Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61981CJ0025

Arrest van het Hof van 31 maart 1982.
C.H.W. tegen G.J.H.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hoge Raad - Nederland.
Executieverdrag: uitlegging van de begrippen 'testamenten en erfenissen', 'huwelijksgoederenrecht', 'voorlopige of bewarende maatregel' en van artikel 18.
Zaak 25/81.

Jurisprudentie 1982 -01189

ECLI-code: ECLI:EU:C:1982:116

61981J0025

ARREST VAN HET HOF VAN 31 MAART 1982. - C. H. W. TEGEN G. J. H. - (" EXECUTIEVERDRAG : UITLEGGING VAN DE BEGRIPPEN'TESTAMENTEN EN ERFENISSEN','HUWELIJKSGOEDERENRECHT','VOORLOPIGE OF BEWARENDE MAATREGELEN'EN VAN ARTIKEL 18 "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN). - ZAAK NO. 25/81.

Jurisprudentie 1982 bladzijde 01189
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00269


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . VERDRAG BETREFFENDE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN TENUITVOERLEGGING VAN RECHTERLIJKE BESLISSINGEN - TOEPASSINGSGEBIED - VERZOEK OM VOORLOPIGE MAATREGELEN IN RECHTSGESCHIL BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE BETREKKINGEN TUSSEN ECHTGENOTEN - UITSLUITING - VOORWAARDEN

( EXECUTIEVERDRAG , ARTIKEL 1 )

2 . VERDRAG BETREFFENDE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN TENUITVOERLEGGING VAN RECHTERLIJKE BESLISSINGEN - TOEPASSINGSGEBIED - VOORLOPIGE OF BEWARENDE MAATREGELEN MET BETREKKING TOT UITGESLOTEN MATERIES - NIET DAARONDER BEGREPEN

( EXECUTIEVERDRAG , ARTIKELEN 1 EN 24 )

3 . VERDRAG BETREFFENDE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN TENUITVOERLEGGING VAN RECHTERLIJKE BESLISSINGEN - DOOR PARTIJEN AANGEWEZEN BEVOEGDE RECHTER - VERSCHIJNING VAN VERWEERDER VOOR AANGEZOCHTE RECHTER - VERSCHIJNING DIE TEN DOEL HEEFT NIET ALLEEN BEVOEGDHEID TE BETWISTEN MAAR TEVENS TEN GRONDE TE CONCLUDEREN - VERSCHIJNING DIE NIET TOT BEVOEGDHEID LEIDT

( EXECUTIEVERDRAG , ARTIKEL 18 )

Samenvatting


1 . EEN VERZOEK OM VOORLOPIGE MAATREGELEN , STREKKENDE TOT AFGIFTE VAN EEN DOCUMENT TENEINDE TE VOORKOMEN DAT DIT ALS BEWIJS WORDT GEBRUIKT IN EEN RECHTSGESCHIL BETREFFENDE HET BEHEER DOOR DE MAN VAN HET VERMOGEN VAN DE VROUW , IS VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET EXECUTIEVERDRAG UITGESLO TEN , INDIEN DAT BEHEER NAUW SAMENHANGT MET DE VERMOGENSRECHTELIJKE BETREKKINGEN DIE RECHTSTREEKS UIT DE HUWELIJKSBAND VOORTVLOEIEN .

2 . ARTIKEL 24 EXECUTIEVERDRAG KAN NIET WORDEN INGEROEPEN OM VOORLOPIGE OF BEWARENDE MAATREGELEN MET BETREKKING TOT MATERIES DIE VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET EXECUTIEVERDRAG ZIJN UITGESLOTEN , DAARONDER TE DOEN VALLEN .

3 . ARTIKEL 18 EXECUTIEVERDRAG MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD DAT HET DE VERWEERDER IS TOEGESTAAN NIET ENKEL DE BEVOEGDHEID TE BETWISTEN , DOCH TEGELIJKERTIJD OOK , SUBSIDIAIR , VERWEER TEN GRONDE TE VOEREN ZONDER DAARDOOR HET RECHT TE VERLIEZEN EEN EXCEPTIE VAN BEVOEGDHEID OP TE WERPEN .

