Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61975CJ0043

Arrest van het Hof van 8 april 1976.
Gabrielle Defrenne tegen Belgische Luchtvaartmaatschappij NV Sabena.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arbeidshof te Brussel - België.
Zaak 43-75.

Jurisprudentie 1976 -00455

ECLI-code: ECLI:EU:C:1976:56

61975J0043

ARREST VAN HET HOF VAN 8 APRIL 1976. - GABRIELLE DEFRENNE TEGEN BELGISCHE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ NV SABENA. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET ARBEIDSHOF BRUSSEL). - ZAAK NO. 43/75.

Jurisprudentie 1976 bladzijde 00455
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00175
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00193
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00173
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00059
Finse bijz. uitgave bladzijde 00063


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . SOCIALE POLITIEK - MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS - GELIJKE BELONING - RECHTSTREEKSE DISCRIMINATIES - INDIVIDUELE RECHTEN - HANDHAVING DOOR NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES

( EEG-VERDRAG , ART . 119 )

2 . SOCIALE POLITIEK - MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS - GELIJKE BELONING - RECHTSTREEKSE DISCRIMINATIES - INDIVIDUELE RECHTEN - DATUM VAN INWERKINGTREDING - DOOR HET VERDRAG BEPAALDE TERMIJN - RESOLUTIE VAN DE LID-STATEN - RICHTLIJN VAN DE RAAD - INEFFECTIVITEIT - WIJZIGING VAN HET VERDRAG - MODALITEITEN

( EEG-VERDRAG , ART . 119 EN 236 )

3 . SOCIALE POLITIEK - MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS - GELIJKE BELONING - RECHTSTREEKSE DISCRIMINATIES - INDIVIDUELE RECHTEN - AANSPRAKEN - TERUGWERKENDE KRACHT - RECHTSZEKERHEID

( EEG-VERDRAG , ART . 119 )

4 . SOCIALE POLITIEK - MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS - GELIJKE BELONING - ZIJDELINGSE DISCRIMINATIES - AFSCHAFFING - BEVOEGDHEID VAN DE GEMEENSCHAP EN VAN DE LID-STATEN

( EEG-VERDRAG , ART . 119 )

Samenvatting


1 . HET IN ARTIKEL 119 VERVATTE BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS IS EEN VAN DE GRONDSLAGEN VAN DE GEMEENSCHAP . OP DIT BEGINSEL KAN VOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES EEN BEROEP WORDEN GEDAAN . DEZE INSTANTIES MOETEN DE RECHTEN DIE DE JUSTITIABELEN AAN GENOEMD ARTIKEL ONTLENEN , VERZEKEREN , MET NAME BIJ DISCRIMINATIES DIE RECHTSTREEKS HUN OORSPRONG VINDEN IN WETTELIJKE BEPALINGEN OF COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN , ALSMEDE IN GEVAL VAN ONGELIJKE BELONING VAN MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS VOOR GELIJKE ARBEID WANNEER DEZE IN EEN ZELFDE - PARTICULIERE OF OPENBARE - ONDERNEMING OF DIENST WORDT VERRICHT .

2 . A ) DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS MOEST AAN HET EINDE VAN DE EERSTE ETAPPE VAN DE OVERGANGSPERIODE , DUS PER 1 JANUARI 1962 , DOOR DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN TEN VOLLE WORDEN VERZEKERD . ONVERMINDERD HAAR MOGELIJKE UITWERKING VOOR HET BEVORDEREN EN VERSNELLEN VAN DE VOLLEDIGE TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 119 , HEEFT DE RESOLUTIE DER LID-STATEN VAN 31 DECEMBER 1961 DE IN HET VERDRAG BEPAALDE TERMIJN NIET GELDIG KUNNEN WIJZIGEN . BEHOUDENS BIJZONDERE BEPALINGEN KAN EEN WIJZIGING VAN HET VERDRAG SLECHTS TOT STAND WORDEN GEBRACHT DOOR EEN HERZIENING VOLGENS DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 236 .

B ) BIJ GEBREKE VAN OVERGANGSBEPALINGEN WERKT HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING SEDERT DE INWERKINGTREDING VAN HET TOETREDINGSVERDRAG OP 1 JANUARI 1973 TEN VOLLE TEN AANZIEN VAN DE NIEUWE LID-STATEN . RICHTLIJN NR . 75/117 VAN DE RAAD HEEFT DE WERKZAAMHEID VAN ARTIKEL 119 NIET KUNNEN VERMINDEREN EN DE WERKING ERVAN RATIONE TEMPORIS NIET KUNNEN WIJZIGEN .

3 . DWINGENDE OVERWEGINGEN VAN RECHTSZEKERHEID MET BETREKKING TOT ALLE , OPENBARE ZOWEL ALS PARTICULIERE , BELANGEN VERZETTEN ZICH IN BEGINSEL ERTEGEN DAT IN HET VERLEDEN BETAALDE LONEN WEDEROM IN GEDING WORDEN GEBRACHT . OP DE RECHTSTREEKSE WERKING VAN ARTIKEL 119 KAN GEEN BEROEP WORDEN GEDAAN TER STAVING VAN LOONAANSPRAKEN OVER TIJDVAKKEN VOORAFGAANDE AAN DE DAG WAAROP DIT ARREST IS UITGESPROKEN , BEHOUDENS WANNEER EEN WERKNEMER REEDS EEN BEROEP IN RECHTE OF EEN DAARMEE GELIJK TE STELLEN KLACHT HEEFT INGEDIEND .

4 . OOK OP DE GEBIEDEN WAAROP ARTIKEL 119 NIET RECHTSTREEKS WERKT , MAG HET NIET ALDUS WORDEN UITGELEGD , ALS ZOU DE NATIONALE WETGEVER TEN AANZIEN VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING BIJ UITSLUITING BEVOEGD ZIJN , AANGEZIEN DEZE TENUITVOERLEGGING VOOR ZOVER NODIG KAN VOORTVLOEIEN UIT HET SAMENWERKEN VAN COMMUNAUTAIRE EN NATIONALE BEPALINGEN .

