This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61959CJ0014
Judgment of the Court of 17 December 1959. # Société des fonderies de Pont-à-Mousson v High Authority of the European Coal and Steel Community. # Case 14-59.
Arrest van het Hof van 17 december 1959.
Société des Fonderies de Pont-à-Mousson tegen Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Zaak 14-59.
Arrest van het Hof van 17 december 1959.
Société des Fonderies de Pont-à-Mousson tegen Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Zaak 14-59.
Engelse bijz. uitgave 1959 00483
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1959:31
ARREST VAN HET HOF VAN 17 DECEMBER 1959. - (SOCIETE DES FONDERIES DE PONT - A - MOUSSON TEGEN HOGE AUTORITEIT). - ZAAK NO. 14/59.
Jurisprudentie
Franse uitgave bladzijde 00445
Nederlandse uitgave bladzijde 00483
Duitse uitgave bladzijde 00467
Italiaanse uitgave bladzijde 00437
Engelse bijz. uitgave bladzijde 00215
Deense bijz. uitgave bladzijde 00153
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00351
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00357
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1 . PROCEDURE - ONTVANKELIJKHEID - BESCHIKKING - BEGRIP
2 . PRODUKTEN - STAAL - BEGRIP "RUWIJZER" (" FONTE BRUTE ")
3 . PRODUKTIE, PRODUKT - BEGRIP
4 . ONDERNEMINGEN - IJZERGIETERIJEN "VAN EERSTE SMELTING"
5 . DISCRIMINATIE - BEGRIP - MOGELIJKHEID EN VERPLICHTING TOT GELIJKE BEHANDELING VAN VERSCHILLENDE BELANGHEBBENDEN - DOOR DE HOGE AUTORITEIT OPGELEGDE LASTEN
6 . DISCRIMINATIE - VERGELIJKBAARHEID VAN POSITIES - VRIJSTELLING IN HET KADER VAN EEN FINANCIELE INSTELLING - GEINTEGREERDE EN ZELFSTANDIGE STAALGIETERIJEN; IJZERGIETERIJEN VAN EERSTE EN TWEEDE SMELTING - BELANG VAN GEBRUIKTE GRONDSTOFFEN EN VAN INSTALLATIES
7 . GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT - BEGRIP GEMEENSCHAPPELIJK BELANG - INBREUK OP DE NORMALE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN
8 . BIJZONDERE LAST - BEGRIP
1 . WANNEER EEN ONDERNEMING ONTKENT, TOT EEN BEPAALDE GELDELIJKE PRESTATIE GEHOUDEN TE ZIJN, EN EEN VERZOEK OM VRIJSTELLING RICHT TOT DE HOGE AUTORITEIT, EN WANNEER DEZE DAN UITDRUKKELIJK VERKLAART DAT DE VERPLICHTING BESTAAT, BEVAT DEZE VERKLARING EEN BESCHIKKING . ( VERDRAG E.G.K.S ., ARTIKELEN 14 EN 33 )
2 . HET WOORD "RUWIJZER" (" FONTE BRUTE ") DUIDT OP HET MATERIAAL ZOALS DIT UIT DE HOOGOVEN KOMT, ONVERSCHILLIG OF HET ZICH AL DAN NIET IN VASTE VORM BEVINDT . ( BIJLAGE BIJ VERDRAG E.G.K.S ., NO . 4.200 )
3 . DE BEGRIPPEN "PRODUKTIE" EN "PRODUKT" BEPERKEN ZICH NIET TOT DE FABRICAGE VAN VOORTBRENGSELEN WELKE BESTEMD ZIJN OM OP DE MARKT TE WORDEN GEBRACHT . ( VERDRAG E.G.K.S ., ARTIKEL 80; BIJLAGE I, SUB 1 )
4 . DE IJZERGIETERIJEN "VAN EERSTE SMELTING" ZIJN ONDERNEMINGEN IN DE ZIN VAN HET VERDRAG, VOOR ZOVER DAARIN VLOEIBAAR RUWIJZER WORDT GEFABRICEERD . ( VERDRAG E.G.K.S ., ARTIKEL 80; BIJLAGE I, NO . 4.200 )
5 . EEN DISCRIMINATIE WAARBIJ VERGELIJKBARE OMSTANDIGHEDEN OP ONGELIJKE WIJZE WORDEN BEHANDELD, VERONDERSTELT DAT ALLE BETROKKENEN OP GELIJKE WIJZE MOETEN EN KUNNEN WORDEN BEHANDELD . DAT DE HOGE AUTORITEIT AAN EEN ONDERNEMING VAN DE GEMEENSCHAP EEN LAST OPLEGT DIE NIET EVENEENS RUST OP ONDERNEMINGEN WELKE NIET ONDER HET VERDRAG VALLEN, IS DERHALVE GEEN DISCRIMINATIE . ( VERDRAG E.G.K.S ., ARTIKEL 4 )
6 . ER IS GEEN SPRAKE VAN DISCRIMINATIE, WANNEER, IN HET KADER VAN EEN FINANCIELE INSTELLING WAARBIJ AAN ONDERNEMINGEN WELKE SCHROOT VERBRUIKEN GELDELIJKE VERPLICHTINGEN WORDEN OPGELEGD, DE HOGE AUTORITEIT DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN VRIJSTELT OM DEZELVE TE BESCHERMEN TEGEN DE CONCURRENTIE DER ZELFSTANDIGE STAALGIETERIJEN, DOCH WEIGERT, DE IJZERGIETERIJEN VAN EERSTE SMELTING EEN SOORTGELIJKE BESCHERMING TE VERLENEN TEGEN DE IJZERGIETERIJEN VAN TWEEDE SMELTING, IMMERS, DE BEIDE EERSTE CATEGORIEEN ONDERNEMINGEN MAKEN VAN DEZELFDE INSTALLATIES EN GRONDSTOFFEN GEBRUIK, HETGEEN MET DE BEIDE LAATSTE CATEGORIEEN NIET HET GEVAL IS, ZODAT DE CONCURRENTIEPOSITIES VAN BEIDE GROEPEN NIET VERGELIJKBAAR ZIJN .
7 . DOOR DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP OP TE DRAGEN, HUN ONDERSCHEIDEN BEVOEGDHEDEN UIT TE OEFENEN "IN HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG", VERBIEDT ARTIKEL 3 VAN HET VERDRAG DE HOGE AUTORITEIT, DE PARTICULIERE BELANGEN DER JUSTITIABELEN TE VERWAARLOZEN EN MET HAAR ACTIE ZO VER TE GAAN, DAT BEDOELDE BELANGEN IN GROTERE MATE IN GEVAAR WORDEN GEBRACHT DAN REDELIJKERWIJS MAG WORDEN GEEIST .
INDIEN DEZE BEGINSELEN IN HET LICHT VAN ARTIKEL 5 WORDEN TOEGEPAST OP DE INVLOED DIE DE BEMOEIING VAN DE HOGE AUTORITEIT OP DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN DER JUSTITIABELEN KAN HEBBEN, BETEKENT DIT, DAT DE HOGE AUTORITEIT DE GRENZEN VAN HAAR BEVOEGDHEID ZOU OVERSCHRIJDEN, INDIEN ZIJ DEZE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN IN GROTERE MATE ZOU AANTASTEN DAN NOODZAKELIJK ZOU BLIJKEN BIJ EEN GRONDIG ONDERZOEK VAN DE BETROKKEN BELANGEN, OF ALTHANS INDIEN ZIJ DEZE VERHOUDINGEN IN BELANGRIJKE MATE ZOU AANTASTEN . DOCH ANDERZIJDS ZOU DE STELLING, DAT DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN VAN EEN ONDERNEMING TEN GEVOLGE VAN DE BEMOEIING VAN DE HOGE AUTORITEIT GEEN ENKELE WIJZIGING MOGEN ONDERGAAN, EEN BUITENSPORIGE EIS INHOUDEN . ( VERDRAG E.G.K.S ., ARTIKELEN 3 EN 5 ) ( 1 )
8 . EEN LAST WELKE DE HOGE AUTORITEIT IN BEGINSEL AAN ALLE SCHROOTVERBRUIKENDE ONDERNEMINGEN VAN DE GEMEENSCHAP OPLEGT, IS NIET EEN "BIJZONDERE LAST ". ( VERDRAG E.G.K.S ., ARTIKEL 4 )
( 1 ) VGL . SAMENVATTING VAN HET ARREST 15-57, NO . 5 ( JURISPRUDENTIE, DEEL IV, BLZ . 167 ).