Partijen


IN ZAAK 25/81 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , VAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

C . H . W ., WONENDE TE EKEREN , BELGIE , EISERES TOT CASSATIE VAN EEN ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE ' S-GRAVENHAGE , TUSSEN PARTIJEN GEWEZEN EN OP 14 DECEMBER 1979 UITGESPROKEN , INCIDENTEEL VERWEERSTER IN CASSATIE , VERTEGENWOORDIGD DOOR O . DE SAVORNIN LOHMAN , ADVOCAAT BIJ DE HOGE RAAD ,

EN

G . J . H ., WONENDE TE BRASSCHAAT , BELGIE , VERWEERDER IN CASSATIE , INCIDENTEEL EISER TOT CASSATIE VAN VOORMELD ARREST , VERTEGENWOORDIGD DOOR P . MOUT , EVENEENS ADVOCAAT BIJ DE HOGE RAAD ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 1 , 18 EN 24 ( EVENTUEEL IN VERBINDING MET 6 ) VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , GESLOTEN TE BRUSSEL OP 27 SEPTEMBER 1968 ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ ARREST VAN 6 FEBRUARI 1981 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 17 MAART 1981 , HEEFT DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN KRACHTENS HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN ( HIERNA : HET EXECUTIEVERDRAG ), VIER PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 1 , 18 EN 24 VAN DAT VERDRAG .

2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN GESCHIL TUSSEN TWEE ECHTELIEDEN VAN NEDERLANDSE NATIONALITEIT EN WOONACHTIG IN BELGIE , INZAKE HET BEHEER DOOR DE MAN VAN HET PRIVE-VERMOGEN VAN DE VROUW . TOEN DE ECHTGENOTE EEN DOOR DE MAN OPGESTELD , ALS ' ' CODICIL ' ' AANGEDUID DOCUMENT MET DE VERKLARING DAT HET PRIVEVERMOGEN VAN DE VROUW GEEN NADEEL MOCHT ONDERVINDEN VAN HET BEHEER VAN DAT VERMOGEN DOOR DE MAN , ALS BEWIJS WILDE GEBRUIKEN , WENDDE DE MAN ZICH TOT DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM MET EEN VORDERING STREKKENDE TOT AFGIFTE VAN BEDOELD DOCUMENT EN TOT VERKRIJGING VAN EEN VERBOD OM HET ALS BEWIJS TE GEBRUIKEN .

3 TOEN DE BEVOEGDHEID VAN DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK OM DIE AFGIFTE TE BEVELEN , WERD BETWIST , KWAM DE ZAAK VOOR HET GERECHTSHOF TE ' S-GRAVENHAGE EN VERVOLGENS VOOR DE HOGE RAAD DIE , OORDELENDE DAT VOOR DE OPLOSSING VAN HET GESCHIL EEN UITLEGGING VAN HET EXECUTIEVERDRAG NOODZAKELIJK WAS , HET HOF DE VOLGENDE VRAGEN HEEFT VOORGELEGD :

' ' 1 . BETREFT DE IN ARTIKEL 1 , TWEEDE LID , AANHEF EN ONDER 1 VOORZIENE UITSLUITING VAN DE TOEPASSELIJKHEID VAN HET EXECUTIEVERDRAG OP , TESTAMENTEN EN ERFENISSEN ' VORDERINGEN IN RECHTE INGESTELD DOOR DE MAKER VAN EEN CODICIL DAT ZICH ONDER EEN ANDER BEVINDT , WELKE VORDERINGEN STREKKEN TOT AFGIFTE VAN HET CODICIL , TOT VERNIETIGING VAN FOTOKOPIEEN , AFSCHRIFTEN EN WEERGAVEN DAARVAN EN TOT HET VERKRIJGEN VAN EEN VERBOD ENIGE FOTOKOPIE , AFSCHRIFT OF WEERGAVE VAN DAT STUK TE ( DOEN ) HOUDEN OF GEBRUIKEN , EEN EN ANDER TENEINDE TE VOORKOMEN DAT DE IN HET CODICIL VOORKOMENDE VERKLARINGEN TEGEN DE MAKER VAN HET CODICIL ALS BEWIJS ZOUDEN WORDEN GEBRUIKT IN EEN RECHTSGESCHIL DAT GEEN BETREKKING HEEFT OP EEN TESTAMENT OF ERFENIS?

