING RECHTVAARDIGDEN , IN MATERIELE ZIN TE WIJZIGEN . WANNEER ER TE ZIJNEN AANZIEN EVENWEL EEN IN GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE ZIN RECHTSGELDIGE UITWIJZINGSMAATREGEL IS GENOMEN , DIE NOG STEEDS RECHTSGEVOLG SORTEERT IN DIER VOEGE DAT BETROKKENE HET GRONDGEBIED VAN BEDOELDE STAAT NIET MAG BETREDEN , DAN KAN HIJ , HANGENDE DE BEHANDELING VAN ZIJN NIEUWE AANVRAAG , NAAR GEMEENSCHAPSRECHT GEENSZINS VERLANGEN TOT DAT GRONDGEBIED TE WORDEN TOEGELATEN .

4 . DE KENNISGEVING VAN DE REDENEN DIE AAN EEN UITWIJZING OF AAN DE WEIGERING VAN EEN VERBLIJFSVERGUNNING TEN GRONDSLAG GELEGD ZIJN , MOET ZO GEDETAILLEERD EN NAUWKEURIG ZIJN , DAT BETROKKENE VOOR ZIJN BELANGEN KAN OPKOMEN .

5 . HET IS , WAT DE SAMENSTELLING VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE ALS BEDOELD IN ARTI KEL 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 BETREFT , HET BELANGRIJKSTE DAT BOVEN TWIJFEL KOMT TE STAAN DAT DE INSTANTIE HAAR TAAK IN VOLKOMEN ONAFHANKELIJKHEID VERVULT EN VOOR DE VERVULLING VAN HAAR TAAK NIET - RECHTSTREEKS OF ZIJDELIJKS - GECONTROLEERD WORDT DOOR DE INSTANTIE DIE DE IN DE RICHTLIJN BEDOELDE MAATREGELEN HEEFT TE NEMEN .

6 . SLUIT ARTIKEL 9 , LID 2 , VAN RICHTLIJN NR . 64/221 DE MOGELIJKHEID NIET UIT DAT BETROKKENE ZICH RECHTSTREEKS TOT DE BEVOEGDE INSTANTIE WENDT , HET SCHRIJFT DIE MOGELIJKHEID EVENMIN VOOR EN LAAT DE LID-STATEN IN ZOVERRE DE KEUZE , WANNEER EENMAAL , OP AANVRAAG VAN BETROKKENE , IS VERZEKERD DAT DE ZAAK DOOR DIE INSTANTIE ZAL WORDEN BEHANDELD .

7 . DE WOORWAARDEN WAARONDER BETROKKENE VOOR DE BEVOEGDE INSTANTIE VAN ZIJN MIDDELEN TOT VERWEER GEBRUIK MOET KUNNEN MAKEN EN ZICH VOLGENS DE PROCEDUREVOORWAARDEN VAN DE NATIONALE WETGEVING MOET KUNNEN DOEN BIJSTAAN OF VERTEGENWOORDIGEN , MOGEN VOOR BETROKKENE NIET ONGUNSTIGER ZIJN DAN DE VOORWAARDEN WAARONDER ER VOOR ANDERE , VERGELIJKBARE , NATIONALE INSTANTIES WORDT GEPROCEDEERD .

Partijen


IN DE GEVOEGDE ZAKEN 115 EN 116/81 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG , VAN DE VOORZITTER VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK , RECHTDOENDE IN KORT GEDING , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN ENERZIJDS

