Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 41994X1223

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen van 6 december 1994 betreffende de gelijkwaardige deelneming van vrouwen aan een op groei van de werkgelegenheid in de Europese Unie gerichte economische ontwikkelingsstrategie

PB C 368 van 23.12.1994, p. 3–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

41994X1223

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen van 6 december 1994 betreffende de gelijkwaardige deelneming van vrouwen aan een op groei van de werkgelegenheid in de Europese Unie gerichte economische ontwikkelingsstrategie

Publicatieblad Nr. C 368 van 23/12/1994 blz. 0003 - 0006


RESOLUTIE VAN DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LID-STATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN van 6 december 1994 betreffende de gelijkwaardige deelneming van vrouwen aan een op groei van de werkgelegenheid in de Europese Unie gerichte economische ontwikkelingsstrategie (94/C 368/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LID-STATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende dat de richtlijnen van de Raad betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen een zeer belangrijke rol hebben gespeeld bij de verbetering van de situatie van de vrouw;

Overwegende dat de met het oog op de harmonisatie van de levens- en arbeidsomstandigheden van mannen en vrouwen en ter bevordering van gelijke kansen voor vrouwen aangenomen Richtlijnen 75/117/EEG (1), 76/207/EEG (2), 79/7/EEG (3) en 86/613/EEG (4) van groot belang zijn;

Overwegende dat de communautaire actieprogramma's betreffende gelijke kansen voor vrouwen en mannen van 1982-1985, 1986-1990 en 1991-1995, alsmede de in dit verband en op een aantal aanverwante gebieden aangegane verbintenissen positieve bijdragen ter bevordering van gelijke kansen vormen;

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke bezoldiging voor hetzelfde of gelijkwaardig werk overeenkomstig artikel 119 van het Verdrag, en van het daaruit voortvloeiende beginsel van gelijkheid overeenkomstig het communautair recht en sociale zekerheid een wezenlijk deel van de totstandbrenging en de werking van de gemeenschappelijke markt uitmaakt;

Overwegende dat de harmonisatie van de levens- en arbeidsomstandigheden van vrouwen en mannen noodzakelijk is voor een evenwichtige economische en sociale ontwikkeling; dat de Europese Raad in Madrid en Straatsburg heeft onderstreept dat economische en sociale aspecten van gelijk belang zijn;

Overwegende dat, dank zij vroegere maatregelen, met name op het gebied van voorlichting, onderwijs en opleiding, en dank zij steunverlening in het kader van het Europees Sociaal Fonds, gunstige voorwaarden zijn gecreëerd om in de toekomst meer ambitieuze doelstellingen te verwezenlijken;

Overwegende dat de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag, onder andere tot taak heeft het bevorderen van een hoog niveau van werkgelegenheid;

Overwegende dat er, met inachtneming van de verantwoordelijkheid van de Lid-Staten en de kenmerken van de arbeidsmarktstructuren van elke Lid-Staat, met inbegrip van de verschillende arbeidsvormen, gezorgd moet worden voor een toereikend aanbod van voltijd- en/of deeltijdarbeid, naar keuze, zowel voor mannen als voor vrouwen;

Overwegende dat voor een doeltreffend beleid op het gebied van gelijke kansen een alomvattend en geïntegreerd perspectief noodzakelijk is waarmee de organisatie en de flexibiliteit van de arbeidstijd verbeterd kunnen worden en de reïntegratie in de arbeidsmarkt vergemakkelijkt kan worden; dat een dergelijk perspectief tevens het kwalificatieaanbod voor vrouwen en de bevordering van zelfstandige arbeid moet omvatten;

I

1. HERINNEREN ERAAN dat de communautaire rechtsinstrumenten de noodzakelijke grondslag vormen voor de verdere ontwikkeling van de communautaire acties en wijzen met nadruk op de taak van de Commissie bij de controle op de naleving van de Verdragen;