Partijen


IN DE ZAAK 43-75 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

GABRIELLE DEFRENNE , VOORMALIG STEWARDESS , WONENDE TE BRUSSEL-JETTE ,

EN

BELGISCHE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ NV SABENA , GEVESTIGD TE BRUSSEL ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 119 EEG-VERDRAG ,

Overwegingen van het arrest


1 OVERWEGENDE DAT HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL BIJ ARREST VAN 23 APRIL 1975 , INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 2 MEI DAAROPVOLGENDE , KRACHTENS ARTIKEL 117 EEG-VERDRAG TWEE VRAGEN HEEFT GESTELD OVER DE WERKING EN TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 119 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS VOOR GELIJKE ARBEID ;

2 DAT DEZE VRAGEN ZIJN GESTELD IN HET KADER VAN EEN GESCHIL TUSSEN EEN STEWARDESS EN HAAR WERKGEEFSTER , DE NV SABENA , BETREFFENDE EEN DOOR VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING GEVORDERDE SCHADELOOSSTELLING UIT HOOFDE VAN HET FEIT DAT ZIJ IN DE PERIODE 15 FEBRUARI 1963 TOT 1 FEBRUARI 1966 ALS VROUWELIJKE WERKNEMER IN SALARIS WAS TENACHTERGESTELD BIJ MANNELIJKE COLLEGA ' S DIE ALS ' ' BOORDBEDIENDE ' ' GELIJKE ARBEID VERRICHTTEN ;

3 DAT VOLGENS HET VERWIJZINGSARREST HET FEIT DAT DE ARBEID VAN EEN STEWARDESS IDENTIEK IS MET DIE VAN EEN BOORDBEDIENDE , TUSSEN PARTIJEN NIET IS WEERSPROKEN , EN DAT HET BESTAAN , TIJDENS DE BETROKKEN PERIODE , VAN LOONDISCRIMINATIE TEN NADELE VAN STEWARDESSEN IN DE GEGEVEN OMSTANDIGHEDEN NIET WORDT BETWIST ;

TEN AANZIEN VAN DE EERSTE VRAAG ( RECHTSTREEKSE WERKING VAN ART . 119 )

4 OVERWEGENDE DAT IN DE EERSTE PLAATS WORDT GEVRAAGD OF ARTIKEL 119 VAN HET VERDRAG ' ' OP ZICHZELF HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING VOOR MANNEN EN VROUWEN VOOR GELIJKE ARBEID ' ' RECHTSTREEKS TOT BESTANDDEEL VAN HET NATIONALE RECHT VAN ELKE LID-STAAT MAAKT , EN OF HET MITSDIEN ' ' BUITEN ELKE NATIONALE WETTELIJKE REGELING OM , DE WERKNEMERS HET RECHT GEEFT DE EERBIEDIGING VAN DIT BEGINSEL VOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES AF TE DWINGEN ' ' ;

5 DAT VOORTS NOG WORDT GEVRAAGD VANAF WELK TIJDSTIP DEZE WERKING EVENTUEEL AAN ARTIKEL 119 MOET WORDEN TOEGEKEND ;

6 DAT DIT LAATSTE ONDERDEEL VAN DE EERSTE VRAAG BIJ DE BEANTWOORDING VAN DE TWEEDE VRAAG ZAL WORDEN BESPROKEN ;

7 OVERWEGENDE DAT BIJ DE BEOORDELING VAN DE VRAAG BETREFFENDE DE RECHTSTREEKSE WERKING VAN ARTIKEL 119 MOET WORDEN GELET OP DE AARD VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING , OP HET DOEL VAN GENOEMDE BEPALING EN OP HAAR PLAATS IN HET STELSEL VAN HET VERDRAG ;

8 DAT HET DOEL VAN ARTIKEL 119 TWEEERLEI IS ;

9 DAT , GEZIEN DE ONGELIJKE ONTWIKKELING VAN DE SOCIALE WETGEVING IN DE VERSCHILLENDE LID-STATEN , ARTIKEL 119 ENERZIJDS MOET VOORKOMEN DAT WAT DE MEDEDINGING BINNEN DE GEMEENSCHAP BETREFT , ONDERNEMINGEN IN STATEN DIE HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING METTERDAAD TOEPASSEN , IN EEN ONGUNSTIGE CONCURRENTIEPOSITIE GERAKEN TEN OPZICHTE VAN ONDERNEMINGEN IN STATEN DIE DE LOONDISCRIMINATIE TEN NADELE VAN VROUWELIJKE WERKNEMERS NOG NIET HEBBEN AFGESCHAFT ;

10 DAT ANDERZIJDS DEZE BEPALING DE UITDRUKKING IS VAN DE SOCIALE DOELSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP , DIE IMMERS NIET SLECHTS EEN ECONOMISCHE UNIE IS , MAAR TEVENS OVEREENKOMSTIG DE PREAMBULE VAN HET VERDRAG DOOR GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN DE SOCIALE VOORUITGANG EN EEN VOORTDURENDE VERBETERING VAN DE OMSTANDIGHEDEN WAARONDER DE VOLKEREN VAN EUROPA LEVEN EN WERKEN , MOET VERZEKEREN ;

11 DAT DIT DOEL TE MEER NADRUK VERKRIJGT DOOR DE PLAATSING VAN ARTIKEL 119 IN HET HOOFDSTUK BETREFFENDE DE SOCIALE POLITIEK , WAARVAN HET INLEIDENDE ARTIKEL 117 DE NOODZAAK ERKENT ' ' VERBETERING VAN DE LEVENSSTANDAARD EN DE ARBEIDSVOORWAARDEN VAN DE WERKNEMERS TE BEVORDEREN , ZODAT DE ONDERLINGE AANPASSING DAARVAN OP DE WEG VAN DE VOORUITGANG WORDT MOGELIJK GEMAAKT ' ' ;