REZGUIA ADOUI

EN

1 . BELGISCHE STAAT , BIJ DE MINISTER VAN JUSTITIE ,

2 . STAD LUIK , BIJ DE BURGEMEESTER ,

ANDERZIJDS

DOMINIQUE CORNUAILLE

EN

BELGISCHE STAAT , BIJ DE MINISTER VAN JUSTITIE ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 7 , 48 , LID 3 , 56 , LID 1 , EN 66 VAN HET VERDRAG EN VAN ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 VAN 25 FEBRUARI 1964 , VOOR DE COORDINATIE VAN DE VOOR VREEMDELINGEN GELDENDE BIJZONDERE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN VERPLAATSING EN VERBLIJF , DIE GERECHTVAARDIGD ZIJN UIT HOOFDE VAN DE OPENBARE ORDE , DE OPENBARE VEILIGHEID EN DE VOLKSGEZONDHEID ( PB VAN 1964 , BLZ . 850 ), EN WEL MET NAME VAN DE ARTIKELEN 3 , 6 , 8 EN 9 VAN DIE RICHTLIJN ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ OP 12 MEI 1981 BINNENGEKOMEN BESCHIKKINGEN VAN 8 MEI 1981 , HEEFT DE VOORZITTER VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK , RECHTDOENDE IN KORT GEDING , HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN AANTAL PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD INZAKE DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 7 , 48 , LID 3 , 56 , LID 1 , EN 66 VAN HET VERDRAG EN VAN ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 VAN 25 FEBRUARI 1964 , VOOR DE COORDINATIE VAN DE VOOR VREEMDELINGEN GELDENDE BIJZONDERE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN VERPLAATSING EN VERBLIJF , DIE GERECHTVAARDIGD ZIJN UIT HOOFDE VAN DE OPENBARE ORDE , DE OPENBARE VEILIGHEID EN DE VOLKSGEZONDHEID ( PB VAN 1964 , BLZ . 850 ), EN WEL MET NAME VAN DE ARTIKELEN 3 , 6 , 8 EN 9 VAN DE RICHTLIJN .

2 DE VRAGEN ZIJN GESTELD IN GEDINGEN , DOOR VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING , VAN FRANSE NATIONALITEIT , TEGEN DE BELGISCHE STAAT AANGESPANNEN IN VERBAND MET DE WEIGERING VAN DE OVERHEID HUN VOOR BELGIE EEN VERBLIJFSVERGUNNING AF TE GEVEN , AAN WELKE WEIGERING HET GEDRAG VAN BETROKKENE TEN GRONDSLAG WERD GELEGD , WELK GEDRAG MET DE OPENBARE ORDE IN STRIJD ZOU ZIJN OMDAT VERZOEKSTERS ALS BARJUFFROUWEN IN EEN BAR VAN BEDENKELIJK ZEDELIJK ALLOOI DIENST DEDEN .

3 VOLGENS DE BELGISCHE WET VAN 21 AUGUSTUS 1948 TOT OPHEFFING VAN DE OFFICIELE REGLEMENTERING DER PROSTITUTIE , IS TIPPELEN , UITLOKKING VAN ONTUCHT , EXPLOITATIE VAN PROSTITUTIE , HET HOUDEN VAN EEN HUIS VAN ONTUCHT OF PROSTITUTIE EN SOUTENEURSCHAP VERBODEN . VOLGENS DIE WET KUNNEN ER DOOR DE GEMEENTERADEN NADERE VOORSCHRIFTEN WORDEN GEGEVEN , WANNEER ZIJ BEDOELD ZIJN OM DE OPENBARE ZEDELIJKHEID OF DE OPENBARE RUST TE VERZEKEREN . IN EEN POLITIEVERORDENING VAN DE STAD LUIK VAN 25 MAART 1957 EN VOLGENDE BESLUITEN IS BEPAALD DAT PERSONEN DIE ZICH AAN PROSTITUTIE OVERGEVEN , ZICH NIET AAN DE BLIK VAN VOORBIJGANGERS MOGEN BLOOTSTELLEN , DAT DEUREN EN RAMEN TER PLAATSE VAN HUN ACTIVITEITEN GESLOTEN MOETEN ZIJN EN ZODANIG INGERICHT DAT MEN NIET NAAR BINNEN KAN KIJKEN , TERWIJL BEDOELDE PERSONEN ZICH NIET IN DE NABIJHEID VAN HUN INRICHTING OP STRAAT MOGEN OPHOUDEN .

