EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IR2430

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Een geïntegreerde aanpak voor een nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering

PB C 207 van 30.6.2017, p. 51–56 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 207/51


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Een geïntegreerde aanpak voor een nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering

(2017/C 207/10)

Rapporteur:

Sirpa Hertell (FI/EVP), gemeenteraadslid van Espoo

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

Vele aanbevelingen die het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) heeft gedaan in zijn eerdere advies over de aanpassingsstrategie van de EU (CDR 3752/2013) zijn nog steeds relevant, en moeten in samenhang met onderhavig advies worden gezien. Het CvdR wijst hierbij met name op zijn suggestie om de aanpassingsstrategie directer te koppelen aan het concept klimaatbestendigheid en om het concept en de beoordeling van de „kwetsbaarheid” van verschillende regio’s verder te ontwikkelen; op zijn voorstel om meer nadruk te leggen op aanpassingsoplossingen die gebaseerd zijn op groene infrastructuur alsmede op biodiversiteits- en ecosysteemoverwegingen; en op de waarschuwing dat het noodzakelijk kan zijn om ook scenario’s te ontwikkelen voor een aanpassing aan een temperatuurstijging van meer dan twee graden, mochten de mondiale inspanningen in de context van de Overeenkomst van Parijs geen resultaat opleveren.

2.

Het CvdR stelt vast dat momenteel gewerkt wordt aan alle acht acties van de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering (SACC) en dat er langzamerhand resultaten te bespeuren zijn (bijvoorbeeld goedkeuring van nationale aanpassingsstrategieën in 75 % van de lidstaten, de lancering van het „Mayors Adapt”-initiatief, dat inmiddels is verankerd in het Burgemeestersconvenant). Daarom ziet het CvdR uit naar de evaluatie en herziening van de strategie door de Commissie. Het CvdR onderstreept dat dit een aanhoudend proces is waarin de lidstaten ook hun eigen strategieën voortdurend moeten bijwerken om gelijke tred te houden met de ontwikkeling van de kennisbasis en de relevante juridische kaders en internationale overeenkomsten.

A.    GOVERNANCE

Versterking van het kader voor multilevel governance

3.

De Commissie en de lidstaten spelen een sleutelrol in het vastleggen van het beleids- en regelgevingskader, maar het zijn in de eerste plaats de lokale en regionale overheden die met concrete aanpassingsmaatregelen hun grondgebied minder kwetsbaar moeten zien te maken voor de verschillende gevolgen van klimaatverandering. Daarom benadrukt het CvdR dat een goed werkend kader voor multilevel governance van cruciaal belang is.

4.

De Commissie zou werk moeten maken van sterkere samenwerking tussen de verschillende bestuurlijke niveaus (EU, lidstaten, regionale en lokale overheden) om prioriteiten op elkaar af te stemmen, tegenstrijdige of parallelle, langs elkaar heen lopende processen te beperken, de synergie tussen de enerzijds op EU- en nationaal niveau en anderzijds op regionaal en plaatselijk niveau ontwikkelde strategieën en plannen te maximaliseren, en aldus te zorgen voor meer beleidssamenhang, maar ook voor gecoördineerde en complementaire actie.

5.

Het CvdR steunt EU-initiatieven zoals het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie en de nieuwe EU-partnerschappen voor de stedelijke agenda, die de opkomst van gecoördineerde multilevelgovernanceregelingen en samenwerkingsplatforms stimuleren. Deze initiatieven moeten de samenwerking verbeteren en dienen een rol te spelen bij het bepalen van de behoeften van steden en regio’s. Het CvdR hoopt tevens dat er in het kader van de stedelijke agenda tijdig een partnerschap tot stand wordt gebracht voor de aanpassing aan de klimaatverandering en de sociaaleconomische en ecologische dimensie daarvan, want dit is een prioritair thema.

6.

