Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 61965CJ0016

Arrest van het Hof van 1 december 1965.
Firma G. Schwarze tegen Einfuhr- und Vorratsstelle für Getreide und Futtermittel.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hessische Finanzgericht - Duitsland.
Zaak 16-65.

Nederlandse uitgave 1965 01104

ECLI-code: ECLI:EU:C:1965:117

61965J0016

ARREST VAN HET HOF VAN 1 DECEMBER 1965. - FIRMA C. SCHWARZE TEGEN EINFUHRSTELLE FUER GETREIDE UND FUTTERMITTEL. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET HESSISCHE FINANZGERICHT). - ZAAK NO. 16/65.

Jurisprudentie
Franse uitgave bladzijde 01081
Nederlandse uitgave bladzijde 01104
Duitse uitgave bladzijde 01152
Italiaanse uitgave bladzijde 00910
Engelse bijz. uitgave bladzijde 00877
Deense bijz. uitgave bladzijde 00131
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00191
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00239
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00265
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00227
Finse bijz. uitgave bladzijde 00227


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . PREJUDICIELE BESLISSING - DE STREKKING DAARVAN - GELDIGHEID VAN EEN HANDELING DER GEMEENSCHAP - DE COMPETENTIES VAN HET HOF

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 177 )

2 . HANDELINGEN VAN EEN INSTELLING - MOTIVERING - ALGEMENE BEGINSELEN

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 190 )

3 . HANDELINGEN VAN EEN INSTELLING - MOTIVERING - OPEENVOLGENDE BESCHIKKINGEN - VERWIJZING NAAR DE MOTIVERING VAN BLIJVENDE BETEKENIS VAN DE OORSPRONKELIJKE BESCHIKKING - GEOORLOOFDHEID VAN DIE VERWIJZING

( E.E.G.-VERDRAG, ART . 190 )

4 . LANDBOUW - GRANEN - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - PRODUKTEN IN EEN UITVOERENDE LID-STAAT GEOOGST - PRODUKTEN WELKE ZICH DAAR IN HET VRIJE VERKEER BEVINDEN - GEEN ONDERSCHEIDING

( VERORDENING NO . 19 VAN DE RAAD, ARTT . 2 EN 3 )

Samenvatting


1 . WANNEER BLIJKT DAT DE DOOR EEN RECHTERLIJKE INSTANTIE VOORGELEGDE VRAGEN EERDER BEHOREN TOT HET ONDERZOEK VAN DE GELDIGHEID DAN VAN DE INTERPRETATIE VAN GEMEENSCHAPSHANDELINGEN, IS HET DE TAAK VAN HET HOF BEDOELDE RECHTER RECHTSTREEKS VAN VOORLICHTING TE DIENEN ZONDER HEM EERST TE NOODZAKEN ZIJN TOEVLUCHT TE NEMEN TOT ZUIVER DILATOIRE FORMALITEITEN WELKE MET DE EIGEN AARD DER IN ARTIKEL 177 GEREGELDE PROCEDURES ONVERENIGBAAR ZIJN .

2 . DE MATE VAN NAUWKEURIGHEID WAARMEDE EEN HANDELING WORDT GEMOTIVEERD WORDT BEPAALD DOOR HETGEEN FEITELIJK MOGELIJK IS EN DE GELDENDE TECHNISCHE EISEN, ALSMEDE DOOR DE VOOR HAAR TOTSTANDKOMING GESTELDE TERMIJN . IN VOORKOMENDE GEVALLEN KAN DE ADMINISTRATIE VOLSTAAN MET EEN ALGEMENE AANDUIDING VAN DE FUNDAMENTELE GEGEVENS EN VAN DE GEVOLGDE PROCEDURE WELKE TOT HAAR WAARDERING DER FEITEN HEBBEN GELEID, ZONDER DAT HET DAARTOE NODIG IS TE DIEN AANZIEN NADER IN BIJZONDERHEDEN TE TREDEN .

3 . WANNEER ER SPRAKE IS VAN EEN REEKS OPEENVOLGENDE BESCHIKKINGEN DEZELFDE MATERIE BETREFFENDE, KAN ELK DIER BESCHIKKINGEN GELDIG MET REDENEN WORDEN OMKLEED DOOR VERWIJZING NAAR DE OVERWEGINGEN VAN DUURZAME EN ALGEMENE AARD VAN DE OORSPRONKELIJKE BESCHIKKING .