2.BETREFT DE IN ARTIKEL 1 , TWEEDE LID , AANHEF EN ONDER 1 VOORZIENE UITSLUITING VAN DE TOEPASSELIJKHEID VAN HET EXECUTIEVERDRAG OP , HET HUWELIJKSGOEDERENRECHT ' VORDERINGEN ALS ONDER A ) VERMELD INDIEN DEZE WORDEN INGESTELD OM TE VOORKOMEN DAT DE IN HET CODICIL VOORKOMENDE VERKLARINGEN TEGEN DE MAKER VAN HET CODICIL ALS BEWIJS ZOUDEN WORDEN GEBRUIKT IN EEN RECHTSGESCHIL BETREFFENDE BEWEERD ONBEVOEGD OF ONJUIST BEHEER DOOR DE MAKER VAN HET CODICIL VAN HET PRIVE-VERMOGEN VAN ZIJN VROUW , INDIEN DIT BEHEER MOET WORDEN BESCHOUWD ALS NAUW SAMENHANGENDE MET DE VERMOGENSRECHTELIJKE BETREKKINGEN DIE RECHTSTREEKS UIT DE HUWELIJKSBAND VOORTVLOEIEN?

3.OMVAT HET BEGRIP , VOORLOPIGE OF BEWARENDE MAATREGELEN ' ALS BEDOELD IN ARTIKEL 24 DE IN DE ACHTTIENDE AFDELING VAN DE DERTIENDE TITEL VAN HET EERSTE BOEK VAN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING VOORZIENE MOGELIJKHEID OM IN KORT GEDING EEN ONVERWIJLDE VOORZIENING BIJ VOORRAAD TE VORDEREN? SPEELT DAARBIJ EEN ROL DAT DE VOORZIENING WORDT GEVORDERD IN VERBAND MET EEN ANDERE IN NEDERLAND AANHANGIGE PROCEDURE?

4.MOET ONDER HET IN DE TWEEDE ZIN VAN ARTIKEL 18 BEDOELDE GEVAL DAT DE VERSCHIJNING VAN DE VERWEERDER UITSLUITEND TEN DOEL HEEFT DE BEVOEGDHEID VAN DE RECHTER TE BETWISTEN , BEGREPEN WORDEN HET GEVAL DAT DE VERWEERDER DE BEVOEGDHEID VAN DE RECHTER BETWIST EN TEVENS SUBSIDIAIR , VOOR HET GEVAL DE RECHTER ZICH BEVOEGD MOCHT ACHTEN , DE VORDERING TEN GRONDE BESTRIJDT?

' '

DE EERSTE EN DE TWEEDE VRAAG

4 HET PROBLEEM DAT DOOR DE EERSTE TWEE VRAGEN AAN DE ORDE WORDT GESTELD , IS OF EEN VORDERING TOT VERKRIJGING VAN EEN VOORLOPIGE MAATREGEL STREKKENDE TOT AFGIFTE VAN EEN ALS ' ' CODICIL ' ' AANGEDUID DOCUMENT , DAT IN EEN GESCHIL BETREFFENDE HET BEHEER DOOR DE MAN VAN HET PRIVE-VERMOGEN VAN ZIJN VROUW ALS BEWIJS ZOU KUNNEN WORDEN GEBRUIKT , KRACHTENS ARTIKEL 1 , TWEEDE ALINEA , EXECUTIEVERDRAG VAN HET TOEPASSINGSGEBIED DAARVAN IS UITGESLOTEN OP GROND DAT HET BETREKKING HEEFT OP ' ' TESTAMENTEN EN ERFENISSEN ' ' DAN WEL OP ' ' HET HUWELIJKSGOEDERENRECHT ' ' .