IN DE ZAAK :
SOCIETE DES FONDERIES DE PONT-A-MOUSSON,
NAAMLOZE VENNOOTSCHAP NAAR FRANS RECHT, GEVESTIGD TE PONT-A-MOUSSON ( MEURTHE-ET-MOSELLE ),
TE DEZER ZAKE DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TEN KANTORE VAN MR . A . BONN, COTE D'EICH 22, LUXEMBURG,
VERZOEKSTER,
VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR PRESIDENT-DIRECTEUR
ANDRE GRANDPIERRE,
BIJGESTAAN DOOR MR . M . ALLEHAUT,
ADVOCAAT BIJ DE "COUR D'APPEL" TE PARIJS,
TEGEN
HOGE AUTORITEIT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL,
TE DEZER ZAKE DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE PLACE DE METZ 2, LUXEMBURG,
VERWEERSTER,
VERTEGENWOORDIGD DOOR MR . E . REUTER,
JURIDISCH ADVISEUR BIJ DE HOGE AUTORITEIT,
ALS GEMACHTIGDE,
BIJGESTAAN DOOR MR . T . BIEVER,
ADVOCAAT TE LUXEMBURG,
BETREFFENDE HET BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN DE BRIEF VAN DE HOGE AUTORITEIT AAN VERZOEKSTER VAN 24 JANUARI 1959,
TEN AANZIEN VAN DE ONTVANKELIJKHEID
OVERWEGENDE DAT VERWEERSTER BETWIJFELT, OF DE BESTREDEN BRIEF EEN BESCHIKKING IS; DAT ZIJ IN HET BIJZONDER OPMERKT "DAT HET HIER NIET EEN EXECUTORIALE BESCHIKKING BETREFT, WELKE HET NORMALE GEVOLG IS VAN EEN WEIGERING TOT NAKOMING VAN EEN GELDELIJKE VERPLICHTING"; DAT ZIJ ECHTER VERKLAART, ZICH OP DIT PUNT TE REFEREREN AAN HET OORDEEL VAN HET HOF ;
- DAT ER NAAR DE MENING VAN VERZOEKSTER GEEN TWIJFEL AAN KAN BESTAAN, DAT DE BESTREDEN BRIEF EEN BESCHIKKING IS, DAAR DAARIN VOOR VERZOEKSTER DE VERPLICHTING IS NEERGELEGD, ZEKERE GELDSOMMEN TE BETALEN DIE ZIJ MEENT NIET VERSCHULDIGD TE ZIJN;
OVERWEGENDE DAT DE BESTREDEN BRIEF HET ANTWOORD VORMT OP EEN BRIEF VAN VERZOEKSTER VAN 19 APRIL 1957 AAN DE HOGE AUTORITEIT, WAARIN VERZOEKSTER HET VERZOEK HAD GEDAAN TE WORDEN VRIJGESTELD VAN DE VEREVENINGSHEFFING VOOR SCHROOT VOOR HET VLOEIBARE RUWIJZER, DAT IN HAAR HOOGOVENS WORDT GEFABRICEERD EN ONMIDDELLIJK IN DE VORM VAN RUWIJZERGIETWERK WORDT GEGOTEN;
- DAT DE BELANGRIJKSTE PASSAGE VAN DE BESTREDEN BRIEF IS VERVAT IN DE VOLGENDE ZIN :
"DIENTENGEVOLGE IS HET DE HOGE AUTORITEIT NIET MOGELIJK GUNSTIG TE BESCHIKKEN OP UW VERZOEK TOT VRIJSTELLING VAN DE VEREVENINGSHEFFING VOOR SCHROOT";
- DAT, ZOALS UIT DE BOVEN AANGEHAALDE BRIEFWISSELING VOLGT, VERWEERSTER DOOR MIDDEL VAN DEZE VERKLARING DE VRAAG HEEFT BESLIST, OF VERZOEKSTER IN BEGINSEL GEHOUDEN IS DE HEFFING TE VOLDOEN, EN ZO JA, OF AAN HAAR EEN VRIJSTELLING KAN OF MOET WORDEN VERLEEND;
- DAT VERWEERSTER ALDUS EEN RECHTSKWESTIE HEEFT WILLEN OPLOSSEN; DAT ZIJ DUIDELIJK HEEFT VERKLAARD, DAT OP VERZOEKSTER EEN VERPLICHTING RUSTTE, WELKE DEZE LAATSTE HAD ONTKEND;
OVERWEGENDE VOORTS, DAT DE UNIE VAN SCHROOTVERBRUIKERS IN HAAR BRIEF AAN VERZOEKSTER VAN 12 FEBRUARI 1959 NAAR DE BESTREDEN BRIEF HEEFT VERWEZEN EN VERZOEKSTER HEEFT MEDEGEDEELD, DAT ZIJ DOOR DE HOGE AUTORITEIT WAS BELAST MET DE INNING VAN DE ACHTERSTALLIGE BIJDRAGEN;
- DAT DIT FEIT DE STELLING VAN VERZOEKSTER, DAT DE BESTREDEN BRIEF IS GEVOLGD DOOR EEN "BEGIN VAN TENUITVOERLEGGING", BEVESTIGT EN AANTOONT, DAT DE HOGE AUTORITEIT ZELF DEZE BRIEF ALS EEN BESCHIKKING BESCHOUWT;
OVERWEGENDE DAT OM DEZE REDENEN DE BESTREDEN BRIEF EEN BESCHIKKING IS IN DE ZIN VAN ARTIKEL 33 VAN HET VERDRAG;
- DAT DEZE BESCHIKKING VAN INDIVIDUELE AARD IS EN BETREKKING HEEFT OP VERZOEKSTER;
- DAT HET BEROEP DERHALVE ONTVANKELIJK IS;
TEN PRINCIPALE
EERSTE MIDDEL : SCHENDING VAN DE ARTIKELEN 53, 80 EN 81, ALSMEDE VAN DE BIJLAGEN I EN II VAN HET VERDRAG E.G.K.S .
OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER IN DE EERSTE PLAATS STELT, DAT HET SCHROOT DAT IN HAAR FABRIEKEN TE PONT-A-MOUSSON WORDT VERWERKT BIJ DE FABRICAGE VAN VLOEIBAAR RUWIJZER BESTEMD VOOR DE PRODUKTIE VAN GIETWERK VAN EERSTE SMELTING, MOET WORDEN VRIJGESTELD VAN DE VEREVENING, OMDAT VERZOEKSTER, VOOR ZOVER ZIJ DERGELIJK RUWIJZER FABRICEERT, NIET EEN ONDERNEMING IN DE ZIN VAN DE ARTIKELEN 80 EN 81 VAN HET VERDRAG E.G.K.S . ZOU ZIJN;
OVERWEGENDE DAT HET JUIST IS, DAT VOLGENS VORENGENOEMDE BEPALINGEN ALLEEN ONDERNEMINGEN WELKE ZICH BEZIGHOUDEN MET DE PRODUKTIE VAN KOLEN EN STAAL, AAN DE REGELS VAN HET VERDRAG ZIJN ONDERWORPEN; DAT VOLGENS HET EERSTE LID VAN BIJLAGE I ALLEEN DE IN DEZE BIJLAGE GENOEMDE PRODUKTEN VALLEN ONDER DE BENAMINGEN "KOLEN" EN "STAAL";
- DAT HIERUIT VOLGT, DAT EEN ONDERNEMING ALLEEN KAN WORDEN ONDERWORPEN AAN DE FINANCIELE INSTELLINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 53 VAN HET VERDRAG, VOOR ZOVER ZIJ ZICH MET EEN DERGELIJKE PRODUKTIE BEZIGHOUDT;
- DAT TROUWENS DE ALGEMENE BESCHIKKINGEN WAARBIJ DERGELIJKE INSTELLINGEN IN HET LEVEN ZIJN GEROEPEN, EVENEENS OP DEZE WIJZE MOETEN WORDEN VERSTAAN, DAAR DEZE BESCHIKKINGEN, OM AAN TE GEVEN VOOR WIE ZIJ BESTEMD ZIJN, ZONDER MEER VERWIJZEN NAAR HET BEGRIP ONDERNEMING, ZOALS DIT VOORTVLOEIT UIT ARTIKEL 80 VAN HET VERDRAG ( VGL . BIJVOORBEELD ARTIKEL 2 VAN BESCHIKKING 2-57 VAN 26 JANUARI 1957, PUBLIKATIEBLAD VAN DE GEMEENSCHAP VAN 28 JANUARI 1957, BLZ . 62/57 );
OVERWEGENDE DAT UIT DE NOOT BIJ NO . 4.500 VAN BOVENGENOEMDE BIJLAGE VOLGT, DAT HET EINDPRODUKT HETWELK VERZOEKSTER IN HAAR FABRIEKEN TE PONT-A-MOUSSON FABRICEERT - HET RUWIJZERGIETWERK - BUITEN DE RECHTSMACHT VAN HET VERDRAG VALT, HETGEEN TROUWENS DOOR VERWEERSTER NIET WORDT BESTREDEN;
- DAT HET PROBLEEM ZICH DUS BEPERKT TOT DE VRAAG, OF VERZOEKSTER NIETTEMIN EEN ONDERNEMING IS IN DE ZIN VAN ARTIKEL 80 VAN HET VERDRAG, OP GROND VAN HET FEIT DAT ZIJ VOOR DE PRODUKTIE VAN DIT GIETWERK VLOEIBAAR RUWIJZER GEBRUIKT, DAT ZIJ ZELF IN HAAR HOOGOVENS PRODUCEERT;
A ) OVERWEGENDE DAT TE DEZER ZAKE IN DE EERSTE PLAATS MOET WORDEN ONDERZOCHT, OF HET ONDERHAVIGE RUWIJZER EEN PRODUKT IS, DAT VALT ONDER HET BEGRIP "GIETERIJ-IJZER EN ANDERE RUWIJZERSOORTEN", VERMELD SUB NO . 4.200 VAN BIJLAGE I;
- DAT VERZOEKSTER DEZE VRAAG ONTKENNEND BEANTWOORDT MET DE STELLING, DAT MET "RUWIJZER" ( FONTE BRUTE ) UITSLUITEND VAST RUWIJZER WORDT AANGEDUID; DAT VERWEERSTER ZICH TEGEN DEZE STELLING VERZET;
OVERWEGENDE DAT VASTSTAAT, DAT DE TERM "RUW" ZOWEL VOLGENS DE GEBRUIKELIJKE BETEKENIS ALS VOLGENS DE TERMINOLOGIE VAN DE IJZER - EN STAALINDUSTRIE STREKT TOT AANDUIDING VAN HET MATERIAAL DAT ZICH NOG IN DE OORSPRONKELIJKE TOESTAND BEVINDT, DAT MET ANDERE WOORDEN NOG GEEN BEWERKING HEEFT ONDERGAAN;
- DAT, OOK AL IS HET JUIST, DAT DE VERVAARDIGING VAN RUWIJZER IN DE HOOGOVEN, IN HET BIJZONDER VANAF DE TOEVOEGING VAN IJZERERTS EN COKES, EEN EERSTE BEWERKING VAN DEZE GRONDSTOFFEN MET ZICH BRENGT, HET NIET MINDER WAAR IS, DAT AAN HET EINDE VAN DIT PROCES VOOR DE EERSTE MAAL HET MATERIAAL ONTSTAAT, DAT GEWOONLIJK MET DE NAAM "RUWIJZER" WORDT AANGEDUID; DAT HET RUWIJZER IN DE TOESTAND WAARIN HET DE HOOGOVEN VERLAAT EN VOOR ZOVER HET GEEN LATERE BEWERKING HEEFT ONDERGAAN DAN HET ENKELE STOLLINGSPROCES, DERHALVE NOODZAKELIJKERWIJS "RUW" IS;
- DAT DIT HIERDOOR WORDT BEVESTIGD, DAT IN HET TECHNISCHE SPRAAKGEBRUIK "RUWIJZER" MET NAME WORDT GESTELD TEGENOVER "GIETIJZER", DAT WIL ZEGGEN HET MATERIAAL WAARUIT DE MET DE NAAM "RUWIJZERGIETWERK" AANGEDUIDE PRODUKTEN BESTAAN;
OVERWEGENDE DAT UIT AL HET VOORGAANDE VOLGT, DAT HET WOORD "RUW" EEN GEHEEL ANDERE ONDERSCHEIDING AANGEEFT DAN DIE WELKE KAN WORDEN GEMAAKT TUSSEN VLOEIBAAR MATERIAAL EN VAST MATERIAAL; DAT DEZE TERM OP HET GEBIED VAN RUWIJZER HET MATERIAAL AANGEEFT ZOALS DIT UIT DE HOOGOVEN KOMT, ONVERSCHILLIG OF HET ZICH IN VASTE VORM BEVINDT;
- DAT DERHALVE DE STELLING VAN VERZOEKSTER, DAT HET VLOEIBARE RUWIJZER DAT ZIJ IN HAAR HOOGOVENS FABRICEERT, NIET VALT ONDER "GIETERIJ-IJZER EN ANDERE RUWIJZERSOORTEN", MOET WORDEN VERWORPEN;
B ) OVERWEGENDE EVENWEL DAT NOG MOET WORDEN UITGEMAAKT, OF VERZOEKSTER ZICH MET BETREKKING TOT HET ONDERHAVIGE RUWIJZER BEZIGHOUDT MET DE PRODUKTIE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 80 VAN HET VERDRAG E.G.K.S ., MET ANDERE WOORDEN OF DIT RUWIJZER EEN "PRODUKT" IS IN DE ZIN VAN HET EERSTE LID VAN BIJLAGE I;
- DAT DEZE VRAAG DIENT TE WORDEN ONDERZOCHT, DAAR DIT RUWIJZER ALS ZODANIG GEWOONLIJK SLECHTS EEN ZEER KORTSTONDIG BESTAAN HEEFT TIJDENS HET BEWERKINGSPROCES VAN HET RUWIJZERGIETWERK, HET EINDPRODUKT WAAROP HET PRODUKTIEPLAN VAN VERZOEKSTER IS GERICHT, DAT ZELF NIET ONDER DE GEMEENSCHAP VALT;
