Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61977CJ0008

Arrest van het Hof van 14 juli 1977.
Concetta Sagulo, Gennaro Brenca en Addelmadjid Bakhouche.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Amtsgericht Reutlingen - Duitsland.
Recht van verblijf van onderdanen van Lid-Staten.
Zaak 8-77.

Jurisprudentie 1977 -01495

ECLI-code: ECLI:EU:C:1977:131

61977J0008

ARREST VAN HET HOF VAN 14 JULI 1977. - CONCETTA SAGULO, GENNARO BRENCA EN ADDELMADJID BAKHOUCHE. - (" RECHT VAN VERBLIJF VAN ONDERDANEN VAN LID - STATEN "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET AMTSGERICHT TE REUTLINGEN). - ZAAK NO. 8/77.

Jurisprudentie 1977 bladzijde 01495
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00441
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00517
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00395
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00403
Finse bijz. uitgave bladzijde 00431


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN - RECHT VAN BINNENKOMST EN VERBLIJF - RECHTSTREEKS UIT HET GEMEENSCHAPSRECHT VOORTVLOEIEND RECHT - VASTSTELLING - BIJZONDER VERBLIJFSDOCUMENT - AFGIFTE - DECLARATOIRE WERKING - NIET-GELIJKSTELLING MET EEN VERBLIJFSVERGUNNING - AFWEZIGHEID VAN BEOORDELINGSBEVOEGDHEID VAN DE NATIONALE AUTORITEITEN

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 48 ; RICHTLIJN 68/360 , ARTIKEL 4 )

2 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN - DOCUMENT BEDOELD IN RICHTLIJN 68/360 - VERBLIJFSVERGUNNING - EIS VAN EEN LID-STAAT - SANCTIES - ONGEOORLOOFD

( RICHTLIJN 68/360 , ARTIKEL 4 , LID 2 , EN BIJLAGE )

3 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN - VERBLIJFSVERGUNNING - NATIONALE BEPALINGEN - STRIJDIG MET GEMEENSCHAPSRECHT - SCHENDING - RICHTLIJN 68/360 - NATIONALE UITVOERINGSMAATREGELEN - OVERTREDING - STRAFVERZWARING - ONGEOORLOOFD

4 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN - IDENTITEITSBEWIJZEN BEDOELD IN RICHTLIJN 68/360 - STRAFSANCTIES - AARD VAN GEPLEEGD DELICT - EVENREDIGHEID

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 7 ; RICHTLIJN 68/360 )

Samenvatting


1 . HET RECHT VAN DE ONDERDANEN VAN EEN LID-STAAT OM HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT BINNEN TE KOMEN EN ER MET DE IN HET VERDRAG BEDOELDE OOGMERKEN TE VERBLIJVEN , VLOEIT RECHTSTREEKS VOORT UIT HET VERDRAG OF UIT DE TER UITVOERING DAARVAN GEGEVEN BEPALINGEN .

DE AFGIFTE VAN HET BIJZONDERE VERBLIJFSDOCUMENT , BEDOELD IN ARTIKEL 4 VAN RICHTLIJN 68/360/EEG VAN DE RAAD VAN 15 OKTOBER 1968 INZAKE DE OPHEFFING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VERPLAATSING EN HET VERBLIJF VAN DE WERKNEMERS DER LID-STATEN EN VAN HUN FAMILIE BINNEN DE GEMEENSCHAP , HEEFT SLECHTS DECLARATOIRE WERKING EN KAN VOOR VREEMDELINGEN DIE RECHTEN ONTLENEN AAN ARTIKEL 48 OF OVEREENKOMSTIGE BEPALINGEN VAN HET EEG-VERDRAG , NIET WORDEN GELIJKGESTELD MET EEN VERBLIJFSVERGUNNING , ZOALS DIE VOOR VREEMDELINGEN IN HET ALGEMEEN IS VOORZIEN EN VOOR WELKER AFGIFTE DE NATIONALE AUTORITEITEN OVER EEN BEOORDELINGSBEVOEGDHEID BESCHIKKEN .