2. WIJZEN EROP

a) dat gelijke kansen berusten op het vermogen van mannen en vrouwen om door middel van betaalde arbeid in hun eigen levensonderhoud te voorzien;

b) dat een hoog kwalificatieniveau absoluut noodzakelijk is voor Europa;

c) dat, gezien de huidige demografische ontwikkeling, nu reeds kan worden verwacht dat het groeiende potentieel van goed opgeleide vrouwen voor de toekomstige economische ontwikkeling het grootste - tot nu toe onvoldoende benutte - kwalificatie- en innovatiepotentieel vormt, dat meer moet worden ontwikkeld en benut;

d) dat de werkloosheid, met name de langdurige werkloosheid, in de meeste Lid-Staten veel groter is onder vrouwen dan onder mannen;

e) dat de werkgelegenheid voor vrouwen in de voorbije jaren weliswaar is toegenomen op het niveau van de Unie, maar dat vrouwen niettemin nog steeds oververtegenwoordigd zijn in lager gekwalificeerde, slechter betaalde en minder zekerheid biedende arbeidsplaatsen, die bovendien geconcentreerd zijn in een beperkt aantal beroepssectoren;

f) dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in bestuursfuncties en in nieuwe arbeidsplaatsen waarvoor een hoge technische kwalificatie vereist is;

g) dat vrouwen die toegang wensen tot de arbeidsmarkt op specifieke structurele en praktische moeilijkheden stuiten;

3. BEVESTIGEN dat het voor de verdere dynamische ontwikkeling van de interne markt, met name voor het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen, noodzakelijk is gelijke kansen voor mannen en vrouwen te bevorderen, met name door positieve maatregelen;

4. STELLEN tegen deze achtergrond dat de volgende doelstellingen van groot belang zijn, zonder daarom de discussie in de Europese Unie en het overleg te willen afsluiten:

a) bevordering van de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt en van hun promotiekansen, met name door het verbeteren van de toegang tot het kwalificatieaanbod;

b) afschaffing van segregatie op de arbeidsmarkt op grond van geslacht;

c) bevordering van de aanwezigheid van vrouwen in leidende functies in economische, sociale en politieke instanties en instellingen, met het oog op een gelijke aanwezigheid;

d) opheffing van het verschil in bezoldiging tussen mannen en vrouwen;

e) bevordering van deeltijdarbeid en voltijdarbeid op vrijwillige basis;

f) verbetering van de organisatie en de flexibiliteit van de arbeidstijd;

g) bevordering van zelfstandige arbeid, met name van de oprichting van bedrijven;

Verbetering van de aanpassing van de arbeidstijd

5. CONSTATEREN, met erkenning van de belangrijke rol en de bevoegdheden van de sociale partners in dezen dat de verbetering van de organisatie en van de flexibiliteit van de arbeidstijd in het kader van een actief werkgelegenheidsbeleid

a) zowel een bedrijfseconomische en staathuishoudkundige als sociale noodzaak is om vrouwen en mannen de kans te bieden beroepsleven, gezinstaken en persoonlijke interesses beter op elkaar af te stemmen;

b) moet steunen op voldoende basisvoorzieningen zoals, kinderopvang;

c) van positieve invloed op de werkgelegenheid kan zijn;

6. ZIJN ER BEZORGD OVER dat, juist op het gebied van deeltijdarbeid, segregatie op de arbeidsmarkt gebaseerd is op geslacht;

7. ZIJN VAN OORDEEL dat het derhalve noodzakelijk is

a) de arbeid zowel in de particuliere als in de openbare sector flexibel in de tijd te organiseren;

b) voor een toenemend aantal arbeidsplaatsen, ook, voor zover mogelijk, gekwalificeerde arbeidsplaatsen, flexibele werktijden mogelijk te maken;

c) de verhoging van de flexibiliteit zodanig te organiseren dat deze een positief effect heeft op de werkgelegenheid;

d) deeltijdarbeid op vrijwillige basis voor mannen en vrouwen zodanig te organiseren, dat segregatie op de arbeidsmarkt op grond van geslacht vermindert;

e) personeelsfunctionarissen op te leiden op het gebied van flexibele werktijden en beroepsbelangen met het oog op de bevordering van gelijke kansen;