OVERWEGENDE DAT, INDIEN DE UITDRUKKING "PRODUKTIE" LETTERLIJK WORDT OPGEVAT, HET DUIDELIJK IS, DAT HET ONDERHAVIGE RUWIJZER DOOR VERZOEKSTER WORDT "GEPRODUCEERD";
- DAT HET DUS UITSLUITEND GAAT OM DE VRAAG OF DE OPSTELLERS VAN HET VERDRAG HET BEGRIP "PRODUKTIE" IN JURIDISCHE ZIN EEN BEPERKTER BETEKENIS HEBBEN WILLEN TOEKENNEN;
1 . OVERWEGENDE DAT EEN DERGELIJKE BEPERKING IN DE EERSTE PLAATS ZOU KUNNEN VOORTVLOEIEN UIT DE STELLING, DAT VOLGENS HET STELSEL VAN HET VERDRAG ALLEEN DE FABRICAGE VAN PRODUKTEN WELKE BESTEMD ZIJN OM OP DE MARKT TE WORDEN GEBRACHT, DE "PRODUKTIE" VORMT, WAAROP HET VERDRAG, EN IN HET BIJZONDER ARTIKEL 80, DOELT;
- DAT DEZE STELLING BIJ EERSTE AANBLIK STEUN SCHIJNT TE VINDEN IN HET EERSTE ARTIKEL VAN HET VERDRAG, VOLGENS HETWELK DE GEMEENSCHAP IS "GEBASEERD OP EEN GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT"; DAT IMMERS DEZE BEPALING SCHIJNT TE NOPEN TOT DE CONCLUSIE, DAT, WAT BETREFT DE OMVANG VAN DE RECHTSMACHT VAN DE GEMEENSCHAP, HET VERDRAG ALLEEN VAN TOEPASSING IS OP PRODUKTEN WELKE ALS ZODANIG OP DE MARKT KUNNEN WORDEN GEBRACHT;
OVERWEGENDE ECHTER DAT REEDS UIT HET SYSTEEM VAN BIJLAGE I VOLGT, DAT BOVENGENOEMDE STELLING IN STRIJD ZOU ZIJN MET HET VERDRAG;
- DAT DEZE BIJLAGE IMMERS EEN AANZIENLIJK AANTAL PRODUKTEN OPSOMT - ZOALS BIJVOORBEELD "RUWIJZER VOOR DE VERVAARDIGING VAN STAAL", "VLOEIBAAR STAAL AL DAN NIET GEGOTEN TOT BLOKKEN", "WARMGEWALSTE WALSERIJPRODUKTEN VAN STAAL" - WELKE, ZOALS BEKEND, ZEER DIKWIJLS EN ZELFS GEWOONLIJK WORDEN GEFABRICEERD OFWEL VERANDERD IN UIT TECHNISCH OF ECONOMISCH OOGPUNT VERSCHILLENDE PRODUKTEN IN FABRIEKEN OF BEDRIJVEN WELKE GESCHEIDEN ZIJN, DOCH DEZELFDE FIRMANAAM DRAGEN, WAARDOOR DEZE PRODUKTEN NIET OP DE MARKT WORDEN GEBRACHT;
- DAT DE ONDERHAVIGE STELLING DERHALVE TOT GEVOLG ZOU HEBBEN, DAT EEN AANZIENLIJK OF ZELFS OVERWEGEND GEDEELTE VAN DE PRODUKTIE VAN DE IN BIJLAGE I GENOEMDE ARTIKELEN VAN DE RECHTSMACHT VAN HET VERDRAG ZOU WORDEN UITGESLOTEN, HETGEEN UITERAARD IN STRIJD ZOU ZIJN MET DE BEDOELINGEN VAN DE OPSTELLERS VAN HET VERDRAG;
OVERWEGENDE BOVENDIEN, DAT VOLGENS DEZE STELLING HET ANTWOORD OP DE VRAAG, OF EEN PRODUKT AL DAN NIET ONDER DE GEMEENSCHAP VALT, AFHANKELIJK ZOU ZIJN VAN DE RECHTSTRUCTUUR VAN DE BETROKKEN ONDERNEMING; DAT DAARDOOR IN HET BIJZONDER DE PRODUKTIE VAN DE GROTE GEINTEGREERDE FABRIEKEN VAN DE RECHTSMACHT VAN DE E.G.K.S . ZOU ZIJN UITGESLOTEN, HETGEEN ZOWEL MET DE LETTER ( VERGELIJK BIJVOORBEELD DE EERSTE ALINEA VAN DE NOOT BIJ NO . 4.300 VAN BIJLAGE I ), ALS MET DE GEEST EN HET DOEL VAN HET VERDRAG IN STRIJD ZOU ZIJN;
2 . OVERWEGENDE ECHTER DAT DE VRAAG MOET WORDEN GESTELD, OF HET BEGRIP "PRODUKTIE" VAN ARTIKEL 80 DE FABRICAGE VAN HET ONDERHAVIGE RUWIJZER NIET OM EEN ANDERE REDEN UITSLUIT, NAMELIJK OMDAT DAT RUWIJZER NIET WORDT OVERGEDRAGEN AAN FABRIEKEN WELKE LOS STAAN VAN DIE WAAR HET IS GEFABRICEERD, MAAR WORDT GEPRODUCEERD EN BEWERKT IN BEDRIJVEN WELKE ONDERLING EEN GEINTEGREERD TECHNISCH GEHEEL VORMEN;
OVERWEGENDE DAT TE DEZER ZAKE KAN WORDEN TOEGEGEVEN, DAT DE ECONOMISCHE EN TECHNISCHE BAND TUSSEN DE HOOGOVENS VAN VERZOEKSTER ENERZIJDS EN HAAR GIETERIJEN ANDERZIJDS ZEER NAUW IS, IN HET BIJZONDER OMDAT HET VLOEIBARE RUWIJZER WORDT GEFABRICEERD MET HET OOG OP DE BIJZONDERE VEREISTEN VAN DE GIETERIJ;
- DAT EVENEENS AAN VERZOEKSTER KAN WORDEN TOEGEGEVEN, DAT DE SAMENVOEGING VAN DEZE VERSCHILLENDE SOORTEN VAN BEDRIJVEN NIET HET GEVOLG IS VAN EEN MIN OF MEER TOEVALLIGE EN TIJDELIJKE CONCENTRATIE, WELKE OP ELK MOMENT UITEEN KAN VALLEN, DOCH DAT ZIJ BEANTWOORDT AAN EEN STRUCTUUR DIE VAN HET BEGIN AF AAN DE FABRIEKEN VAN PONT-A-MOUSSON HEEFT GEKENMERKT;
OVERWEGENDE ECHTER DAT DEZE OVERWEGINGEN OP ZICHZELF NIET VOLDOENDE ZIJN OM DE ONDERHAVIGE VRAAG TE BEANTWOORDEN;
- DAT IN DIT VERBAND ER IN DE EERSTE PLAATS AANDACHT AAN MOET WORDEN GESCHONKEN, DAT DE OPSTELLERS VAN BIJLAGE I DE GROEP "GIETERIJ-IJZER EN ANDERE RUWIJZERSOORTEN" IN DE LIJST VAN ONDER DE E.G.K.S . VALLENDE PRODUKTEN HEBBEN OPGENOMEN, ZONDER DE GIETERIJEN VAN EERSTE SMELTING VAN DE RECHTSMACHT VAN HET VERDRAG UIT TE SLUITEN, ZULKS TERWIJL ANDERE INDUSTRIEEN VOORWERP ZIJN GEWEEST VAN EEN UITDRUKKELIJKE UITZONDERINGSBEPALING;
- DAT HET DAAROM LIJKT VAST TE STAAN, DAT DE OPSTELLERS VAN HET VERDRAG DE GIETERIJEN VAN EERSTE SMELTING AAN HET VERDRAG WENSTEN TE ONDERWERPEN, VOOR ZOVER DAARIN VLOEIBAAR RUWIJZER WORDT GEFABRICEERD, HETWELK, ZOALS BOVEN IS VASTGESTELD, BEHOORT TOT DE CATEGORIE RUWIJZER BEDOELD IN NO . 4.200 VAN BIJLAGE I;