4 DE IN BEIDE ZAKEN VRIJWEL GELIJKLUIDENDE VRAGEN VAN DE NATIONALE RECHTER , ZIJN VERDEELD IN TWEE GROEPEN , BLIJKENS HET OPSCHRIFT ONDERSCHEIDENLIJK DE ' ' OPENBARE ORDE ' ' EN DE ' ' PROCEDURELE WAARBORGEN ' ' BETREFFENDE . DAT DE IN BEIDE ZAKEN GESTELDE VRAGEN VRIJWEL GELIJKLUIDEND ZIJN , GEEFT AANLEIDING DE ZAKEN VOOR DE UITSPRAAK TE VOEGEN .

I - HET BEGRIP OPENBARE ORDE

VRAGEN 1-9 , 11 EN 12

5 IN VRAGEN 1-9 , 11 EN 12 GAAT HET ER IN HOOFDZAAK OM OF EEN LID-STAAT , GEZIEN DE IN DE ARTIKELEN 48 EN 56 VAN HET VERDRAG GEMAAKTE VOORBEHOUDEN , EEN ONDERDAAN VAN EEN ANDERE LID-STAAT VAN ZIJN GRONDGEBIED MAG VERWIJDEREN OF HEM DE TOEGANG TOT DAT GRONDGEBIED MAG WEIGEREN OP GROND VAN ACTIVITEITEN DIE , INDIEN BEDREVEN DOOR EIGEN ONDERDANEN , GEEN AANLEIDING TOT REPRESSIEVE MAATREGELEN GEVEN .

6 DE VRAAGSTELLING BERUST OP HET FEIT DAT PROSTITUTIE ALS ZODANIG DOOR DE BELGISCHE WET NIET WORDT VERBODEN , MET DIEN VERSTANDE DAT DE WET WEL BEPAALDE BIJKOMENDE EN IN SOCIAAL OPZICHT BIJZONDER SCHADELIJKE ACTIVITEITEN , ZOALS DE UITBATING DER PROSTITUTIE DOOR DERDEN EN VERSCHILLENDE VORMEN VAN OPENBARE VERLEIDING , BESTRIJKT .

7 DE IN DE ARTIKELEN 48 EN 56 VAN HET VERDRAG GEMAAKTE VOORBEHOUDEN LEIDEN ERTOE DAT DE LID-STATEN , OM DE IN DIE BEPALING GENOEMDE REDENEN , EN WEL MET NAME OM REDENEN VAN OPENBARE ORDE , MAATREGELEN KUNNEN NEMEN WAARTOE TEN AANZIEN VAN EIGEN ONDERDANEN NIET KAN WORDEN OVERGEGAAN , IN DIER VOEGE DAT ZIJ LAATSTGENOEMDEN NIET VAN HET NATIONALE GRONDGEBIED KUNNEN VERWIJDEREN , NOCH OOK HUN DE TOEGANG TOT DAT GRONDGEBIED KUNNEN ONTZEGGEN . MOET DIT VERSCHIL IN BEHANDELING , DAT DE AARD DER TE NEMEN MAATREGELEN BETREFT , DERHALVE WORDEN AANVAARD , NOCHTANS MAG DE OVERHEID VAN EEN LID-STAAT DIE TOT ZULKE MAATREGELEN OVERGAAT , AAN DE UITOEFENING VAN HAAR BEVOEGDHEDEN GEEN BEOORDELINGEN VAN BEPAALDE GEDRAGINGEN TEN GRONDSLAG LEGGEN DIE OP EEN WILLEKEURIG ONDERSCHEID TEN NADELE VAN DE ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN ZOUDEN NEERKOMEN .