2 . EEN LID-STAAT MAG VAN EEN DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT BESCHERMDE PERSOON NIET VERLANGEN DAT HIJ IN HET BEZIT IS VAN EEN VERBLIJFSVERGUNNING IN PLAATS VAN HET DOCUMENT , BEDOELD IN ARTIKEL 4 , LID 2 , JUNCTO DE BIJLAGE VAN RICHTLIJN 68/360 , NOCH STRAF STELLEN OP HET NIET-HEBBEN VAN ZODANIGE VERGUNNING .

3 . HET GEZAG VAN GEWIJSDE VAN EEN VROEGERE VEROORDELING , UITGESPROKEN OP GROND VAN MET DE EISEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT STRIJDIGE NATIONALE BEPALINGEN , KAN GEEN RECHTVAARDIGING VORMEN VOOR EEN VERZWARING VAN DE TOEPASSELIJKE STRAFFEN BIJ OVERTREDING VAN DOOR EEN LID-STAAT GEGEVEN VOORSCHRIFTEN TER UITVOERING VAN RICHTLIJN 68/360 OP ZIJN GRONDGEBIED .

4 . HET STAAT AAN DE NATIONALE AUTORITEITEN VAN ELKE LID-STAAT EVENTUEEL HET VERZUIM VAN EEN ONDER DE VOORSCHRIFTEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT VALLENDE PERSOON OM ZICH TE VOORZIEN VAN EEN DER IN ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN RICHTLIJN 68/360 BEDOELD IDENTITEITSBEWIJZEN , MET STRAFSANCTIES TE TREFFEN , MET DIEN VERSTANDE DAT DE TOEGEPASTE SANCTIE NIET BUITEN VERHOUDING TOT DE AARD VAN HET GEPLEEGDE DELICT MAG STAAN .

Partijen


IN DE ZAAK 8/77 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET AMTSGERICHT TE REUTLINGEN ( BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ), IN DE ALDAAR DIENENDE STRAFGEDINGEN TEGEN

CONCETTA SAGULO , GENNARO BRENCA EN ADDELMADJID BAKHOUCHE , WONENDE TE REUTLINGEN ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 7 EN 48 EEG-VERDRAG , BETREFFENDE RESPECTIEVELIJK HET VERBOD VAN DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT EN HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS , ALSMEDE VAN ARTIKEL 4 VAN ' S RAADS RICHTLIJN 68/360 VAN 15 OKTOBER 1968 INZAKE DE OPHEFFING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VERPLAATSING EN HET VERBLIJF VAN DE WERKNEMERS DER LID-STATEN EN VAN HUN FAMILIE BINNEN DE GEMEENSCHAP ,

Overwegingen van het arrest


1 OVERWEGENDE DAT HET AMTSGERICHT TE REUTLINGEN BIJ BESCHIKKING VAN 13 JANUARI 1977 , INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 18 JANUARI 1977 , KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VIER VRAGEN HEEFT GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 7 EN 48 EEG-VERDRAG EN VAN ARTIKEL 4 VAN ' S RAADS RICHTLIJN 68/360 VAN 15 OKTOBER 1968 INZAKE DE OPHEFFING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VERPLAATSING EN HET VERBLIJF VAN DE WERKNEMERS DER LID-STATEN EN VAN HUN FAMILIE BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PB L 257 VAN 1968 , BLZ . 13 );

2 DAT DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN STRAFGEDINGEN TEGEN TWEE ITALIAANSE ONDERDANEN EN EEN FRANSE ONDERDAAN WEGENS OVERTREDING VAN DE DUITSE VREEMDELINGENWET ( ' ' AUSLANDERGESETZ ' ' ) VAN 28 APRIL 1965 ( BUNDESGESETZBLATT 1965 I , BLZ . 353 );

DAT BLIJKENS DE GEDINGSTUKKEN DE TWEE ITALIAANSE ONDERDANEN ZIJN VEROORDEELD TOT GELDBOETEN TER ZAKE DAT ZIJ ZONDER GELDIG PASPOORT OF IDENTITEITSBEWIJS EN DERHALVE ZONDER GELDIGE VERBLIJFSVERGUNNING IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND VERBLEVEN ;