OVERWEGENDE DAT EEN DERGELIJKE GEDACHTENGANG, WELKE TOT GEVOLG HEEFT DAT EEN HALFFABRIKAAT DAT IN ZEKERE ZIN SLECHTS EEN TIJDELIJK BESTAAN HEEFT, AAN HET GEMEENSCHAPSRECHT IS ONDERWORPEN, GEENSZINS IN STRIJD IS TE ACHTEN MET DE STREKKING EN DE GRONDBEGINSELEN VAN HET VERDRAG;
- DAT IMMERS NIET UIT HET OOG MOET WORDEN VERLOREN, DAT, OOK AL HEBBEN DE OPSTELLERS VAN HET VERDRAG VOOR DE OMSCHRIJVING VAN DE ONDERNEMINGEN WELKE AAN HET VERDRAG ZIJN ONDERWORPEN, HUN TOEVLUCHT GENOMEN TOT HET CRITERIUM PRODUKTIE, ZIJ ZICH DAAROM ER NIET MINDER BEWUST VAN WAREN, DAT VELE PRODUCENTEN VAN EEN BEPAALD PRODUKT VAN DE GEMEENSCHAP TEGELIJK OPTREDEN ALS VERBRUIKERS VAN EEN ANDER PRODUKT, ZOALS BIJVOORBEELD DE STAALPRODUCENTEN TERZELFDER TIJD KOLENVERBRUIKERS ZIJN;
- DAT DEZE DUBBELE ROL VAN SOMMIGE PRODUCENTEN HET MOGELIJK MAAKTE, DAT ZIJ EVENEENS KONDEN WORDEN ONDERWORPEN AAN DE REGELS WELKE BETREKKING HEBBEN OP HUN FUNCTIE ALS VERBRUIKERS, EN DAT ALDUS IN ZEKERE ZIN DE ONVOLKOMENHEDEN VAN DE GEDEELTELIJKE INTEGRATIE WERDEN TEGENGEGAAN;
OVERWEGENDE TEN SLOTTE DAT NIET FEITELIJK VASTSTAAT, DAT HET IN DE HOOGOVENS VAN VERZOEKSTER GEPRODUCEERDE VLOEIBARE RUWIJZER IN GEEN GEVAL ZOU KUNNEN WORDEN GEBRUIKT VOOR ANDERE DOELEINDEN DAN DE ONMIDDELLIJKE OMZETTING IN IJZERGIETWERK; DAT HET OOK MOGELIJK IS HET TE LATEN STOLLEN EN HET IN DE VORM VAN GIETELINGEN OF BRODEN OP DE MARKT TE BRENGEN EN ZELFS HET IN VLOEIBARE TOESTAND TE VERKOPEN; DAT ZELFS VERZOEKSTER DATGENE WAT ZIJ OVERHOUDT BIJ DE PRODUKTIE VAN VLOEIBAAR RUWIJZER, VERWERKT IN HAAR EIGEN GIETERIJ VAN TWEEDE SMELTING, EN DAT VERZOEKSTER ERKENT, DAT ZIJ VOOR DIT GEDEELTE VAN HAAR PRODUKTIE DE VEREVENINGSBIJDRAGE MOET BETALEN; DAT HET DERHALVE MOGELIJK IS HET VLOEIBARE RUWIJZER ALS EEN ZELFSTANDIG PRODUKT TE BESCHOUWEN, ZONDER DAT DAARDOOR BINNEN DE PRODUKTIECYCLUS, DIE OP ZICHZELF EEN EENHEID IS, EEN WILLEKEURIGE EN ZUIVER THEORETISCHE SCHEIDING WORDT AANGEBRACHT;
OVERWEGENDE DAT OM AL DEZE REDENEN KAN WORDEN VASTGESTELD, DAT VERZOEKSTER ALS PRODUCENT VAN RUWIJZER EEN ONDERNEMING IS, DIE ZICH BEZIGHOUDT MET DE PRODUKTIE VAN STAAL OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN DE ARTIKELEN 80 EN 81, ALSMEDE VAN BIJLAGE I VAN HET VERDRAG; DAT DE HOGE AUTORITEIT DERHALVE BEVOEGD WAS HAAR TE ONDERWERPEN AAN EEN FINANCIELE INSTELLING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 53, WAARTOE HET ONDERHAVIGE VEREVENINGSSTELSEL BEHOORT;
- DAT HET EERSTE MIDDEL VAN VERZOEKSTER DERHALVE NIET GEGROND IS;
TWEEDE MIDDEL : SCHENDING VAN DE ARTIKELEN 2, 3, 4, 5 VAN HET VERDRAG, ALSMEDE VAN DE ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN VAN DE GEMEENSCHAP
OVERWEGENDE DAT DE GESTELDE DISCRIMINATIE, EVENALS DE ANDERE DOOR VERZOEKSTER OPGEWORPEN GRIEVEN NIET VOORTVLOEIEN UIT EEN INDIVIDUELE BESCHIKKING VAN DE HOGE AUTORITEIT, DOCH HET GEVOLG ZIJN VAN BESCHIKKING 2-57, WELKE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 53 VAN HET VERDRAG IS GEGEVEN MET INSTEMMING VAN DE RAAD BIJ EENSTEMMIGHEID BEPAALD;
OVERWEGENDE DAT DAAROM MOET WORDEN ONDERZOCHT, OF DE HOGE AUTORITEIT, ZONDER BEDOELDE BESCHIKKING TE SCHENDEN EN ZONDER DE GRENZEN VAN HAAR EIGEN BEVOEGDHEID TE OVERSCHRIJDEN, DE DOOR VERZOEKSTER GEVRAAGDE VRIJSTELLING KON VERLENEN, ZULKS TERWIJL BESCHIKKING 2-57 ALLEEN VOOR DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN, NIET VOOR DE IJZERGIETERIJEN VAN HET EERSTE SMELTPROCES, EEN UITZONDERING HEEFT GEMAAKT;
OVERWEGENDE DAT DEZE VRAAG BETREKKING HEEFT OP DE VERSCHILLEN TUSSEN STREKKING EN GEVOLGEN VAN ALGEMENE BESCHIKKINGEN ENERZIJDS EN LATERE INDIVIDUELE UITVOERINGSBESCHIKKINGEN ANDERZIJDS, ALSMEDE OP DE AFBAKENING VAN DE BEVOEGDHEDEN WELKE ZIJN TOEGEKEND AAN DE HOGE AUTORITEIT ALLEEN EN AAN DE HOGE AUTORITEIT EN DE RAAD GEZAMENLIJK; DAT DEZE VRAAG NIET DOOR VERWEERSTER IS OPGEWORPEN, DOCH AMBTSHALVE MOET WORDEN ONDERZOCHT;
OVERWEGENDE BIJGEVOLG, DAT VERZOEKSTER DE TE HAREN OPZICHTE DOOR DE HOGE AUTORITEIT GEGEVEN INDIVIDUELE BESCHIKKING ALLEEN HAD KUNNEN BESTRIJDEN MET HET TWEEDE MIDDEL, INDIEN ZIJ DE EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID TEGEN BESCHIKKING 2-57 HAD OPGEWORPEN;
OVERWEGENDE IMMERS, DAT VERZOEKSTER NIET TEGEN DE INDIVIDUELE BESCHIKKING, DOCH TEN HOOGSTE TEGEN DE ALGEMENE BESCHIKKING 2-57 KON AANVOEREN, DAT ZIJ IN HAAR RECHTEN IS GESCHAAD DOOR HET SCHEPPEN VAN EEN ZOGENAAMDE DISCRIMINATIE TEN OPZICHTE VAN DE CONCURRERENDE INDUSTRIEEN, IN HET BIJZONDER DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN, ALSMEDE DOOR HET OPLEGGEN VAN EEN LAST TE HAREN NADELE;