8 ER ZIJ IN ZOVERRE AAN HERINNERD DAT , NAAR HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 27 OKTOBER 1977 ( BOUCHEREAU , JURISPR . 30/77 , BLZ . 1999 ) HEEFT OVERWOGEN , EEN NATIONAAL OVERHEIDSORGAAN DE OPENBARE ORDE ALLEEN MAG INROEPEN WANEER ER SPRAKE IS VAN EEN WERKELIJKE , VOLDOENDE ERNSTIGE BEDREIGING , DIE EEN WEZEN LIJK BELANG VAN DE MAATSCHAPPIJ RAAKT . OFSCHOON HET GEMEENSCHAPSRECHT NIET MEDEBRENGT DAT DE LID-STATEN BIJ DE BEOORDELING VAN MOGELIJKERWIJS MET HET OPENBAAR BELANG STRIJDIG TE ACHTEN GEDRAGINGEN EEN UNIFORME WAARDENSCHAAL HANTEREN , DIENT TE WORDEN VASTGESTELD DAT EEN GEDRAGING , OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT DOOR EEN ONDERDAAN VAN EEN ANDERE LID-STAAT BEGAAN , NIET KAN WORDEN GEACHT TE ZIJN VAN DE TER RECHTVAARDIGING VAN BEPERKINGEN VAN TOEGANG OF VERBLIJF NODIGE ERNST , WANNEER EERSTGENOEMDE LID-STAAT WEGENS DIEZELFDE GEDRAGINGEN , DOOR EIGEN ONDERDANEN BEGAAN , GEEN REPRESSIEVE MAATREGELEN NEEMT , NOCH OOK ANDERE DAADWERKELIJKE , OP BESTRIJDING VAN ZULKE GEDRAGINGEN GERICHTE MAATREGELEN .

9 DE VRAGEN 1-9 , 11 EN 12 , ZIJN DERHALVE IN DIE ZIN TE BEANTWOORDEN DAT EEN LID-STAAT KRACHTENS HET IN DE ARTIKELEN 48 EN 56 VAN HET VERDRAG GEMAAKTE VOORBEHOUD VAN OPENBARE ORDE , EEN ONDERDAAN VAN EEN ANDERE LID-STAAT NIET VAN ZIJN GRONDGEBIED MAG VERWIJDEREN , NOCH OOK HEM DE TOEGANG TOT DAT GRONDGEBIED MAG ONTZEGGEN WEGENS GEDRAGINGEN DIE , INDIEN DOOR DE ONDERDANEN VAN EERSTGENOEMDE LID-STAAT BEGAAN , GEEN AANLEIDING GEVEN TOT REPRESSIEVE MAATREGELEN , NOCH OOK TOT ANDERE DAADWERKELIJKE , OP BESTRIJDING VAN ZULKE GEDRAGINGEN GERICHTE MAATREGELEN .

DE TIENDE VRAAG

10 IN DE TIENDE VRAAG VAN DE NATIONALE RECHTER GAAT HET EROM OF EEN LID-STAAT DIE , MET DE BEDOELING PROSTITUEES UIT EEN BEPAALD LAND VAN ZIJN GRONDGEBIED TE VERWIJDEREN , OMDAT ZIJ EEN STEUN VOOR DE GEORGANISEERDE MISDAAD ZOUDEN KUNNEN ZIJN , SYSTEMATISCH TE WERK GAAT EN DE UITOEFENING VAN HUN BEROEP VAN PROSTITUEE TOT EEN GEVAAR VAN DE OPENBARE ORDE VERKLAART , ZONDER DE MOEITE TE NEMEN NA TE GAAN OF BETROKKENEN AL DAN NIET VAN RELATIES MET ' ' DE ONDERWERELD ' ' KUNNEN WORDEN VERDACHT , WEL EEN MAATREGEL VAN GENERALE PREVENTIE NEEMT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 .

11 ER ZIJ OP GEWEZEN DAT MAATREGELEN VAN OPENBARE ORDE OF OPENBARE VEILIGHEID VOLGENS ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN DE RICHTLIJN UITSLUITEND OP HET PERSOONLIJK GEDRAG VAN DE BETROKKENE DIENEN TE BERUSTEN . IN ZOVERRE ZIJ SLECHTS HERINNERD AAN HET OP 26 FEBRUARI 1975 GEWEZEN ARREST-BONSIGNORE ( JURISPR . 67/74 , BLZ . 297 ), WAARIN HET HOF HEEFT OVERWOGEN DAT ' ' BIJ MAATREGELEN TER WAARBORGING VAN DE OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID JEGENS ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN DER GE MEENSCHAP GEEN RECHTVAARDIGINGEN DIE LOS STAAN VAN HET INDIVIDUELE GEVAL IN AANMERKING MOGEN WORDEN GENOMEN , ZOALS OOK MET NAME BLIJKT UIT DE IN LID 1 VERVATTE EIS DAT ' ' UITSLUITEND ' ' HET ' ' PERSOONLIJK GEDRAG ' ' VAN DE BETROKKENE BEPALEND MOET ZIJN . ' '

