Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Vrijstelling voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (van 2023)

Vrijstelling voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (van 2023)

 

SAMENVATTING VAN:

Verordening (EU) 2023/1066 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten

WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING?

  • Artikel 101, lid 1, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verbiedt overeenkomsten tussen ondernemingen die de mededinging beperken. Artikel 101, lid 3, VWEU voorziet echter in een uitzondering voor overeenkomsten waarvan de voordelen groter zijn dan de negatieve gevolgen.
  • De verordening past artikel 101, lid 3, VWEU toe op bepaalde soorten onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten* (Onderzoeks- en ontwikkelings-) overeenkomsten die aan bepaalde voorwaarden voldoen door ze vrij te stellen van het verbod in artikel 101, lid 1, VWEU. Met de verordening wordt voor die overeenkomsten een wettelijke safe-harbour gecreëerd, waardoor wordt voorkomen dat een individuele beoordeling van de verenigbaarheid van die overeenkomsten met artikel 101, VWEU noodzakelijk is.
  • De verordening heeft tot doel samenwerking te bevorderen tussen ondernemingen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, waarbij concurrentie wordt beschermd en bedrijven rechtszekerheid wordt geboden.

KERNPUNTEN

Soorten onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die onder de verordening vallen

De verordening is van toepassing op overeenkomsten tussen twee of meer partijen die voorzien in:

  • gezamenlijke onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot producten en technologieën, met inbegrip van de gezamenlijke exploitatie van de resultaten van onderzoek en ontwikkeling (productie en/of distributie van de daaruit voortvloeiende producten, of exploitatie van de daaruit voortvloeiende intellectuele-eigendomsrechten (IE-rechten);
  • gezamenlijk tegen betaling verricht onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot producten of technologieën, met inbegrip van de gezamenlijke exploitatie van de resultaten van de onderzoek en ontwikkeling;
  • gezamenlijk gebruik van de resultaten van gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoek en ontwikkeling die in het kader van een eerdere overeenkomst tussen dezelfde partijen zijn uitgevoerd.

De verordening is ook van toepassing wanneer de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst bepalingen bevat over de toekenning of verlening van intellectuele-eigendomsrechten aan de partijen of aan een entiteit die door deze partijen is gevestigd, indien de bepalingen nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst en niet haar hoofddoel zijn.

Voorwaarden voor vrijstelling

De onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst moet bepalen dat alle partijen volledige toegang moeten krijgen tot de eindresultaten van de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met het oog op verder onderzoek, ontwikkeling en exploitatie. Dit omvat alle daaruit voortvloeiende intellectuele-eigendomsrechten en knowhow (praktische informatie die geheim is, substantieel en geïdentificeerd). Er zijn uitzonderingen voor overeenkomsten die productie- of distributietaken toekennen aan een of meer partijen en voor overeenkomsten waarbij onderzoeksinstituten, academische instellingen of bedrijven zijn betrokken die onderzoek en ontwikkeling als dienst leveren zonder normaal actief te zijn op het gebied van de exploitatie van resultaten.

Waar de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst niet voorziet in de gezamenlijke exploitatie van de resultaten, moet de overeenkomst elke partij toegang verlenen tot de reeds bestaande knowhow van de andere partijen indien die knowhow onmisbaar is om de resultaten te exploiteren.

Elke gezamenlijke exploitatie moet beperkt worden tot de resultaten die onmisbaar zijn voor de productie van de producten of de toepassing van de technologieën die voortvloeien uit de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoek en ontwikkeling en die door intellectuele-eigendomsrechten worden beschermd of die knowhow vormen.

Wanneer de voortbrenging van de producten die afkomstig zijn van de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoek en ontwikkeling aan een of meer van de partijen wordt toegewezen, verplicht de overeenkomst die partijen tot het uitvoeren van de orders voor de producten van de andere partijen, tenzij:

  • de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst voorziet in distributie door een gezamenlijk team of entiteit of door een derde partij; of
  • de partijen zijn overeengekomen dat alleen de productieve partij of partijen de producten mogen distribueren.

Marktaandeeldrempels en duur van de vrijstelling

Wanneer de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst daadwerkelijke of potentiële concurrenten zijn op markten voor de levering van bestaande producten of technologieën die kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen door de producten of technologieën die voortvloeien uit de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoek en ontwikkeling, is de vrijstelling van toepassing voor de duur van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst, indien het gezamenlijke marktaandeel van de partijen op deze markten op het moment van de ondertekening van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst niet meer dan 25 % bedraagt. Er zijn speciale regels voor het berekenen van marktaandelen voor tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten.

Wanneer de partijen geen daadwerkelijke of potentiële concurrenten zijn op de markten voor de levering van bestaande producten of technologieën die kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen door de producten of technologieën die voortvloeien uit de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoek en ontwikkeling, is er geen marktaandeeldrempel en geldt de vrijstelling voor de duur van de onderzoek en ontwikkeling.

Voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die voorzien in de gezamenlijke exploitatie van de resultaten, blijft de vrijstelling van toepassing gedurende zeven jaar nadat de producten of technologieën die uit de onderzoek en ontwikkeling voortvloeien voor het eerst in de interne markt op de markt worden gebracht en daarna zolang het gezamenlijke marktaandeel van de partijen op de relevante markten voor deze producten of technologieën niet meer dan 25 % bedraagt. Zodra deze drempel is overschreden, blijft de vrijstelling van toepassing gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren.

