EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022H0915

Aanbeveling (EU) 2022/915 van de Raad van 9 juni 2022 inzake operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

ST/8720/2022/INIT

PB L 158 van 13.6.2022, p. 53–64 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2022/915/oj

13.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/53


AANBEVELING (EU) 2022/915 VAN DE RAAD

van 9 juni 2022

inzake operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 87, lid 3, en artikel 89, in samenhang met artikel 292,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving is essentieel om veiligheidsdreigingen in en de goede werking van het Schengengebied te waarborgen. Het is van essentieel belang dat voorkomen wordt dat personen aan de rechtshandhavingsinstanties ontkomen door eenvoudigweg van de ene lidstaat naar de andere te verhuizen. Nauwere grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving tussen alle rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten zal bijdragen tot verbetering van het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten in de Unie. Die versterkte samenwerking heeft betrekking op grensoverschrijdende acties tussen twee of meer lidstaten, zoals grensoverschrijdende achtervolgingen en grensoverschrijdende observatie, en op transnationale acties, zoals gezamenlijke operaties waarbij rechtshandhavingsfunctionarissen in andere lidstaten worden ingezet.

(2)

Grensoverschrijdende achtervolgingen en grensoverschrijdende observatie zijn onontbeerlijke instrumenten voor operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, zonder welke personen aan rechtshandhavingsinstanties kunnen ontkomen door de grens te overschrijden om te profiteren van de verandering van jurisdictie en de onderbreking van het rechtshandhavend optreden. Het moet aanbevolen worden dat de lidstaten de bestaande beperkingen aanpakken die sommige lidstaten hebben ingevoerd, aangezien die een belemmering vormen die de uitvoering van dergelijke acties op hun grondgebied hinderen. Ook moeten, met inachtneming van de bevoegdheden van de justitiële autoriteiten van elke lidstaat, bepaalde inzetregels voor grensoverschrijdende rechtshandhavingsoperaties worden aangepast om personen onder grensoverschrijdende observatie, tijdens grensoverschrijdende achtervolgingen en gezamenlijke operaties, te monitoren en in hechtenis te nemen.

(3)

Het opzetten van permanente gezamenlijke patrouilles en het opbouwen van capaciteit voor andere gezamenlijke operaties is noodzakelijk om de criminele activiteiten en de uitdagingen die de permanente en toenemende mobiliteit van personen, goederen en diensten binnen de Unie met zich meebrengt voor de operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, aan te pakken. Door de uitwisseling van informatie spelen bestaande structuren zoals de centra voor politiële en douanesamenwerking (Police and Customs Cooperation Centres — PCCC's) een belangrijke rol in de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit. Indien relevant moeten de PCCC's gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties kunnen ondersteunen op basis van gedeelde risicoanalyse en behoefteraming, in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke vereisten, teneinde grensoverschrijdende criminaliteit in de binnengrensgebieden van de Unie te voorkomen en op te sporen, en het onderzoek ernaar te ondersteunen.

(4)

Om de lidstaten, de Raad en de Commissie een nauwkeurig kwantitatief beeld te geven van de stand van zaken omtrent de uitvoering van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de Unie, moet het aanbevolen worden dat de lidstaten over hun operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving jaarlijks gegevens verzamelen en statistieken samenstellen en die statistieken meedelen. Die statistieken kunnen gedetailleerde informatie bieden over en een grondiger inzicht bieden in de behoeften van de lidstaten en eventuele kwesties die op Unieniveau moeten worden aangepakt.

(5)

Criminele netwerken profiteren van het ontbreken van controles aan de binnengrenzen van de Unie om hun criminele activiteiten te ontplooien. Gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties zijn nuttige instrumenten om alle vormen van grensoverschrijdende criminaliteit tegen te gaan.

(6)

Waar relevant en passend moeten de lidstaten de aanbevelingen inzake grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving kunnen opvolgen in het kader van het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact) om geconstateerde en geprioriteerde dreigingen van zware en georganiseerde internationale criminaliteit aan te pakken. Gerichte gezamenlijke patrouilles bijvoorbeeld zijn een flexibel instrument, gebaseerd op inlichtingengestuurd politiewerk dat door de betrokken rechtshandhavingsinstanties kan worden ingezet. Gerichte gezamenlijke patrouilles kunnen door de lidstaten ook worden gebruikt naast andere operationele acties in de operationele actieplannen (OAP's) van Empact om specifieke prioritaire criminaliteitsgebieden aan te pakken.