OVERWEGENDE DAT VERWEERSTER NIET UITDRUKKELIJK DE EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID TEGEN BESCHIKKING 2-57 HEEFT OPGEWORPEN EN DAT BEZWAARLIJK KAN WORDEN AANGENOMEN, DAT EEN DERGELIJKE GRIEF IMPLICIET IS VOORGEDRAGEN;
OVERWEGENDE EVENWEL, DAT HET NIET DOELMATIG IS TE ACHTEN, TWIJFEL TE LATEN BESTAAN OMTRENT DE WETTIGHEID VAN BESCHIKKING 2-57, VOOR ZOVER ALTHANS DE OPLOSSING VAN DEZE VRAAG HET ONDERHAVIGE GEDING RAAKT;
- DAT HET HOF HET OM DEZE REDENEN IN ELK GEVAL NOODZAKELIJK ACHT, DE GEGRONDHEID VAN HET TWEEDE MIDDEL TE ONDERZOEKEN;
OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER AAN VERWEERSTER VERWIJT, DAT ZIJ DE ARTIKELEN 2, 3 ( IN HET BIJZONDER SUB B ), 4 EN 5 VAN HET VERDRAG, ALSMEDE DE ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN VAN DE GEMEENSCHAP HEEFT GESCHONDEN, MEER IN HET BIJZONDER DAT ZIJ EEN DISCRIMINATIE EN EEN BIJZONDERE LAST IN HET LEVEN HEEFT GEROEPEN EN DAT ZIJ DE CONCURRENTIEPOSITIE VAN VERZOEKSTER OP ABNORMALE EN ONWETTIGE WIJZE HEEFT BENADEELD, DIT ALLES DOORDAT ZIJ VERZOEKSTER NIET VAN DE VEREVENING HEEFT VRIJGESTELD, TERWIJL HAAR CONCURRENTEN ER WEL VAN ZIJN ONTHEVEN;
OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER STELT, DAT ZIJ MOET CONCURREREN MET DE IJZERGIETERIJEN VAN TWEEDE SMELTING, DE FABRIKANTEN VAN BUIZEN VAN ASBESTCEMENT, BETON EN PLASTIC, DE STAALGIETERIJEN ( GEINTEGREERD OF AUTONOOM ), VOOR ZOVER DEZE STAALGIETWERK PRODUCEREN, EN TEN SLOTTE MET DE GIETERIJEN IN DERDE LANDEN; DAT VERWEERSTER DIT ERKENT, BEHALVE WAT BETREFT DE CONCURRENTIE VAN DE STAALGIETERIJEN, WELKE ZIJ ONTKENT;
- DAT VASTSTAAT, DAT DEZE BEWEERDE CONCURRENTEN GEEN VAN ALLE DE VEREVENING BEHOEVEN TE BETALEN, DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN NIET, OMDAT ZIJ KRACHTENS ARTIKEL 10, SUB D, VAN BESCHIKKING 2-57 ZIJN VRIJGESTELD, DE ANDERE ONDERNEMINGEN NIET, OMDAT ZIJ BUITEN DE RECHTSMACHT VAN DE GEMEENSCHAP VALLEN;
1 . MET BETREKKING TOT DE GRIEVEN DISCRIMINATIE EN INBREUK OP HET RECHT VAN ALLE VERBRUIKERS OP GELIJKE TOEGANG TOT DE PRODUKTIEBRONNEN
OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER ER VERWEERSTER EEN VERWIJT VAN MAAKT, DAT ZIJ EEN DOOR HET VERDRAG VERBODEN DISCRIMINATIE HEEFT GESCHAPEN EN TE KORT IS GESCHOTEN IN DE VERPLICHTING VOORZIEN IN ARTIKEL 3, SUB B ), VAN HET VERDRAG, NAMELIJK OM "AAN ALLEN DIE IN HET GEMEENSCHAPPELIJK MARKTGEBIED ALS VERBRUIKER OPTREDEN EN IN VERGELIJKBARE OMSTANDIGHEDEN VERKEREN, OP VOET VAN GELIJKHEID DE TOEGANG TOT DE PRODUKTIEBRONNEN ( TE ) WAARBORGEN";
- DAT DEZE BEIDE GRIEVEN - WAARVAN DE TWEEDE EVENEENS DOELT OP EEN DISCRIMINATIE IN DE RUIME ZIN VAN HET WOORD - DEZELFDE STREKKING HEBBEN, DAAR VERZOEKSTER VERWEERSTER VERWIJT, DAT ZIJ HAAR NIET IN DEZELFDE OMSTANDIGHEDEN HEEFT GEPLAATST ALS HAAR CONCURRENTEN, DIE NIET DE VEREVENING BEHOEVEN TE BETALEN, EN DAT DAARDOOR DE KOSTEN VAN HET SCHROOT VOOR HAAR HOGER ZIJN DAN VOOR HAAR CONCURRENTEN;
OVERWEGENDE DAT EEN DISCRIMINATIE WAARBIJ VERGELIJKBARE OMSTANDIGHEDEN OP ONGELIJKE WIJZE WORDEN BEHANDELD, VERONDERSTELT, DAT ALLE BETROKKENEN OP GELIJKE WIJZE KUNNEN EN MOETEN WORDEN BEHANDELD, DAT IN CASU DE HOGE AUTORITEIT DE DOOR VERZOEKSTER GESTELDE DISCRIMINATIE ALLEEN HEEFT KUNNEN BEGAAN, INDIEN WORDT AANGENOMEN DAT ZIJ BEVOEGD EN VERPLICHT WAS, HETZIJ DE CONCURRENTEN VAN VERZOEKSTER AAN DE VEREVENING TE ONDERWERPEN, HETZIJ VERZOEKSTER DAARVAN VRIJ TE STELLEN;
OVERWEGENDE DAT DE EERSTE VAN DEZE VERONDERSTELLINGEN TERSTOND MOET WORDEN UITGESLOTEN VOOR DE GIETERIJEN VAN TWEEDE SMELTING, DE AUTONOME STAALGIETERIJEN, DE FABRIKANTEN VAN BUIZEN VAN ASBESTCEMENT, BETON EN PLASTIC EN DE GIETERIJEN IN DERDE LANDEN;
- DAT IMMERS DEZE ONDERNEMINGEN NIET ONDER DE RECHTSMACHT VAN HET VERDRAG VALLEN, ZODAT DE HOGE AUTORITEIT HAAR GEEN AANSLAG KAN OPLEGGEN;
- DAT DERHALVE DE EERSTE VERONDERSTELLING ALLEEN KAN WORDEN ONDERZOCHT VOOR WAT BETREFT DE VRAAG, OF DE HOGE AUTORITEIT OOK DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN AAN DE VEREVENING HAD BEHOREN TE ONDERWERPEN;
OVERWEGENDE DAT UIT HET BETOOG VAN VERZOEKSTER VOORTVLOEIT , DAT DEZE DE RECHTSGROND VAN DE AAN DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN TOEGESTANE VRIJSTELLING NIET WIL BESTRIJDEN , ZELFS NIET SUBSIDIAIR; DAT DAAROM HET HOF DE WETTIGHEID VAN DEZE VRIJSTELLING NIET KAN ONDERZOEKEN OP STRAFFE VAN IN STRIJD TE KOMEN MET DE BEDOELINGEN VAN VERZOEKSTER;
OVERWEGENDE DAT DERHALVE SLECHTS BEHOEFT TE WORDEN ONDERZOCHT, OF DE HOGE AUTORITEIT, OMDAT ZIJ DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN HAD VRIJGESTELD, GEHOUDEN WAS, TER VERMIJDING VAN DISCRIMINATIE, EVENEENS VERZOEKSTER VRIJ TE STELLEN;