4 . VERORDENING NO . 19 HEEFT NIET WILLEN ONDERSCHEIDEN TUSSEN PRODUKTEN IN EEN UITVOERENDE LID-STAAT GEOOGST EN DIE WELKE ZICH IN HET VRIJE VERKEER BEVINDEN .

Partijen


IN DE ZAAK 16-65 :

BETREFFENDE EEN VERZOEK DOOR HET HESSISCHE FINANZGERICHT, KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET E.E.G.-VERDRAG AAN HET HOF GEDAAN, TOT HET VERKRIJGEN VAN EEN PREJUDICIELE BESLISSING IN HET VOOR GENOEMD GERECHT AANHANGIGE GEDING,

FIRMA C . SCHWARZE

TE BREMEN,

VERZOEKSTER,

TEGEN

EINFUHR - UND VORRATSSTELLE FUER GETREIDE UND FUTTERMITTEL .

( BUREAU VOOR DE INVOER EN DE OPSLAG VAN GRANEN EN VEEVOEDER ),

TE FRANKFURT AAN DE MAIN,

VERWEERSTER,

Overwegingen van het arrest


DE RENVOOIBESCHIKKING

OVERWEGENDE DAT UIT DE REDACTIE VAN DE DOOR HET HESSISCHE FINANZGERICHT GESTELDE VRAGEN BLIJKT DAT DEZE RECHTER NIET ZOZEER STREEFT NAAR HET VERKRIJGEN VAN EEN UITLEGGING VAN HET VERDRAG OF VAN EEN HANDELING DOOR EEN DER GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN VERRICHT, DAN WEL VAN EEN PREJUDICIELE UITSPRAAK OVER DE GELDIGHEID VAN ZODANIGE HANDELING, ZULKS OP GROND VAN DE DAARTOE AAN HET HOF BIJ ARTIKEL 177, EERSTE LID, SUB B, TOEGEKENDE COMPETENTIE;

DAT HET FINANZGERICHT MET DE VRAGEN 1 TOT 3 DE RECHTSPUNTEN OPWERPT WELKE NAAR ZIJN OORDEEL DE GELDIGHEID DER ONDERHAVIGE BESCHIKKING ZOUDEN KUNNEN AANTASTEN, TERWIJL HET MET DE VRAGEN 4 TOT 6 HET HOF VERZOEKT ZICH OVER DE GEVOLGEN VAN EEN EVENTUELE ONGELDIGHEID UIT TE SPREKEN;

DAT DEZE WEERGAVE VAN DE STREKKING DER VRAGEN WORDT BEVESTIGD DOOR DE STAND VAN HET GEDING IN DE HOOFDZAAK GELIJK DAARVAN UIT DE VERWIJZINGSBESCHIKKING BLIJKT, NU VERZOEKSTER HAAR VORDERING DOET STEUNEN OP DE BEWEERDE ONWETTIGHEID VAN BEDOELDE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE;

OVERWEGENDE DAT DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK IN HAAR SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN KLAAGT OVER HET FEIT DAT VERSCHILLENDE DER BOVENGENOEMDE VRAGEN HET KADER VAN DE UITLEGGING VAN HET VERDRAG TE BUITEN GAAN MET ALS GEVOLG, DAT HET HOF, DOOR ANTWOORD TE GEVEN OP VRAGEN WELKE BEWEERDELIJK DE INTERPRETATIE RAKEN, IN WERKELIJKHEID UITSPRAAK ZOU DOEN OVER PUNTEN WELKE MET VOORNOEMDE UITLEGGING GEEN VERBAND HOUDEN, DOCH SLECHTS MET DE GELDIGHEID VAN HANDELINGEN VAN INSTELLINGEN DER E.E.G .;

DAT HET HOF, IN DIEN HET AL - GELIJK DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK BETOOGT - NIET DE NIETIGHEID VAN EEN HANDELING KRACHTENS ARTIKEL 177 KAN UITSPREKEN, HET DAARENTEGEN IN GEVOLGE BEDOELDE BEPALING WEL BEVOEGD IS OM EEN BESLISSING TE GEVEN OVER DE GELDIGHEID VAN EEN HANDELING;