DE DERTIENDE VRAAG

12 MET BETREKKING TOT DE MOGELIJKHEID DAT IEMAND WIENS VERBLIJFSVERGUNNING IS INGETROKKEN LATER OPNIEUW TOT HET GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN STAAT TOEGANG KRIJGT EN EEN NIEUWE VERBLIJFSVERGUNNING AANVRAAGT , ZIJ ER OP GEWEZEN DAT IEDERE ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT DIE IN EEN ANDERE LID-STAAT WERKGELEGENHEID WENST TE ZOEKEN , OPNIEUW EEN VERBLIJFSVERGUNNING KAN AANVRAGEN . INDIEN NA EEN REDELIJKE TIJD GEDAAN , DIENT EEN DAARTOE STREKKENDE AANVRAAG DOOR DE BEVOEGDE OVERHEID VAN DE STAAT VAN ONTVANGST TE WORDEN BEHANDELD , WAARBIJ DIE STAAT MET NAME HEEFT IN TE GAAN OP DE MIDDELEN , DOOR BETROKKENE BEPROEFD TENEINDE DE OMSTANDIGHEDEN WELKE HET EERSTE BESLUIT TOT UITWIJZING RECHTVAARDIGDEN , IN MATERIELE ZIN TE WIJZIGEN . WANNEER ER TE ZIJNEN AANZIEN EVENWEL EEN IN GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE ZIN RECHTSGELDIGE UITWIJZINGSMAATREGEL IS GENOMEN , DIE NOG STEEDS RECHTSGEVOLG SORTEERT IN DIER VOEGE DAT BETROKKENE HET GRONDGEBIED VAN BEDOELDE STAAT NIET MAG BETREDEN , DAN KAN HIJ , HANGENDE DE BEHANDELING VAN ZIJN NIEUWE AANVRAAG , NAAR GEMEENSCHAPSRECHT GEENSZINS VERLANGEN TOT DAT GRONDGEBIED TE WORDEN TOEGELATEN .

DE VEERTIENDE VRAAG

13 VOLGENS ARTIKEL 6 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 WORDEN DE REDENEN VAN OPENBARE ORDE , VAN OPENBARE VEILIGHEID OF VAN VOLKSGEZONDHEID , DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN EEN OP HEM BETREKKING HEBBEND BESLUIT , TER KENNIS VAN DE BETROKKENE GEBRACHT , TENZIJ HIERTEGEN UIT EEN OOGPUNT VAN VEILIGHEID VAN DE STAAT BEZWAAR BESTAAT . NAAR DE BEDOELING DER RICHTLIJN MOET DIE REDENGEVING ZO GEDETAILLEERD EN NAUWKEURIG ZIJN , DAT BETROKKENE VOOR ZIJN BELANGEN KAN OPKOMEN . WAT DE TE GEBRUIKEN TAAL BETREFT : BLIJKENS HET DOSSIER BEZITTEN VERZOEKSTERS DE FRANSE NATIONALITEIT EN ZIJN DE TE HUNNEN AANZIEN GENOMEN BESLUITEN IN HET FRANS GESTELD , ZODAT NIET BLIJKT DAT DE VRAAG TERZAKE DIENENDE IS . HET IS IN IEDER GEVAL VOLDOENDE , WANNEER DE KENNISGEVING GESCHIEDT ONDER VOORWAARDEN WELKE BETROKKENE IN STAAT STELT DE INHOUD EN GEVOLGEN DER MEDEDELING TE BEGRIJPEN .

II - DE VRAGEN INZAKE DE PROCEDURELE WAARBORGEN

14 IN DEZE VRAGEN WORDEN HOOFDZAKELIJK DE NAVOLGENDE KWESTIES AAN DE ORDE GESTELD : DE SAMENSTELLING VAN DE ' ' BEVOEGDE INSTANTIE ' ' BEDOELD IN ARTIKEL 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 ; DE VRAAG OF HAAR LEDEN ALS GEKWALIFICEERD ZIJN TE BESCHOUWEN ; DE DUUR VAN HET MANDAAT DIER LEDEN ; EVENTUELE BETREKKINGEN TUSSEN DIE LEDEN EN DE INSTANTIE DIE HEN BEZOLDIGT ; DE WIJZE WAAROP BEDOELDE INSTANTIE MOET WORDEN GEADIEERD , EN DE PROCESGANG , BIJ BEHANDELING DOOR DIE INSTANTIE GEVOLGD .