(7)

Doordat de lidstaten slechts in beperkte mate beschikken over in het buitenland inzetbare rechtshandhavingsfunctionarissen en het niet tot een gecoördineerde inzet komt op basis van een voorafgaande gezamenlijke analyse, kan het gebeuren dat rechtshandhavingsoperaties in andere lidstaten niet slagen. Om het administratieve en logistieke beheer van gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties te vereenvoudigen, moet het aanbevolen worden dat een pan-Europees ondersteuningsplatform wordt opgericht. Via een dergelijk ondersteuningsplatform kunnen de lidstaten informatie uitwisselen over hun behoeften en de doelmatige en doeltreffende uitrol van gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties faciliteren, teneinde de openbare orde en veiligheid te handhaven en te verbeteren, strafbare feiten te voorkomen en te helpen bij het bestrijden van specifieke misdaadgolven op belangrijke locaties, op specifieke tijdstippen en in specifieke situaties. Het ondersteuningsplatform kan waar passend Uniefinanciering en administratieve en logistieke steun krijgen van het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), dat is opgericht bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (1).

(8)

Communicatie en toegang tot beschikbare informatie zijn van cruciaal belang voor succesvolle grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving. Het moet aanbevolen worden dat de lidstaten rechtshandhavingsfunctionarissen die in een andere lidstaat optreden, door middel van mobiele oplossingen, zoals draagbare apparatuur of in een voertuig gemonteerde rechtshandhavingscomputers, realtimetoegang geven tot gegevens in informatiesystemen van de Unie via het Europees zoekportaal (European Search Portal — ESP) en tot hun relevante nationale databanken, overeenkomstig de toepasselijke toegangsrechten en het toepasselijke Unie- en nationale recht. Het moet aanbevolen worden dat de informatie die aan de rechtshandhavingsinstanties van een andere lidstaat wordt verstrekt, beperkt blijft tot de informatie die de rechtshandhavingsfunctionarissen nodig hebben voor de uitvoering van hun taken tijdens de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving. Ook moet het aanbevolen worden dat de rechtshandhavingsfunctionarissen die in een andere lidstaat optreden, worden uitgerust met betrouwbare en beveiligde, koppelbare mobiele realtimecommunicatiemiddelen, zoals instant messaging tools, die grensoverschrijdend werken, zodat rechtstreeks met de eigen instanties en de instanties van de ontvangende lidstaat kan worden gecommuniceerd. Er moet gezorgd worden voor grensoverschrijdende interconnectiviteit van beveiligde communicatiemiddelen die ten minste het veilige gebruik van mobiele realtimecommunicatiemiddelen en de geolocatie van de door de rechtshandhavingsfunctionarissen gebruikte rechtshandhavingsvoertuigen, bijvoorbeeld door middel van GPS-tracking of drones, tijdens een grensoverschrijdende rechtshandhavingsoperatie mogelijk maken.

Daarom moet het aanbevolen worden dat de lidstaten, afhankelijk van hun specifieke behoeften, gebruikmaken van de technische oplossingen die bijvoorbeeld door Europol geboden moeten worden op advies van met name zijn innovatielab, of uitgaande van de werkzaamheden en projecten hieromtrent van de Europese innovatiehub voor interne veiligheid, door specifieke deskundigengroepen zoals de kerngroep beveiligde communicatie en het Europees netwerk van technologische diensten voor wetshandhaving (Enlets), alsook door projecten zoals het BroadWay-project. De lidstaten kunnen ook voor een dergelijke interconnectiviteit zorgen door het aan elkaar koppelen van legacysystemen met naburige lidstaten.

(9)

Voor een doeltreffende grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving moet worden gestreefd naar een gemeenschappelijke rechtshandhavingscultuur binnen de Unie. Voor het opbouwen van vaardigheden, kennis en vertrouwen is het van groot belang om voor rechtshandhavingsfunctionarissen in opleiding gezamenlijke basisopleidingen, zoals die welke door Spanje en Frankrijk in Valdemoro worden ingericht, en uitwisselingsprogramma's op het gebied van dergelijke samenwerking op te zetten, alsook voortdurende bij- en nascholingscursussen over die onderwerpen voor rechtshandhavingsfunctionarissen en rechercheurs. Het is belangrijk dat de lidstaten in hun nationale basisopleidingen voor rechtshandhavingsfunctionarissen in opleiding de mogelijkheid tot een cursus over grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving opnemen. Het is ook belangrijk dat de lidstaten, in samenwerking met het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol), dat is opgericht bij Verordening (EU) 2015/2219 van het Europees Parlement en de Raad (2), ernaar streven cursussen over grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving samen te stellen of aan te passen, en dat de lidstaten taalcursussen aanbieden die kunnen worden gebruikt voor de nationale permanente opleiding van rechtshandhavingsfunctionarissen.

