Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61979CJ0098

Arrest van het Hof van 5 maart 1980.
Josette Pecastaing tegen Belgische Staat.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Rechtbank van eerste aanleg te Luik - België.
Verblijfsrecht en openbare orde.
Zaak 98/79.

Jurisprudentie 1980 -00691

ECLI-code: ECLI:EU:C:1980:69

61979J0098

ARREST VAN HET HOF VAN 5 MAART 1980. - JOSETTE PECASTAING TEGEN BELGISCHE STAAT. - (" VERBLIJFSRECHT EN OPENBARE ORDE "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK). - ZAAK NO. 98/79.

Jurisprudentie 1980 bladzijde 00691
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00367
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00057
Finse bijz. uitgave bladzijde 00057
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00187


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - AFWIJKINGEN - BESLUITEN BETREFFENDE DE VREEMDELINGENPOLITIE - RECHTSWAARBORGEN - ACTIES , WAARMEE DE STAATSBURGERS TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID KUNNEN OPKOMEN - STRENGERE FORMELE OF PROCEDURE-EISEN DAN VOOR DE ONDERDANEN DER ANDERE LID-STATEN GELDEN - ONGEOORLOOFDHEID

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 , ART . 8 )

2 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - AFWIJKINGEN - BESLUITEN BETREFFENDE DE VREEMDELINGENPOLITIE - RECHTSWAARBORGEN - ACTIES , WAARMEE DE STAATSBURGERS TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID KUNNEN OPKOMEN - OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING DER AANGEVOCHTEN HANDELING - AAN DE ONTVANKELIJKHEID VAN EIGEN ONDERDANEN EN ONDERDANEN VAN DE ANDERE LID-STATEN ZIJN DEZELFDE VOORWAARDEN GESTELD

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 , ART . 8 )

3 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - AFWIJKINGEN - BESLUITEN BETREFFENDE DE VREEMDELINGENPOLITIE - RECHTSWAARBORGEN - BEROEP ZONDER OPSCHORTENDE WERKING - GEOORLOOFDHEID - VERPLICHTINGEN DER LID-STATEN - EERLIJK PROCES - EERBIEDIGING VAN HET RECHT OP VERWEER

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/211 , ART . 8 )

4 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - AFWIJKINGEN - BESLUITEN BETREFFENDE DE VREEMDELINGENPOLITIE - UITWIJZING - BEROEP BIJ EEN BEVOEGDE INSTANTIE - PROCEDURE DIE AAN HET UITWIJZINGSBESLUIT VOORAF GAAT - ONVERWIJLDE TENUITVOERLEGGING VAN HET BESLUIT NADAT DE BEVOEGDE INSTANTIE GEHOORD IS - GEOORLOOFDHEID - VOORWAARDEN

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 , ART . 8 )

5 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - AFWIJKINGEN - BESLUITEN BETREFFENDE DE VREEMDELINGENPOLITIE - UITWIJZING - BEROEP BIJ EEN BEVOEGDE INSTANTIE - PROCEDURE DIE AAN HET UITWIJZINGSBESLUIT VOORAF GAAT - UITZONDERING - GENOEGZAAM GEBLEKEN SPOEDEISENDHEID - ZODANIGE SPOEDEISENDHEID TER BEOORDELING VAN HET ADMINISTRATIEF GEZAG

( ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 , ART . 8 )

6 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - AFWIJKINGEN - BESLUITEN BETREFFENDE DE VREEMDELINGENPOLITIE - VOOR DE BEVOEGDE INSTANTIE GEVOERDE ONDERZOEK- EN ADVIESPROCEDURE - BEDOELING DIER PROCEDURE - GEEN GEVOLGEN VOOR DE BEVOEGDHEDEN VAN DE NATIONALE RECHTERLIJKE MACHT

( ' S RAADS RICHLIJN NR . 64/221 , ART . 8 )

Samenvatting


1 . IN ARTIKEL 8 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 WORDT AAN DE LID-STATEN DE VERPLICHTING OPGELEGD OM AAN IEDERE ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT VAN DE GEMEENSCHAP DIE DOOR EEN MAATREGEL TOT WEIGERING VAN TOELATING , TOT WEIGERING VAN AFGIFTE OF TOT WEIGERING VAN DE VERLENGING DER VERBLIJFSVERGUNNING DAN WEL DOOR EEN BESLUIT TOT VERWIJDERING VAN HET GRONDGEBIED WORDT GETROFFEN , TOE TE STAAN DEZELFDE ACTIES IN TE STELLEN WAARMEDE DE STAATSBURGERS TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID KUNNEN OPKOMEN . ZONDER MISKENNING VAN DIE VERPLICHTING , KAN EEN LID-STAAT DE AANVAARDING VAN BEROEPSCHRIFTEN , INGEDIEND DOOR PERSONEN ALS IN DE RICHTLIJN BEDOELD , NIET AFHANKELIJK STELLEN VAN HET ANTWOORD OP DE VRAAG OF VOLDAAN IS AAN BIJZONDERE FORMELE OF PROCEDURE-EISEN , STRENGER DAN VOOR NATIONALE ONDERDANEN GELDEN WANNEER ZIJ TEGEN HANDELINGEN VAN EEN OVERHEID WENSEN OP TE KOMEN .

2 . ARTIKEL 8 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 LEGT AAN DE LID-STATEN DE VERPLICHTING OP DE PERSONEN IN DE RICHTLIJN BEDOELD , WAT DE BEROEPSMOGELIJKHEDEN BETREFT , NIET TEN ACHTER TE STELLEN BIJ EIGEN ONDERDANEN DIE TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID WENSEN OP TE KOMEN , OOK VOOR ZOVER HET OM DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN VOOR BEROEP VATBARE HANDELINGEN MOCHT GAAN . HET ARTIKEL GELDT VOOR ALLE MIDDELEN WAARMEDE IN HET KADER VAN DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE EN DISTRIBUTIE VAN RECHTSMACHT VAN DE BETROKKEN STAAT TEGEN BESTUURSHANDELINGEN KAN WORDEN OPGEKOMEN . DIT BETEKENT MET NAME DAT , WANNEER DE ADMINISTRATIEVE RECHTER VAN EEN LID-STAAT NIET BEVOEGD IS DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN EEN ADMINISTRATIEVE HANDELING TE GELASTEN , DOCH DE BEVOEGDHEID DAARTOE AAN DE GEWONE RECHTER IS TOEGEKEND , DIE LID-STAAT VERPLICHT IS DEGENEN OP WIE DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING IS , WAT BETREFT DE BEROEPSMOGELIJKHEDEN WAARMEDE TEGEN HANDELINGEN VAN DE ADMINISTRATIE KAN WORDEN OPGEKOMEN , OP DEZELFDE WIJZE TE BEHANDELEN ALS BURGERS VAN HET LAND ZELF .