DAT DE FRANSE ONDERDAAN WELISWAAR EEN GELDIG PASPOORT HAD , DOCH OP ZIJN WEIGERING DE DOOR DE DUITSE AUTORITEITEN GEEISTE AANVRAAGFORMALITEITEN VOOR EEN VERBLIJFSVERGUNNING TE VERVULLEN , VOOR KORTE TIJD IN VOORLOPIGE HECHTENIS IS GESTELD ONDER TELASTELEGGING DAT HIJ ZIJN POSITIE NIET HAD GEREGULARISEERD ;

3 OVERWEGENDE DAT DE EERSTE , TWEEDE EN VIERDE VRAAG EROP NEERKOMEN OF DE LID-STATEN HUN ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE BINNENKOMST EN HET VERBLIJF VAN VREEMDELINGEN EN EVENTUEEL DE OP OVERTREDING HIERVAN GESTELDE STRAFFEN MOGEN TOEPASSEN OP DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT BESCHERMDE PERSONEN ;

DAT TEN DEZE INZONDERHEID WORDT GEVRAAGD ,

- OF DE IN ARTIKEL 4 VAN ' S RAADS RICHTLIJN 68/360 BEDOELDE BIJZONDERE , DECLARATOIR WERKENDE , VERBLIJFSKAART VOOR DE EX ARTIKEL 48 EN VOLGENDE EEG-VERDRAG RECHTHEBBENDE VREEMDELINGEN ADMINISTRATIEF- EN STRAFRECHTELIJK KAN WORDEN GELIJKGESTELD MET DE ALGEMENE VERBLIJFSVERGUNNING VOLGENS DE DUITSE AUSLANDERGESETZ , DES DAT DEZE VREEMDELINGEN DIE GEEN OF EEN VERLOPEN VERBLIJFSKAART HEBBEN , OP GROND VAN ARTIKEL 47 , LID 1 , SUB 1 OF 2 , AUSLANDERGESETZ WEGENS VERBLIJF OF BINNENKOMST ZONDER GELDIGE VERBLIJFSVERGUNNING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5 AUSLANDERGESETZ KUNNEN WORDEN GESTRAFT , DAN WEL OF ZULKS IN STRIJD IS MET HET EEG-VERDRAG ;

- OF HET IN STRIJD IS MET HET EEG-VERDRAG , WANNEER AAN EEN VREEMDELING DIE RECHTSTREEKS RECHTHEBBENDE IS ONDER ARTIKEL 48 EEG-VERDRAG OF ONDER BOVENGENOEMDE RICHTLIJN , SLECHTS EEN VERBLIJFSVERGUNNING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 5 AUSLANDERGESETZ MET DE EVENTUELE BEZWARENDE GEVOLGEN VAN ARTIKEL 47 AUSLANDERGESETZ WORDT UITGEREIKT ;

- OF HET IN STRIJD IS MET HET EEG-VERDRAG OM EEN EX ARTIKEL 48 RECHTHEBBENDE VREEMDELING DIE REEDS HET VORIGE JAAR WEGENS OPZETTELIJKE OVERTREDING VAN DE AUSLANDERGESETZ TOT EEN GELDSTRAF IS VEROORDEELD TER ZAKE VAN VERBLIJF IN DE BONDSREPUBLIEK ZONDER VERBLIJFSVERGUNNING , WEGENS EENZELFDE FEIT BEGAAN NADAT DIT VONNIS KRACHT VAN GEWIJSDE HEEFT GEKREGEN , TOT EEN VRIJHEIDSSTRAF TE VEROORDELEN ;

4 OVERWEGENDE DAT HET RECHT VAN DE ONDERDANEN VAN EEN LID-STAAT OM HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT BINNEN TE KOMEN EN ER MET DE IN HET VERDRAG GENOEMDE OOGMERKEN TE VERBLIJVEN , - ZOALS HET VERWIJZENDE COLLEGE TERECHT OPMERKT - RECHTSTREEKS VOORTVLOEIT UIT HET VERDRAG OF , AL NAAR HET GEVAL , UIT DE TER UITVOERING DAARVAN GEGEVEN BEPALINGEN ;

DAT HET GEMEENSCHAPSRECHT DE LID-STATEN ECHTER IN ZOVER NIET DE BEVOEGDHEID ONTNEEMT MAATREGELEN TE TREFFEN OM DE NATIONALE AUTORITEITEN IN STAAT TE STELLEN ZICH NAUWKEURIG TE VERGEWISSEN VAN DE BEVOLKINGSBEWEGINGEN OP HET NATIONAAL GRONDGEBIED ;