Er kan worden gedacht aan loopbaantrajecten voor rechtshandhavingsfunctionarissen in opleiding en rechtshandhavingsfunctionarissen die dergelijke opleidingen voltooien. Het moet aanbevolen worden dat de lidstaten optimaal gebruik blijven maken van het Cepol door hun opleidingsbehoeften aan Cepol mee te delen, door de activiteiten van het Cepol te ondersteunen, en door hun opleidingsaanbod af te stemmen op de prioriteiten in verband met grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving die zijn vastgesteld in de beoordelingen van de strategische opleidingsbehoeften in de EU (EU Strategic Training Needs Assessments — EU-STNA's). Het moet aanbevolen worden dat de lidstaten zich beraden op de mogelijkheid grootschalige en langlopende pan-Europese gezamenlijke opleidings- en uitwisselingsprogramma's inzake grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving op te zetten voor rechtshandhavers in opleiding en rechtshandhavingsfunctionarissen.

(10)

Gezien het belang van coördinatie en samenwerking met betrekking tot de kwesties die in deze aanbeveling aan de orde komen, en met name met het oog op de uitvoering daarvan, moet grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving een vast discussiepunt worden in de betrokken werkgroep van de Raad. Die werkgroep kan fungeren als permanent forum waar de lidstaten die kwesties kunnen bespreken, inclusief de convergentie van hun regels en overeenkomsten, andere maatregelen om obstakels voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van grensoverschrijdende samenwerkingsoperaties op het gebied van rechtshandhaving weg te nemen, verslaglegging over de geboekte vooruitgang, alsook kwesties in verband met de nodige sturing en goede praktijken.

(11)

Het moet aanbevolen worden dat deze aanbeveling binnen een redelijke termijn ten uitvoer wordt gelegd. Tevens moet het aanbevolen worden dat de lidstaten zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is een procedure in gang zetten om, voor zover relevant en passend, de nationale voorschriften en de bilaterale en multilaterale overeenkomsten met andere lidstaten te herzien teneinde uitvoering te geven aan deze aanbeveling.

(12)

Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan de regels inzake het dragen en gebruiken van dienstwapens, onder meer in situaties waarin anderen worden verdedigd, het gebruik van verkeersprivileges, het gebruik van technische middelen voor grensoverschrijdende observatie of de uitvoering van identiteitscontroles en de detentie van personen die dergelijke controles proberen te vermijden. Ook de regels die bepalen wat onder de justitiële samenwerking valt of waarvoor toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, moeten onverlet blijven.

(13)

Ten behoeve van de samenhang moeten de definities en de garanties in deze aanbeveling, indien relevant, worden gebaseerd op, en worden uitgelegd conform, het toepasselijke Unierecht, met name de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (3) (SUO), met name de artikelen 39 tot en met 46 daarvan, en Besluiten 2008/615/JBZ (4) en 2008/616/JBZ (5) van de Raad (de “Prüm-besluiten”), met name de artikelen 17 tot en met 19 van Besluit 2008/615/JBZ. Hetzelfde geldt voor de vermeldingen van de noodzaak het nationale recht te eerbiedigen wanneer in het Unierecht reeds naar nationale normen wordt verwezen.

(14)

Na een bepaalde termijn moet worden bezien hoever het staat met de uitvoering van deze aanbeveling. Daarom moet de Commissie uiterlijk twee jaar na de aanneming van deze aanbeveling de gemaakte vorderingen beoordelen en na raadpleging van de lidstaten een verslag indienen. Dat verslag moet in de Raad worden besproken, onder meer opdat de Commissie juridisch bindende Unierechtelijke handelingen kan voorstellen indien dergelijke handelingen nodig zijn wat betreft operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving.

(15)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze aanbeveling; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze aanbeveling voortbouwt op het Schengenacquis, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze aanbeveling, te beslissen of het deze in zijn interne recht zal omzetten.