3 . ER LIGT IN ARTIKEL 8 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 , WAT BETREFT DE OPSCHORTENDE WERKING DIE MOGELIJKERWIJS AAN BEROEPEN , INGESTELD DOOR ONDER DE RICHTLIJN VALLENDE PERSONEN TOEKOMT , GENERLEI SPECIFIEKE VERPLICHTING BESLOTEN . IN DE BEPALING MAG NIET WORDEN GELEZEN DAT DE LID-STATEN EEN VREEMDELING VOOR DE DUUR VAN HET PROCES OP HUN GRONDGEBIED MOETEN DULDEN , ONVERMINDERD DIENS RECHT OP EEN EERLIJK PROCES EN MET DIEN VERSTANDE DAT HIJ IN STAAT MOET ZIJN AL ZIJN VERWEERMIDDELEN AAN TE WENDEN . DIT HOUDT MET NAME IN DAT EEN UITWIJZINGSMAATREGEL , BEHOUDENS SPOEDEISENDE GEVALLEN , NIET MAG WORDEN TEN UITVOER GELEGD , ZOLANG BETROKKENE NIET DE MOGELIJKHEID HEEFT GEHAD DE TOT HET INSTELLEN VAN BEROEP NODIGE FORMALITEITEN TE VERVULLEN .

4 . BEHOUDENS IN DRINGENDE GEVALLEN , MOET DE BEROEPSPROCEDURE VOOR EEN ' ' BEVOEGDE INSTANTIE ' ' ALS IN ARTIKEL 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 AAN HET UITWIJZINGSBESLUIT VOORAF GAAN . MET NAME WANNEER EEN LID-STAAT UITVOE RING HEEFT GEGEVEN AAN ARTIKEL 9 TEN EINDE HET ONTBREKEN VAN DE OPSCHORTENDE WERKING VAN BEROEPEN IN RECHTE GOED TE MAKEN , ZOU DIE BEPALING EEN DODE LETTER BLIJVEN , WANNEER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE UITWIJZINGSMAATREGEL , ANDERS DAN IN SPOEDEISENDE GEVALLEN , NIET ZOU WORDEN OPGESCHORT TOTDAT GENOEMDE INSTANTIE UITSPRAAK HEEFT GEDAAN .

ARTIKEL 9 HOUDT DUS IN DAT , ZODRA HET ADVIES IS GEGEVEN EN TER KENNIS VAN BETROKKENE GEBRACHT , EEN UITWIJZINGSMAATREGEL ONVERWIJLD TEN UITVOER KAN WORDEN GELEGD , ONVERMINDERD BETROKKENES RECHT OP HET GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN LID-STAAT VERBLIJF TE HOUDEN ZOLANG ALS ZULKS VOOR HET INSTELLEN VAN HET HEM KRACHTENS ARTIKEL 8 DER RICHTLIJN OPENSTAANDE BEROEP NOODZAKELIJK IS .

5 . BLIJKENS ARTIKEL 9 , LID 1 , EERSTE ALINEA , VAN RICHTLIJN NR . 64/221 STAAT DE SPOEDEISENDHEID , IN GEVALLEN WAARIN DAARVAN GENOEGZAAM GEBLEKEN IS , TER BEOORDELING VAN HET ADMINISTRATIEF GEZAG , TERWIJL IN ZULKE GEVALLEN NOG VOORDAT DE ' ' BEVOEGDE INSTANTIE ' ' HAAR ADVIES HEEFT KUNNEN UITBRENGEN , TOT UITWIJZING KAN WORDEN OVERGEGAAN .

6 . DE ONDERZOEK- EN ADVIESPROCEDURE VAN ARTIKEL 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 , WAARMEDE AAN DE ONVOLKOMENHEDEN VAN DE IN ARTIKEL 8 BEDOELDE BEROEPSMOGELIJKHEDEN HET HOOFD MOET WORDEN GEBODEN , IS ER NIET OM DE RECHTERLIJKE MACHT TEN AANZIEN VAN DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING DER IN DE RICHTLIJN BEDOELDE MAATREGELEN NADERE BEVOEGDHEDEN TE VERLENEN OF OM DE RECHTERLIJKE MACHT DE SPOEDEISENDHEID VAN EEN UITWIJZINGSMAATREGEL TE DOEN BEOORDELEN .

BIJ DE VERVULLING DER OP DIT GEBIED GELEGEN TAKEN HEEFT DE NATIONALE RECHTERLIJKE MACHT ZICH NAAR ARTIKEL 8 VAN DE RICHTLIJN TE GEDRAGEN .

DE DRAAGWIJDTE VAN DIE BEPALING MAG ECHTER NIET WORDEN INGEPERKT DOOR MAATREGELEN , KRACHTENS ARTIKEL 9 DOOR EEN LID-STAAT GENOMEN .

Partijen


IN ZAAK 98/79 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET EEG-VERDRAG , VAN DE PRESIDENT VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK , IN KORT GEDING RECHTDOENDE , IN DE VOOR DIE MAGISTRAAT AANHANGIGE ZAAK TUSSEN

JOSETTE PECASTAING , SERVEERSTER-HOSTESSE , WONENDE TE LUIK ,

EN

BELGISCHE STAAT , BIJ DE MINISTER VAN JUSTITIE ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 8 EN 9 VAN ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 VAN 25 FEBRUARI 1964 VOOR DE COORDINATIE VAN DE VOOR VREEMDELINGEN GELDENDE BIJZONDERE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN VERPLAATSING EN VERBLIJF , DIE GERECHTVAARDIGD ZIJN UIT HOOFDE VAN DE OPENBARE ORDE , DE OPENBARE VEILIGHEID EN DE VOLKSGEZONDHEID ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ BESCHIKKING VAN 18 JUNI 1979 , INGEKOMEN OP 21 JUNI 1979 , HEEFT DE PRESIDENT VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK , RECHTDOENDE IN KORT GEDING , HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET EEG-VERDRAG EEN AANTAL VRAGEN GESTELD INZAKE DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 8 EN 9 VAN ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 VAN 25 FEBRUARI 1964 ( PB VAN 1964 , BLZ . 850 ) VOOR DE COORDINATIE VAN DE VOOR VREEMDELINGEN GELDENDE BIJZONDERE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN VERPLAATSING EN VERBLIJF , DIE GERECHTVAARDIGD ZIJN UIT HOOFDE VAN DE OPENBARE ORDE , DE OPENBARE VEILIGHEID EN DE VOLKSGEZONDHEID , ZULKS TENEINDE DE ONTVANKELIJKHEID TE KUNNEN BEOORDELEN VAN DE DOOR EEN VROUW VAN FRANSE NATIONALITEIT AANHANGIG GEMAAKTE VORDERING , DAARTOE STREKKENDE DAT GEEN UITVOERING ZAL WORDEN GEGEVEN AAN EEN TE HAREN AANZIEN DOOR DE BELGISCHE POLITIE GENOMEN BESLUIT TOT UITWIJZING .