12 DAT UIT DIT DUBBELE DOEL - ECONOMISCH ZOWEL ALS SOCIAAL - VOLGT DAT HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING EEN DER GRONDSLAGEN VAN DE GEMEENSCHAP IS ;

13 DAT DEZE ZIENSWIJZE OOK VERKLAART WAAROM DIT BEGINSEL INGEVOLGE HET VERDRAG NA DE EERSTE ETAPPE VAN DE OVERGANGSPERIODE VOLLEDIG MOET WORDEN TOEGEPAST ;

14 DAT MEN BIJ DE UITLEGGING VAN DEZE BEPALING DERHALVE GEEN ARGUMENT KAN ONTLENEN AAN DE TRAAGHEID EN DE WEERSTANDEN DIE DE DAADWERKELIJKE TOEPASSING VAN DIT WEZENLIJKE BEGINSEL IN BEPAALDE LID-STATEN HEBBEN TEGENGEHOUDEN ;

15 DAT INZONDERHEID WANNEER MEN ARTIKEL 119 IN VERBAND BRENGT MET DE ONDERLINGE AANPASSING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN OP DE WEG VAN DE VOORUITGANG , DE TEGENWERPING DAT DEZE BEPALING OOK OP ANDERE WIJZE DAN DOOR VERHOGING VAN DE LAAGSTE LONEN KAN WORDEN NAGELEEFD , VAN DE HAND MOET WORDEN GEWEZEN ;

16 OVERWEGENDE DAT NAAR LUID VAN ARTIKEL 119 , EERSTE ALINEA , DE LID-STATEN ZIJN GEHOUDEN ' ' DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJK WERKNEMERS VOOR GELIJKE ARBEID ' ' TE VERZEKEREN EN TE HANDHAVEN ;

17 DAT DE TWEEDE EN DE DERDE ALINEA VAN HETZELFDE ARTIKEL HIERAAN ENKELE BIJZONDERHEDEN TOEVOEGEN BETREFFENDE DE IN DE EERSTE ALINEA GEBRUIKTE TERMEN BELONING EN ARBEID ;

18 DAT , MET HET OOG OP TOEPASSING VAN DEZE BEPALINGEN , BINNEN DE ALGEMENE WERKINGSSFEER VAN ARTIKEL 119 MOET WORDEN ONDERSCHEIDEN TUSSEN ENERZIJDS RECHTSTREEKSE EN OPENLIJKE DISCRIMINATIES , DIE REEDS MET BEHULP VAN DE IN GENOEMD ARTIKEL VERMELDE CRITERIA VOOR GELIJKE ARBEID EN GELIJKE BELONING ALS ZODANIG ZIJN TE HERKENNEN , EN ANDERZIJDS ZIJDELINGSE EN VERKAPTE DISCRIMINATIES , DIE SLECHTS MET BEHULP VAN VERDUIDELIJKENDE - COMMUNAUTAIRE DAN WEL NATIONALE - TOEPASSINGSBEPALINGEN KUNNEN WORDEN OPGESPOORD ;

19 DAT IMMERS NIET VALT TE ONTKENNEN DAT DE VOLLEDIGE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLING VAN ARTIKEL 119 DOOR AFSCHAFFING VAN ALLE , RECHTSTREEKSE ZOWEL ALS ZIJDELINGSE , DISCRIMINATIES TUSSEN MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS , NIET SLECHTS IN AFZONDERLIJKE ONDERNEMINGEN , MAAR OOK IN GEHELE BEDRIJFSTAKKEN EN ZELFS IN DE ECONOMIE IN HET ALGEMEEN , IN BEPAALDE GEVALLEN DE VASTSTELLING VAN CRITERIA KAN INHOUDEN , WAARVOOR DE TUSSENKOMST VAN PASSENDE COMMUNAUTAIRE EN NATIONALE MAATREGELEN IS VEREIST ;

20 DAT DEZE ZIENSWIJZE ZICH TE STERKER OPDRINGT NU DE DESBETREFFENDE GEMEENSCHAPSHANDELINGEN DIE BIJ DE TWEEDE VRAAG TER SPRAKE ZULLEN KOMEN , VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 119 UITGAAN VAN EEN UITBREIDING VAN HET STRIKTE CRITERIUM ' ' GELIJKE ARBEID ' ' , ZULKS MET NAME IN OVEREENSTEMMING MET VERDRAG NR . 100 BETREFFENDE DE GELIJKE BELONING VAN DE INTERNATIONALE ARBEIDSORGANISATIE ( 1951 ), WAARVAN ARTIKEL 2 GELIJKE BELONING VOOR ARBEID ' ' VAN GELIJKE WAARDE ' ' BEOOGT ;

21 OVERWEGENDE DAT TOT DE RECHTSTREEKSE DISCRIMINATIES DIE REEDS MET BEHULP VAN DE CRITERIA VAN ARTIKEL 119 ZIJN VAST TE STELLEN , MET NAME MOETEN WORDEN GEREKEND DIE WELKE HUN OORSPRONG VINDEN IN WETTELIJKE BEPALINGEN OF COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN , AANGEZIEN MEN ZODANIGE DISCRIMINATIES DOOR ZUIVER JURIDISCHE ANALYSE OP HET SPOOR KAN KOMEN ;

22 DAT DIT EVENEENS GELDT BIJ ONGELIJKE BELONING VAN MANNEN EN VROUWEN VOOR GELIJKE ARBEID DIE IN EEN ZELFDE , OPENBARE OF PARTICULIERE , ONDERNEMING OF DIENST WORDT VERRICHT ;