(16)

Deze aanbeveling, met uitzondering van de punten 2.1, 2.2 en 2.3 ervan, vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland deelneemt, overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en aan het VWEU, en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad (6); Ierland neemt derhalve deel aan de aanneming van deze aanbeveling.

(17)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (8).

(18)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (10) en met artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad (11).

(19)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (12) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (13) en met artikel 3 van Besluit 2011/349/EU van de Raad (14).

(20)

Wat Cyprus betreft, vormen de punten 2.1 en 2.2 van deze aanbeveling een rechtsbesluit dat op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003.

(21)

Wat Bulgarije en Roemenië betreft, vormen de punten 2.1 en 2.2 van deze aanbeveling een rechtsbesluit dat op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005.

(22)

Wat Kroatië betreft, vormen de punten 2.1 en 2.2 van deze aanbeveling een rechtsbesluit dat op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011,

BEVEELT HET VOLGENDE AAN:

ALGEMEEN KADER

a)

Aangezien deze aanbeveling geen juridisch bindende kracht heeft, wordt het aanbevolen dat de lidstaten aan de daarin vastgestelde maatregelen uitvoering geven overeenkomstig het toepasselijke Unierecht, met name het juridisch bindende Unierecht.

b)

Deze aanbeveling mag niet zodanig worden opgevat dat daarmee wordt beoogd afbreuk te doen aan de nationale regels die voorzien in rollen, bevoegdheden, beperkingen, waarborgen of voorwaarden die niet specifiek in deze aanbeveling worden genoemd en die van toepassing zijn op de relevante grensoverschrijdende operationele samenwerkingsactiviteiten op het gebied van rechtshandhaving op grond van juridisch bindende Unierechtelijke handelingen, met inbegrip van de SUO en de Prüm-besluiten, en van het nationale recht, overeenkomstig het Unierecht.

c)

Deze aanbeveling is in overeenstemming met de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de rechtsbeginselen die zijn neergelegd in artikel 6 VEU, met inbegrip van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en het recht op een onpartijdig gerecht, alsook met de hoge normen inzake gegevensbescherming die zijn neergelegd in het Unierecht, met name in Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (15).

d)

De lidstaten kunnen voorschriften handhaven of vaststellen, en overeenkomsten sluiten, die in een nauwere samenwerking voorzien dan de in deze aanbeveling vervatte maatregelen.

e)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten uitvoering geven aan deze aanbeveling onverminderd de Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (16) (Napels II).

DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

Deze aanbeveling is erop gericht de operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving tussen rechtshandhavingsinstanties te versterken.

Met operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving worden de situaties bedoeld waarin rechtshandhavingsinstanties van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat opereren in het kader van grensoverschrijdende en andere transnationale acties tussen twee of meer lidstaten, bijvoorbeeld tijdens grensoverschrijdende achtervolgingen, grensoverschrijdende observaties, gezamenlijke patrouilles of andere gezamenlijke operaties, of in verband met het toeristische seizoen of een massa-evenement.

1.   DEFINITIES

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a)

“rechtshandhavingsinstantie”: de bevoegde autoriteit in de zin van artikel 87, lid 1, VWEU;

b)

“grensoverschrijdende achtervolging”: een rechtshandhavingsoperatie waarbij functionarissen van een rechtshandhavingsinstantie van een lidstaat, in die lidstaat een of meer personen achtervolgen, daarbij de grens met een andere lidstaat overschrijden en die achtervolging voortzetten op het grondgebied van een of meer andere lidstaten nadat de persoon of personen de grens met die andere lidstaat of lidstaten heeft of hebben overschreden;

c)

“grensoverschrijdende observatie”: een rechtshandhavingsoperatie waarbij functionarissen van een rechtshandhavingsinstantie van een lidstaat in het kader van een strafrechtelijk onderzoek in die lidstaat een of meer personen observeren en die observatie op het grondgebied van een of meer andere lidstaten voortzetten nadat de persoon of personen de grens met die andere lidstaat of lidstaten heeft of hebben overschreden;

d)

“gezamenlijke operaties”: rechtshandhavingsoperaties, met inbegrip van gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties op het gebied van openbare orde, openbare veiligheid en misdaadpreventie, die gezamenlijk worden uitgevoerd door functionarissen van de rechtshandhavingsinstanties van twee of meer lidstaten en waarbij functionarissen van één lidstaat optreden op het grondgebied van een andere lidstaat;

e)

“centraal contactpunt”: het nationale centrale orgaan dat is aangewezen voor de internationale samenwerking op het gebied van rechtshandhaving overeenkomstig het deel “algemeen kader” van deze aanbeveling;

f)