DE TOEPASSING VAN RICHTLIJN NR . 64/221 IN BELGIE

2 BLIJKENS DE TEN PROCESSE INGEWONNEN INLICHTINGEN ZIJN ER IN BELGIE MET HET OOG OP DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 8 DER RICHTLIJN GEEN BIJZONDERE WETTELIJKE MAATREGELEN GENOMEN . ALS ONBETWIST STAAT VAST DAT DE WEGEN WAARLANGS MEN ZICH IN ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN TOT DE BELGISCHE RAAD VAN STATE KAN WENDEN , OPENSTAAN VOOR ALLE JUSTITIABELEN , ONGEACHT NATIONALITEIT , ZODAT DE IN ARTIKEL 1 DER RICHTLIJN BEDOELDE PERSONEN IN RECHTE TEGEN TE HUNNEN AANZIEN DOOR DE POLITIE GENOMEN MAATREGELEN KUNNEN OPKOMEN . TER UITVOERING VAN ARTIKEL 9 HEEFT BELGIE BIJ DE WET VAN 1 APRIL 1969 AAN DE PERSONEN IN DE RICHTLIJN BEDOELD , HET RECHT TOEGEKEND ZICH TE WENDEN TOT DE RAADGEVENDE COMMISSIE VOOR VREEMDELINGEN , INGESTELD BIJ ARTIKEL 10 VAN DE WET VAN 28 MEI 1952 OP DE VREEMDELINGENPOLITIE . VOLGENS HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 22 DECEMBER 1969 ( BELGISCH STAATSBLAD , 1970 , BLZ . 1402 ) KUNNEN DEGENEN AAN WIE DE AFGIFTE VAN EEN VERBLIJFSVERGUNNING WERD GEWEIGERD EN PERSONEN TEN AANZIEN VAN WIE VOOR ZODANIGE AFGIFTE EEN BESLUIT TOT VERWIJDERING WERD GENOMEN , BEDOELDE COMMISSIE VAN HUN BEZWAREN DOEN KENNIS NEMEN , WAARTOE ZIJ ZICH BINNEN ACHT DAGEN NADAT DE BESCHIKKING TE HUNNER KENNIS WERD GEBRACHT , TOT DE MINISTER VAN JUSTITIE HEBBEN TE WENDEN .

3 BLIJKENS DE TEN PROCESSE INGEWONNEN GEGEVENS MAG EEN VREEMDELING DIE VERZUIMDE ZICH BINNEN DE DAARTOE GESTELDE TERMIJN TOT DE RAADGEVENDE COMMISSIE TE WENDEN , VOLGENS DE ADMINISTRATIEVE RECHTSPRAAK NADIEN DE RAAD VAN STATE NIET MEER ADIEREN . IN ANTWOORD OP DOOR HET HOF GESTELDE VRAGEN HEEFT DE BELGISCHE REGERING VOORTS VERKLAARD DAT EEN VREEMDELING , TE WIENS AANZIEN EEN POLITIONELE MAATREGEL WERD GENOMEN , BIJ DE MEDEDELING VAN HET TE ZIJNEN AANZIEN GENOMEN BESLUIT DOOR DE ADMINISTRATIE IN DEN REGEL NIET OP DE HOOGTE WORDT GESTELD VAN DE MOGELIJKHEID DE ZAAK AAN DE RAADGEVENDE COMMISSIE VOOR TE LEGGEN , NOCH OOK VAN DE DAARBIJ IN ACHT TE NEMEN TERMIJN OF VAN DE GEVOLGEN , VOOR EEN LATER IN RECHTE IN TE STELLEN BEROEP AAN HET VERZUIM ZICH TOT DIE COMMISSIE TE WENDEN VERBONDEN .

DE VOORGESCHIEDENIS

4 BLIJKENS DIE VERWIJZINGSBESCHIKKING EN HET DOSSIER IS VERZOEKSTER OP 8 OKTOBER 1977 LANGS REGELMATIGE WEG BELGIE BINNENGEKOMEN EN WAS ZIJ IN HET LUIKSE WERKZAAM IN BARS DIE BIJ DE POLITIE ALS MOREEL BEDENKELIJK BEKENDSTONDEN . OP 8 NOVEMBER 1977 VROEG ZIJ , NA BIJ HET BESTUUR VAN HAAR GEMEENTE VAN INWONING TE ZIJN INGESCHREVEN , EEN VESTIGINGSVERGUNNING AAN TENEINDE IN LOONDIENST WERKZAAM TE KUNNEN ZIJN . BLIJKENS GEGEVENS , DOOR DE BELGISCHE POLITIE BIJ FRANSE DIENSTEN INGEWONNEN , HAD VERZOEKSTER TEVOREN IN HAAR LAND VAN HERKOMST EN IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND PROSTITUTIE BEDREVEN . IN DIE INLICHTINGEN VOND HET MINISTERIE VAN JUSTITIE , BESTUUR OPENBARE VEILIGHEID , DIENST VREEMDELINGENZAKEN , OP 3 MEI 1978 AANLEIDING TOT HET NEMEN VAN EEN BESLUIT , WAARBIJ HAAR DE GEVRAAGDE VESTIGINGSVERGUNNING WERD GEWEIGERD EN HAAR WERD GELAST HET LAND BINNEN VIJFTIEN DAGEN TE VERLATEN , OP STRAFFE VAN GEVANGENNEMING TER FINE VAN UITGELEIDING DOOR DE STERKE ARM . DE MAATREGEL WERD HAAR OP 16 MEI 1978 BETEKEND . IN HET BESLUIT WERD VESTIGING VAN VERZOEKSTER IN BELGIE ' ' OM REDENEN VAN OPENBARE VEILIGHEID ONGEWENST ' ' GENOEMD . BETROKKENE HEEFT ZICH TOEN TERSTOND TOT DE RAADGEVENDE COMMISSIE VOOR VREEMDELINGEN GEWEND , DIE OP 14 DECEMBER 1978 EEN ADVIES UITBRACHT , VOLGENS HETWELK ER TERECHT WAS GEWEIGERD HAAR EEN VERBLIJFSVERGUNNING TE VERLENEN ; OP 12 JANUARI 1979 HEEFT DIE DIENST VREEMDELINGENZAKEN OP NAGENOEG DEZELFDE GRONDEN ALS WAAROP HET EERDERE UITWIJZINGSBESLUIT BERUSTTE , ZIJN BEVEL GEHANDHAAFD EN HAAR VOOR HET GEVAL VAN NIET-NAKOMING DEZELFDE DWANGMAATREGELEN AANGEZEGD .