DAT WANNEER BLIJKT DAT DE DOOR EEN RECHTERLIJKE INSTANTIE VOORGELEGDE VRAGEN EERDER BEHOREN TOT HET ONDERZOEK VAN DE GELDIGHEID DAN VAN DE INTERPRETATIE VAN GEMEENSCHAPSHANDELINGEN, HET DE TAAK VAN HET HOF IS BEDOELDE RECHTER RECHTSTREEKS VAN VOORLICHTING TE DIENEN ZONDER HEM EERST TE NOODZAKEN ZIJN TOEVLUCHT TE NEMEN TOT ZUIVER DILATOIRE FORMALITEITEN WELKE MET DE EIGEN AARD DER IN ARTIKEL 177 GEREGELDE PROCEDURES ONVERENIGBAAR ZIJN;

DAT EEN ZODANIG STRENG FORMALISME WELLICHT DENKBAAR IS IN GEDINGEN TUSSEN PARTIJEN WIER RECHTEN OVER EN WEER AAN STRIKTE REGELS ZIJN ONDERWORPEN, DOCH DAT ZULKS NIET GELDT OP HET ZEER BIJZONDERE GEBIED VAN DE DOOR ARTIKEL 177 INGESTELDE RECHTERLIJKE SAMENWERKING WAARBIJ DE NATIONALE RECHTER EN HET HOF VAN JUSTITIE - ELK VOLGENS HUN EIGEN COMPETENTIE - GEROEPEN ZIJN OM RECHTSTREEKS EN WEDERZIJDS BIJ TE DRAGEN TOT HET VINDEN VAN EEN BESLISSING WAARDOOR DE UNIFORME TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT IN ALLE LID-STATEN WORDT GEWAARBORGD;

DAT DE TEGENGESTELDE OPVATTING ERTOE ZOU LEIDEN DAT DE NATIONALE RECHTERS ZELF OVER DE GELDIGHEID VAN GEMEENSCHAPSHANDELINGEN ZOUDEN MOGEN OORDELEN;

DAT PARTIJEN IN DE HOOFDZAAK DERHALVE DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 173 VAN HET VERDRAG NIET HEBBEN ONTDOKEN EN DE VERZOEKENDE RECHTER NIET OP HET NATIONALE PLAN RECHTSVRAGEN HEEFT WILLEN BESLISSEN WELKE UITSLUITEND ONDER DE JURISDICTIE VAN DE GEMEENSCHAP VALLEN, DAAR PARTIJEN HEBBEN GECONCLUDEERD EN DE NATIONALE RECHTER TOT VERWIJZING NAAR HET HOF IS OVERGEGAAN MET INACHTNEMING VAN DE IN HET VERDRAG NEERGELEGDE REGELS EN PROCEDURES;

TEN AANZIEN VAN DE EERSTE EN DE TWEEDE VRAAG

OVERWEGENDE DAT HET FINANZGERICHT ALLEREERST DE VRAAG HEEFT GESTELD OF DE LITIGIEUZE BESCHIKKING VAN 24 JANUARI 1964 AAN DE MOTIVERINGSEISEN VAN ARTIKEL 190 VAN HET VERDRAG BEHOORDE TE VOLDOEN;

DAT ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NO . 19 VAN DE RAAD "HOUDENDE DE GELEIDELIJKE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR GRANEN" IN HAAR LAATSTE ZIN HET VOLGENDE BEPAALT :

"DE COMMISSIE BEPAALT DE FRANCO-GRENSPRIJS VOLGENS DE CRITERIA DIE VOLGENS DE IN ARTIKEL 26 VOORGESCHREVEN PROCEDURE WORDEN VASTGESTELD ."