“centrum voor politiële en douanesamenwerking” (Police and Customs Cooperation Centre of “PCCC”): een gezamenlijke rechtshandhavingsstructuur die tot doel heeft informatie uit te wisselen en andere rechtshandhavingsactiviteiten in binnengrensgebieden van de Unie te ondersteunen, die door een lidstaat is opgezet op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten met een of meer naburige lidstaten, en die zich in de onmiddellijke nabijheid van de grenzen tussen de betrokken lidstaten bevindt;

g)

“statistieken”: niet-persoonsgebonden gegevens die de lidstaten in het kader van de in punt 2 bedoelde grensoverschrijdende samenwerkingsoperaties op het gebied van rechtshandhaving verzamelen en aan de Raad en de Commissie meedelen.

2.   WEGNEMEN VAN BELEMMERINGEN VOOR OPERATIONELE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN RECHTSHANDHAVING BIJ OPTREDEN VAN RECHTSHANDHAVINGSFUNCTIONARISSEN IN EEN ANDERE LIDSTAAT

2.1.   Grensoverschrijdende achtervolging

a)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten:

i)

ervoor zorgen dat de vormen van strafbare feiten waarvoor grensoverschrijdende achtervolging op hun grondgebied kan worden uitgevoerd, de in de bijlage genoemde strafbare feiten omvatten, alsook alle andere strafbare feiten die kunnen leiden tot uitlevering of overlevering en, indien in overeenstemming met het nationale recht, ook het ontlopen van controles van rechtshandhavingsinstanties;

ii)

toestaan dat grensoverschrijdende achtervolgingen op hun grondgebied over land-, rivier-, meer- en luchtgrenzen heen worden uitgevoerd;

iii)

toestaan dat grensoverschrijdende achtervolgingen op hun grondgebied wordt voortgezet zonder enige beperking in tijd of plaats, tot de aankomst van de functionarissen van hun rechtshandhavingsinstantie;

iv)

jaarlijks gegevens verzamelen en statistieken samenstellen over de grensoverschrijdende achtervolgingen die hun rechtshandhavingsinstanties hebben uitgevoerd, en die statistieken meedelen aan de Raad en de Commissie; die jaarlijkse statistieken omvatten het volgende:

het aantal grensoverschrijdende achtervolgingen die werden uitgevoerd;

de lidstaten op het grondgebied waarvan de grensoverschrijdende achtervolgingen werden uitgevoerd.

b)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten functionarissen van de rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die een grensoverschrijdende achtervolging op hun grondgebied uitvoeren, toestaan:

i)

hun dienstwapens, munitie en andere dienstuitrusting bij zich te hebben;

ii)

hun dienstwapens te gebruiken ter wettige zelfverdediging en ter verdediging van anderen, overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat;

iii)

gebruik te maken van de verkeersprivileges die van toepassing zijn in de lidstaten waar de grensoverschrijdende achtervolging plaatsvindt;

iv)

overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat hun gps-systemen te gebruiken om de voertuigen van functionarissen die grensoverschrijdende achtervolgingen uitvoeren, te laten volgen door de rechtshandhavingsinstantie van die andere lidstaat;

v)

beveiligde realtimecommunicatiemiddelen over de grenzen heen te gebruiken.

c)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten overwegen functionarissen van de rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die een grensoverschrijdende achtervolging op hun grondgebied uitvoeren, toe te staan een achtervolgde persoon staande te houden en in voorlopige hechtenis te nemen overeenkomstig de procedures uit hoofde van het nationale recht van de ontvangende lidstaat, onder meer door middel van dwang en fysiek geweld, en met het recht een veiligheidsfouillering uit te voeren, tot de aankomst van functionarissen van de rechtshandhavingsinstantie van de ontvangende lidstaat.