23 DAT IN ZO EEN SITUATIE - EN DIT BLIJKT OOK UIT DE BEVINDINGEN VAN HET VERWIJZINGSARREST - DE RECHTER IN STAAT IS ALLE FEITEN VAST TE STELLEN AAN DE HAND WAARVAN HIJ KAN BEOORDELEN OF EEN VROUWELIJKE WERKNEMER MINDER LOON ONTVANGT DAN EEN MAN DIE HETZELFDE WERK VERRICHT ;

24 DAT ALTHANS IN ZODANIGE OMSTANDIGHEDEN ARTIKEL 119 RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK KAN ZIJN EN DERHALVE DE JUSTITIABELEN RECHTEN KAN VERLENEN DIE DE RECHTERLIJKE INSTANTIES DIENEN TE HANDHAVEN ;

25 DAT BOVENDIEN DE NATIONALE WETTELIJKE BEPALINGEN TER TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING IN HET ALGEMEEN ARTIKEL 119 , VOOR ZOVER DIT RECHTSTREEKSE DISCRIMINATIES BIJ GELIJKE ARBEID BETREFT , INHOUDELIJK EENVOUDIGWEG OVERNEMEN ;

26 DAT DE BELGISCHE WETTELIJKE REGELING HIERVAN WEL EEN ZEER SPREKEND VOORBEELD IS , IMMERS ARTIKEL 14 VAN HET KONINKLIJK BESLUIT NR . 40 VAN 24 OKTOBER 1967 BETREFFENDE DE VROUWENARBEID SLECHTS BEPAALT DAT ELKE WERKNEEMSTER BIJ HET BEVOEGDE RECHTSCOLLEGE EEN VORDERING KAN INSTELLEN OM HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 119 , WAARNAAR EENVOUDIG WORDT VERWEZEN , TE DOEN TOEPASSEN ;

27 OVERWEGENDE DAT DEZE CONCLUSIE NIET KAN WORDEN BESTREDEN MET EEN BEROEP OP DE BEWOORDINGEN VAN ARTIKEL 119 ;

28 DAT VOOREERST ALS ARGUMENT TEGEN DE RECHTSTREEKSE WERKING NIET KAN WORDEN AANGEVOERD DAT HET ARTIKEL DE TERM ' ' BEGINSEL ' ' GEBRUIKT , AANGEZIEN DIT WOORD IN HET TAALGEBRUIK VAN HET VERDRAG JUIST DUIDT OP HET FUNDAMENTELE KARAKTER VAN SOMMIGE BEPALINGEN , ZOALS KAN BLIJKEN UIT HET OPSCHRIFT VAN HET AAN DE ' ' BEGINSELEN ' ' GEWIJDE EERSTE DEEL VAN HET VERDRAG EN UIT ARTIKEL 113 , VOLGENS HETWELK DE GEMEEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK WORDT GEGROND OP ' ' EENVORMIGE BEGINSELEN ' ' ;

29 DAT MEN DOOR DIT BEGRIP TE VERWATEREN EN TERUG TE BRENGEN TOT HET NIVEAU VAN EEN VAGE AANWIJZING , INDIRECT RAAKT AAN DE GRONDSLAGEN VAN DE GEMEENSCHAP EN AAN DE SAMENHANG VAN HAAR EXTERNE BETREKKINGEN ;

30 DAT EVENMIN EEN ARGUMENT KAN WORDEN ONTLEEND AAN DE OMSTANDIGHEID DAT ARTIKEL 119 ZICH UITDRUKKELIJK SLECHTS TOT DE ' ' LID-STATEN ' ' RICHT ;

31 DAT IMMERS , ZOALS HET HOF REEDS IN ANDER VERBAND HEEFT VASTGESTELD , DE OMSTANDIGHEID DAT SOMMIGE BEPALINGEN VAN HET VERDRAG FORMEEL TOT DE LID-STATEN ZIJN GERICHT , NIET VERHINDERT DAT DAARDOOR TERZELFDERTIJD RECHTEN KUNNEN WORDEN TOEGEKEND AAN PARTICULIEREN DIE BIJ DE NAKOMING VAN DE ALDUS OMSCHREVEN VERPLICHTINGEN BELANG HEBBEN ;

32 DAT REEDS UIT DE BEWOORDINGEN VAN ARTIKEL 119 DUIDELIJK BLIJKT DAT HET DE LID-STATEN EEN DWINGENDE RESULTAATVERPLICHTING OPLEGT , DIE BINNEN EEN BEPAALDE TERMIJN MOET WORDEN NAGEKOMEN ;

33 DAT AAN DE WERKZAAMHEID VAN DEZE BEPALING NIET WORDT AFGEDAAN DOOR DE OMSTANDIGHEID DAT DE LID-STATEN ZICH NIET AAN DEZE VERPLICHTING HEBBEN GEHOUDEN EN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN ONVOLDOENDE TEGEN DIT VERZUIM ZIJN OPGETREDEN ;

34 DAT EEN ANDERE OPVATTING EROP ZOU UITLOPEN DAT RECHTSVERKRACHTING TOT INTERPRETATIEREGEL WORDT VERHEVEN , WELKE OPVATTING HET HOF NIET TOT DE ZIJNE KAN MAKEN ZONDER IN STRIJD TE KOMEN MET DE HEM IN ARTIKEL 164 VAN HET VERDRAG GEGEVEN OPDRACHT ;

35 DAT TEN SLOTTE DE VERWIJZING NAAR DE ' ' LID-STATEN ' ' IN ARTIKEL 119 BETREKKING HEEFT OP DE UITOEFENING VAN AL DIE OVERHEIDSFUNCTIES WELKE AAN DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING KUNNEN BIJDRAGEN ;

36 DAT DERHALVE , IN TEGENSTELLING TOT WAT IN DE LOOP VAN HET GEDING IS BETOOGD , DEZE BEPALING VEEL MEER INHOUDT DAN EEN VERWIJZING NAAR DE BEVOEGDHEID VAN DE NATIONALE WETGEVER ;