In dit verband is er behoefte aan grotere betrokkenheid van steden en regio’s bij de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de nationale aanpassingsstrategieën en -plannen. Het CvdR dringt er daarom bij de EU-lidstaten op aan passende institutionele structuren of platforms op te zetten ter bevordering van permanent overleg en nauwere samenwerking (bijv. via werkgroepen) — rekening houdend met de specifieke kenmerken van de lidstaten. Het verzoekt de Europese Commissie deze ontwikkeling te steunen en aan te moedigen.

7.

Bij de herziening van de strategie moet de cruciale rol van de regio’s beter tot zijn recht komen (bijv. door een specifiek hoofdstuk) en dienen hun inspanningen beter te worden ondersteund. Regio’s spelen immers in dit proces de rol van coördinator of tussenpersoon door te verzekeren dat de door de lidstaten vastgelegde prioriteiten stroken met de behoeften en verwachtingen ter plaatse en omgekeerd. Zij kunnen ook fungeren als katalysator door de inspanningen van de plaatselijke overheden om beter bestand te zijn tegen natuurrampen en tegen door de mens veroorzaakte rampen te steunen, capaciteiten op te bouwen en financiering beschikbaar te stellen — zoals blijkt uit de regio’s die via het Burgemeestersconvenant al als „coördinatoren” optreden. Het CvdR verzoekt de Commissie voorts de verantwoordelijkheden en de acties van de lokale en regionale overheden te erkennen in het kader van het Burgemeestersconvenant (op een wijze die bijvoorbeeld vergelijkbaar is met wat er in het kader van het initiatief RegionsAdapt gebeurt).

8.

Lokale en regionale overheden beschouwen het ontbreken van een juridisch bindend kader in bepaalde lidstaten als een obstakel voor maatregelen. Deze zouden dan ook graag een duidelijker mandaat van de Europese en nationale overheden zien om actie voor aanpassing te ondernemen. Op nationaal niveau verwelkomt het CvdR de recente maatregelen van sommige lidstaten om aanpassing in specifieke wetgeving op te nemen (bijv. naar aanleiding van de kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn).

9.

De Europese Commissie wordt verzocht na te gaan hoeveel lokale en regionale overheden in de EU en per lidstaat over een aanpassingsstrategie of -plan beschikken. Op basis hiervan kan de Commissie, samen met de lokale en regionale overheden, EU-brede en nationale doelstellingen bepalen om de verdere ontwikkeling van lokale en regionale aanpassingsstrategieën/-plannen te stimuleren.

B.    BETROKKENHEID en BEHEER

Meer betrokkenheid van multi-stakeholders en doorbreken van „silodenken”

10.

Naast een goed werkend kader van multilevel governance moet in de herziening van de strategie meer de nadruk worden gelegd op de betrokkenheid van de belanghebbenden en een sectoroverschrijdende (in plaats van een verkokerde) aanpak voor efficiëntere en beter geïntegreerde lokale aanpassingsmaatregelen. De herziening zou een paar concrete voorbeelden kunnen bevatten (of daarnaar kunnen verwijzen) die aantonen dat de totstandkoming van oplossingen op regionaal/lokaal niveau meer gebaat is bij samenwerking dan bij geïsoleerd optreden. Zulke op participatie gerichte benaderingen zouden sterk aangemoedigd en gesteund moeten worden, ook door middel van door de EU gefinancierde projecten (zoals via toekomstige oproepen voor LIFE of Horizon 2020).

11.

Verder is het van belang dat grondig wordt onderzocht wat de succesfactoren en belemmeringen zijn voor de verschillende vormen van samenwerking tussen wetenschappers, mensen uit de praktijk en beleidsmakers op lokaal/regionaal niveau. Deze informatie zou moeten leiden tot praktische aanbevelingen op basis van concrete voorbeelden van (multistakeholder/publiek-private) partnerschappen, die breed onder de aandacht zouden moeten worden gebracht, bijvoorbeeld via het Europees klimaataanpassingsplatform (Climate-ADAPT).

12.

