This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32002L0092
Directive 2002/92/EC of the European Parliament and of the Council of 9 December 2002 on insurance mediation
Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling
Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling
PB L 9 van 15.1.2003, p. 3–10
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 30/09/2018; opgeheven door 32016L0097
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 31977L0092 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modified by | 32014L0065 | vervanging | artikel 2 PT 3 L2 | 02/07/2014 | |
Modified by | 32014L0065 | toevoeging | artikel 2 PT 13 | 02/07/2014 | |
Modified by | 32014L0065 | toevoeging | hoofdstuk III BI | 02/07/2014 | |
Repealed by | 32016L0097 | 01/10/2018 | |||
Modified by | 32016L0097 | intrekking | hoofdstuk IIIA | 23/02/2016 |
Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling
Publicatieblad Nr. L 009 van 15/01/2003 blz. 0003 - 0010
Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikel 47, lid 2, en artikel 55, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2), Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3), Overwegende hetgeen volgt: (1) Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen vervullen bij de distributie van verzekerings- en herverzekeringsproducten in de Gemeenschap een centrale rol. (2) Een eerste stap ter bevordering van de uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor verzekeringsagenten en assurantiemakelaars werd gezet met Richtlijn 77/92/EEG van de Raad van 13 december 1976 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van verzekeringsagent en assurantiemakelaar (ex groep 630 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden(4). (3) Richtlijn 77/92/EEG zou van toepassing blijven totdat de voorschriften betreffende de coördinatie van de nationale regelingen voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekeringsagenten en assurantiemakelaars in werking zouden treden. (4) Aanbeveling 92/48/EEG van de Commissie van 18 december 1991 inzake verzekeringstussenpersonen(5) werd door de lidstaten grotendeels uitgevoerd en heeft bijgedragen tot de onderlinge aanpassing van de nationale bepalingen betreffende de vereisten inzake beroepsbekwaamheid en de registerinschrijving van verzekeringstussenpersonen. (5) Tussen de nationale bepalingen bestaan echter nog belangrijke verschillen die belemmeringen vormen voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in de interne markt. Het is derhalve wenselijk Richtlijn 77/92/EEG door een nieuwe richtlijn te vervangen. (6) Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen dienen ook gebruik te kunnen maken van de bij het Verdrag vastgestelde rechten op het gebied van vrije vestiging en vrije dienstverrichting. (7) Het feit dat verzekeringstussenpersonen niet in de gehele Gemeenschap werkzaam kunnen zijn, belemmert de goede werking van de interne verzekeringsmarkt. (8) De coördinatie van de nationale bepalingen betreffende de vereisten inzake beroepsbekwaamheid en de registerinschrijving van personen die werkzaamheden op het gebied van de verzekeringsbemiddeling aanvangen en uitoefenen, kan derhalve zowel tot de voltooiing van de interne markt voor financiële diensten als tot een betere bescherming van de consument op dit gebied bijdragen. (9) Verscheidene soorten personen of instellingen, zoals agenten, makelaars en bankverzekeraars, kunnen verzekeringsproducten distribueren. De gelijke behandeling van marktdeelnemers en de bescherming van de klant vergen dat al deze personen en instellingen onder deze richtlijn vallen. (10) Deze richtlijn bevat een definitie van verbonden verzekeringstussenpersoon, die rekening houdt met de kenmerken van bepaalde markten in de lidstaten en beoogt registerinschrijvingsvoorwaarden vast te stellen die voor deze tussenpersonen kunnen gelden. Deze definitie belet niet dat de lidstaten gelijkaardige begrippen kunnen hanteren met betrekking tot verzekeringstussenpersonen die, handelend in naam en voor rekening van een verzekeringsonderneming en onder de volledige verantwoordelijkheid van die onderneming, gemachtigd zijn om premies en voor klanten bestemde bedragen te innen overeenkomstig de bij deze richtlijn bepaalde voorwaarden inzake financiële waarborgen. (11) Deze richtlijn betreft personen wier werkzaamheden erin bestaan diensten op het gebied van verzekeringsbemiddeling aan derden te verlenen tegen hetzij een financiële vergoeding, hetzij een