5 VASTSTAAT DAT VERZOEKSTER TEGEN HET BESLUIT NIET BIJ DE RAAD VAN STATE IN BEROEP IS GEKOMEN ; ZIJ HEEFT DIT GEMOTIVEERD MET HAAR OPVATTING DAT HET TE HAREN AANZIEN GENOMEN BESLUIT NIET ALS EEN VOOR BEROEP VATBARE HANDELING ZOU ZIJN TE BESCHOUWEN , IMMERS VOLGENS DE JURISPRUDENTIE ZOU ALLEEN EEN MINISTERIEEL UITWIJZINGSBESLUIT IN DE FORMELE ZIN DES WOORDS MET EEN BEROEP BIJ DE RAAD VAN STATE KUNNEN WORDEN BESTREDEN . IN PLAATS DAARVAN HEEFT ZIJ VOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK DE BELGISCHE STAAT AANGESPROKEN TOT VERGOEDING VAN SCHADEN EN INTERESTEN , HAAR DOOR HET BEWEERDELIJK ONRECHTMATIG BESLUIT OPGEKOMEN . TEVENS HEEFT ZIJ IN KORT GEDING - EN IN AFWACHTING VAN DE UITSPRAAK TEN PRINCIPALE - DE OPSCHORTING VAN HET BESLUIT TOT VERWIJDERING GEVORDERD .

6 MET HET OOG OP ZIJN BESLISSING HEEFT DE NATIONALE RECHTER HET HOF DE VOLGENDE VRAGEN GESTELD :

IN HET ARREST-ROYER VAN 8 APRIL 1976 ( ZAAK 48/75 ) HEEFT HET HOF OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 8 EN 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 OP GROND VAN DE RECHTSOVERWEGINGEN 52 TOT EN MET 62 , IN PUNT 4 VAN HET DICTUM VOOR RECHT VERKLAARD DAT :

' ' EEN UITWIJZINGSBESLUIT . . . BEHOUDENS DRINGENDE GEVALLEN , NIET TEN UITVOER ( KAN ) WORDEN GELEGD TEGEN EEN DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT BESCHERMDE PERSOON , VOORDAT DEZE DE BEROEPSMOGELIJKHEDEN WELKE HEM BIJ DE ARTIKELEN 8 EN 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 WORDEN GEWAARBORGD , TEN VOLLE HEEFT KUNNEN AANWENDEN ' ' .

EERSTE GROEP VRAGEN

A - TOT DE BEROEPSMOGELIJKHEDEN WAAROP HET ARREST DOELT , BEHOREN DE RECHTSMIDDELEN BEDOELD IN ARTIKEL 9 , LID 2 , VAN RICHTLIJN NR . 64/221 , UITGEWERKT IN ARTIKEL 1 VAN DE BELGISCHE WET VAN 1 APRIL 1969 WAARBIJ ARTIKEL 3 BIS VAN DE WET OP DE VREEMDELINGENPOLITIE VAN 28 MAART 1952 WERD INGEVOEGD , DAT WIL ZEGGEN HERZIENINGSVERZOEKEN TEGEN EEN BESLISSING TOT WEIGERING VAN AFGIFTE VAN EEN EERSTE VERBLIJFSTITEL ALSMEDE TEGEN DE BESLISSING TOT VERWIJDERING VOOR AFGIFTE VAN EEN DERGELIJKE TITEL ( RAAD VAN STATE BELGIE : ARREST 17.722 VAN 18 JUNI 1976 EN ARREST 18.609 VAN 2 DECEMBER 1977 ; RECUEIL DES ARRETS DU CONSEIL D ' ETAT 1977 , BLZ . 1381 );

OOK LIJKEN TOT DE RECHTSMIDDELEN MET SCHORSENDE WERKING , DIE DOOR ARTIKEL 8 VAN DE RICHTLIJN WORDEN VERZEKERD , DE VERZOEKEN TOT VERNIETIGING TE HOREN DIE KRACHTENS DE NATIONALE WETGEVING MOGELIJK ZIJN TEGEN OVERHEIDSBESCHIKKINGEN . BEHOREN TOT DE RECHTSMIDDELEN MET SCHORSENDE WERKING OOK NOG DE AANSPRAKELIJKHEIDSACTIES UIT ONRECHTMATIGE OVERHEIDSDAAD , INGESTELD TEGEN DEGENE DIE EEN BESLISSING TOT VERWIJDERING HEEFT GENOMEN?

MET ANDERE WOORDEN : IS DE SCHORSENDE WERKING EEN FORMEEL VOORSCHRIFT DAT UITSLUITEND TOEPASSING VINDT BIJ DE BEWANDELING VAN DE DIRECTE RECHTSGANG , OF IS HET EEN UITWERKING , TEN GUNSTE VAN DE DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT BESCHERMDE PERSOON , VAN HET FUNDAMENTELE RECHT OP EEN EERLIJK BURGERLIJK PROCES , DAT EENIEDER TOEKOMT?

B - MEER IN HET ALGEMEEN : BRENGT HET RECHT OP EEN EERLIJK PROCES MEE DAT IN EEN GESCHIL WAARIN EEN ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP STAAT TEGENOVER EEN OVERHEIDSINSTANTIE VAN EEN ANDERE LID-STAAT EN DAT BETREKKING HEEFT OP BURGERLIJKE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN ( IN DE ZIN VAN ARTIKEL 6 VAN HET VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS ) TER UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE VOORSCHRIFTEN , AAN GENOEMDE ONDERDAAN DE PERSOONLIJKE TOEGANG TOT DE GERECHTEN VAN DE DESBETREFFENDE STAAT OP EFFECTIEVE WIJZE MOGELIJK WORDT GEMAAKT?