Er zij herhaald dat de betrokkenen er via alle mogelijke communicatiekanalen van doordrongen moeten worden dat er geïntegreerde aanpassings- en mitigatiemaatregelen moeten worden genomen teneinde zo veel mogelijk synergie tussen de twee hoofdthema’s van de strategieën te creëren en „slechte aanpassingsmaatregelen” te vermijden. Hiertoe verzoekt het CvdR de Commissie om bij de herziening innovatieve mechanismen te verkennen waarmee meer begrip en draagvlak onder lokale en regionale spelers (inclusief burgers en bedrijven) wordt gecreëerd en ander gedrag wordt gestimuleerd.

Investeren in capaciteitsopbouw en kennisuitwisseling

13.

Het is belangrijk dat Europese steden en regio’s hun capaciteiten uitbouwen en kennishiaten aanpakken. Het Climate-Adapt-portaal en de bijbehorende Urban Adaptation Support Tool bieden hiervoor een goed uitgangspunt. Deze tool moet echter permanent worden geconsolideerd en verrijkt, verder gepromoot en beter aan het platform van het Burgemeestersconvenant worden gerelateerd; ook moet de tool gebruiksvriendelijker worden. Het CvdR verzoekt de Commissie contact op te nemen met steden en regio’s om samen te bepalen hoe het Climate-Adapt-portaal optimaal kan worden afgestemd op hun behoeften, en te beslissen of het instrument moet worden geïntegreerd in de website van het Burgemeestersconvenant.

14.

Het verzamelen van voorbeelden van goede praktijken dient te worden voortgezet. De in steden en regio’s verzamelde goede praktijken moeten worden opgeslagen in één publiek toegankelijke en gemakkelijk doorzoekbare databank (zoals het Climate-Adapt-portaal en/of de catalogus van benchmarks op de website van het Burgemeestersconvenant) om de uitwisseling van ervaringen te bevorderen met collega’s. Zo’n databank zou vooral passende tools moeten bieden om voorbeelden in kaart te brengen die gebaseerd zijn op vergelijkbare omstandigheden (bijv. klimaatrisico’s, bevolkingsdichtheid) of vergelijkbare geografische kenmerken (bijvoorbeeld locatie op of in de buurt van bergen, een rivier of de zee), teneinde „aanpassingstypes” te ontwikkelen. Het CvdR is bereid om bij te dragen aan het in kaart brengen van succesvolle regionale praktijken en de mobilisatie van voorbeeldregio’s, om te beginnen met de werkzaamheden van de leden van de ENVE-commissie en de groep van CoR Covenant Ambassadors”, die verder zou moeten worden uitgebreid en gestimuleerd.

15.

Kennisoverdracht kan ook worden vergemakkelijkt door samenwerking tussen steden. De Commissie zal geschikte peer-to-peer- en mentoractiviteiten in kaart brengen, bevorderen en toereikend financieren. De in het Burgemeestersconvenant voorgestelde jumelageprogramma’s zijn succesvol en waardevol gebleken; daarom verdienen zij in de toekomst (bijv. door jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen) navolging en uitbreiding.

16.

De Commissie wordt verzocht werk te maken van een gunstig kader voor de capaciteitsopbouw in steden en regio’s. De wildgroei van EU-initiatieven, instrumenten en programma’s, die steden en regio’s al diverse opties bieden voor capaciteitsopbouw (bijv. workshops, webinars, begeleidingsmateriaal) schept momenteel verwarring onder de begunstigden.

17.

Ondanks diverse inspanningen — met name met de recente start van een nieuw „one-stop shop”-portaal in het kader van de stedelijke agenda van de EU — dient de Commissie de specifieke kenmerken en de complementariteit te verduidelijken tussen de verschillende aan steden en regio’s voorgestelde diensten voor aanpassings(gerelateerde) gebieden, en kennishiaten op te vullen die tijdens het vaststellings- en verzamelingsproces aan de dag treden. Ten aanzien hiervan verzoekt het CvdR de Commissie:

a.

optimaal gebruik te maken van haar belangrijke EU-initiatief voor steden en regio’s voor aanpassing, van het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie, en dit als het centrale overkoepelende initiatief te hanteren voor lokale klimaatacties;

b.

overwegingen in verband met de aanpassing aan het klimaat te blijven integreren in andere, bestaande EU-initiatieven met een stedelijke, regionale of landelijke dimensie;

c.

de synergie te versterken met andere partnerinitiatieven (bijv. Regions Adapt, Under2MoU, Resilient Cities Campaign) om munt te slaan uit hun ervaring en kennis, te zorgen voor meer samenhang en gezamenlijke acties te stimuleren ten gunste van steden en regio’s;

d.

synergieën aan te moedigen met nationale, regionale en lokale initiatieven, waarmee ambitieuze doelen worden nagestreefd, ongeacht of deze aangesloten zijn bij een van de hiervoor genoemde initiatieven, en kansen voor netwerkvorming en partnerschappen worden aangeboden.