2.2.   Grensoverschrijdende observatie

a)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten:

i)

toestaan dat grensoverschrijdende observatie op hun grondgebied wordt uitgevoerd met betrekking tot personen die ervan worden verdacht een of meer van de in de bijlage genoemde strafbare feiten, alsook alle andere strafbare feiten die kunnen leiden tot uitlevering of overlevering, te hebben voorbereid, gepleegd of daaraan te hebben deelgenomen, maar ook met betrekking tot personen die kunnen bijdragen tot de identificatie of opsporing van dergelijke verdachten;

ii)

ervoor zorgen dat grensoverschrijdende observatie kan worden uitgevoerd om vast te stellen of er concrete strafbare feiten zijn gepleegd of worden voorbereid;

iii)

toestaan dat grensoverschrijdende observatie op hun grondgebied over land-, zee-, rivier-, meer- en luchtgrenzen heen wordt uitgevoerd;

iv)

op basis van gezamenlijk overeengekomen procedures toestaan en faciliteren dat materiaal wordt gebundeld, zodat grensoverschrijdende observaties efficiënter kunnen worden uitgevoerd;

v)

een centrale autoriteit of autoriteiten aanwijzen die de inkomende en uitgaande grensoverschrijdende observaties coördineert of coördineren, die deel uitmaakt of uitmaken van of nauw samenwerkt of samenwerken met het centrale contactpunt, en die 24 uur per dag en zeven dagen per week verzoeken om toestemming kan of kunnen verwerken en indienen.

b)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten functionarissen van de rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die grensoverschrijdende observaties op hun grondgebied uitvoeren, toestaan:

i)

hun dienstwapens, munitie en andere dienstuitrusting bij zich te hebben;

ii)

hun dienstwapens te gebruiken ter wettige zelfverdediging en ter verdediging van anderen, overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat;

iii)

overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat gebruik te maken van alle technische middelen die nodig zijn om de grensoverschrijdende observatie uit te voeren, met inbegrip van gps-trackers, drones, audio- en videoapparatuur;

iv)

beveiligde realtimecommunicatiemiddelen over de grenzen heen te gebruiken.

2.3.   Gezamenlijke operaties

a)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten functionarissen van de rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die betrokken zijn bij gezamenlijke operaties op hun grondgebied, op voorwaarde dat de functionarissen van hun eigen rechtshandhavingsinstanties soortgelijke bevoegdheden en soortgelijke uitrusting, met inbegrip van uniformen, krijgen, ten minste toestaan:

i)

identiteitscontroles uit te voeren en eenieder in voorlopige hechtenis te nemen die een identiteitscontrole tracht te ontlopen;

ii)

hun uniform te dragen en hun dienstwapens, munitie en andere dienstuitrusting bij zich te hebben;

iii)

hun dienstwapen te gebruiken ter wettige zelfverdediging en ter verdediging van anderen;

iv)

beveiligde realtimecommunicatiemiddelen over de grenzen heen te gebruiken of te voorzien in andere mogelijkheden voor grensoverschrijdende communicatie; daartoe moet voorzien worden in de nodige technische voorwaarden voor beveiligde realtimecommunicatie.

b)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten gezamenlijke operaties coördineren in gevallen waarin via hun rechtshandhavingsinstanties meerdere operaties uitgevoerd worden.

c)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten jaarlijks gegevens verzamelen, en statistieken samenstellen, over de grensoverschrijdende gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties die hun rechtshandhavingsinstanties op het grondgebied van andere lidstaten hebben uitgevoerd, en die statistieken meedelen aan de Raad en de Commissie; die jaarlijkse statistieken omvatten het volgende:

i)

het aantal gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties die werden uitgevoerd;

ii)

de lidstaten op het grondgebied waarvan de gezamenlijke patrouilles of andere gezamenlijke operaties werden uitgevoerd.

3.   CENTRA VOOR POLITIËLE EN DOUANESAMENWERKING (PCCC)

a)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten die een PCCC beheren of eraan deelnemen, ervoor zorgen dat het PCCC, naast zijn huidige hoofdtaak van informatie-uitwisseling, de volgende taken uitvoert:

i)

faciliteren, ondersteunen en, indien relevant, coördineren van gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties in binnengrensgebieden van de Unie;

ii)

bijdragen aan gezamenlijke analyses van grensoverschrijdende strafbare feiten die specifiek zijn voor hun binnengrensgebied van de Unie, of dergelijke analyses opstellen, en, waar passend, die analyses via het nationale centrale contactpunt delen met betrokken nationale instanties, andere lidstaten en bevoegde agentschappen en organen van de Unie, zoals Europol, de Europese grens- en kustwacht die is opgericht bij Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (17) en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) dat is opgericht bij Besluit 199/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (18);

iii)

ondersteunen van onderzoeken naar grensoverschrijdende criminaliteit in de binnengrensgebieden van de Unie.

b)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten op bilaterale of multilaterale basis, onder meer via gezamenlijke politiebureaus en PCCC's, de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving versterken en beste praktijken met betrekking tot dergelijke samenwerking met hun buurlanden vaststellen.