15 ARTIKEL 9 , LID 1 , VAN DE RICHTLIJN IS BEDOELD OM UITGEWEZENEN MINIMALE PROCEDURELE WAARBORGEN TE BIEDEN . KAN EEN BEROEP IN RECHTE TEGEN OVERHEIDSHANDELINGEN SLECHTS DE RECHTMATIGHEID DER MAATREGEL BETREFFEN , DAN DIENT HET OPTREDEN VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE , VOORDAT ER DEFINITIEF WORDT BESLIST , EEN ONDERZOEK VAN FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN , MET INBEGRIP VAN ASPECTEN VAN DOELMATIGHEID WELKE DE BEOOGDE MAATREGEL KUNNEN RECHTVAARDIGEN , MOGELIJK TE MAKEN . BETROKKENE BEHOORT TEN OVERSTAAN VAN DIE INSTANTIE ZIJN MIDDELEN VAN VERWEER TE KUNNEN VOORDRAGEN EN DIENT ZICH TE KUNNEN DOEN BIJSTAAN OF VERTEGENWOORDIGEN OVEREENKOMSTIG DE PROCEDUREVOORWAARDEN DIE IN DE NATIONALE WETGEVING ZIJN VOORZIEN . VOLGENS LID 2 VAN HET ARTIKEL WORDEN BESLUITEN TOT WEIGERING VAN AFGIFTE VAN DE EERSTE VERBLIJFSVERGUNNING , EN BESLUITEN TOT VERWIJDERING VAN HET GRONDGEBIED VOOR DE AFGIFTE VAN EEN DERGELIJK DOCUMENT , OP VERZOEK VAN BETROKKENE AAN DE BEVOEGDE INSTANTIE TER BEHANDELING VOORGELEGD .

16 IN DE RICHTLIJN IS NIET BEPAALD HOE DE IN ARTIKEL 9 BEDOELDE BEVOEGDE INSTANTIE WORDT BENOEMD . HET ARTIKEL VERLANGT NIET DAT HET EEN RECHTERLIJKE INSTANTIE CASU QUO EEN UIT MAGISTRATEN SAMENGESTELDE INSTANTIE MOET ZIJN . HET VERLANGT EVENMIN DAT DE LEDEN VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE VOOR EEN BEPAALDE PERIODE WORDEN AANGEWEZEN . HET BELANGRIJKSTE IS DAT BOVEN TWIJFEL KOMT TE STAAN DAT DE INSTANTIE HAAR TAAK IN VOLKOMEN ONAFHANKELIJKHEID VERVULT EN VOOR DE VERVULLING VAN HAAR TAAK NIET - RECHTSTREEKS OF ZIJDELINGS - GECONTROLEERD WORDT DOOR DE INSTANTIE DIE DE IN DE RICHTLIJN BEDOELDE MAATREGELEN HEEFT TE NEMEN . IS AAN DIE EIS VOLDAAN , DAN BEHOEFT HET NOCH OP DE TEKST NOCH OP DE DOELSTELLING VAN DE RICHTLIJN AF TE STUITEN DAT DE LEDEN DER INSTANTIE WORDEN BEZOLDIGD TEN LASTE VAN DE BEGROTING , OPGESTELD VOOR DE BESTUURSDIENST WAARTOE DE EVENTUEEL TOT HET NEMEN VAN MAATREGELEN GEROEPEN INSTANTIE BEHOORT , NOCH OOK DAT HET SECRETARIAAT VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE WORDT WAARGENOMEN DOOR EEN TOT DIEZELFDE BESTUURSDIENST BEHORENDE AMBTENAAR .