Noodzaak van een hoog kwalificatieniveau voor Europa

8. CONSTATEREN

a) dat voor de nieuwe technieken een hoog kwalificatieniveau van de werknemers noodzakelijk is; dat echter juist voor die technieken een basisopleiding die kan worden uitgebreid en permanente bijscholing noodzakelijk zijn;

b) dat het aanbod van opleidingsplaatsen voor een groot deel seksegebonden blijft en dat hindernissen op dat gebied de toegang tot en de promotiekansen in bepaalde beroepen in de weg staan en nog steeds een nadelige invloed hebben op de daadwerkelijke uitbreiding van de beroepskeuzemogelijkheden voor vrouwen;

9. WIJZEN EROP dat het, om ervoor te zorgen dat vrouwen in de toekomst beter berekend zijn op hun taken en hun capaciteiten in een brede waaier van beroepen en op alle niveaus kunnen ontplooien, noodzakelijk is

a) dat meer vrouwen een opleiding voor niet-traditionele, in het bijzonder technische beroepen, alsmede betere toegangsmogelijkheden tot bepaalde beroepen krijgen;

b) dat de opleiding van vrouwen voor leidende functies en nieuwe beroepssectoren, met name technische sectoren, wordt gestimuleerd met gerichte maatregelen die een voorbeeldfunctie voor jonge vrouwen hebben;

c) dat die traditionele vrouwenberoepen worden gemoderniseerd en opgewaardeerd en dat de promotiekansen worden verbeterd;

d) dat het opleidings- en bijscholingsaanbod beter wordt afgestemd op de behoeften van vrouwen; dat dit geschiedt binnen een adequate structuur (zoals kinderopvang) en dat permanente carrièreplanning en beroepsontwikkeling worden gestimuleerd;

e) dat er voor vrouwen een gericht bijscholingsaanbod komt, dat nieuwe perspectieven in hun beroep opent; dit geldt in het bijzonder voor landelijke gebieden en die gebieden die in het bijzonder door structurele wijzigingen worden getroffen;

f) dat vrouwen op adequate wijze profiteren van nationale en communautaire maatregelen, gelet op het aantal vrouwen in de respectieve doelgroepen (b.v. jongeren zonder opleiding, werklozen, langdurig werklozen);

g) dat nationale en transnationale strategieën voor interdisciplinaire activiteiten ter verbetering van de beroepsopleiding en de promotiekansen voor vrouwen op de verschillende niveaus doeltreffend worden ondersteund, teneinde met name in de ondernemingen nieuwe perspectieven en innovaties te creëren;

Vergemakkelijking van de instandhouding van de integratie en van de reïntegratie van vrouwen in de arbeidsmarkt

10. WIJZEN EROP dat het derhalve wenselijk is

a) de integratie van vrouwen in de arbeidsmarkt in stand te houden en

b) in geval van onderbreking om gezinsredenen, de reïntegratie te vergemakkelijken door advies- en kwalificatiemogelijkheden aan te bieden;

Bevordering van zelfstandige arbeid door vrouwen

11. CONSTATEREN

a) dat in vele Lid-Staten een aanzienlijk aantal bedrijven door vrouwen wordt opgericht; dat de oprichting en overname van bedrijven door vrouwen een positieve invloed op de werkgelegenheid kan hebben;

b) dat de oprichting van een bedrijf voor vele vrouwen tevens een uitweg uit de werkloosheid vormt, en dat daardoor tegelijk arbeidsplaatsen voor anderen worden gecreëerd;

12. ZIJN ERVAN OVERTUIGD dat het dan ook wenselijk is

a) dat programma's voor de oprichting of overname van bedrijven in het bijzonder rekening houden met de specifieke behoeften van vrouwen en hun adequate mogelijkheden bieden zich te laten adviseren;

b) dat in de voorwaarden van voornoemde programma's wordt nagegaan of deze ook geschikt zijn voor maatregelen in de dienstensector;

c) dat beroepsverenigingen, banken, arbeidsadministraties en plaatselijke instanties bij het nagaan van de behoeften en bij het adviseren en kwalificeren

- samenwerken om vrouwen die een bedrijf willen oprichten of overnemen de mogelijkheid daartoe te bieden, met name in het kader van maatregelen die erop gericht zijn in achtergebleven gebieden nieuwe arbeidsplaatsen te creëren;