5 DE TWEEDE VRAAG , DIE BETREKKING HEEFT OP ' ' HET HUWELIJKSGOEDERENRECHT ' ' IN DE ZIN VAN ARTIKEL 1 EXECUTIEVERDRAG , DIENT EERST TE WORDEN ONDERZOCHT .

6 IN HET ARREST VAN 27 MAART 1979 ( ZAAK 143/78 , DE CAVEL , JURISPR . 1979 , BLZ . 1055 ) HEEFT HET HOF VERKLAARD , DAT DIT BEGRIP NIET ALLEEN DE IN SOMMIGE NATIONALE WETGEVINGEN BEPAALDELIJK EN UITSLUITEND VOOR DE GOEDEREN DER ECHTELIEDEN GETROFFEN REGELINGEN OMVAT , MAAR EVENZEER ALLE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES DIE RECHTSTREEKS UIT DE HUWELIJKSBAND - DAN WEL UIT HET SLAKEN VAN DE BAND - VOORTVLOEIEN .

7 BLIJKENS DE FORMULERING VAN DE TWEEDE VRAAG HEEFT DEZE HET OOG OP HET GEVAL WAARIN HET BEHEER VAN HET VERMOGEN VAN DE VROUW MOET WORDEN BESCHOUWD ALS NAUW SAMENHANGENDE MET DE VERMOGENSRECHTELIJKE BETREKKINGEN TUSSEN DE ECHTGENOTEN , DIE RECHTSTREEKS UIT DE HUWELIJKSBAND VOORTVLOEIEN .

8 ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN MOET EEN VERZOEK OM VOORLOPIGE MAATREGELEN , STREKKENDE TOT AFGIFTE VAN EEN DOCUMENT , TENEINDE TE VOORKOMEN DAT DE DAARIN VOORKOMENDE VERKLARINGEN ALS BEWIJS WORDEN GEBRUIKT IN EEN RECHTSGESCHIL BETREFFENDE HET BEHEER VAN HET VERMOGEN VAN DE VROUW , WEGENS DE ACCESSOIRE AARD ERVAN EVENEENS WORDEN BESCHOUWD ALS SAMENHANGEND MET HET HUWELIJKSGOEDERENRECHT IN DE ZIN VAN HET EXECUTIEVERDRAG .

9 OP DE TWEEDE VRAAG MOET DERHALVE WORDEN GEANTWOORD DAT EEN VERZOEK OM VOORLOPIGE MAATREGELEN , STREKKENDE TOT AFGIFTE VAN EEN DOCUMENT TENEINDE TE VOORKOMEN DAT DIT ALS BEWIJS WORDT GEBRUIKT IN EEN RECHTSGESCHIL BETREFFENDE HET BEHEER DOOR DE MAN VAN HET VERMOGEN VAN DE VROUW , VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET EXECUTIEVERDRAG IS UITGESLOTEN , INDIEN DAT BEHEER NAUW SAMENHANGT MET DE VERMOGENSRECHTELIJKE BETREKKINGEN DIE RECHTSTREEKS UIT DE HUWELIJKSBAND VOORTVLOEIEN .

10 GEZIEN BOVENSTAAND ANTWOORD BEHOEFT OP DE EERSTE VRAAG NIET TE WORDEN INGEGAAN .

DE DERDE VRAAG

11 AAN HET VOORGAANDE WORDT NIET AFGEDAAN DOOR ARTIKEL 24 EXECUTIEVERDRAG , BEPALENDE DAT ' ' IN DE WETGEVING VAN EEN VERDRAGSLUITENDE STAAT VOORZIENE VOORLOPIGE OF BEWARENDE MAATREGELEN . . . BIJ DE RECHTERLIJKE AUTORITEITEN VAN DIE STAAT KUNNEN WORDEN AANGEVRAAGD , ZELFS INDIEN EEN GERECHT VAN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE STAAT KRACHTENS DIT VERDRAG BEVOEGD IS VAN HET BODEMGESCHIL KENNIS TE NEMEN ' ' .