DAT DE HANDELINGEN KRACHTENS DEZE BEVOEGDHEID TOT PRIJSBEPALING VERRICHT, VERBINDEND ZIJN VOOR DE BETROKKEN LID-STATEN EN BESCHOUWD MOETEN WORDEN ALS BESCHIKKINGEN IN DE ZIN VAN DE ARTIKELEN 189, 190 EN 191 VAN HET VERDRAG, WELKE MITSDIEN DAAROP VAN TOEPASSING ZIJN;

OVERWEGENDE DAT HET FINANZGERICHT SUB 2, AAN HET HOF DE VRAAG VOORLEGT OF DE LITIGIEUZE BESCHIKKING AAN DE EISEN VAN ARTIKEL 190 VOLDOET VOORZOVER MEN ZICH DAARIN HEEFT BEPERKT TOT EEN VERWIJZING NAAR EEN EERDERE BESCHIKKING WAARBIJ IN HET ALGEMEEN DE OVERWEGINGEN WORDEN AANGEGEVEN WAARDOOR DE COMMISSIE ZICH BIJ DE VASTSTELLING DER FRANCO-GRENSPRIJZEN HEEFT LATEN LEIDEN, DAN WEL OF DE BESCHIKKING SPECIFIEKE MOTIEVEN MOET BEVATTEN WAARUIT BLIJKT VAN DE PRIJZEN, DE MARKTEN, DE KWALITEIT EN DE INDERDAAD BESCHIKBARE HOEVEELHEDEN WAAROP DE COMMISSIE ACHT HEEFT GESLAGEN, ALSMEDE VAN DE KWALITEITSVERSCHILLEN WAAROP ZIJ ZICH HEEFT GEBASEERD;

OVERWEGENDE DAT DE BESCHIKKING VAN 24 JANUARI 1964, GELIJK DEZE AAN DE BETROKKEN LID-STATEN WERD BETEKEND, ZICH VOORDOET ALS EEN AANPASSING DER EERDERE BESCHIKKINGEN HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE FRANCO-GRENSPRIJZEN EN DAT ZIJ UITDRUKKELIJK VERWIJST ZOWEL NAAR DE OORSPRONKELIJKE BESCHIKKING VAN 21 DECEMBER 1962 ALS NAAR DE DAAROP VOLGENDE BESCHIKKINGEN WAARBIJ DE IN EERSTGENOEMDE BESCHIKKING VASTGESTELDE PRIJZEN WERDEN AANGEPAST;

DAT DE COMMISSIE OP GRONDSLAG VAN DE TE HARER KENNIS GEKOMEN GEGEVENS VERKLAART DAT ER AANLEIDING BESTAAT DE PRIJZEN AAN TE PASSEN OVEREENKOMSTIG DE AAN DE BESCHIKKING GEHECHTE TABEL;

DAT GEZIEN DEZE OPEENVOLGING VAN BESCHIKKINGEN HOUDENDE VASTSTELLING DER FRANCO-GRENSPRIJZEN, IN DE LITIGIEUZE BESCHIKKING TERECHT WERD VERWEZEN NAAR DE OVERWEGINGEN VAN DUURZAME EN ALGEMENE AARD WAAROP DE OORSPRONKELIJKE BESCHIKKING VAN 21 DECEMBER BERUST, ZODAT BEDOELDE OVERWEGINGEN GEACHT MOETEN WORDEN IN EERSTGENOEMDE BESCHIKKING TE ZIJN GEINSEREERD;

DAT TROUWENS DE DOOR DE COMMISSIE GEVOLGDE PRAKTIJK OM SLECHTS DE VOLLEDIGE TEKST VAN BOVENGENOEMDE OORSPRONKELIJKE BESCHIKKING TE PUBLICEREN EN HET FEIT DAT ZIJ ZICH, WAT DE DAAROP VOLGENDE BESCHIKKINGEN BETREFT, HEEFT BEPERKT TOT OPENBAARMAKING VAN DE DAARAAN TOEGEVOEGDE TABELLEN IN HET LANDBOUWSUPPLEMENT VAN HET PUBLIKATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, IEDERE BELANGHEBBENDE MOESTEN DOEN BEGRIJPEN DAT DE OVERWEGINGEN WAAROP DE OORSPRONKELIJKE BESCHIKKING BERUST ONGEWIJZIGD VOOR DE LATERE AANPASSINGSVOORSCHRIFTEN VAN GELDING BLEVEN;

