Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen

Het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen

 

SAMENVATTING VAN:

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen

WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING?

In deze gedelegeerde verordening wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de toepassing van het in Verordening (EU) nr. 575/2013, de verordening kapitaalvereisten, ingevoerde algemene beginsel dat kredietinstellingen over voldoende middelen moeten beschikken om tegemoet te komen aan de vraag naar het opnemen van middelen over een periode van dertig dagen.

In deze zogenaamde gedelegeerde verordening inzake de LCR (liquiditeitsdekkingsratio) wordt bepaald welke activa als liquide activa* moeten worden beschouwd. Er wordt in uiteengezet hoe verwachte uitstromen en instromen van kasgeld over een periode van dertig dagen moeten worden berekend.

KERNPUNTEN

Kredietinstellingen moeten een liquiditeitsdekkingsratio van ten minste 100 % handhaven. Dit is gelijk aan de ratio tussen de liquiditeitsbuffer* en de netto liquiditeitsuitstromen* over een periode van dertig dagen.

Een kredietinstelling is aan stress* onderhevig in de volgende situaties (niet-uitputtende lijst):

  • de run-off van een aanzienlijk deel van haar retaildeposito’s;
  • een volledig of gedeeltelijk verlies van de ongedekte wholesale-financieringscapaciteit of van gewaarborgde kortetermijnfinanciering;
  • extra liquiditeitsuitstromen als gevolg van een verlaging van de kredietrating;
  • de invloed van een vergrote marktvolatiliteit op de waarde van de zekerheden;
  • onvoorziene opnemingen ten laste van de liquiditeit en kredietfaciliteiten;
  • een mogelijke verplichting om schulden terug te kopen of niet-contractuele verplichtingen na te komen.

Met betrekking tot liquide activa geldt het volgende:

  • ze moeten een eigendom, recht, aanspraak of belang gehouden door een kredietinstelling zijn, dat binnen dertig dagen in contanten kan worden omgezet;
  • ze mogen niet zijn uitgegeven door de kredietinstelling zelf of door andere organen zoals beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen of financiële holdings;
  • de waarde ervan moet kunnen worden bepaald op basis van gemakkelijk toegankelijke marktprijzen;
  • ze moeten genoteerd zijn op een erkende beurs of kunnen worden verhandeld door middel van een rechtstreekse verkoop of eenvoudige repo-overeenkomst*;

Liquide activa zijn onderverdeeld in verschillende categorieën:

  • niveau 1 (de meest liquide), zoals munten en bankbiljetten of activa die worden gegarandeerd door de Europese Centrale Bank, nationale centrale banken of regionale overheden en lokale autoriteiten;
  • niveau 2A, zoals activa die worden gegarandeerd door regionale overheden, lokale autoriteiten of publiekrechtelijke lichamen in de EU met een risicogewicht van 20 %;
  • niveau 2B, zoals door activa gedekte effecten, bedrijfsschuldpapieren, aandelen, mits zij voldoen aan bepaalde voorwaarden, en bepaalde securitisaties* die aan een reeks strenge voorwaarden moeten voldoen om als activa van niveau 2B te worden aanvaard.

Kredietinstellingen moeten ervoor zorgen dat:

  • de activa waaruit hun liquiditeitsbuffer bestaat, altijd voldoende gediversifieerd en direct toegankelijk zijn, en binnen dertig dagen in contanten kunnen worden omgezet;
  • ten minste 60 % van hun liquiditeitsbuffer uit activa van niveau 1 bestaat, en ten hoogste 15 % uit activa van niveau 2B;
  • ze de activa die niet meer aan de criteria voldoen, binnen dertig dagen niet meer als liquide activa behandelen.

Er worden gedetailleerde regels en berekeningen gebruikt voor het bepalen van de liquiditeitsuitstromen en -instromen en de te volgen procedures.

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1620 van de Commissie zijn bepaalde wijzigingen aangebracht in de wetgeving van 2015 om de praktische toepassing ervan te verbeteren. De belangrijkste zijn:

  • de volledige aansluiting van de berekening van de verwachte liquiditeitsuitstromen en -instromen bij repo-overeenkomsten, omgekeerde retrocessieovereenkomsten* en zekerhedenswaptransacties* bij de internationale liquiditeitsnorm van het Bazels Comité voor bankentoezicht;
  • de specificatie van de behandeling van de reserves van centrale banken die door dochterondernemingen of bijkantoren worden aangehouden;
  • de aanpassing van de ontheffing van de minimale uitgiftewaarde voor bepaalde activa van niet-EU-landen;
  • de verbetering van het afwikkelingsmechanisme* voor de berekening van de liquiditeitsbuffer;
  • de integratie van de nieuwe eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde criteria voor securitisatie.

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1620 van de Commissie is van toepassing sinds 30 april 2020.

VANAF WANNEER IS DE VERORDENING VAN TOEPASSING?

De verordening is sinds 1 oktober 2015 van toepassing.

ACHTERGROND

Zie voor meer informatie:

KERNBEGRIPPEN

Liquide actief: een actief dat snel in contanten kan worden omgezet.
Liquiditeitsbuffer: het totaal aan liquide activa dat een kredietinstelling aanhoudt.
Netto liquiditeitsuitstromen: het bedrag dat overblijft nadat de inkomende van de uitgaande contanten zijn afgetrokken.
Stress: een plotselinge of een ernstige verslechtering van de solvabiliteit of de liquiditeitspositie van een kredietinstelling.
Repo-overeenkomst: ook bekend als „repo”, dit is een kortlopend krediet waarbij de verkoper van een effect overeenkomt dit op een vastgestelde datum tegen een vastgestelde prijs terug te kopen.
Securitisatie: een procedure waarbij verschillende financiële activa of contractuele schulden, zoals autoleningen of hypotheken, worden herverpakt en verkocht aan beleggers.
Omgekeerde retrocessieovereenkomst: ook bekend als „omgekeerde repo”, de aankoop van effecten met de overeenkomst om deze op een bepaalde datum in de toekomst tegen een hogere prijs te verkopen.
Zekerhedenswaptransactie: een krediet van liquide activa in ruil voor minder liquide zekerheden. De kredietnemer betaalt een vergoeding aan de kredietverlener voor de risico’s ervan.
Afwikkelingsmechanisme: het afsluiten van transacties (zoals repo’s of omgekeerde repo’s) die een looptijd van minder dan dertig kalenderdagen hebben.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1-36)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EU) nr. 2015/61 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1620 van de Commissie van 13 juli 2018 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 271 van 30.10.2018, blz. 10-24)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1-1861)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149-178)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34-85)

Zie de geconsolideerde versie.

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1-337)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338-436)

Zie de geconsolideerde versie.

Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1-59)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5-14)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 16.01.2019

Top