12 DEZE BEPALING DOELT OP HET GEVAL WAARIN IN EEN VERDRAGSLUITENDE STAAT VOORLOPIGE MAATREGELEN WORDEN BEVOLEN WANNEER HET GERECHT VAN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE STAAT ' ' KRACHTENS DIT VERDRAG ' ' BEVOEGD IS VAN HET BODEMGESCHIL KENNIS TE NEMEN . DERHALVE MOET DE DERDE VRAAG ALDUS WORDEN BEANTWOORD , DAT ARTIKEL 24 EXECUTIEVERDRAG NIET KAN WORDEN INGEROEPEN OM VOORLOPIGE OF BEWARENDE MAATREGELEN MET BETREKKING TOT MATERIES DIE VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET EXECUTIEVERDRAG ZIJN UITGESLOTEN , DAARONDER TE DOEN VALLEN .

DE VIERDE VRAAG

13 WAT DE VIERDE VRAAG BETREFT , KAN WORDEN VOLSTAAN MET ERAAN TE HERINNEREN DAT HET HOF IN DE ARRESTEN VAN 24 JUNI 1981 ( ZAAK 150/80 , ELEFANTEN SCHUH GMBH , JURISPR . 1981 , BLZ . 1671 ) EN 22 OKTOBER 1981 ( ZAAK 27/81 , ROHR , NOG NIET GEPUBLICEERD ) HEEFT BESLIST DAT ARTIKEL 18 EXECUTIEVERDRAG ALDUS MOET WORDEN UITGELEGD , DAT HET DE VERWEERDER IS TOEGESTAAN NIET ENKEL DE BEVOEGDHEID TE BETWISTEN , DOCH TEGELIJKERTIJD OOK , SUBSIDIAIR , VERWEER TEN GRONDE TE VOEREN ZONDER DAARDOOR HET RECHT TE VERLIEZEN EEN EXCECPTIE VAN ONBEVOEGDHEID OP TE WERPEN .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

14 DE KOSTEN DOOR DE ITALIAANSE REGERING EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN BIJ ARREST VAN 6 FEBRUARI 1981 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

1 . EEN VERZOEK OM VOORLOPIGE MAATREGELEN , STREKKENDE TOT AFGIFTE VAN EEN DOCUMENT TENEINDE TE VOORKOMEN DAT DIT ALS BEWIJS WORDT GEBRUIKT IN EEN RECHTSGESCHIL BETREFFENDE HET BEHEER DOOR DE MAN VAN HET VERMOGEN VAN DE VROUW , IS VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET EXECUTIEVERDRAG UITGESLOTEN , INDIEN DAT BEHEER NAUW SAMENHANGT MET DE VERMOGENSRECHTELIJKE BETREKKINGEN DIE RECHTSTREEKS UIT DE HUWELIJKSBAND VOORTVLOEIEN .

2.ARTIKEL 24 EXECUTIEVERDRAG KAN NIET WORDEN INGEROEPEN OM VOORLOPIGE OF BEWARENDE MAATREGELEN MET BETREKKING TOT MATERIES DIE VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET EXECUTIEVERDRAG ZIJN UITGESLOTEN , DAARONDER TE DOEN VALLEN .

3.ARTIKEL 18 EXECUTIEVERDRAG MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD DAT HET DE VERWEERDER IS TOEGESTAAN NIET ENKEL DE BEVOEGDHEID TE BETWISTEN , DOCH TEGELIJKERTIJD OOK , SUBSIDIAIR , VERWEER TEN GRONDE TE VOEREN ZONDER DAARDOOR HET RECHT TE VERLIEZEN EEN EXCEPTIE VAN ONBEVOEGDHEID OP TE WERPEN .

Naar boven