4.   EEN ONDERSTEUNINGSPLATFORM VOOR GEZAMENLIJKE PATROUILLES EN ANDERE GEZAMENLIJKE OPERATIES

a)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten een ondersteuningsplatform opzetten waarmee de behoeften van elke lidstaat centraal kunnen worden vastgesteld en geregistreerd, zonder dat persoonsgegevens worden doorgegeven met betrekking tot de organisatie van gezamenlijke patrouilles of andere gezamenlijke operaties:

i)

op locaties die van bijzonder belang zijn voor het voorkomen en bestrijden van criminaliteit, zoals belangrijke criminele knooppunten of toeristische gebieden die door toeristen uit andere lidstaten worden bezocht;

ii)

tijdens massabijeenkomsten en belangrijke evenementen die waarschijnlijk bezoekers uit andere lidstaten aantrekken, zoals grote sportevenementen of internationale topontmoetingen;

iii)

in het geval van een ramp of een zwaar ongeval, in overleg met het Uniemechanisme voor civiele bescherming, en met name het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (19).

b)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten:

i)

het ondersteuningsplatform informatie verstrekken over hun behoeften en de omstandigheden van het verzoek om de openbare orde en veiligheid te handhaven en strafbare feiten te voorkomen;

ii)

afhankelijk van de aard van de gezamenlijke operaties, een geschikt contactpunt aanwijzen als nationaal contactpunt voor dergelijke gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties en de doorgifte van relevante informatie.

5.   ZORGEN VOOR EFFECTIEVE TOEGANG TOT INFORMATIE EN COMMUNICATIE

a)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten ervoor zorgen dat de functionarissen van hun rechtshandhavingsinstanties die betrokken zijn bij de grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving waarop deze aanbeveling betrekking heeft en die actief zijn op het grondgebied van een andere lidstaat:

i)

beveiligd toegang op afstand hebben tot hun eigen nationale databanken en tot Unie- en internationale databanken via het ESP, zoals toegestaan krachtens het Unierecht en hun nationale recht, zodat zij in het kader van de grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving hun taken op het gebied van rechtshandhaving, zoals het uitvoeren van identiteitscontroles, op het grondgebied van een andere lidstaat kunnen uitvoeren;

ii)

beveiligde realtimecommunicatiemiddelen kunnen gebruiken die ook op het grondgebied van een andere lidstaat functioneren, zodat zij rechtstreeks kunnen communiceren met de rechtshandhavingsinstantie van hun lidstaat en met de functionarissen van de rechtshandhavingsinstanties van de andere betrokken lidstaat of lidstaten.

b)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten zorgen voor beveiligde rechtstreekse realtimecommunicatie over de grenzen heen, hetzij door gebruik te maken van technische oplossingen van bijvoorbeeld Europol, specifieke deskundigengroepen of door de Unie gefinancierde projecten, hetzij door legacysystemen met naburige lidstaten met elkaar te verbinden.

6.   GEZAMENLIJKE OPLEIDING EN BIJ- EN NASCHOLING IN VERBAND MET GRENSOVERSCHRIJDENDE OPERATIONELE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN RECHTSHANDHAVING

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten:

a)

de mogelijkheid tot een cursus over grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving opnemen in de basisopleidingen van rechtshandhavingsfunctionarissen in opleiding om hen vertrouwd te maken met de Europese cultuur van rechtshandhaving;

b)

voor zover redelijkerwijs uitvoerbaar binnen de nationale structuren, samen met de naburige lidstaten gezamenlijke basisopleidingen en uitwisselingsprogramma's voor hun rechtshandhavingsfunctionarissen in opleiding opzetten met betrekking tot grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving;

c)

in samenwerking met Cepol op verzoek van de lidstaten, nationale cursussen inzake grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving trachten op te stellen of aan te passen met het oog op de bij- en nascholing van nationale rechtshandhavingsfunctionarissen;

d)

gezamenlijke bij- en nascholingscursussen en -initiatieven op te zetten waarbij rechtshandhavingsfunctionarissen vaardigheden en kennis inzake grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving ontwikkelen, met name inzake relevant recht, inzetregels, instrumenten, technieken, mechanismen, procedures en beste praktijken;

e)

loopbaantrajecten trachten te ontwerpen en aan te bieden voor rechtshandhavingsfunctionarissen die gezamenlijke basisopleidingen, uitwisselingsprogramma's of specifieke opleidingen voor grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving hebben voltooid;