37 DAT WANNEER ARTIKEL 119 VAN DE ' ' LID-STATEN ' ' SPREEKT , DIT MITSDIEN NIET ALDUS KAN WORDEN UITGELEGD , ALS ZOU RECHTSTREEKSE TOEPASSING VAN HET VERDRAG DOOR DE RECHTER DAARDOOR ZIJN UITGESLOTEN ;

38 OVERWEGENDE DAT EVENMIN KAN WORDEN AANVAARD DE TEGENWERPING DAT DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING DOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES ZOU NEERKOMEN OP EEN WIJZIGING VAN WAT PARTIJEN PARTICULIEREN OF VAKVERENIGINGEN - BIJ INDIVIDUELE OF COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VRIJ ZIJN OVEREENGEKOMEN ;

39 DAT IMMERS ARTIKEL 119 DWINGEND RECHT IS , ZODAT HET VERBOD VAN DISCRIMINATIE TUSSEN MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS NIET SLECHTS GELDT VOOR OVERHEIDSHANDELINGEN , DOCH EVENEENS VAN TOEPASSING IS OP ALLE OVEREENKOMSTEN DIE EEN COLLECTIEVE REGELING VAN ARBEID IN LOONDIENST INHOUDEN , ALSMEDE OP CONTRACTEN TUSSEN PARTICULIEREN ;

40 OVERWEGENDE MITSDIEN DAT DE EERSTE VRAAG ALDUS MOET WORDEN BEANTWOORD , DAT VOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES EEN BEROEP KAN WORDEN GEDAAN OP HET IN ARTIKEL 119 VERVATTE BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING EN DAT GENOEMDE INSTANTIES DE BESCHERMING VAN DE RECHTEN DIE DE JUSTITIABELEN AAN DIE BEPALING ONTLENEN , MOETEN VERZEKEREN , MET NAME BIJ DISCRIMINATIES DIE RECHTSTREEKS HUN OORSPRONG VINDEN IN WETTELIJKE BEPALINGEN OF COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN , ALSMEDE IN GEVAL VAN ONGELIJKE BELONING VAN MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS VOOR GELIJKE ARBEID WANNEER DEZE IN EEN ZELFDE - PARTICULIERE OF OPENBARE - ONDERNEMING OF DIENST WORDT VERRICHT ;

TEN AANZIEN VAN DE TWEEDE VRAAG ( TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 119 EN BEVOEGDHEID VAN GEMEENSCHAP EN LID-STATEN )

41 OVERWEGENDE DAT IN DE TWEEDE PLAATS WORDT GEVRAAGD OF ARTIKEL 119 ' ' IN HET NATIONALE RECHT VAN DE LID-STATEN TOEPASSELIJK IS GEWORDEN ALS GEVOLG VAN HANDELINGEN VAN DE AUTORITEITEN DER GEMEENSCHAP ' ' DAN WEL ' ' OF TEN DEZE DE NATIONALE WETGEVER BIJ UITSLUITING BEVOEGD MOET WORDEN GEACHT ' ' ;

42 DAT OVEREENKOMSTIG HET VORENOVERWOGENE HIERAAN DE VRAAG MOET WORDEN VASTGEKNOOPT SEDERT WELK TIJDSTIP AAN ARTIKEL 119 RECHTSTREEKSE WERKING MOET WORDEN TOEGEKEND ;

43 OVERWEGENDE DAT MET HET OOG OP DEZE BEIDE VRAAGPUNTEN ALLEREERST DE CHRONOLOGIE MOET WORDEN VASTGESTELD VAN DE MAATREGELEN DIE TER UITVOERING VAN ARTIKEL 119 IN HET COMMUNAUTAIRE KADER ZIJN GENOMEN ;

44 DAT VOLGENS ARTIKEL 119 DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING UITERLIJK AAN HET EINDE VAN DE EERSTE ETAPPE VAN DE OVERGANGSPERIODE OP UNIFORME WIJZE MOEST ZIJN VERZEKERD ;

45 DAT EVENWEL BLIJKENS MEDEDELINGEN VAN DE COMMISSIE ZICH BIJ DE TENUITVOERLEGGING VAN HET BEGINSEL AANMERKELIJKE VERSCHILLEN EN WANVERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE LID-STATEN VOORDOEN ;

46 DAT HET BEGINSEL IN SOMMIGE LID-STATEN REEDS VOOR DE INWERKINGTREDING VAN HET VERDRAG IN HOOFDZAAK WAS VERWEZENLIJKT , DANKZIJ UITDRUKKELIJKE CONSTITUTIONELE OF WETTELIJKE BEPALINGEN DAN WEL DOOR COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN BEVESTIGDE SOCIALE GEBRUIKEN , DOCH DE VOLLEDIGE VERWEZENLIJKING ERVAN IN ANDERE STATEN LANGE TIJD IS VERTRAAGD ;

47 DAT DE LID-STATEN DAAROM OP 30 DECEMBER 1961 , DAAGS VOORDAT DE TERMIJN VAN ARTIKEL 119 ZOU ZIJN VERSTREKEN , EEN RESOLUTIE BETREFFENDE DE GELIJKTREKKING VAN DE LONEN VAN MANNEN EN VROUWEN HEBBEN VASTGESTELD , TEN EINDE ENERZIJDS DE MATERIELE INHOUD VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING IN ENKELE OPZICHTEN TE VERDUIDELIJKEN , DOCH ANDERZIJDS DE TENUITVOERLEGGING ERVAN OVEREENKOMSTIG EEN NIEUW TIJDSCHEMA UIT TE STELLEN ;

48 DAT VOLGENS DEZE RESOLUTIE ALLE DISCRIMINATIES , RECHTSTREEKSE ZOWEL ALS ZIJDELINGSE , PER 31 DECEMBER 1964 VOLLEDIG MOESTEN ZIJN AFGESCHAFT ;