17 MET BETREKKING TOT DE WIJZE WAAROP DE BEVOEGDE INSTANTIE IN HET IN ARTIKEL 9 , LID 2 , DER RICHTLIJN BEDOELDE GEVAL MOET WORDEN GEADIEERD , GEEFT HET ARTIKEL GEEN DWINGENDE VOORSCHRIFTEN . SLUIT HET DE MOGELIJKHEID DAT BETROKKENE ZICH RECHTSTREEKS TOT DE INSTANTIE WENDT NIET UIT , HET SCHRIJFT DIE MOGELIJKHEID EVENMIN VOOR EEN LAAT DE LID-STATEN IN ZOVERRE DE KEUZE , WANNEER EENMAAL - OP AANVRAAG VAN BETROKKENE - IS VERZEKERD DAT DE ZAAK DOOR DIE INSTANTIE ZAL WORDEN BEHANDELD .

18 WAT BETREFT DE FORMELE ASPECTEN VAN HET ADVIES VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE : BLIJKENS DE DOELSTELLINGEN VAN HET IN DE RICHTLIJN VOORZIENE SYSTEEM , MOET HET ADVIES BEHOORLIJK TER KENNIS VAN BETROKKENE WORDEN GEBRACHT , MAAR DE RICHTLIJN VERLANGT NIET DAT DE LEDEN DER INSTANTIE - EN HUN HOEDANIGHEID - ER MET NAME IN WORDEN GENOEMD .

19 NAAR AANLEIDING VAN DE VRAGEN BETREFFENDE DE PROCESGANG VOOR DE BEVOEGDE INSTANTIE , PROCESREGELEN EN BEWIJSREGELEN DAARONDER BEGREPEN , ZIJ ER NOGMAALS AAN HERINNERD DAT IN ARTIKEL 9 , LID 1 , VAN RICHTLIJN NR . 64/221 MET ZOVEEL WOORDEN WORDT GEZEGD DAT BETROKKENE TEN OVERSTAAN VAN DIE INSTANTIE VAN ZIJN MIDDELEN TOT VERWEER GEBRUIK MOET KUNNEN MAKEN EN ZICH MOET KUNNEN DOEN BIJSTAAN OF VERTEGENWOORDIGEN VOLGENS DE PROCEDUREVOORWAARDEN VAN DE NATIONALE WETGEVING . DIE VOORWAARDEN MOGEN VOOR BETROKKENE NIET ONGUNSTIGER ZIJN DAN DE VOORWAARDEN WAARONDER ER VOOR ANDERE , VERGELIJKBARE NATIONALE INSTANTIES WORDT GEPROCEDEERD .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

20 DE KOSTEN , DOOR DE BELGISCHE REGERING , DE FRANSE REGERING , DE ITALIAANSE REGERING , DE NEDERLANDSE REGERING , DE BRITSE REGERING EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE VRAGEN , DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK , RECHTDOENDE IN KORT GEDING , BIJ BESCHIKKINGEN VAN 8 MEI 1981 GESTELD , VERKLAART VOOR RECHT :

1 . KRACHTENS HET IN DE ARTIKELEN 48 EN 56 VAN HET VERDRAG GEMAAKTE VOORBEHOUD VAN OPENBARE ORDE , MAG EEN LID-STAAT EEN ONDERDAAN VAN EEN ANDERE LID-STAAT NIET VAN ZIJN GRONDGEBIED VERWIJDEREN , NOCH OOK HEM DE TOEGANG TOT ZIJN GRONDGEBIED ONTZEGGEN WEGENS GEDRAGINGEN DIE , INDIEN DOOR DE ONDERDANEN VAN EERSTGENOEMDE LID-STAAT BEGAAN , GEEN AANLEIDING GEVEN TOT REPRESSIEVE MAATREGELEN , NOCH OOK TOT ANDERE DAADWERKELIJKE , OP BESTRIJDING VAN ZULKE GEDRAGINGEN GERICHTE MAATREGELEN .

2.BIJ MAATREGELEN TER VERZEKERING VAN OPENBARE ORDE EN OPENBARE VEILIGHEID MOGEN , JEGENS ONDERDANEN VAN DE GEMEENSCHAP , GEEN RECHTVAARDIGINGEN IN AANMERKING WORDEN GENOMEN DIE LOS STAAN VAN HET INDIVIDUELE GEVAL .