DAT , TEN EINDE VOOR DE LID-STATEN HET VERKRIJGEN VAN DEZE INLICHTINGEN EN TEGELIJK VOOR DE BETROKKENEN DE BEWIJSLEVERING VAN HUN RECHTSPOSITIE MET HET OOG OP DE TOEPASSING VAN DE VERDRAGSBEPALINGEN MOGELIJK TE MAKEN , IN DE ARTIKELEN 2 EN 4 VAN RICHTLIJN 68/360 TWEE FORMALITEITEN ZIJN VOORGESCHREVEN , NAMELIJK HET BEZIT VAN EEN GELDIG IDENTITEITSBEWIJS OF PASPOORT DOOR DE BETROKKENEN EN DE VASTSTELLING VAN HET VERBLIJFSRECHT DOOR DE AFGIFTE VAN EEN DOCUMENT , GENOEMD ' ' VERBLIJFSKAART VAN EEN ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT DER EEG ' ' , MET DE BIJZONDERE VERMELDING ALS AANGEGEVEN IN DE BIJLAGE VAN DE RICHTLIJN ;

DAT HET VOLGENS ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , EEG-VERDRAG DE ZAAK VAN DE LID-STATEN IS DE GEEIGENDE VORMEN EN MIDDELEN TE KIEZEN , OM DE BEPALINGEN DER RICHTLIJN OP HUN GRONDGEBIED TOT GELDING TE BRENGEN , HETZIJ DOOR MIDDEL VAN SPECIFIEKE WETTELIJKE MAATREGELEN HETZIJ DOOR TOEPASSING VAN PASSENDE BEPALINGEN VAN HUN ALGEMENE WETGEVING INZAKE DE VREEMDELINGENPOLITIE ;

DAT HET IN DIT KADER EVENEENS TOT DE BEVOEGDHEID DER LID-STATEN BEHOORT STRAFSANCTIES IN TE VOEREN OF DE IN HUN ALGEMENE VOORSCHRIFTEN GENOEMDE STRAFSANCTIES TOE TE PASSEN TEN EINDE DE NAKOMING VAN DE IN RICHTLIJN 68/360 VOORGESCHREVEN FORMALITEITEN TE VERZEKEREN ;

5 DAT ECHTER EEN LID-STAAT DIE AAN DE RICHTLIJN UITVOERING GEEFT OP BASIS VAN ZIJN ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE RECHTSPOSITIE VAN VREEMDELINGEN , GEEN ADMINISTRATIEVE OF JUDICIELE MAATREGELEN MAG TREFFEN , DIE TOT GEVOLG ZOUDEN HEBBEN DAT DE VOLLE UITOEFENING VAN DE RECHTEN WELKE HET GEMEENSCHAPSRECHT AAN DE ONDERDANEN VAN DE ANDERE LID-STATEN TOEKENT , WORDT BEPERKT ;

DAT HET INZONDERHEID ONVERENIGBAAR MET HET GEMEENSCHAPSRECHT WARE , INDIEN EEN VERBLIJFSVERGUNNING WORDT GEEIST OF AFGEGEVEN , DIE EEN ANDERE STREKKING HEEFT DAN DE VASTSTELLING VAN HET VERBLIJFSRECHT DOOR DE AFGIFTE VAN DE IN ARTIKEL 4 , LID 2 , VAN RICHTLIJN 68/360 BEDOELDE SPECIALE ' ' VERBLIJFSKAART ' ' ;

6 DAT DERHALVE DE TOEPASSING VAN STRAFSANCTIES OF ANDERE DWANGMAATREGELEN IS UITGESLOTEN , VOORZOVER EEN DOOR DE BEPALINGEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT BESCHERMDE PERSOON ZICH NIET VOEGT NAAR NATIONALE VOORSCHRIFTEN DIE VOOR EEN ZODANIGE PERSOON HET BEZIT VAN EEN VERBLIJFSVERGUNNING IN PLAATS VAN HET IN RICHTLIJN 68/360 BEDOELDE DOCUMENT VOORSCHRIJVEN , AANGEZIEN DE NATIONALE AUTORITEITEN DE MISKENNING VAN EEN MET HET GEMEENSCHAPSRECHT ONVERENIGBAAR VOORSCHRIFT NIET MET SANCTIES MOGEN TREFFEN ;