OVERWEGENDE DAT VOORTS DIENT TE WORDEN ONDERZOCHT OF DE ALDUS GEINSEREERDE MOTIVERING VAN DE BESTREDEN BESCHIKKING VAN 21 JANUARI 1964 DE INHOUD DAARVAN KAN DRAGEN;

DAT TEGEN DEZE MOTIVERING ALS BEZWAAR WORDT AANGEVOERD DAT ZIJ DE CONCRETE GEGEVENS NIET NADER AANDUIDT WAAROP DE LITIGIEUZE BESCHIKKING BERUST;

OVERWEGENDE DAT BLIJKENS ARTIKEL 7 VAN VERORDENING NO . 89 VAN DE COMMISSIE, DE UITVOERENDE LID-STATEN IEDERE DONDERDAG VOOR ELK DER IN ARTIKEL 1 BEDOELDE PRODUKTEN DE GEGEVENS VASTSTELLEN VOOR DE PRIJS FRANCO-GRENS EN OP GRONDSLAG DAARVAN DIE PRIJS BEREKENEN EN DAT ZIJ DEZE GEGEVENS VOOR DE BEREKENING EN DEZE PRIJZEN ELKE DONDERDAG UITERLIJK OM 15.00 UUR AAN DE COMMISSIE MEDEDELEN;

DAT BLIJKENS DE ARTIKELEN 8 EN 9 VAN LAATSTGENOEMDE VERORDENING DE COMMISSIE IEDERE VRIJDAG DE FRANCO-GRENSPRIJZEN MET GEBRUIKMAKING VAN DEZE GEGEVENS VASTSTELT;

DAT INDIEN DE GEGEVENS VOOR DE BEREKENING NOG V??R DE GENOEMDE DAGEN WIJZIGINGEN ONDERGAAN, DE LID-STATEN DE NIEUWE GEGEVENS VOOR DE BEREKENING EN DE DAARUIT VOORTVLOEIENDE PRIJS FRANCO-GRENS ONVERWIJLD OPGEGEVEN AAN DE COMMISSIE DIE OP HAAR BEURT DE FRANCO-GRENSPRIJS V??R DE NORMALE DATUM KAN BEPALEN, INDIEN DAARTOE, OP GROND VAN DE DOOR EEN LID-STAAT VERSTREKTE GEGEVENS OF OP GROND VAN HAAR EIGEN GEGEVENS, AANLEIDING BESTAAT;

OVERWEGENDE DAT DE MATE VAN NAUWKEURIGHEID WAARMEDE ZODANIGE BESCHIKKING WORDT GEMOTIVEERD BEPAALD WORDT DOOR HETGEEN FEITELIJK MOGELIJK IS EN DE GELDENDE TECHNISCHE EISEN, ALSMEDE DOOR DE VOOR HAAR TOTSTANDKOMING GESTELDE TERMIJN;

DAT HET GEVEN VAN EEN SPECIFIEKE MOTIVERING VOOR DE VERSCHILLENDE FRANCO-GRENSPRIJZEN, GELIJK HET FINANZGERICHT VOOR OGEN STAAT, VOOR HONDERDEN VAST TE STELLEN PRIJZEN DE PUBLIKATIE ZOU VEREISEN VAN DE TECHNISCHE WAARDERING DER DOOR DE UITVOERENDE LID-STATEN VERSTREKTE, DAN WEL DOOR DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE VERZAMELDE GEGEVENS;

DAT, GEZIEN ZOWEL DE VOOR HET NEMEN VAN EEN BESCHIKKING NODIGE TIJD ALS HET AANTAL VAST TE STELLEN PRIJZEN, DE EIS VAN ZULK EEN SPECIFIEKE MOTIVERING ONVERENIGBAAR ZOU ZIJN MET EEN REDELIJKE TOEPASSING VAN HET IN VERORDENING NO . 19 VAN DE RAAD EN VERORDENING NO . 89 VAN DE COMMISSIE VOORZIENE STELSEL;

DAT TOCH DE VOORBEREIDING EN DE REDACTIE VAN ZODANIGE MOTIVERING Z?VEEL TIJD ZOU VORDEREN DAT DE PRIJSBEPALING OP HET MOMENT HARER BEKENDMAKING WELLICHT REEDS GEDEELTELIJK VEROUDERD ZOU ZIJN;