49 DAT BLIJKENS MEDEDELINGEN VAN DE COMMISSIE VERSCHEIDENE VAN DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN DIE RESOLUTIE NIET TEN UITVOER HEBBEN GELEGD , EN DAT DE COMMISSIE DAAROM OVEREENKOMSTIG HAAR OPDRACHT EX ARTIKEL 155 VAN HET VERDRAG DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN EN DE SOCIALE PARTNERS HEEFT BIJEENGEROEPEN , TEN EINDE DE SITUATIE TE BESTUDEREN EN ONDERLING AANGEPASTE MAATREGELEN VAST TE STELLEN DIE DE VOLLEDIGE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLING VAN ARTIKEL 119 KONDEN BEVORDEREN ;

50 DAT DEZE WERKZAAMHEDEN HEBBEN GERESULTEERD IN DE OPSTELLING VAN EEN REEKS RAPPORTEN BETREFFENDE DE SITUATIE IN DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN , HET LAATSTE - MET EEN OVERZICHT VAN ALLE GEGEVENS - GEDATEERD OP 18 JULI 1973 ;

51 DAT DE COMMISSIE AAN HET EIND VAN DIT RAPPORT HAAR VOORNEMEN HEEFT KENBAAR GEMAAKT OM OP BASIS VAN ARTIKEL 169 VAN HET VERDRAG PROCEDURES WEGENS NIET-NAKOMING VAN VERPLICHTINGEN IN TE LEIDEN TEGEN DE LID-STATEN DIE OP DIE DATUM HUN VERPLICHTINGEN EX ARTIKEL 119 NOG NIET WAREN NAGEKOMEN , DOCH DEZE WAARSCHUWING NIET DOOR DADEN HEEFT DOEN VOLGEN ;

52 DAT NA OVEREENKOMSTIG OVERLEG MET DE BEVOEGDE INSTANTIES DER NIEUWE LID-STATEN DE COMMISSIE IN HAAR RAPPORT VAN 17 JULI 1974 HEEFT VERKLAARD DAT ARTIKEL 119 PER 1 JANUARI 1973 IN DIE STATEN VOLLEDIG VAN TOEPASSING WAS EN DEZE VANAF GENOEMDE DATUM DERHALVE IN DEZELFDE SITUATIE VERKEERDEN ALS DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN ;

53 DAT TEN EINDE DE VOLLEDIGE TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 119 TE VERSNELLEN , DE RAAD ZIJNERZIJDS OP 10 FEBRUARI 1975 RICHTLIJN NR . 75/117 HEEFT VASTGESTELD BETREFFENDE HET NADER TOT ELKAAR BRENGEN VAN DE WETGEVINGEN DER LID-STATEN INZAKE DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS ( PB NR . L 45 VAN 1975 , BLZ . 19 );

54 DAT DEZE RICHTLIJN IN BEPAALDE OPZICHTEN DE MATERIELE DRAAGWIJDTE VAN ARTIKEL 119 VERDUIDELIJKT EN VOORTS VERSCHEIDENE REGELINGEN VOORSCHRIJFT , HOOFDZAKELIJK MET HET OOG OP EEN BETERE RECHTSBESCHERMING VAN WERKNEMERS DIE DOOR NIET-TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN ARTIKEL 119 BETREFFENDE GELIJKE BELONING ZOUDEN WORDEN BENADEELD ;

55 DAT ARTIKEL 8 VAN DEZE RICHTLIJN DE LID-STATEN EEN JAAR DE TIJD LAAT OM DE DESBETREFFENDE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN IN WERKING TE DOEN TREDEN ;

56 OVERWEGENDE DAT BLIJKENS DE UITDRUKKELIJKE BEWOORDINGEN VAN ARTIKEL 119 DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS AAN HET EINDE VAN DE EERSTE ETAPPE VAN DE OVERGANGSPERIODE , DUS PER 1 JANUARI 1962 , VOLLEDIG EN ONHERROEPELIJK MOEST ZIJN VERZEKERD ;

57 DAT DE RESOLUTIE VAN DE CONFERENTIE DER LID-STATEN VAN 30 DECEMBER 1961 , ONVERMINDERD HAAR MOGELIJKE UITWERKING VOOR HET BEVORDEREN EN VERSNELLEN VAN DE VOLLEDIGE TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 119 , DE IN HET VERDRAG BEPAALDE TERMIJN NIET GELDIG HEEFT KUNNEN WIJZIGEN ;

58 DAT IMMERS EEN WIJZIGING VAN HET VERDRAG BEHOUDENS BIJZONDERE BEPALINGEN SLECHTS KAN WORDEN TOT STAND GEBRACHT DOOR EEN HERZIENING VOLGENS DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 236 ;

59 DAT UIT HET VOORGAANDE TEVENS VOLGT DAT BIJ GEBREKE VAN OVERGANGSBEPALINGEN HET BEGINSEL VAN ARTIKEL 119 SEDERT DE INWERKINGTREDING VAN HET TOETREDINGSVERDRAG OP 1 JANUARI 1973 TEN VOLLE WERKT TEN AANZIEN VAN DE NIEUWE LID-STATEN ;

60 DAT RICHTLIJN NR . 75/117 IN DEZE RECHTSSITUATIE GEEN VERANDERING HEEFT KUNNEN BRENGEN , AANGEZIEN ZIJ IS VASTGESTELD IN HET KADER VAN ARTIKEL 100 BETREFFENDE DE HARMONISATIE VAN DE WETGEVINGEN , MET HET DOEL VIA EEN SAMENSTEL VAN NATIONALE MAATREGELEN DE JUISTE TOEPASSING VAN ARTIKEL 119 TE VERZEKEREN , INZONDERHEID DOOR AFSCHAFFING VAN ZIJDELINGSE DISCRIMINATIES , ZONDER EVENWEL DE WERKZAAMHEID VAN DIT ARTIKEL TE KUNNEN VERMINDEREN OF DE WERKING ERVAN RATIONE TEMPORIS TE KUNNEN WIJZIGEN ;