f)

taalopleidingen en opleidingen te organiseren voor functionarissen van de rechtshandhavingsinstanties die waarschijnlijk betrokken zullen worden bij grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, over operationele procedures, bestuurs- en strafrecht, strafrechtelijke procedures van andere lidstaten en de te contacteren autoriteiten in de andere lidstaten;

g)

met inachtneming van de behoeften van de lidstaten, hun opleidingsportefeuille trachten af te stemmen op de prioriteiten in verband met grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving die zijn vastgesteld in de beoordelingen van EU-STNA's;

h)

Cepol te informeren over hun opleidingsbehoeften met betrekking tot grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving en relevante Cepol-activiteiten te ondersteunen, zodat Cepol kan bijdragen aan de opleiding van rechtshandhavingsfunctionarissen;

i)

de mogelijkheid te overwegen om grootschalige en langlopende pan-Europese gezamenlijke opleidings- en uitwisselingsprogramma's voor rechtshandhavingsfunctionarissen en rechtshandhavingsfunctionarissen in opleiding op te zetten met betrekking tot grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving.

7.   SLOTBEPALINGEN

a)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten de kwesties die onder deze aanbeveling vallen, met name kwesties in verband met de uitvoering ervan, bespreken en verder uitwerken.

b)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten ten volle gebruikmaken van de financiële steun die beschikbaar wordt gesteld via het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer, dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad (20) (Fonds voor interne veiligheid — Politie) om de grensoverschrijdende operationele samenwerking te verbeteren en te intensiveren.

c)

Het wordt aanbevolen dat de lidstaten bij de uitvoering van deze aanbeveling zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk na de datum van aanneming van deze aanbeveling en indien relevant, een begin maken met de herziening van hun nationale regels en van bilaterale en multilaterale overeenkomsten inzake operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving met andere lidstaten.

d)

Het wordt aanbevolen dat de Commissie uiterlijk twee jaar na de datum van aanneming van deze aanbeveling beoordeelt welk gevolg de lidstaten aan deze aanbeveling hebben gegeven, en na raadpleging van de lidstaten een verslag bekendmaakt en aan de Raad overlegt.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

É. DUPOND-MORETTI


(1)  Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).

(2)  Verordening (EU) 2015/2219 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en tot vervanging en intrekking van Besluit 2005/681/JBZ van de Raad (PB L 319 van 4.12.2015, blz. 1).

(3)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.

(4)  Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1).

(5)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).

(6)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(7)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(8)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(9)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(10)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(11)  Besluit 2008/149/JBZ van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 50).

(12)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(13)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(14)  Besluit 2011/349/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met name betreffende de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 1).

(15)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(16)  PB C 24 van 23.1.1998, blz. 2.

(17)  Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

(18)  Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20).

(19)  Tijdens crises en noodsituaties (meestal in verband met rampen of grote ongevallen) kunnen alle getroffen lidstaten of derde landen via het Uniemechanisme voor civiele bescherming om civiele bescherming of humanitaire bijstand verzoeken. Het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties coördineert, faciliteert en cofinanciert vervolgens de respons van de lidstaten op het verzoek om bijstand.

(20)  Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer en tot intrekking van Besluit nr. 2007/125/JBZ van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 93).


BIJLAGE

Lijst van de in de punten 2.1 en 2.2 vermelde strafbare feiten

Deelneming aan een criminele organisatie;

terrorisme;

mensenhandel;

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

illegale handel in wapens, munitie en explosieven;

corruptie, met inbegrip van omkoping;

fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, zoals bedoeld in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (1);

witwassen van opbrengsten van criminaliteit;

valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro;

computercriminaliteit;

milieucriminaliteit, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten;

hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf;

moord en zware mishandeling;

illegale handel in menselijke organen en weefsels;

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;

racisme en vreemdelingenhaat;

georganiseerde of gewapende diefstal;

illegale handel in cultuurgoederen, met inbegrip van antiquiteiten en kunstvoorwerpen;

oplichting;

racketeering en afpersing;

namaak van producten en productpiraterij;

vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten;

vervalsing van betaalmiddelen;

illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars;

illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen;

handel in gestolen voertuigen;

verkrachting;

brandstichting;

misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen;

kaping van vliegtuigen, schepen en ruimtevaartuigen;

sabotage.


(1)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).


Top