OVERWEGENDE VOORTS DAT EEN VERGELIJKING VAN DE VASTGESTELDE FRANCO-GRENSPRIJS MET DE OPENBAAR GEMAAKTE ALGEMENE CRITERIA VOOR DE TER ZAKE KUNDIGE BELANGHEBBENDE VOLDOENDE GEACHT MOETEN WORDEN OM ZICH EEN BEELD TE VORMEN VAN DE AARD EN DE WAARDERING VAN DE GEGEVENS WAAROP DE PRIJSBEPALING BERUST;

DAT IN IEDER GEVAL IN DIT OPZICHT TEN AANZIEN VAN DEGENEN TOT WIE DE BESCHIKKING IS GERICHT ALSMEDE DE BETROKKEN JUSTITIABELEN DE NODIGE ZORGVULDIGHEID IS BETRACHT EN AAN DE EISEN VAN EEN DEUGDELIJKE RECHTERLIJKE TOETSING VOLDAAN, INDIEN DE COMMISSIE - GELIJK ZIJ IN CASU DEED - AAN PARTIJEN DE TECHNISCHE ELEMENTEN VERSCHAFT, OP GROND WAARVAN ZIJ DE FRANCO-GRENSPRIJZEN HEEFT VASTGESTELD, WANNEER DEZE VASTSTELLING VOOR DE BEVOEGDE RECHTER WORDT BETWIST;

OVERWEGENDE DAT UIT HET VOORGAANDE VOLGT DAT DE COMMISSIE MOCHT VOLSTAAN MET EEN ALGEMENE AANDUIDING VAN DE FUNDAMENTELE GEGEVENS EN VAN DE GEVOLGDE PROCEDURE WELKE TOT HAAR WAARDERING DER FEITEN HEBBEN GELEID, ZONDER DAT HET DAARTOE NODIG WAS TE DIEN AANZIEN NADER IN BIJZONDERHEDEN TE TREDEN;

DAT DERHALVE HET GESTELDE IN DE EERSTE EN DE TWEEDE VRAAG VAN HET FINANZGERICHT DE GELDIGHEID DER LITIGIEUZE BESCHIKKING NIET VERMAG AAN TE TASTEN;

TEN AANZIEN VAN DE DERDE VRAAG

OVERWEGENDE DAT HET FINANZGERICHT IN DE DERDE PLAATS VRAAGT OF DE COMMISSIE WELLICHT ARTIKEL 2 EN 3 VAN VERORDENING NO . 19 HEEFT GESCHONDEN NU ZIJ DE BESTREDEN BESCHIKKING HEEFT GEBASEERD OP PRIJSNOTERINGEN VOOR GERST, GEOOGST BUITEN DE LID-STATEN EN IN HET BIJZONDER BUITEN NEDERLAND;

DAT, WAAR DE COMMISSIE IN HAAR SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN ERKEND HEEFT ALDUS TE HEBBEN GEHANDELD, DIT PUNT NADER DIENT TE WORDEN ONDERZOCHT;

OVERWEGENDE DAT DE DUITSE TEKST VAN GENOEMDE ARTIKELEN, WAARIN HET HEET DAT DE FRANCO-GRENSPRIJS DE PRIJS IS VAN DE PRODUKTEN "STAMMEND AUS" DE UITVOERENDE LID-STAAT, INDERDAAD AANLEIDING ZOU KUNNEN GEVEN TOT MISVERSTAND;

DAT EVENWEL DE TEKST VAN DE DRIE ANDERE VERSIES DIER ARTIKELEN, WAARIN "STAMMEND AUS" WORDT WEERGEGEVEN DOOR DE TERMEN : "EN PROVENANCE DE", "PROVENIENTE DE", EN "AFKOMSTIG UIT" DE OPVATTING BEVESTIGEN DAT VERORDENING NO . 19 NIET HEEFT WILLEN ONDERSCHEIDEN TUSSEN PRODUKTEN IN EEN UITVOERENDE LID-STAAT GEOOGST EN DIE WELKE ZICH IN HET VRIJE VERKEER BEVINDEN;