ZO JA , KAN DAN UIT HET VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS IN COMBINATIE MET HET GEMEENSCHAPSRECHT WORDEN AFGELEID DAT DEZE ONDERDAAN HET RECHT HEEFT OM ZICH , BEHOUDENS DRINGENDE GEVALLEN , IN PERSOON OP HET GRONDGEBIED VAN DE STAAT WIENS WEDERPARTIJ HIJ IS , TE BEVINDEN VOOR DE DUUR VAN HET GEDING , NIETTEGENSTAANDE ENIGE ADMINISTRATIEVE MAATREGEL TOT VERWIJDERING?

TWEEDE GROEP VRAGEN

IN DRINGENDE GEVALLEN KAN DE BESLISSING TOT VERWIJDERING , ONDANKS ALLE RECHTSMIDDELEN , TEN UITVOER WORDEN GELEGD .

VORMT DEZE SPOEDEISENDHEID ZOZEER EEN INTEGREREND DEEL VAN DE BESLISSING TOT VERWIJDERING , DAT EEN GESCHIL DAAROVER TOT DE UITSLUITENDE BEVOEGDHEID BEHOORT VAN DE OVERHEIDSINSTANTIE DIE DE BESLISSING HEEFT GENOMEN?

OF IS ZIJ INTEGENDEEL ZOZEER VERBONDEN AAN HET INSTELLEN VAN EEN VORDERING IN RECHTE , DAT DE RECHTBANK WAARVOOR DE VORDERING IS INGESTELD , DAAROVER IN GEVAL VAN GESCHIL MOET OORDELEN?

7 GEZAMENLIJK STELLEN DEZE VRAGEN DE VERPLICHTINGEN AAN DE ORDE , VOOR DE LID-STATEN UIT DE ARTIKELEN 8 EN 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 VOORTVLOEIENDE TEN AANZIEN VAN DE PROCESWAARBORGEN WELKE AAN UIT TE WIJZEN PERSONEN MOETEN WORDEN GEBODEN . MET NAME WORDT GEVRAAGD NAAR DE EISEN WELKE DE RICHTLIJN AAN DE LID-STATEN STELT WAT BETREFT DE OPSCHORTENDE WERKING VAN DE BEROEPEN DIE TEGEN ZULK EEN MAATREGEL KUNNEN WORDEN INGESTELD CASU QUO DE MOGELIJKHEID ZODANIGE OPSCHORTING TE VERLANGEN , ALSOOK NAAR DE BETEKENIS VAN DE IN ARTIKEL 9 VAN DE RICHTLIJN GEBEZIGDE TERM ' ' DRINGENDE GEVALLEN ' ' . IN DE VRAAGSTELLING HEEFT DE NATIONALE RECHTER ENERZIJDS GEWEZEN OP BEPAALDE TREKKEN VAN ' S HOFS JURISPRUDENTIE , ZOALS DIE IN HET OP 8 APRIL 1976 IN DE ZAAK-ROYER , JURISPR . 48/75 , BLZ . 497 BESLOTEN LIGT , ANDERZIJDS DE TERM ' ' EERLIJK PROCES ' ' TER SPRAKE GEBRACHT , ZOALS DIE IN ARTIKEL 6 VAN HET EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS EN DE FUNDAMENTELE VRIJHEDEN WORDT GEBEZIGD .

DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 8 VAN DE RICHTLIJN

8 IN DE VRAGEN GESTELD MET BETREKKING TOT DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 8 GAAT HET ER IN HOOFDZAAK OM OF TOT DE BEROEPSMOGELIJKHEDEN WELKE IN DE ZIN VAN DIE BEPALING IN EEN LID-STAAT OPENSTAAN , BEHALVE DE BIJ DE ADMINISTRATIEVE RECHTER AANHANGIG TE MAKEN RECHTSMIDDELEN WAARMEDE DE NIETIGVERKLARING KAN WORDEN GEVORDERD VAN MAATREGELEN DE VREEMDELINGENPOLITIE BETREFFENDE , OOK BIJ ANDERE RECHTERLIJKE INSTANTIES IN TE STELLEN ACTIES BEHOREN EN OF ZULK EEN ACTIE OPSCHORTENDE WERKING HEEFT IN DIE ZIN DAT BETROKKENE VOOR DE DUUR VAN HET DOOR HEM AANGESPANNEN GEDING OP HET GRONDGEBIED MAG VERBLIJVEN .

9 VOLGENS ARTIKEL 8 MOET ' ' BETROKKENE . . . TEGEN HET BESLUIT TOT WEIGERING VAN TOELATING , TOT WEIGERING VAN AFGIFTE OF VERLENGING VAN DE VERBLIJFSVERGUNNING OF TEGEN HET BESLUIT TOT VERWIJDERING VAN HET GRONDGEBIED KUNNEN BESCHIKKEN OVER DE MOGELIJKHEDEN VAN BEROEP DIE OPENSTAAN VOOR DE EIGEN ONDERDANEN TEGEN BESTUURSRECHTELIJKE BESLUITEN ' ' .

10 IN DEZE BEPALING WORDEN DE IN DE RICHTLIJN BEDOELDE BESLUITEN ' ' BESTUURSRECHTELIJK ' ' GENOEMD EN WORDT AAN DE LID-STATEN DE VERPLICHTING OPGELEGD OM AAN EEN IEDER DIE DOOR ZULK EEN MAATREGEL WORDT GETROFFEN , TOE TE STAAN DEZELFDE ACTIES IN TE STELLEN WAARMEDE STAATSBURGERS TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID KUNNEN OPKOMEN . ZONDER MISKENNING VAN DE KRACHTENS ARTIKEL 8 OP HEM RUSTENDE VERPLICHTING KAN EEN LID-STAAT DE AANVAARDING VAN BEROEPSCHRIFTEN , INGEDIEND DOOR PERSONEN ALS IN DE RICHTLIJN BEDOELD , DERHALVE NIET AFHANKELIJK STELLEN VAN HET ANTWOORD OP DE VRAAG OF VOLDAAN IS AAN BIJZONDERE FORMELE OF PROCEDURE-EISEN , STRENGER DAN VOOR NATIONALE ONDERDANEN GELDEN WANNEER ZIJ TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID WENSEN OP TE KOMEN . AAN AL DEGENEN DIE ONDER DE RICHTLIJN VALLEN BEHOORT DERHALVE BEROEP OPEN TE STAAN TEGEN ELK BESLUIT DAT TOT UITWIJZING KAN LEIDEN EN WEL ZULKS VOORDAT HET WORDT TENUITVOERGELEGD .