3.IEDERE ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT DIE IN EEN ANDERE LID-STAAT WERKGELEGENHEID WENST TE ZOEKEN , KAN , WANNEER HIJ TEVOREN DOOR DIE STAAT WERD UITGEWEZEN , OPNIEUW EEN VERBLIJFSVERGUNNING AANVRAGEN . INDIEN NA EEN REDELIJKE TIJD GEDAAN , DIENT EEN DAARTOE STREKKENDE AANVRAAG DOOR DE BEVOEGDE OVERHEID VAN DE STAAT VAN ONTVANGST TE WORDEN BEHANDELD , WAARBIJ DIE STAAT MET NAME HEEFT IN TE GAAN OP DE MIDDELEN DOOR BETROKKENE BEPROEFD TENEINDE DE OMSTANDIGHEDEN WELKE HET EERSTE BESLUIT TOT UITWIJZIGING RECHTVAARDIGEN , IN MATERIELE ZIN TE WIJZIGEN .

4.DE KENNISGEVING VAN DE REDENEN DIE AAN EEN UITWIJZING OF AAN DE WEIGERING VAN EEN VERBLIJFSVERGUNNING TEN GRONDSLAG GELEGD ZIJN , MOET ZO GEDETAILLEERD EN NAUWKEURIG ZIJN , DAT BETROKKENE VOOR ZIJN BELANGEN KAN OPKOMEN .

5.HET GEMEENSCHAPSRECHT VERLANGT NIET DAT DE IN ARTIKEL 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 BEDOELDE BEVOEGDE INSTANTIE EEN RECHTERLIJKE CASU QUO EEN UIT MAGISTRATEN SAMENGESTELDE INSTANTIE MOET ZIJN , NOCH OOK DAT DE LEDEN VAN DIE INSTANTIE VOOR EEN BEPAALDE PERIODE WORDEN AANGEWEZEN . HET GEMEENSCHAPSRECHT VERZET ER ZICH NIET TEGEN DAT DE LEDEN DER INSTANTIE WORDEN BEZOLDIGD TEN LASTE VAN DE BEGROTING , OPGESTELD VOOR DE BESTUURSDIENST WAARTOE DE EVENTUEEL TOT HET NEMEN VAN MAATREGELEN GEROEPEN INSTANTIE BEHOORT , NOCH OOK TEGEN DE WAARNEMING VAN HET SECRETARIAAT VAN BEDOELDE INSTANTIE DOOR EEN TOT DIEZELFDE BESTUURSDIENST BEHORENDE AMBTENAAR .

6.WORDT IN RICHTLIJN NR . 64/221 DE MOGELIJKHEID DAT BETROKKENE ZICH RECHTSTREEKS TOT DE BEVOEGDE INSTANTIE WENDT NIET UITGESLOTEN , DE RICHTLIJN SCHRIJFT DIE MOGELIJKHEID OOK NIET VOOR EN LAAT DE LID-STATEN IN ZOVERRE DE KEUZE , WANNEER EENMAAL - OP AANVRAAG VAN BETROKKENE - IS VERZEKERD DAT DE ZAAK DOOR DIE INSTANTIE ZAL WORDEN BEHANDELD .

7.HET ADVIES VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE MOET BEHOORLIJK TER KENNIS VAN BETROKKENE WORDEN GEBRACHT .

8.TEN OVERSTAAN VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE MOET BETROKKENE VAN ZIJN MIDDELEN TOT VERWEER GEBRUIK KUNNEN MAKEN EN HIJ MOET ZICH KUNNEN DOEN BIJSTAAN OF VERTEGENWOORDIGEN VOLGENS DE PROCEDUREVOORWAARDEN VAN DE NATIONALE WETGEVING . DIE VOORWAARDEN MOGEN VOOR BETROKKENE NIET ONGUNSTIGER ZIJN DAN DIE WAARONDER ER VOOR ANDERE , VERGELIJKBARE NATIONALE INSTANTIES WORDT GEPROCEDEERD .

Naar boven