Uitbreiding van de kennisbasis omtrent klimaatrisico’s en -kwetsbaarheden

18.

Alle bestuursniveaus — met inbegrip van steden en regio’s — hebben behoefte aan een goed begrip van de klimaatrisico’s en -kwetsbaarheden op hun grondgebied om richting te kunnen geven aan hun besluit- en beleidsvorming. In dit verband roept het CvdR de Commissie op risico- en kwetsbaarheidsbeoordeling op regionaal en lokaal niveau verder te ondersteunen, daar deze het uitgangspunt vormt van een aanpassingsstrategie, alsook steun te verlenen voor op wetenschappelijk bewijs gestoelde maatregelen.

19.

Lokale en regionale overheden wijzen regelmatig op 1) het ontbreken van (toegang tot) nuttige en begrijpelijke klimaatinformatie en 2) het gebrek aan deskundigheid en ervaring bij de interpretatie van deze informatie, wat aanpassingsmaatregelen belemmert. Voor deze overheden is daarom verdere bijstand geboden — via uitwisseling van documentatie en van goede praktijken — eerst en vooral om hen wegwijs te maken in de bestaande informatie, en hen vervolgens te helpen de klimaatgevolgen te downscalen en te interpreteren op het niveau van steden en regio’s.

20.

De Commissie moet steun blijven verlenen aan de lopende inspanningen van steden en regio’s m.b.t. klimaatprognose en risico-evaluatie, door haar (onderzoeks)activiteiten op te voeren met het oog op het in kaart brengen van geschikte instrumenten en methoden (voor risicomodellering), de ontwikkeling van (macro-)regionale scenario’s inzake klimaatimpact en de oprichting van netwerken voor klimaatdiensten (in het kader van het H2020-programma) op internationaal, Europees en (sub)nationaal niveau. Bij zulke netwerken van klimaatdiensten worden de relevante deskundigen en gegevensverstrekkers (met name de onderzoeksgemeenschap) ingeschakeld en wordt de bestaande informatie en kennis toegankelijk en begrijpelijk gemaakt voor lokale en regionale beleidsmakers.

21.

Het is van belang steun te verlenen voor het openbaar maken van klimaatrisico’s teneinde aanpassingsmaatregelen aan te moedigen en investeringen te stimuleren. Met het oog op bekendmaking van klimaatrisico’s staan thans verscheidene nieuwe initiatieven op vrijwillige basis en/of particulier initiatief op stapel die verder door de Commissie zouden kunnen worden gesteund en bevorderd.

22.

In dit verband heeft de Commissie het lovenswaardige initiatief genomen om de samenwerkingsmogelijkheden na te gaan met de verzekeringssector, als belangrijke gegevensverstrekker en potentiële investeerder. Het CvdR spoort de Commissie ertoe aan om verzekeringsmechanismen te beoordelen die de preventie van risico’s kunnen aanmoedigen en schadebeperking kunnen ondersteunen en om samen te werken met verzekeringsmaatschappijen om ervoor te zorgen dat ze hun kennis en expertise op het gebied van risicomodellering en risicobeheersing bij rampen met de openbare sector delen. Bestaande succesvolle partnerschappen zouden bij de herziening verder moeten worden aangemoedigd om anderen te inspireren en te motiveren. In dit verband wijst het CvdR er anderzijds ook op dat steden of regio’s waarvan verzekeraars inschatten dat ze een hoog risico lopen, te maken kunnen krijgen met specifieke obstakels voor investeringen en ontwikkeling. Het verzoekt de Europese Commissie om bij de herziening na te gaan hoe deze problemen kunnen worden aangepakt.