DAT DEZE INTERPRETATIE BOVENDIEN IN OVEREENSTEMMING IS MET DE BEGINSELEN VAN HET VERDRAG, NEERGELEGD IN ARTIKEL 9, 2E LID, WAARBIJ DE DOUANE-UNIE WORDT UITGEBREID TOT "DE PRODUKTEN UIT DERDE LANDEN WELKE ZICH IN DE LID-STATEN IN HET VRIJE VERKEER BEVINDEN";

OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER IN DE HOOFDZAAK ZICH HEEFT BEROEPEN OP VERORDENING NO . 86 VAN DE COMMISSIE VAN 25 JULI 1962, HOUDENDE BEPALINGEN TER VERMIJDING VAN VERLEGGINGEN VAN HET HANDELSVERKEER, WELKE EEN VERSCHILLEND HEFFINGSSTELSEL VOORZIET NAAR GELANG HET BETREFT GRANEN GEOOGST IN EEN UITVOERENDE LID-STAAT OF GRANEN UIT ZODANIGE STAAT AFKOMSTIG, DOCH DIE DAAR NIET WERDEN GEOOGST;

DAT BEDOELDE VERORDENING EVENWEL AAN HET BOVEN OVERWOGENE NIET AFDOET EN ZULKS TE MINDER NU VERORDENING NO . 89 VAN DE COMMISSIE, EVENEENS OP GENOEMDE DATUM AANGENOMEN EN HOUDENDE VASTSTELLING VAN CRITERIA VOOR DE BEPALING VAN DE PRIJZEN FRANCO-GRENS VOOR GRANEN, IN GELIJKE BEWOORDINGEN IS GESTELD ALS VERORDENING NO . 19 EN ALDUS BEVESTIGT DAT HET IN VERORDENING NO . 86 AANGENOMEN STELSEL VAN GEEN ENKELE INVLOED KAN ZIJN OP DE WIJZE DER VASTSTELLING DER FRANCO-GRENSPRIJZEN;

DAT MISSCHIEN HET GESTELDE IN DE DERDE VRAAG DE GELDIGHEID DER LITIGIEUZE BESCHIKKING VERMAG AAN TE TASTEN;

OVERWEGENDE DAT ER DERHALVE GEEN GROND AANWEZIG IS TE ANTWOORDEN OP DE VRAGEN 4 TOT 6, WELKE SLECHTS WERDEN GESTELD VOOR HET GEVAL HET HOF DE BESCHIKKING ONVOLDOENDE MET REDENEN OMKLEED ZOU ACHTEN DAN WEL HAAR ALS ONWETTIG BESCHOUWEN NU ZIJ GEBASEERD IS OP PRIJSNOTERINGEN VOOR UIT DERDE LANDEN AFKOMSTIGE GRANEN :

Beslissing inzake de kosten


OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN GEMAAKT DOOR DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK, DE COMMISSIE VAN DE E.E.G ., DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN EN DE REGERING VAN DE DUITSE BONDSREPUBLIEK, DIE HUN OPMERKINGEN AAN HET HOF HADDEN VOORGELEGD, NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN;

DAT DE ONDERHAVIGE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN HET KARAKTER DRAAGT VAN EEN INCIDENT IN HET TUSSEN HEN AANHANGIGE GEDING VOOR HET HESSISCHE FINANZGERICHT, ZODAT DE BESLISSING OVER DE GEMAAKTE KOSTEN BIJ DEZE RECHTER MOET VERBLIJVEN;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

UITSPRAAK DOENDE OP HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING DOOR HET HESSISCHE FINANZGERICHT

1 . BESLIST :

BIJ HET VERZOEK VAN DE DOOR HET HESSISCHE FINANZGERICHT AAN HET HOF VOORGELEGDE VRAGEN IS NIET GEBLEKEN VAN ENIG GEGEVEN WAARDOOR DE GELDIGHEID ZOU KUNNEN WORDEN AANGETAST VAN DE BESCHIKKING DER COMMISSIE VAN DE E.E.G . VAN 24 JANUARI 1964 HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE PRIJZEN FRANCO-GRENS GRANEN;

2 . VERSTAAN :

DAT DE BESLISSING TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN DER ONDERHAVIGE INSTANTIE BIJ HET HESSISCHE FINANZGERICHT VERBLIJFT .

Naar boven