61 OVERWEGENDE DAT HET WELISWAAR DE LID-STATEN ZIJN DIE KRACHTENS ARTIKEL 119 VERPLICHT ZIJN DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING BINNEN EEN GEGEVEN TERMIJN TE VERZEKEREN EN VERVOLGENS TE HANDHAVEN , DOCH DAT DEZE VERPLICHTING VAN DE LID-STATEN EEN BEVOEGDHEID VAN DE GEMEENSCHAP TERZAKE NIET UITSLUIT ;

62 DAT INTEGENDEEL ZODANIGE BEVOEGDHEID VAN DE GEMEENSCHAP JUIST VOORTVLOEIT UIT HET FEIT DAT ARTIKEL 119 DE FORMULERING BEVAT VAN EEN DER DOELSTELLINGEN VAN HET VERDRAG IN HET KADER VAN DE ' ' SOCIALE POLITIEK ' ' WELKE HET VOORWERP IS VAN TITEL III VAN HET DERDE DEEL , DAT ALS OPSCHRIFT DRAAGT ' ' HET BELEID VAN DE GEMEENSCHAP ' ' ;

63 DAT NU ARTIKEL 119 GEEN UITDRUKKELIJKE VERMELDING BEVAT VAN DE TAKEN DIE DE GEMEENSCHAP EVENTUEEL BIJ DE UITVOERING VAN DE SOCIALE POLITIEK HEEFT TE VERVULLEN , MEN ZICH DIENT TE BASEREN OP HET ALGEMENE STELSEL VAN HET VERDRAG EN OP DE MIDDELEN DIE HET TER BESCHIKKING STELT , OVEREENKOMSTIG DE ARTIKELEN 100 , 155 EN EVENTUEEL 235 ;

64 DAT EVENWEL GEEN ENKELE UITVOERINGSBEPALING , OF DEZE NU DOOR DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN DAN WEL DE NATIONALE INSTANTIES IS VASTGESTELD , KAN AFDOEN AAN DE RECHTSTREEKSE WERKING VAN ARTIKEL 119 , ZOALS OMSCHREVEN IN HET ANTWOORD OP DE EERSTE VRAAG ;

65 OVERWEGENDE DERHALVE DAT DE TWEEDE VRAAG ALDUS MOET WORDEN BEANTWOORD , DAT DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 119 TEN VOLLE MOET WORDEN VERZEKERD DOOR DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN VANAF 1 JANUARI 1962 , AANVANGSDATUM VAN DE TWEEDE ETAPPE VAN DE OVERGANGSPERIODE , EN DOOR DE NIEUWE LID-STATEN SEDERT DE INWERKINGTREDING VAN HET TOETREDINGSVERDRAG OP 1 JANUARI 1973 ;

66 DAT DE RESOLUTIE VAN DE CONFERENTIE DER LID-STATEN VAN 30 DECEMBER 1961 IN EERSTGENOEMDE DATUM GEEN WIJZIGING HEEFT GEBRACHT ;

67 DAT ' S RAADS RICHTLIJN NR . 75/117 DE IN ANTWOORD OP DE EERSTE VRAAG OMSCHREVEN RECHTSTREEKSE WERKING VAN ARTIKEL 119 ONVERLET LAAT EN DE DOOR DEZE RICHTLIJN BEPAALDE TERMIJN GEEN INVLOED HEEFT OP DE BIJ ARTIKEL 119 EEG-VERDRAG EN HET TOETREDINGSVERDRAG VASTGESTELDE TIJDSTIPPEN ;

68 DAT OOK OP DE GEBIEDEN WAAROP ARTIKEL 119 NIET RECHTSTREEKS WERKT , DEZE BEPALING NIET ALDUS MAG WORDEN UITGELEGD , ALS ZOU DE NATIONALE WETGEVER TEN AANZIEN VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING BIJ UITSLUITING BEVOEGD ZIJN , AANGEZIEN DEZE TENUITVOERLEGGING VOOR ZOVER NODIG KAN VOORTVLOEIEN UIT HET GECOMBINEERDE EFFECT VAN COMMUNAUTAIRE EN NATIONALE BEPALINGEN ;

TEN AANZIEN VAN DE WERKING VAN DIT ARREST IN DE TIJD

69 OVERWEGENDE DAT DE IERSE REGERING EN DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK DE AANDACHT HEBBEN GEVESTIGD OP MOGELIJKE ECONOMISCHE CONSEQUENTIES VAN DOOR HET HOF AAN ARTIKEL 119 TOEGEKENDE RECHTSTREEKSE WERKING , DOORDAT ZODANIGE UITSPRAAK IN TAL VAN SECTOREN VAN DE ECONOMIE AANLEIDING ZOU KUNNEN GEVEN TOT AANSPRAKEN MET BETREKKING TOT HET TIJDVAK SEDERT DE INTREDE VAN DE RECHTSTREEKSE WERKING ;

70 DAT DE ONDERNEMINGEN DOOR DIE VOLSTREKT ONVOORZIENE AANSPRAKEN VAN EEN GROOT AANTAL PERSONEN IN ERNSTIGE FINANCIELE MOEILIJKHEDEN ZOUDEN KUNNEN KOMEN EN SOMMIGE WELLICHT AAN DE RAND VAN EEN FAILLISSEMENT ZOUDEN WORDEN GEBRACHT ;

71 OVERWEGENDE DAT DE PRAKTISCHE GEVOLGEN VAN EEN RECHTERLIJKE UITSPRAAK WELISWAAR ZORGVULDIG MOETEN WORDEN AFGEWOGEN , DOCH DAT DIT ER NIET TOE MOET LEIDEN DAT DE OBJECTIVITEIT VAN HET RECHT GEWELD WORDT AANGEDAAN EN OMWILLE VAN DE WEERSLAG DIE EEN RECHTERLIJKE BESLISSING VOOR HET VERLEDEN KAN HEBBEN , DE TOEPASSING VAN DAT RECHT IN DE TOEKOMST IN GEVAAR WORDT GEBRACHT ;