Onderzoek van sociaaleconomische voordelen

23.

De herziening moet de voordelen van een beoordeling van de sociaaleconomische gevolgen van aanpassingsmaatregelen verder in het licht stellen. Een dergelijke sociaaleconomische analyse is een leidraad voor besluitvormers die aldus een duidelijker beeld kunnen krijgen van de mogelijke kosten en baten van aanpassingsmaatregelen in vergelijking met een situatie waarbij niet wordt opgetreden, en draagt daarom bij tot bewustmaking, inzicht in capaciteitsbeperkingen en het vaststellen van de vanuit economisch oogpunt meest haalbare beleidsopties.

24.

Steden en regio’s hebben meer informatie nodig over de verschillende beschikbare methoden die kunnen worden gehanteerd voor een dergelijke beoordeling (bijv. kosten-batenanalyse, gebruik van meerdere criteria, beslissing van stakeholders, beproeving en waarneming) en hun relevantie in verschillende contexten. De Commissie zou dan ook moeten zorgen voor passende ondersteuning via zijn referentieplatforms, Climate-Adapt en het Burgemeestersconvenant.

Monitoring, rapportage en evaluatie van de actie

25.

Lokale en regionale overheden moeten kunnen beschikken over passende instrumenten voor monitoring, rapportage en evaluatie (MRE), die input en ondersteuning moeten bieden voor lokale aanpassingsplannen. Deze laatste kunnen eveneens worden bevorderd via de referentieplatforms Climate-Adapt en het Burgemeestersconvenant.

26.

Het is van belang ervoor te zorgen dat de internationale, Europese, nationale en regionale/lokale MRE-kaders onderling verenigbaar zijn en op elkaar voortbouwen; dit zal tot meer samenhang leiden en de lasten voor steden en regio’s beperken.

27.

Lovenswaardig is de vooruitgang die sinds de publicatie van de strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering (SACC) in dit verband is geboekt via de ontwikkeling van het „scorebord aanpassingsparaatheid” voor de EU-lidstaten en het „model voor monitoring en rapportage van het Burgemeestersconvenant” voor de steden die het convenant hebben ondertekend. De sterke band die tussen de twee instrumenten is gelegd is een goede zaak, maar verdere bevordering en begeleiding bij het gebruik ervan zijn niettemin noodzakelijk (bijv. via de website van het Burgemeestersconvenant).

28.

Er moet nog worden gezocht naar meer synergie met andere partnerinitiatieven die tegelijk worden voorgesteld op internationaal en Europees niveau (bijv. Regions Adapt, CRAFT, Veerkrachtige Steden) die over een eigen MRE-systeem beschikken; verdere harmonisatie of samenwerking mag evenwel niet ten koste gaan van de behoeften en belangen van de steden en regio’s.

C.    FINANCIERING

Ondersteuning van toegang tot overheidsfinanciering

29.

Het CvdR verwelkomt de bestaande EU-financieringsinstrumenten ter ondersteuning van lokale en regionale klimaatmaatregelen (bijv. Europese structuur- en investeringsfondsen, Horizon 2020, LIFE, het EU-solidariteitsfonds, de faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal), maar benadrukt dat de toegang tot die middelen voor steden en regio’s nog steeds de grootste uitdaging is. Het CvdR roept de Europese Commissie daarom op ervoor te zorgen dat Europese lokale en regionale overheden kunnen beschikken over 1) gemakkelijk toegankelijke en begrijpelijke informatie over beschikbare fondsen en financiële instrumenten voor de ontwikkeling en uitvoering van hun actieplannen en 2) verdere richtsnoeren en ondersteuning met het oog op toegang tot en toepassing van de bestaande instrumenten, alsook de eventuele combinatie ervan (bijv. via op maat gesneden opleiding).

30.