OVERWEGENDE DAT HET VOOR HET ANTWOORD OP DEZE VRAAG NIET NOODZAKELIJK IS DE WETTIGHEID VAN BEDOELDE VRIJSTELLINGEN TE ONDERZOEKEN;
- DAT IMMERS ENERZIJDS, UITGAANDE VAN DE VERONDERSTELLING DAT DE VRIJSTELLING ONWETTIG ZOU ZIJN, DIT NOG NIET DE VERLENING VAN EEN SOORTGELIJKE VRIJSTELLING AAN DE GIETERIJEN VAN EERSTE SMELTING ZOU RECHTVAARDIGEN;
- DAT ANDERZIJDS, UITGAANDE VAN DE VERONDERSTELLING DAT DE VRIJSTELLING WETTIG ZOU ZIJN, DIT NOG NIET DE VERPLICHTING ZOU SCHEPPEN, AAN VERZOEKSTER EEN SOORTGELIJKE VRIJSTELLING TOE TE KENNEN, DAAR DE VERHOUDING TUSSEN DEZE LAATSTE EN DE GIETERIJEN VAN TWEEDE SMELTING NIET KAN WORDEN VERGELEKEN MET DIE TUSSEN DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN EN DE AUTONOME STAALGIETERIJEN;
- DAT TOCH DE HOGE AUTORITEIT BIJ DE VRIJSTELLING VAN DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN ER ZICH OP HEEFT BEROEPEN , DAT DE INSTALLATIES EN GRONDSTOFFEN WELKE BEDOELDE GIETERIJEN GEBRUIKEN, DEZELFDE ZIJN ALS DIE WELKE IN DE ZELFSTANDIGE STAALGIETERIJEN WORDEN GEBRUIKT; DAT EEN DERGELIJKE GELIJKHEID NIET BESTAAT TUSSEN VERZOEKSTER, DIE TEGELIJK RUWIJZER PRODUCEERT EN VERBRUIKT, EN DE GIETERIJEN VAN TWEEDE SMELTING, DIE GEEN RUWIJZER PRODUCEREN DOCH ER ZICH TOE BEPERKEN HET TE VERBRUIKEN;
- DAT DIT TOT GEVOLG HEEFT, DAT DE GIETERIJEN VAN TWEEDE SMELTING OP INDIRECTE WIJZE DE VEREVENING ONDERGAAN, VOOR ZOVER ZIJ RUWIJZER VERBRUIKEN, DAT IS GEFABRICEERD MET SCHROOT WAARVOOR DE VEREVENING MOEST WORDEN BETAALD; DAT DAAROM VERZOEKSTER DOOR EEN VRIJSTELLING, IN PLAATS VAN OP VOET VAN GELIJKHEID TE KOMEN MET DE GIETERIJEN VAN TWEEDE SMELTING, TEN OPZICHTE VAN DEZE ZOU WORDEN BEVOORDEELD, OMDAT ZIJ DAARDOOR GIETWERK ZOU KUNNEN PRODUCEREN, WAARVAN DE KOSTPRIJS OP GEEN ENKELE WIJZE DOOR DE VEREVENING WORDT BEINVLOED;
- DOCH DAT DAARENTEGEN DITZELFDE ZICH NIET VOORDOET BIJ DE VERHOUDING TUSSEN DE GEINTEGREERDE STAALGIETERIJEN EN DE ZELFSTANDIGE STAALGIETERIJEN;
OVERWEGENDE DAT UIT AL HET VOORGAANDE VOLGT, DAT DE GRIEF DISCRIMINATIE NIET GEGROND IS;
2 . MET BETREKKING TOT DE GRIEF AANTASTING VAN DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN
OVERWEGENDE DAT IN ARTIKEL 5, LID 2, DERDE ZIN, VAN HET VERDRAG E.G.K.S . IS BEPAALD, DAT DE GEMEENSCHAP "DE VESTIGING, DE HANDHAVING EN DE INACHTNEMING VAN NORMALE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN VERZEKERT EN SLECHTS DAN OVERGAAT TOT EEN RECHTSTREEKSE BEINVLOEDING VAN DE PRODUKTIE EN DE MARKT WANNEER DE OMSTANDIGHEDEN ZULKS VEREISEN";
- DAT VOORTS IN DE EERSTE WOORDEN VAN ARTIKEL 3 DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP WORDT OPGEDRAGEN, HUN ONDERSCHEIDEN BEVOEGDHEDEN UIT TE OEFENEN "IN HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG";
- DAT, ZOALS HET HOF IN ZIJN ARREST IN DE ZAAK 15-57 ( COMPAGNIE DES HAUTS FOURNEAUX DE CHASSE TEGEN HOGE AUTORITEIT, JURISPRUDENTIE, DEEL IV, BLZ . 201 ) HEEFT VASTGESTELD, LAATSTGENOEMDE BEPALING DE HOGE AUTORITEIT VERBIEDT DE PARTICULIERE BELANGEN DER JUSTITIABELEN TE VERWAARLOZEN EN MET HAAR ACTIE ZO VER TE GAAN, DAT BEDOELDE BELANGEN IN GROTERE MATE IN GEVAAR WORDEN GEBRACHT DAN REDELIJKERWIJS MAG WORDEN GEEIST;
- DAT DEZE BEGINSELEN, INDIEN IN HET LICHT VAN ARTIKEL 5 TOEGEPAST OP DE INVLOED, DIE DE BEMOEIING VAN DE HOGE AUTORITEIT OP DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN DER JUSTITIABELEN KAN HEBBEN, BETEKENEN, DAT DE HOGE AUTORITEIT DE GRENZEN VAN HAAR BEVOEGDHEID ZOU OVERSCHRIJDEN, INDIEN ZIJ DEZE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN IN GROTERE MATE ZOU AANTASTEN DAN NOODZAKELIJK ZOU BLIJKEN BIJ EEN GRONDIG ONDERZOEK VAN DE BETROKKEN BELANGEN, OF ALTHANS INDIEN ZIJ DEZE VERHOUDINGEN IN BELANGRIJKE MATE ZOU AANTASTEN; DOCH DAT ANDERZIJDS, ZOALS HET HOF EVENEENS IN VOORNOEMD ARREST HEEFT VASTGESTELD ( LOC . CIT . BLZ . 198 ) , DE STELLING DAT DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN VAN EEN ONDERNEMING TEN GEVOLGE VAN DE BEMOEIING VAN DE HOGE AUTORITEIT GEEN ENKELE WIJZIGING MOGEN ONDERGAAN, "EEN BUITENSPORIGE EIS" ZOU INHOUDEN;