DAT HET GEMEENSCHAPSRECHT DAARENTEGEN NIET IN DE WEG KAN STAAN AAN DE TOEPASSING VAN PASSENDE DWANGMAATREGELEN BIJ NIET-NAKOMING DOOR DE BETROKKENE VAN NATIONALE VOORSCHRIFTEN DIE WEL OVEREENKOMSTIG RICHTLIJN 68/360 ZIJN VASTGESTELD ;

7 DAT DITZELFDE GELDT VOOR DE VRAAG OF DE HERHAALDE MISKENNING VAN DOOR EEN LID-STAAT GEGEVEN VOORSCHRIFTEN TER UITVOERING VAN RICHTLIJN 68/360 EVENTUEEL EEN VERZWARING VAN DE TOEPASSELIJKE STRAFFEN KAN RECHTVAARDIGEN ;

DAT EEN DERGELIJKE VERZWARING , OVEREENKOMSTIG DE ALGEMENE STRAFRECHTBEGINSELEN , WELISWAAR OP ZICHZELF NIET OP GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE BEZWAREN STUIT , DOCH DAT ZULKS NIET AFDOET AAN DE VERPLICHTING DES RECHTERS OM NA TE GAAN OF AAN DE VOORWAARDEN VOOR EEN ZODANIGE VERZWARING IS VOLDAAN INGEVAL EEN VROEGERE VEROORDELING IS UITGESPROKEN OP GROND VAN WETTELIJKE BEPALINGEN WELKER TOEPASSING DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT NIET WAS GERECHTVAARDIGD ;

DAT IMMERS OOK AL LAAT HET GEZAG VAN GEWIJSDE NIET TOE EEN DERGELIJKE VROEGERE VEROORDELING ONGEDAAN TE MAKEN , MEN TOCH DE WERKING HIERVAN NIET DUSDANIG MAG UITBREIDEN DAT ZIJ VOOR EEN LATERE , NAAR GEMEENSCHAPSRECHT GERECHTVAARDIGDE VEROORDELING ALS STRAFVERZWARENDE OMSTANDIGHEID WORDT AANGEMERKT ;

8 OVERWEGENDE DAT DERHALVE OP DE GESTELDE VRAGEN MOET WORDEN GEANTWOORD DAT DE AFGIFTE VAN HET BIJZONDERE VERBLIJFSDOCUMENT , BEDOELD IN ARTIKEL 4 VAN RICHTLIJN 68/360 , SLECHTS DECLARATOIRE WERKING HEEFT EN VOOR VREEMDELINGEN DIE RECHTEN ONTLENEN AAN ARTIKEL 48 OF OVEREENKOMSTIGE BEPALINGEN VAN HET EEG-VERDRAG , NIET KAN WORDEN GELIJKGESTELD MET EEN VERBLIJFSVERGUNNING , ZOALS DIE VOOR VREEMDELINGEN IN HET ALGEMEEN IS VOORZIEN EN VOOR WELKER AFGIFTE DE NATIONALE AUTORITEITEN OVER EEN BEOORDELINGSBEVOEGDHEID BESCHIKKEN ;

DAT EEN LID-STAAT VAN EEN DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT BESCHERMDE PERSOON NIET MAG VERLANGEN DAT HIJ IN HET BEZIT IS VAN EEN VERBLIJFSVERGUNNING IN PLAATS VAN HET DOCUMENT , BEDOELD IN ARTIKEL 4 , LID 2 , JUNCTO DE BIJLAGE VAN RICHTLIJN 68/360 , NOCH STRAF MAG STELLEN OP HET NIET-HEBBEN VAN ZODANIGE VERGUNNING ;

DAT HET GEZAG VAN GEWIJSDE VAN EEN VROEGERE VEROORDELING , UITGESPROKEN OP GROND VAN MET DE EISEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT STRIJDIGE NATIONALE BEPALINGEN , GEEN RECHTVAARDIGING KAN VORMEN VOOR EEN VERZWARING VAN DE TOEPASSELIJKE STRAFFEN BIJ OVERTREDING VAN DOOR EEN LID-STAAT GEGEVEN VOORSCHRIFTEN TER UITVOERING VAN RICHTLIJN 68/360 OP ZIJN GRONDGEBIED ;