Het CvdR herinnert aan zijn voorstel voor de invoering van een „levenscyclusaanpak” ter beoordeling van de kosten en baten van kapitaal om zeker te stellen dat de langetermijninvesteringen die samenhangen met klimaatbestendigheid worden terugverdiend. In verslagen en risicoregisters zou ook plaats moeten worden ingeruimd voor de economische, ecologische en sociale implicaties van maatregelen en kapitaalinvesteringen waarbij het veranderende klimaat wordt veronachtzaamd.

31.

Bij de herziening zal hopelijk meer nadruk worden gelegd op de mogelijke rol van regio’s bij het faciliteren van toegang tot bepaalde financieringsregelingen. Sommige regio’s bieden reeds hulp bij het beheer en de herverdeling van EU-structuurfondsen, door kleinschalige projecten die door gemeenten op hun grondgebied zijn opgezet, samen te voegen en te bundelen, of door rechtstreeks financiering aan te bieden. Verdere richtsnoeren blijven evenwel nodig om deze beheersautoriteiten te helpen het potentieel van de beschikbare Europese fondsen en innovatieve financiële instrumenten volledig te gebruiken.

32.

De Commissie moet verder de optie nagaan van een snelle toegang tot financiële instrumenten voor bepaalde lokale en regionale overheden, op basis van factoren als expliciete inzet voor alomvattende aanpassing (bijv. door zich aan te sluiten bij het initiatief van het Burgemeestersconvenant), uitvoering van een alomvattende risico- en kwetsbaarheidsbeoordeling of opstelling van een actieplan met aanpassingsmaatregelen. De herziening door de Commissie van de essentiële voorwaarden voor toegang tot bepaalde fondsen of van de selectie- en gunningscriteria voor subsidies in het kader van verschillende programma’s (zoals Horizon 2020 of LIFE) zou een dergelijke „snelle toegang” mogelijk kunnen maken en bevorderen. Deze mogelijkheid moet ook grondiger worden onderzocht in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen, en aan alle beheersautoriteiten moet worden aanbevolen te kiezen voor de optie waarin reeds is voorzien in een aantal regionale operationele programma’s, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de maatregelen in de actieplannen voor duurzame energie die zijn goedgekeurd door de gemeenten die het Burgemeestersconvenant hebben ondertekend.

Verfijning van de bestaande financieringsinstrumenten

33.

Verheugend is het initiatief van de Europese Commissie — ter voorbereiding van het volgende meerjarig financieel kader (MFK) — om de balans op te maken van de vooruitgang in de uitvoering van de diverse EU-fondsen, het gebruik van subsidies en andere financiële instrumenten (bijv. lessen uit het LIFE-programma en de mainstreaming van klimaatmaatregelen in de ESI-fondsen). Dit moet bijdragen tot 1) een voorstel voor de juiste combinatie van zowel geïntegreerde als meer op aanpassing gerichte financieringsinstrumenten, zonder de nodige budgettaire middelen voor matiging van de klimaatverandering te verminderen, en 2) aanbevelingen voor de komende oproepen voor projecten (bijv. in het kader van de LIFE- en H2020-programma’s), die zo de resterende leemten opvullen voor de financiering van lokale acties voor aanpassing aan de klimaatverandering.

34.

Steden en regio’s beschouwen het LIFE-programma, en vooral de geïntegreerde projecten voor klimaatactie (IP’s), als een van de belangrijkste financiële instrumenten om aanpassingsmaatregelen op basis van een intersectorale benadering en op grote territoriale schaal (regionaal, multiregionaal, nationaal of transnationaal) te testen, beproeven en demonstreren. Daarom moedigt het Comité de Commissie van ganser harte aan om het programma uit te breiden en verder te steunen.

Bevordering van investeringen

35.

Veel Europese steden en regio’s hebben een groot onbenut potentieel om meer investeringen aan te trekken en vele hiervan worden, wat hun eigen investeringen betreft, ook met tal van ernstige hindernissen geconfronteerd.

36.