11 BIJ WELKE RECHTER ZULK EEN BEROEP AANHANGIG WORDT GEMAAKT , BLIJKT NIET UIT ARTIKEL 8 . HET HANGT VAN DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE VAN DE BETROKKEN LID-STAAT AF . KUNNEN BEROEPEN TEGEN ADMINISTRATIEVE HANDELINGEN IN EEN LID-STAAT BIJ DE GEWONE RECHTER AANHANGIG WORDEN GEMAAKT , DAN BLIJKEN DEGENEN OP WIE RICHTLIJN NR . 64/221 VAN TOEPASSING IS , WAT BETREFT DE BEROEPSMOGELIJKHEDEN WAARMEE TEGEN HANDELINGEN VAN DE ADMINISTRATIE KAN WORDEN OPGEKOMEN , OP DEZELFDE WIJZE TE MOETEN WORDEN BEHANDELD ALS BURGERS VAN HET LAND ZELF . EN IS DE ADMINISTRATIEVE RECHTER VAN EEN LID-STAAT NIET BEVOEGD DE WERKING VAN EEN OVERHEIDSBESLUIT OP TE SCHORTEN , OMDAT IN ZOVERRE DE GEWONE RECHTER BEVOEGD IS , DAN IS DIE LID-STAAT VERPLICHT DEGENEN DIE ONDER DE RICHTLIJN VALLEN TOE TE STAAN ZICH OP DE OOK VOOR EIGEN ONDERDANEN GELDENDE VOORWAARDEN MET EEN VERZOEK OM OPSCHORTING TOT DE GEWONE RECHTER TE WENDEN . ER ZIJ DERHALVE MET NADRUK OP GEWEZEN DAT ZULKE MOGELIJKHEDEN IN HOOFDZAAK AFHANGEN VAN DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE EN DE DISTRIBUTIE VAN RECHTSMACHT IN DE ONDERSCHEIDEN LID-STATEN , WAARAAN IN ARTIKEL 8 ALLEEN DE VERPLICHTING WORDT OPGELEGD PERSONEN DIE DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT WORDEN BESCHERMD , WAT DE BEROEPSMOGELIJKHEDEN BETREFT , NIET TEN ACHTER TE STELLEN BIJ EIGEN ONDERDANEN DIE TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID WENSEN OP TE KOMEN .

12 DAARENTEGEN LIGT ER IN ARTIKEL 8 , WAT BETREFT DE OPSCHORTENDE WERKING DIE MOGELIJKERWIJS AAN BEROEPEN , INGESTELD DOOR ONDER DE RICHTLIJN VALLENDE PERSONEN TOEKOMT , GENERLEI SPECIFIEKE VERPLICHTING BESLOTEN . UIT DE IN DEZE BEPALING GESTELDE EIS DAT BETROKKENE TEGEN DE MAATREGEL WELKE HEM TREFT IN BEROEP DIENT TE KUNNEN KOMEN MOET , NAAR HET HOF IN HET ARREST-ROYER ( R.O . 60 ) OVERWOOG , WORDEN AFGELEID DAT DE UITWIJZINGSMAATREGEL , WEDEROM BEHOUDENS SPOEDEISENDE GEVALLEN , NIET MAG WORDEN TENUITVOERGELEGD , ZOLANG BETROKKENE NIET DE MOGELIJKHEID HEEFT GEHAD DE TOT HET INSTELLEN VAN BEROEP NODIGE FORMALITEITEN TE VERVULLEN . ER MAG ECHTER NIET IN WORDEN GELEZEN DAT BETROKKENE , VOOR DE GEHELE DUUR VAN HET DOOR HEM AANGESPANNEN GEDING , OP HET GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN STAAT MAG VERBLIJVEN . ZULK EEN UITLEGGING , DIE BETROKKENE EENZIJDIG TOT OPSCHORTING BEVOEGD ZOU MAKEN , WARE ONVERENIGBAAR MET DE BEDOELING DER RICHTLIJN , TE WETEN HET OP ELKANDER AFSTEMMEN VAN DE EISEN VAN OPENBARE ORDE , OPENBARE VEILIGHEID EN VOLKSGEZONDHEID EN DE WAARBORGEN WELKE AAN DE DOOR BEDOELDE MAATREGELEN GETROFFEN PERSONEN MOETEN WORDEN GEBODEN .

13 DE GESTELDE VRAGEN DIENEN DERHALVE IN DIE ZIN TE WORDEN BEANTWOORD DAT ARTIKEL 8 GELDT VOOR ALLE MIDDELEN WAARMEDE IN HET KADER VAN DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE EN DISTRIBUTIE VAN RECHTSMACHT VAN EEN LID-STAAT TEGEN BESTUURSHANDELINGEN KAN WORDEN OPGEKOMEN . ARTIKEL 8 VERPLICHT DE LID-STATEN OM DEGENEN VOOR WIE DE RICHTLIJN BEDOELD IS , UIT EEN OOGPUNT VAN RECHTSBESCHERMING NIET TEN ACHTER TE STELLEN BIJ EIGEN ONDERDANEN DIE TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID WENSEN OP TE KOMEN , OOK VOOR ZOVER HET OM DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN VOOR BEROEP VATBARE HANDELINGEN MOCHT GAAN . DAARENTEGEN MAG IN ARTIKEL 8 NIET WORDEN GELEZEN DAT DE LID-STATEN EEN VREEMDELING VOOR DE DUUR VAN HET PROCES OP HUN GRONDGEBIED MOETEN DULDEN , ONVERMINDERD ZIJN RECHT OP EEN EERLIJK PROCES EN MET DIEN VERSTANDE DAT HIJ IN STAAT MOET ZIJN AL ZIJN VERWEERMIDDELEN AAN TE WENDEN .

DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221

14 MET BETREKKING TOT DE AAN ARTIKEL 9 TE GEVEN UITLEGGING WORDT HET HOF ENERZIJDS VERZOCHT NADER VAST TE STELLEN WELKE MOGELIJKHEDEN BETROKKENE DIENEN TE WORDEN GEBODEN TENEINDE MAATREGELEN VAN DE VREEMDELINGENPOLITIE OPGESCHORT TE KRIJGEN , WIL HIJ DAADWERKELIJK VAN DE VOOR HEM OPENSTAANDE BEROEPSMIDDELEN GEBRUIK KUNNEN MAKEN , ANDERZIJDS UIT TE SPREKEN OF UITSLUITEND DE ADMINISTRATIEVE OVERHEID DAN WEL , IN GEVAL VAN TEGENSPRAAK , OOK DE RECHTERLIJKE MACHT HEEFT TE OORDELEN OVER DE AANWEZIGHEID VAN SPOEDEISENDE GEVALLEN ALS IN ARTIKEL 9 BEDOELD .