- er rekening mee houden dat de oprichting van een bedrijf door vrouwen vaak geleidelijk verloopt (b.v. via een nevenberoepsactiviteit);

II

1. VERZOEKEN DE LID-STATEN

a) beleidsmaatregelen te ontwikkelen die gericht zijn op het combineren van gezins- en beroepstaken, met inbegrip van maatregelen om een grotere betrokkenheid van mannen bij het gezinsleven aan te moedigen en te vergemakkelijken;

b) los van de algemene doelstelling om een hoog werkgelegenheidsniveau te bereiken, als hoofddoelstelling voor alle maatregelen te erkennen dat vrouwen en mannen in het kader van een op groei van de werkgelegenheid gerichte strategie zoals de Commissie deze in haar Witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid heeft ontwikkeld, gelijk worden behandeld en te streven naar verbetering van de flexibiliteit van de arbeidstijd, bevordering van deeltijdarbeid op vrijwillige basis, verbetering van het kwalificatie-aanbod en ondersteuning van de oprichting van bedrijven;

c) de besprekingen in het kader van de tenuitvoerlegging van bovenvermeld Witboek te benutten om het beleid voor vrouwen beter te integreren in het economisch, financieel, sociaal en arbeidsmarktbeleid van de Unie en de Lid-Staten, en tegelijk met behulp van specifiek op vrouwen gerichte programma's nieuwe maatregelen uit te werken en interdisciplinaire strategieën op doeltreffende wijze het ondersteunen;

d) de Commissie bij de voorbereiding van het vierde actieprogramma op middellange termijn voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen (1996-2000) te steunen;

e) hierbij ten volle rekening te houden met de verantwoordelijkheid en de bevoegdheden van de sociale partners;

2. VERZOEKEN DE SOCIALE PARTNERS

a) gelijke kansen en gelijke behandeling op de agenda van onderhandelingen over collectieve arbeidsovereenkomsten te plaatsen en er in het bijzonder naar te streven dat in de ondernemingen en in de verschillende beroepscategorieën en -sectoren de organisatie en flexibiliteit van de werktijden en deeltijdarbeid op vrijwillige basis worden bevorderd en reïntegratie in het arbeidsproces wordt vergemakkelijkt;

b) bij beroepsopleiding in ondernemingen aan te sturen op gelijkwaardige deelneming van vrouwen;

c) de sociale dialoog over de combinatie van beroeps- en gezinstaken en over de bescherming van de waardigheid van man en vrouw op de arbeidsplaats voort te zetten en te intensiveren;

d) bij onderhandelingen over collectieve arbeidsovereenkomsten meer aandacht te besteden aan gelijke bezoldiging en opheffing van discriminatie op grond van geslacht - voor zover deze bestaat - in bezoldigings- en/of classificatiesystemen;

e) alle nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat vrouwen beter vertegenwoordigd zijn in de instanties waar besluiten worden genomen;

3. VERZOEKEN DE COMMISSIE,

a) ter voorbereiding van het vierde actieprogramma betreffende gelijke kansen voor vrouwen en mannen (1996-2000), in samenhang met een op groei van de werkgelegenheid gerichte economische ontwikkelingsstrategie:

- opnieuw en meer aandacht te besteden aan het streven naar gelijke behandeling van vrouwen en mannen en

- te streven naar verbetering van de flexibiliteit van werktijden, bevordering van deeltijdarbeid en van het kwalificatieaanbod, en ondersteuning van de oprichting en overname van bedrijven door vrouwen;

b) bij de uitwerking en de tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen en actieprogramma's op het terrein van de werkgelegenheid krachtdadig te blijven streven naar gelijke kansen en gelijke behandeling, en de reeds aangevangen acties voort te zetten en te intensiveren.

(1) PB nr. L 45 van 19. 2. 1975, blz. 19.

(2) PB nr. L 39 van 14. 2. 1976, blz. 40.

(3) PB nr. L 6 van 10. 1. 1979, blz. 24.

(4) PB nr. L 359 van 19. 12. 1986, blz. 56.

Top