De Commissie moet daarom blijven zoeken naar innovatieve manieren om investeringen voor aanpassingsmaatregelen naar lokale en regionale overheden te kanaliseren. Het CvdR verzoekt de Commissie passend deskundig advies, begeleiding en ondersteuning te verstrekken bij het voorbereiden van levensvatbare investeringen (bijv. via de Europese investeringsadvieshub of andere gerichte activiteiten voor capaciteitsopbouw) en financiering te waarborgen. De herziening moet voorbeelden aanreiken van regelingen waarbij particuliere investeerders worden ingeschakeld en waarbij met verzekeringsmaatschappijen wordt samengewerkt — en de Commissie moet proefprojecten in die zin verder ondersteunen.

Samenvoegen en mengen van publieke en private middelen

37.

Steden en regio’s moeten hulp krijgen om de combinatie te vinden van openbare en particuliere middelen — uit internationale, Europese, nationale en lokale bronnen — die het best aansluit op hun lokale omstandigheden ter financiering van aanpassingsmaatregelen. Zoals benadrukt in de tussentijdse evaluatie van het MFK 2014-2020 zal de Commissie verder zoeken naar manieren om tegemoet te komen aan de resterende behoefte aan investeringen door het combineren van EU-, nationale en particuliere financiering.

D.    BETREDING van het internationale toneel

Een internationaal vraagstuk vraagt om een internationaal antwoord

38.

De afgelopen jaren is er meer internationaal overleg gekomen over klimaatkwesties en dit heeft geleid tot nieuwe internationale overeenkomsten — zoals het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering. Derhalve verzoekt het Comité de Commissie haar acties verder in deze wereldwijde kaders te plaatsen en te helpen synergieën tussen hen te creëren, alsmede haar voorbeeldfunctie te versterken.

39.

In de herziening moet het grensoverschrijdende aspect van klimaatrisicobeheer beter tot uiting komen. In dit verband lijkt macroregionale samenwerking een relevante aanpak om EU-acties ter aanpassing aan de klimaatverandering te stimuleren door meer informatie uit te wisselen en de inspanningen over bestuurlijke grenzen heen te bundelen. Daarom zal de Commissie overwegen haar transnationale proefprojecten — zoals voor de Oostzee-, Donau-, Alpen-, Adriatische en de Ionische regio — naar andere macroregio’s in Europa en daarbuiten uit te breiden.

40.

De Commissie zou meer nadruk moeten leggen op de voordelen van interregionale (en interstedelijke) samenwerking. In dit verband biedt het nieuwe wereldwijde Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie andere regio’s in de wereld nieuwe mogelijkheden om de vruchten te plukken van de Europese ervaringen en voorbeelden; anderzijds biedt het lokale en regionale overheden in Europa de kans om van collega’s in andere werelddelen te leren.

41.

Gelet op de recente voorspellingen van het UNFCCC voor toekomstige migratiestromen moet de herziening ook aandacht besteden aan het verband tussen de aanpassing aan de klimaatverandering en migratie en daarom een nieuw hoofdstuk opnemen over de uitdagingen en kansen van klimaatgerelateerde migratie. In dit verband zal de Commissie nagaan hoe zij steden en regio’s kan ondersteunen om in te spelen op de mobiliteit en eventueel de integratie van migranten en vluchtelingen.

42.

Het Comité van de Regio’s wil tot slot graag deelnemen aan de raadpleging van de belanghebbenden over de herziening van de strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering die begin 2017 door de Europese Commissie zal worden verricht, en is van mening dat de aanbevelingen in het onderhavige advies — maar ook in andere adviezen over thema’s i.v.m. aanpassing aan de klimaatverandering (1) — een goede basis voor de toekomstige gedachtewisseling vormen.

Brussel, 9 februari 2017.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA


(1)  „Een doeltreffend waterbeheersysteem: een benadering van innovatieve oplossingen” — Rapporteur: Cees Loggen.

„Tussentijdse evaluatie van het LIFE-programma” — Rapporteur: Witold Stepien.

„Actieplan over het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030. Een aanpak op basis van rampenrisicogegevens voor het hele EU-beleid” — Rapporteur: Adam Banaszak.

„Tenuitvoerlegging van de mondiale klimaatovereenkomst — een territoriale benadering van COP22 in Marrakesh” — Rapporteur: Francesco Pigliaru.


Top