15 ARTIKEL 9 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 IS TE BESCHOUWEN ALS EEN AANVULLING OP ARTIKEL 8 . HET ARTIKEL IS BEDOELD OM DEGENEN DIE DOOR EEN DER IN DE RICHTLIJN BEDOELDE MAATREGELEN WORDEN GETROFFEN , TEN AANZIEN VAN DE PROCEDURE MINIMALE WAARBORGEN TE BIEDEN IN DRIE IN LID 1 OMSCHREVEN BIJZONDERE GEVALLEN , NAMELIJK : ' ' BIJ ONTSTENTENIS VAN MOGELIJKHEDEN VAN GERECHTELIJK BEROEP OF INDIEN DIT BEROEP SLECHTS BETREKKING HEEFT OP DE WETTIGHEID VAN HET BESLUIT OF INDIEN DIT BEROEP GEEN OPSCHORTENDE WERKING HEEFT ' ' . IN HET EERSTE GEVAL MOET DE MOGELIJKHEID VAN BEKLAG BIJ EEN ' ' BEVOEGDE INSTANTIE ' ' , EN WEL BIJ EEN ANDERE INSTANTIE DAN DE INSTANTIE DIE TE DEZEN HEEFT TE BESLUITEN , HET ONTBREKEN VAN DE MOGELIJKHEID VAN BEROEP IN RECHTE GOEDMAKEN . IN HET TWEEDE GEVAL DIENT HET INGRIJPEN VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE EEN UITPUTTEND ONDERZOEK NAAR BETROKKENES SITUATIE , ZICH MEDE UITSTREKKEND TOT EEN BEOORDELING VAN DE OPPORTUNITEIT DER BEOOGDE MAATREGEL , MOGELIJK TE MAKEN VOORDAT ER TE ZIJNEN AANZIEN EEN DEFINITIEF BESLUIT WORDT GENOMEN . IN HET DERDE GEVAL BEHOORT DEZE PROCEDURE BETROKKENE IN STAAT TE STELLEN OM , WANNEER DAARTOE TERMEN AANWEZIG ZIJN , DE TENUITVOERLEGGING VAN DE BEVOEGDE MAATREGEL OPGESCHORT TE KRIJGEN BIJALDIEN ZODANIGE OPSCHORTING NIET BIJ DE RECHTERLIJKE MACHT KAN WORDEN GEVORDERD .

16 DIT BETEKENT DAT EEN LID-STAAT AAN ARTIKEL 9 VAN DE RICHTLIJN NIET EEN TOEPASSING MAG GEVEN DIE DE BEROEPSMOGELIJKHEDEN WELKE VOLGENS ARTIKEL 8 AAN DE PERSONEN IN DE RICHTLIJN BEDOELD OPENSTAAN , IN DE PRAKTIJK ZOU INPERKEN OF TENIETDOEN .

17 WAT BETREFT DE UITLEGGING VAN HET ARTIKEL OP ZICHZELF , ZIJ ER AAN HERINNERD DAT , NAAR HET HOF IN HET ARREST-ROYER ( R.O . 59 ) OVERWOOG , DE BEROEPSPROCEDURE VOOR EEN ' ' BEVOEGDE INSTANTIE ' ' ALS IN DAT ARTIKEL BEDOELD , BEHOUDENS IN DRINGENDE GEVALLEN , AAN HET UITWIJZINGSBESLUIT MOET VOORAFGAAN . MET NAME WANNEER EEN LID-STAAT UITVOERING HEEFT GEGEVEN AAN ARTIKEL 9 TENEINDE HET ONTBREKEN VAN DE OPSCHORTENDE WERKING VAN BEROEP IN RECHTE GOED TE MAKEN , ZOU DIE BEPALING EEN DODE LETTER WORDEN WANNEER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE UITWIJZINGSMAATREGEL , ANDERS DAN IN SPOEDEISENDE GEVALLEN , NIET ZOU WORDEN OPGESCHORT TOTDAT GENOEMDE ' ' BEVOEGDE INSTANTIE ' ' UITSPRAAK HEEFT GEDAAN ( ARREST-ROYER , R.O . 61 ).

18 ZODRA HET ADVIES IS GEGEVEN EN TER KENNIS VAN BETROKKENE GEBRACHT , KAN EEN UITWIJZINGSMAATREGEL DERHALVE VOLGENS ARTIKEL 9 ONVERWIJLD TEN UITVOER WORDEN GELEGD , ONVERMINDERD BETROKKENES RECHT OP HET GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN LID-STAAT VERBLIJF TE HOUDEN ZOLANG ALS ZULKS VOOR HET INSTELLEN VAN HET HEM KRACHTENS ARTIKEL 8 DER RICHTLIJN OPENSTAANDE BEROEP NOODZAKELIJK IS .

19 TENSLOTTE STAAT DE SPOEDEISENDHEID BLIJKENS ARTIKEL 9 , LID 1 , EERSTE ALINEA , IN GEVALLEN WAARIN DAARVAN GENOEGZAAM IS GEBLEKEN TER BEOORDELING VAN HET ADMINISTRATIEF GEZAG , TERWIJL ER IN ZULKE GEVALLEN NOG VOORDAT DE ' ' BEVOEGDE INSTANTIE ' ' HAAR ADVIES HEEFT KUNNEN UITBRENGEN , TOT UITWIJZING KAN WORDEN OVERGEGAAN .

20 DE GESTELDE VRAGEN DIENEN DERHALVE IN DIE ZIN TE WORDEN BEANTWOORD DAT DE ONDERZOEK- EN ADVIESPROCEDURE VAN ARTIKEL 9 , WAARMEE AAN DE ONVOLKOMENHEDEN VAN DE IN ARTIKEL 8 BEDOELDE BEROEPSMOGELIJKHEDEN HET HOOFD MOET WORDEN GEBODEN , ER NIET IS OM DE RECHTERLIJKE MACHT TEN AANZIEN VAN DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING DER IN DE RICHTLIJN BEDOELDE MAATREGELEN NADERE BEVOEGDHEDEN TE VERLENEN OF OM DE RECHTERLIJKE MACHT DE SPOEDEISENDHEID VAN EEN UITWIJZINGSMAATREGEL TE DOEN BEOORDELEN . BIJ DE VERVULLING DER OP DIT GEBIED GELEGEN TAKEN HEEFT DE NATIONALE RECHTERLIJKE MACHT ZICH NAAR ARTIKEL 8 VAN DE RICHTLIJN TE GEDRAGEN . DE DRAAGWIJDTE VAN DE BEPALING MAG ECHTER NIET WORDEN INGEPERKT DOOR MAATREGELEN , KRACHTENS ARTIKEL 9 DOOR EEN LID-STAAT GENOMEN .