9 OVERWEGENDE DAT DE DERDE VRAAG LUIDT

OF HET IN STRIJD IS MET HET DISCRIMINATIEVERBOD VAN ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG OF ANDERSZINS MET DE LETTER OF DE GEEST VAN DIT VERDRAG - ARTIKEL 5 - DAT EEN VREEMDELING DIE KRACHTENS ARTIKEL 48 EEG-VERDRAG OF ENIGE BEPALING TER UITVOERING HIERVAN GERECHTIGD IS OF AANVANKELIJK WAS OM MET DE ALDAAR GENOEMDE OOGMERKEN IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TE VERBLIJVEN OF BINNEN TE KOMEN , EN WIENS - INGEVOLGE ARTIKEL 3 AUSLANDERGESETZ EN ARTIKEL 10 AUFENTHALTSGESETZ/EWG VEREIST - NATIONAAL PASPOORT OF GELIJKWAARDIG DOCUMENT IS VERLOPEN , OP GROND VAN ARTIKEL 47 , LID 1 , SUB 1 OF 2 , AUSLANDERGESETZ WEGENS MISDRIJF MET VRIJHEIDSSTRAF TOT EEN JAAR OF MET EEN GELDBOETE TOT 360 DAGEENHEDEN KAN WORDEN GESTRAFT , TERWIJL EEN EIGEN ONDERDAAN WIENS - INGEVOLGE DE VERGELIJKBARE WETTEN VAN DE BOND EN DE DEELSTATEN OP DE PERSOONSBEWIJZEN VEREISTE - PERSOONSBEWIJS IS VERLOPEN , SLECHTS WEGENS OVERTREDING ( ARTIKEL 47 ORDNUNGSWIDRIGKEITENGESETZ , DOORGAANS ECHTER NIET VERVOLGD ) KAN WORDEN GESTRAFT MET EEN GELDBOETE TOT DM 500 BIJ SCHULD EN TOT DM 1 000 BIJ OPZET ;

10 OVERWEGENDE DAT DEZE VRAAG IN HET BIJZONDER ZIET OP HET GEVAL DAT EEN PERSOON DIE KRACHTENS HET GEMEENSCHAPSRECHT GERECHTIGD IS OP HET GRONDGEBIED VAN DE BETROKKEN STAAT TE VERBLIJVEN , NALAAT ZICH VAN EEN GELDIG IDENTITEITSBEWIJS TE VOORZIEN ;

DAT , WAAR DEZE EIS IN RICHTLIJN 68/360 UITDRUKKELIJK WORDT GESTELD , IN BEGINSEL DE BEVOEGDHEID DER LID-STATEN TOT BESTRAFFING VAN EENIEDER DIE DEZE VERPLICHTING VERZUIMT , NIET IS TE BETWISTEN ;

DAT HET VERWIJZENDE COLLEGE TEN DEZE ECHTER VRAAGT OF HET MET HET GEMEENSCHAPSRECHT EN INZONDERHEID MET HET DISCRIMINATIEVERBOD VAN ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG VERENIGBAAR IS EEN ONDER HET GEMEENSCHAPSRECHT VALLENDE PERSOON TE TREFFEN MET DE BETREKKELIJK ZWARE STRAFFEN DIE IN DE ALGEMENE WETGEVING INZAKE DE VREEMDELINGENPOLITIE OP EEN DERGELIJK VERGRIJP ZIJN GESTELD , TERWIJL EEN EIGEN ONDERDAAN BIJ EEN INBREUK OP DE OVEREENKOMSTIGE BEPALINGEN VAN DE NATIONALE WETGEVING SLECHTS VEEL LICHTERE STRAFFEN , VOORZIEN VOOR EENVOUDIGE OVERTREDINGEN , KUNNEN WORDEN OPGELEGD ;

11 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 7 , EERSTE ALINEA , EEG-VERDRAG BEPAALT : ' ' BINNEN DE WERKINGSSFEER VAN DIT VERDRAG EN ONVERMINDERD DE BIJZONDERE BEPALINGEN , DAARIN GESTELD , IS ELKE DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT VERBODEN ' ' ;