Marktaandelen worden berekend op basis van gegevens betreffende de waarde van de verkopen of, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, op basis van gegevens over de omvang van de verkopen of andere betrouwbare marktinformatie, zoals uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling.

Hardcore beperkingen

De vrijstelling is niet van toepassing op onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten met hardcore beperkingen, waaronder:

  • de vrijheid van de partijen te beperken om zelfstandig onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten op een gebied dat geen verband houdt, of na de voltooiing van de gezamenlijke overeenkomst, op hetzelfde gebied of een verbonden gebied;
  • beperkingen op productie of verkoop, met uitzonderingen voor het vaststellen van productie- en verkoopdoelen waarbij de partijen de resultaten van de gezamenlijke onderzoek en ontwikkeling benutten;
  • de prijzen voor de verkoop van de producten of technologieën aan derden vaststellen, met uitzondering van de prijzen die aan directe afnemers in rekening worden gebracht wanneer de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst voorziet in gezamenlijke distributie;
  • beperkingen op actieve of passieve verkoop van de daaruit voortvloeiende producten of technologieën aan bepaalde gebieden of klanten, met uitzondering van onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die voorzien in een exclusieve licentieverlening van de resultaten tussen de partijen of in de exclusieve distributie door een van de partijen.

Uitgesloten beperkingen

De vrijstelling geldt niet voor de volgende verplichtingen in onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (als de verplichting in kwestie van de overeenkomst kan worden losgekoppeld, kan de rest van de overeenkomst nog steeds van de vrijstelling profiteren):

  • verplichtingen om, na de voltooiing van de onderzoek en ontwikkeling, IE-rechten van de partijen in de interne markt die relevant zijn voor de onderzoek en ontwikkeling, niet aan te vechten, onverminderd de mogelijkheid om te voorzien in de beëindiging van de overeenkomst in geval van een dergelijke uitdaging;
  • verplichtingen om, nadat de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst verloopt, IE-rechten van de partijen in de interne markt die de resultaten van de onderzoek en ontwikkeling beschermen, niet aan te vechten, onverminderd de mogelijkheid om te voorzien in de beëindiging van de overeenkomst in geval van een dergelijke uitdaging;
  • het niet verlenen van licenties aan derden voor de productie of toepassing van de daaruit voortvloeiende producten of technologieën, met uitzondering van onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die voorzien in de exploitatie van de resultaten door een of meer van de partijen.

Intrekking van de groepsvrijstelling

Het voordeel van de groepsvrijstelling kan worden ingetrokken door de Europese Commissie of door nationale mededingingsautoriteiten op grond van artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 indien zij tot de bevinding komen dat een bepaalde onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met artikel 101, lid 3, VWEU.

In het bijzonder mag de Commissie dit recht uitoefenen wanneer:

  • het bestaan van een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de mogelijkheid voor derden om voor betrokken gebieden onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten, substantieel beperkt;
  • de partijen zonder objectief gerechtvaardigde reden de resultaten van hun onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten niet exploiteren ten aanzien van derden;
  • de producten of technologieën geen daadwerkelijke mededinging ondervinden;
  • het bestaan van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de mededinging op het gebied van innovatie op een bepaald gebied substantieel beperkt.

Er zijn overgangsbepalingen voor overeenkomsten die op 30 juni 2023 reeds van kracht waren en die onder de vorige groepsvrijstelling voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten vielen (Verordening (EU) nr. 1217/2010), maar die niet voldoen aan de voorwaarden van de nieuwe groepsvrijstelling. Deze overeenkomsten blijven vrijgesteld onder de groepsvrijstelling tot en met 30 juni 2025.

VANAF WANNEER IS DE VERORDENING VAN TOEPASSING?

De verordening trad op 1 juli 2023 in werking en was tot 30 juni 2035 van toepassing.

ACHTERGROND

  • De vorige groepsvrijstelling voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (Verordening (EU) nr. 1217/2010 van de Commissie) is op 30 juni 2023 verstreken. Een nieuwe verordening was derhalve noodzakelijk. Verordening (EU) 2023/1066 verbetert de duidelijkheid van bepaalde regels en geeft meer belang aan de bescherming van de concurrentie op het gebied van innovatie.
  • De verordening gaat vergezeld van herziene horizontale richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101, VWEU op horizontale samenwerkingsovereenkomsten.
  • Zie voor meer informatie:

KERNBEGRIPPEN

Onderzoek en ontwikkeling. Activiteiten gericht op de verwerving van knowhow ten aanzien van producten, technologieën of procedés, de uitvoering van theoretische analyses, systematische studies of experimenten, met inbegrip van experimentele en als demonstratie bedoelde productie, technische tests van producten of procedés, de oprichting van de installaties benodigd voor de demonstratie en de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten op de resultaten.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Verordening (EU) nr. 2023/1066 van 1 juni 2023 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (PB L 143 van 2.6.2023, blz. 9-19).

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten (PB C 259 van 21.7.2023, blz. 1-125).

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde deel — Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VII — Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgeving — Hoofdstuk 1 — Regels betreffende de mededinging — Eerste afdeling — Regels voor de ondernemingen — Artikel 101 (oud artikel 81 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 88-89).

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1-25).

Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 1/2003 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

Verordening (EEG) nr. 2821/71 van de Raad van 20 december 1971 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (PB L 285 van 29.12.1971, blz. 46-48).

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 09.10.2023

Top