DE VRAAG BETREFFENDE DE EIS VAN EEN ' ' EERLIJK PROCES ' ' ( ARTIKEL 6 VAN HET EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS )

21 DE OMSTREDEN RECHTEN KENNELIJK VAN ' ' CIVIELE ' ' AARD ACHTEND , STELT DE NATIONALE RECHTER VOORTS DE VRAAG OF IN DE COMMUNAUTAIRE RECHTSORDE , OOK AFGEZIEN VAN RICHTLIJN NR . 64/221 , DE NALEVING MOET WORDEN VERZEKERD VAN ARTIKEL 6 VAN HET EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS , VOLGENS HETWELK ' ' BIJ HET VASTSTELLEN VAN ZIJN BURGERLIJKE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN OF BIJ HET BEPALEN VAN DE GEGRONDHEID VAN EEN TEGEN HEM INGESTELDE STRAFVERVOLGING , EENIEDER RECHT ( HEEFT ) OP EEN EERLIJK EN OPENBARE BEHANDELING VAN ZIJN ZAAK , BINNEN EEN REDELIJKE TERMIJN , VOOR EEN ONAFHANKELIJKE EN ONPARTIJDIGE RECHTERLIJKE INSTANTIE WELKE BIJ DE WET IS INGESTELD ' ' .

22 HET KOMT HET HOF NIET NOODZAKELIJK VOOR DEZE VRAAG IN HET KADER VAN DE ONDERHAVIGE ZAAK TE BESPREKEN , NU RICHTLIJN NR . 64/221 , WAT BETREFT DE DAARIN VOORZIENE MAATREGELEN , OVEREENKOMSTIG DE DERDE OVERWEGING VAN ZIJN CONSIDERANS MAG WORDEN GEACHT TE VOLDOEN AAN DE IN ARTIKEL 6 VAN HET EUROPEES VERDRAG GESTELDE EIS VAN EEN ' ' EERLIJK PROCES ' ' , ALTHANS VOOR ZOVER HET IN VOEGE ALS VOORMELD GAAT OM DE REGELING INZAKE DE IN ARTIKEL 8 DER RICHTLIJN BEDOELDE BEROEPSMOGELIJKHEDEN . IN ZOVERRE BEHOEVEN DE VRAGEN VAN DE NATIONALE RECHTER DUS NIET TE WORDEN BEANTWOORD .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

23 DE KOSTEN , DOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE , DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK , DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DENEMARKEN EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KOMEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING .

AANGEZIEN DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS TE BESCHOUWEN ALS EEN INCIDENT , GEREZEN VOOR DE PRESIDENT VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK , RECHTDOENDE IN KORT GEDING , HEEFT GENOEMDE PRESIDENT OVER DE KOSTEN TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE VRAGEN , DOOR DE PRESIDENT VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LUIK , RECHTDOENDE IN KORT GEDING , BIJ BESCHIKKING VAN 18 JUNI 1979 GESTELD , VERKLAART VOOR RECHT :

1 . ARTIKEL 8 VAN ' S RAADS RICHTLIJN NR . 64/221 VAN 25 FEBRUARI 1964 VOOR DE COORDINATIE VAN DE VOOR VREEMDELINGEN GELDENDE BIJZONDERE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN VERPLAATSING EN VERBLIJF , DIE GERECHTVAARDIGD ZIJN UIT HOOFDE VAN DE OPENBARE ORDE , DE OPENBARE VEILIGHEID EN DE VOLKSGEZONDHEID , GELDT VOOR ALLE MIDDELEN WAARMEDE IN HET KADER VAN DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE EN DISTRIBUTIE VAN RECHTSMACHT VAN EEN LID-STAAT TEGEN BESTUURSHANDELINGEN KAN WORDEN OPGEKOMEN .

HET ARTIKEL VERPLICHT DE LID-STATEN OM DEGENEN VOOR WIE DE RICHTLIJN BEDOELD IS , UIT EEN OOGPUNT VAN RECHTSBESCHERMING NIET TEN ACHTER TE STELLEN BIJ EIGEN ONDERDANEN DIE TEGEN HANDELINGEN VAN HUN OVERHEID WENSEN OP TE KOMEN , OOK VOOR ZOVER HET OM DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN VOOR BEROEP VATBARE HANDELINGEN MOCHT GAAN .

DAARENTEGEN MAG IN ARTIKEL 8 VAN RICHTLIJN NR . 64/221 NIET WORDEN GELEZEN DAT DE LID-STATEN EEN VREEMDELING VOOR DE DUUR VAN HET PROCES OP HUN GRONDGEBIED MOETEN DULDEN , ONVERMINDERD ZIJN RECHT OP EEN EERLIJK PROCES EN MET DIEN VERSTANDE DAT HIJ IN STAAT MOET ZIJN AL ZIJN VERWEERMIDDELEN AAN TE WENDEN .

2 . DE ONDERZOEK- EN ADVIESPROCEDURE VAN ARTIKEL 9 , WAARMEDE AAN DE ONVOLKOMENHEDEN VAN DE IN ARTIKEL 8 BEDOELDE BEROEPSMOGELIJKHEDEN HET HOOFD MOET WORDEN GEBODEN , IS ER NIET OM DE RECHTERLIJKE MACHT TEN AANZIEN VAN DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING DER IN DE RICHTLIJN BEDOELDE MAATREGELEN NADERE BEVOEGDHEDEN TE VERLENEN OF OM DE RECHTERLIJKE MACHT DE SPOEDEISENDHEID VAN EEN UITWIJZINGSMAATREGEL TE DOEN BEOORDELEN .

BIJ DE VERVULLING DER OP DIT GEBIED GELEGEN TAKEN HEEFT DE NATIONALE RECHTERLIJKE MACHT ZICH NAAR ARTIKEL 8 VAN DE RICHTLIJN TE GEDRAGEN .

DE DRAAGWIJDTE VAN DIE BEPALING MAG ECHTER NIET WORDEN INGEPERKT DOOR MAATREGELEN , KRACHTENS ARTIKEL 9 DOOR EEN LID-STAAT GENOMEN .

Naar boven