DAT IN VERBAND MET DE VRAAG VAN HET VERWIJZEND COLLEGE EROP ZIJ GEWEZEN DAT HET ALGEMENE BEGINSEL VAN ARTIKEL 7 SLECHTS ONDER VOORBEHOUD VAN DE BIJZONDERE VERDRAGSBEPALINGEN KAN GELDEN ;

DAT TOT DEZE BIJZONDERE BEPALINGEN MEDE MOETEN WORDEN GEREKEND DE IN ARTIKEL 49 VOOR DE GELEIDELIJKE TOTSTANDBRENGING VAN HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS VOORZIENE VERORDENINGEN EN RICHTLIJNEN , WAARONDER DE BEPALINGEN VAN RICHTLIJN 68/360 ;

DAT , VOORZOVER DEZE RICHTLIJN DE ONDERDANEN VAN EEN LID-STAAT , DIE HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT BINNENKOMEN OF ALDAAR VERBLIJVEN , BIJZONDERE VERPLICHTINGEN - ZOALS HET BEZIT VAN EEN PASPOORT OF EEN IDENTITEITSBEWIJS - OPLEGT , DE BEDOELDE PERSONEN NIET ZONDER MEER GELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD MET DE ONDERDANEN VAN DE STAAT VAN VERBLIJF ;

12 DAT HET DERHALVE NIET OP BEZWAREN KAN STUITEN DAT VOOR DEZE PERSONEN ANDERE STRAFBEPALINGEN GELDEN DAN VOOR DE EIGEN ONDERDANEN DIE EEN EVENTUELE BIJ WET OF MAATREGEL OPGELEGDE VERPLICHTING OM ZICH VAN BEPAALDE IDENTITEITSPAPIEREN TE VOORZIEN , NIET NAKOMEN ;

DAT DEZE BEVINDING ZICH TEMEER OPDRINGT , WAAR SOMMIGE LID-STATEN IN HET GEHEEL GEEN WETTELIJKE VERPLICHTING VAN DIEN AARD VOOR HUN EIGEN ONDERDANEN KENNEN , ZODAT IN DIE LANDEN ELKE VERGELIJKINGSMAATSTAF ONTBREEKT ;

DAT BIJ ONTBREKEN VAN EEN CRITERIUM , DAT IN HET ONDERHAVIGE GEVAL ZOU KUNNEN WORDEN GEGROND OP HET IN ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG NEERGELEGDE BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING , ECHTER ZIJ OPGEMERKT DAT HET WELISWAAR DE ZAAK DER LID-STATEN IS DE VERPLICHTING VAN DE ONDER HET GEMEENSCHAPSRECHT VALLENDE PERSONEN OM ZICH VAN EEN GELDIG PASPOORT OF IDENTITEITSBEWIJS TE VOORZIEN , BINNEN REDELIJKE GRENZEN MET SANCTIES TE OMGEVEN , DOCH DAT DEZE SANCTIES IN GEEN GEVAL ZO ZWAAR MOGEN ZIJN DAT ZIJ EEN BELEMMERING VOOR DE IN HET VERDRAG VOORZIENE VRIJHEID VAN BINNENKOMST EN VERBLIJF ZOUDEN VORMEN ;

DAT HET TEN DEZE NIET IS UIT TE SLUITEN DAT DE STRAFFEN , GENOEMD IN DE ALGEMENE WETGEVING INZAKE DE VREEMDELINGENPOLITIE , GELET OP DE DOELEINDEN DIER WETGEVING , NIET IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET DE EISEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT DAT UITGAAT VAN HET VRIJE VERKEER VAN PERSONEN EN VAN DE ALGEMENE TOEPASSING - BEHOUDENS SPECIFIEKE UITZONDERINGEN - VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING ;