A ) OVERWEGENDE DAT OP GROND VAN DE HIERBOVEN UITEENGEZETTE BEGINSELEN IN DE EERSTE PLAATS MOET WORDEN ONDERZOCHT, OF TEN GEVOLGE VAN DE BESTREDEN BESCHIKKING EN VAN DE ALGEMENE BESCHIKKINGEN WAAROP DEZE GEGROND IS, DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN VAN VERZOEKSTER IN BELANGRIJKE MATE ZIJN BEINVLOED; DAT DIT ALLEEN HET GEVAL ZOU ZIJN, INDIEN KWAM VAST TE STAAN, DAT DE CONCURRENTIEPOSITIE VAN VERZOEKSTER WERKELIJK ACHTERUIT ZOU ZIJN GEGAAN TEN GEVOLGE VAN DEZE BESCHIKKINGEN, WAARVAN VERZOEKSTER SEDERT ENIGE JAREN DE INVLOED HEEFT KUNNEN WAARNEMEN, BIJVOORBEELD DOORDAT HET TOTALE AANTAL DER DOOR VERZOEKSTER VERKOCHTE PRODUKTEN AANZIENLIJK ZOU ZIJN VERMINDERD; DOCH DAT HET ANDERZIJDS NIET VOLDOENDE IS, DAT TEN GEVOLGE VAN DE BEMOEIINGEN VAN DE HOGE AUTORITEIT WIJZIGINGEN ZIJN OPGETREDEN IN DE VERHOUDING TUSSEN DE KOSTPRIJZEN VAN VERZOEKSTER EN DIE VAN HAAR CONCURRENTEN;
OVERWEGENDE DAT, TEN BETOGE DAT HAAR CONCURRENTIEPOSITIE IN BELANGRIJKE MATE IS AANGETAST IN DE ZIN VAN DE VOORAFGAANDE OVERWEGINGEN, VERZOEKSTER ZICH IN HAAR VERZOEKSCHRIFT HEEFT BEPERKT TOT HET AANBOD TE BEWIJZEN, DAT OP DE MARKT VOOR BUIZEN "HET AANDEEL VAN HET RUWIJZER" - IN VERGELIJKING MET HET AANDEEL ASBESTCEMENT - "INDERDAAD IS VERMINDERD SEDERT DE INSTELLING VAN DE VEREVENING";
OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 29, PARAGRAAF 3, VAN HET REGLEMENT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE E.G.K.S ., HETWELK IN HET ONDERHAVIGE GEDING VAN TOEPASSING IS, HET INTRODUCTIEVE VERZOEKSCHRIFT "DE FEITEN EN GRONDEN...ALSMEDE HET AANBOD VAN BEWIJS TER STAVING VAN HET VERZOEK" MOET INHOUDEN;
- DAT IN CASU HIERUIT VOORTVLOEIT, DAT, TEN BEWIJZE DAT DE ONDERHAVIGE STELLING ERNSTIG WAS GEMEEND, HET VERZOEKSCHRIFT TEN MINSTE ENKELE, MET CIJFERS GESTAAFDE AANWIJZINGEN HAD BEHOREN TE BEVATTEN OMTRENT DE MATE WAARIN OP DE MARKT VOOR BUIZEN HET AANDEEL RUWIJZER ZOU ZIJN VERMINDERD EN HET AANDEEL ASBESTCEMENT VERHOOGD, ALSMEDE OMTRENT HET CAUSAAL VERBAND TUSSEN DEZE BEWEERDE WIJZIGING VAN DE MARKTSITUATIE ENERZIJDS EN DE INSTELLING VAN DE VEREVENING ANDERZIJDS;
- DAT VERZOEKSTER DIT ECHTER NIET GEDAAN HEEFT, DOCH ZICH HEEFT BEPERKT TOT EEN KORTE EN VOLKOMEN ALGEMEEN GESTELDE BEWERING;
- DAT DERHALVE NIET OP BEHOORLIJKE WIJZE IS GESTELD NOCH BEWEZEN, DAT DE BESTREDEN BESCHIKKINGEN DE CONCURRENTIEPOSITIE VAN VERZOEKSTER IN BELANGRIJKE MATE HEBBEN AANGETAST;
B ) OVERWEGENDE DAT VOORTS NOG MOET WORDEN ONDERZOCHT, OF DE BESTREDEN MAATREGELEN DESALNIETTEMIN EEN SCHENDING VAN HET VERDRAG BEVATTEN, DOORDAT DE CONCURRENTIEPOSITIE VAN VERZOEKSTER ERNSTIGER IS AANGETAST DAN IN VERBAND MET HET DOEL VAN BEDOELDE MAATREGELEN WAS VEREIST;
- DAT DEZE VRAAG ALLEEN DAN BEVESTIGEND ZOU KUNNEN WORDEN BEANTWOORD, INDIEN WERD VASTGESTELD, DAT DE HOGE AUTORITEIT VERZOEKSTER VAN DE VEREVENING HAD KUNNEN ONTHEFFEN ZONDER HET VEREVENINGSSTELSEL IN GEVAAR TE BRENGEN;
OVERWEGENDE DAT, ZELFS INDIEN HET JUIST ZOU ZIJN, DAT DE VRIJSTELLING VAN VERZOEKSTER OP ZICHZELF BESCHOUWD AAN HET VEREVENINGSSTELSEL NIET IN ERNSTIGE MATE AFBREUK ZOU DOEN, GEZIEN DE GERINGE AFMETINGEN VAN HAAR SCHROOTVERBRUIK, DIT NIET BESLISSEND KAN ZIJN; DAT IMMERS DE VRIJSTELLING VAN VERZOEKSTER NIET ALLEEN DE VRIJSTELLING VAN ALLE ANDERE GIETERIJEN VAN EERSTE SMELTING VAN DE GEMEENSCHAP, DOCH EVENEENS GERECHTVAARDIGDE VERZOEKEN OM VRIJSTELLING VAN ANDERE ONDERNEMINGEN, WELKE BETREKKELIJK WEINIG SCHROOT VERBRUIKEN, TOT GEVOLG ZOU HEBBEN; DAT HET VEREVENINGSSTELSEL HIERDOOR ERNSTIG ZOU WORDEN BEDREIGD;
- DAT DIENTENGEVOLGE DE BESTREDEN MAATREGELEN DE GRENZEN VAN HUN DOEL NIET OVERSCHRIJDEN;
OVERWEGENDE DAT UIT HET VOORGAANDE VOORTVLOEIT, DAT DE GRIEF AANTASTING VAN DE CONCURRENTIEVERHOUDINGEN MOET WORDEN VERWORPEN;
3 . MET BETREKKING TOT DE GRIEF BIJZONDERE LAST
OVERWEGENDE DAT VERZOEKSTER VOORTS TEGEN DE BESTREDEN BESCHIKKING DE GRIEF AANVOERT, DAT ZIJ DOOR DEZE BESCHIKKING TEN ONRECHTE AAN EEN BIJZONDERE LAST IS ONDERWORPEN;
- DAT EVENWEL DE LAST WAARTEGEN VERZOEKSTER OPKOMT, IN GEEN GEVAL ALS EEN "BIJZONDERE LAST" KAN WORDEN BESCHOUWD; DAT DEZE LAST INTEGENDEEL VAN ALGEMENE AARD IS, OMDAT IN BEGINSEL ALLE SCHROOTVERBRUIKENDE ONDERNEMINGEN VAN DE GEMEENSCHAP ERDOOR WORDEN GETROFFEN; DAT DEZE GRIEF DERHALVE NIET GEGROND IS;
OVERWEGENDE DAT UIT DE VOORGAANDE OVERWEGINGEN VOORTVLOEIT , DAT HET TWEEDE MIDDEL VAN VERZOEKSTER NIET GEGROND IS;
OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 60, PARAGRAAF 1, VAN HET REGLEMENT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE E.G.K.S . DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN MOET WORDEN VEROORDEELD;
- DAT IN HET ONDERHAVIGE GEDING VERZOEKSTER OP ALLE PUNTEN VAN HET VERZOEKSCHRIFT IN HET ONGELIJK IS GESTELD;
- DAT ZIJ DERHALVE DE KOSTEN VAN HET GEDING MOET DRAGEN;
HET HOF VAN JUSTITIE
VERWERPENDE AL HETGEEN MEER OF ANDERS IS GEVORDERD,
VERKLAART EN BESLIST ALS VOLGT :
1 . HET BEROEP WORDT VERWORPEN .
2 . VERZOEKSTER WORDT IN DE PROCESKOSTEN VEROORDEELD .