72 DAT EVENWEL BIJ WIJZE VAN UITZONDERING REKENING MOET WORDEN GEHOUDEN MET DE OMSTANDIGHEID DAT DOOR HET GEDRAG VAN VERSCHEIDENE LID-STATEN EN HET HERHAALDELIJK TER KENNIS VAN DE BETROKKEN KRINGEN GEBRACHTE STANDPUNT VAN DE COMMISSIE DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN ERTOE ZIJN GEBRACHT LANGE TIJD PRAKTIJKEN TE BLIJVEN TOEPASSEN DIE , HOEWEL NOG NIET DOOR HUN NATIONAAL RECHT VERBODEN , IN STRIJD WAREN MET ARTIKEL 119 ;

73 DAT HET FEIT DAT DE COMMISSIE HEEFT VERZUIMD OM ONDANKS WAARSCHUWINGEN PROCEDURES WEGENS NIET-NAKOMING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 169 TEGEN DE BETROKKEN LID-STATEN IN TE LEIDEN , AAN EEN ONJUISTE OPVATTING NOPENS DE WERKING VAN ARTIKEL 119 STEUN HEEFT KUNNEN VERLENEN ;

74 DAT DAAROM MOET WORDEN GECONSTATEERD DAT , MEDE GEZIEN HET ONTBREKEN VAN GEGEVENS BETREFFENDE HET GLOBALE PEIL WAAROP DE LONEN DAN ZOUDEN ZIJN VASTGESTELD , DWINGENDE OVERWEGINGEN VAN RECHTSZEKERHEID MET BETREKKING TOT ALLE , OPENBARE ZOWEL ALS PARTICULIERE , BELANGEN ZICH ER IN BEGINSEL TEGEN VERZETTEN DAT IN HET VERLEDEN BETAALDE LONEN WEDEROM IN GEDING WORDEN GEBRACHT ;

75 DAT BIJGEVOLG OP DE RECHTSTREEKSE WERKING VAN ARTIKEL 119 GEEN BEROEP KAN WORDEN GEDAAN TER STAVING VAN LOONAANSPRAKEN OVER TIJDVAKKEN VOORAFGAANDE AAN DE DAG WAAROP DIT ARREST IS UITGESPROKEN , BEHOUDENS WANNEER EEN WERKNEMER REEDS EEN BEROEP IN RECHTE OF EEN DAARMEE GELIJK TE STELLEN KLACHT HEEFT INGEDIEND ;

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

76 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN DOOR DE IERSE REGERING , DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;

77 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OVER DE DOOR HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL BIJ ARREST VAN 23 APRIL 1975 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

1 . VOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES KAN EEN BEROEP WORDEN GEDAAN OP HET IN ARTIKEL 119 VERVATTE BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS . GENOEMDE INSTANTIES MOETEN DE RECHTEN DIE DE JUSTITIABELEN AAN DIE BEPALING ONTLENEN , VERZEKEREN , MET NAME BIJ DISCRIMINATIES DIE RECHTSTREEKS HUN OORSPRONG VINDEN IN WETTELIJKE BEPALINGEN OF COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN , ALSMEDE IN GEVAL VAN ONGELIJKE BELONING VAN MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS VOOR GELIJKE ARBEID WANNEER DEZE IN EEN ZELFDE - PARTICULIERE OF OPENBARE - ONDERNEMING OF DIENST WORDT VERRICHT . 2 . DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 119 MOEST TEN VOLLE WORDEN VERZEKERD DOOR DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN VANAF 1 JANUARI 1962 , AANVANGSDATUM VAN DE TWEEDE ETAPPE VAN DE OVERGANGSPERIODE , EN DOOR DE NIEUWE LID-STATEN SEDERT DE INWERKINGTREDING VAN HET TOETREDINGSVERDRAG OP 1 JANUARI 1973 . DE RESOLUTIE VAN DE CONFERENTIE DER LID-STATEN VAN 30 DECEMBER 1961 HEEFT IN EERSTGENOEMDE DATUM GEEN WIJZIGING GEBRACHT .

3 . ' S RAADS RICHTLIJN NR . 75/117 LAAT DE RECHTSTREEKSE WERKING VAN ARTIKEL 119 ONVERLET ; DE DOOR DEZE RICHTLIJN BEPAALDE TERMIJN HEEFT GEEN INVLOED OP DE BIJ ARTIKEL 119 EEG-VERDRAG EN HET TOETREDINGSVERDRAG VASTGESTELDE TIJDSTIPPEN .

4 . OOK OP DE GEBIEDEN WAAROP ARTIKEL 119 NIET RECHTSTREEKS WERKT , MAG DEZE BEPALING NIET ALDUS WORDEN UITGELEGD , ALS ZOU DE NATIONALE WETGEVER TEN AANZIEN VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BELONING BIJ UITSLUITING BEVOEGD ZIJN , AANGEZIEN DEZE TENUITVOERLEGGING VOOR ZOVER NODIG UIT HET GECOMBINEERDE EFFECT VAN COMMUNAUTAIRE EN NATIONALE BEPALINGEN KAN VOORTVLOEIEN .

5 . BEHOUDENS WANNEER EEN WERKNEMER REEDS EEN BEROEP IN RECHTE OF EEN DAARMEE GELIJK TE STELLEN KLACHT HEEFT INGEDIEND , KAN OP DE RECHTSTREEKSE WERKING VAN ARTIKEL 119 GEEN BEROEP WORDEN GEDAAN TER STAVING VAN LOONAANSPRAKEN OVER TIJDVAKKEN VOORAFGAANDE AAN DE DAG WAAROP DIT ARREST IS UITGESPROKEN .

Naar boven