DAT WANNEER EEN LID-STAAT ZIJN WETGEVING NIET ZOU HEBBEN AANGEPAST AAN DE DESBETREFFENDE EISEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT , HET AAN DE NATIONALE RECHTER STAAT OM MET GEBRUIKMAKING VAN ZIJN RECHTERLIJKE BEOORDELINGSVRIJHEID TOT EEN BESTRAFFING TE KOMEN , WELKE IS AFGESTEMD OP HET KARAKTER EN HET DOEL VAN DE GEMEENSCHAPSVOORSCHRIFTEN WELKER NAKOMING DOOR DE SANCTIES MOET WORDEN VERZEKERD ;

13 DAT OP DE GESTELDE VRAAG DERHALVE MOET WORDEN GEANTWOORD DAT HET AAN DE NATIONALE AUTORITEITEN VAN ELKE LID-STAAT STAAT EVENTUEEL HET VERZUIM VAN EEN ONDER DE VOORSCHRIFTEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT VALLENDE PERSOON OM ZICH TE VOORZIEN VAN EEN DER IN ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN RICHTLIJN 68/360 BEDOELDE IDENTITEITSBEWIJZEN , MET STRAFSANCTIES TE TREFFEN , MET DIEN VERSTANDE DAT DE TOEGEPASTE SANCTIE NIET BUITEN VERHOUDING TOT DE AARD VAN HET GEPLEEGDE DELICT MAG STAAN ;

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

14 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN , DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HARER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;

DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET AMTSGERICHT TE REUTLINGEN BIJ BESCHIKKING VAN 13 JANUARI 1977 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

1 . DE AFGIFTE VAN HET BIJZONDERE VERBLIJFSDOCUMENT , BEDOELD IN ARTIKEL 4 VAN RICHTLIJN 68/360/EEG VAN DE RAAD VAN 15 OKTOBER 1968 INZAKE DE OPHEFFING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VERPLAATSING EN HET VERBLIJF VAN DE WERKNEMERS DER LID-STATEN EN VAN HUN FAMILIE BINNEN DE GEMEENSCHAP , HEEFT SLECHTS DECLARATOIRE WERKING EN KAN VOOR VREEMDELINGEN DIE RECHTEN ONTLENEN AAN ARTIKEL 48 OF OVEREENKOMSTIGE BEPALINGEN VAN HET EEG-VERDRAG , NIET WORDEN GELIJKGESTELD MET EEN VERBLIJFSVERGUNNING , ZOALS DIE VOOR VREEMDELINGEN IN HET ALGEMEEN IS VOORZIEN EN VOOR WELKER AFGIFTE DE NATIONALE AUTORITEITEN OVER EEN BEOORDELINGSBEVOEGDHEID BESCHIKKEN .

2 . EEN LID-STAAT MAG VAN EEN DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT BESCHERMDE PERSOON NIET VERLANGEN DAT HIJ IN HET BEZIT IS VAN EEN VERBLIJFSVERGUNNING IN PLAATS VAN HET DOCUMENT , BEDOELD IN ARTIKEL 4 , LID 2 , JUNCTO DE BIJLAGE VAN RICHTLIJN 68/360 , NOCH STRAF STELLEN OP HET NIET-HEBBEN VAN ZODANIGE VERGUNNING .

3 . HET GEZAG VAN GEWIJSDE VAN EEN VROEGERE VEROORDELING , UITGESPROKEN OP GROND VAN MET DE EISEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT STRIJDIGE NATIONALE BEPALINGEN , KAN GEEN RECHTVAARDIGING VORMEN VOOR EEN VERZWARING VAN DE TOEPASSELIJKE STRAFFEN BIJ OVERTREDING VAN DOOR EEN LID-STAAT GEGEVEN VOORSCHRIFTEN TER UITVOERING VAN RICHTLIJN 68/360 OP ZIJN GRONDGEBIED .

4 . HET STAAT AAN DE NATIONALE AUTORITEITEN VAN ELKE LID-STAAT EVENTUEEL HET VERZUIM VAN EEN ONDER DE VOORSCHRIFTEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT VALLENDE PERSOON OM ZICH TE VOORZIEN VAN EEN DER IN ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN RICHTLIJN 68/360 BEDOELDE IDENTITEITSBEWIJZEN , MET STRAFSANCTIES TE TREFFEN , MET DIEN VERSTANDE DAT DE TOEGEPASTE SANCTIE NIET BUITEN VERHOUDING TOT DE AARD VAN HET GEPLEEGDE DELICT MAG STAAN .

Naar boven