overeengekomen, met de dienstverlening door de tussenpersoon verband houdend ander economisch voordeel. (12) Deze richtlijn betreft niet personen met een andere beroepswerkzaamheid, zoals belastingconsulenten of accountants, die in het kader van die andere beroepswerkzaamheid incidenteel advies op verzekeringsgebied verstrekken, noch personen die louter informatie van algemene aard over verzekeringsproducten verstrekken, zonder het oogmerk de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekerings- of een herverzekeringsovereenkomst, noch het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming noch schade-expertise en -regeling. (13) Deze richtlijn is niet van toepassing op personen die verzekeringsbemiddeling onder bepaalde strikte voorwaarden als nevenwerkzaamheid uitoefenen. (14) Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen moeten bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats of hoofdkantoor hebben in een register worden ingeschreven op voorwaarde dat zij voldoen aan strenge beroepsvereisten inzake bekwaamheid, betrouwbaarheid, dekking tegen beroepsaansprakelijkheid en financiële draagkracht. (15) Deze registerinschrijving moet verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in staat stellen overeenkomstig de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting in andere lidstaten werkzaam te zijn, op voorwaarde dat tussen de bevoegde autoriteiten de vereiste kennisgevingsprocedure is gevolgd. (16) Passende sancties zijn vereist tegen personen die de werkzaamheid van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling zonder registerinschrijving uitoefenen en tegen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die gebruikmaken van de diensten van niet-ingeschreven tussenpersonen of van tussenpersonen die de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale voorschriften niet naleven. (17) Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten zijn ter bescherming van de consument en ter verzekering van een gezond verzekerings- en herverzekeringsbedrijf in de interne markt van wezenlijk belang. (18) Het is voor de consument van wezenlijk belang te weten of hij met een tussenpersoon te maken heeft die advies verstrekt over de producten van een groot aantal verzekeringsondernemingen, dan wel over door een bepaald aantal verzekeringsondernemingen aangeboden producten. (19) Deze richtlijn gaat in op de informatieplicht van verzekeringstussenpersonen jegens hun klanten. In dit verband mag een lidstaat strengere bepalingen handhaven of aannemen welke kunnen worden opgelegd aan de verzekeringstussenpersonen die op zijn grondgebied verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen, ongeacht de plaats waar deze tussenpersonen gevestigd zijn, op voorwaarde dat deze strengere bepalingen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("richtlijn inzake elektronische handel")(6). (20) Wanneer de tussenpersoon verklaart over de producten van een groot aantal verzekeringsondernemingen advies te verstrekken, dient hij een onpartijdige en voldoende brede analyse van de op de markt verkrijgbare producten uit te voeren. Bovendien dienen alle tussenpersonen de redenen toe te lichten die aan hun advies ten grondslag liggen. (21) Het is minder noodzakelijk te verlangen dat dergelijke inlichtingen worden verstrekt wanneer de klant een onderneming is die de herverzekering of de verzekering van commerciële en industriële risico's wenst. (22) Er is behoefte aan adequate en doeltreffende klachten- en beroepsprocedures in de lidstaten om geschillen tussen verzekeringstussenpersonen en consumenten te beslechten, zo mogelijk met gebruikmaking van bestaande procedures. (23) Onverminderd het recht van de klanten een gerechtelijke procedure in te leiden, dienen de lidstaten openbare of particuliere instanties voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting aan te moedigen om bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen samen te werken. Die samenwerking zou er met name toe kunnen dienen de klant in staat te stellen om klachten over in andere lidstaten gevestigde verzekeringstussenpersonen voor te leggen aan de buitengerechtelijke instanties in de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft. De oprichting van het FIN-net biedt de consument bijkomende hulp wanneer hij een beroep doet op grensoverschrijdende diensten. In de bepalingen betreffende de procedures wordt rekening gehouden met Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen(7). (24) Richtlijn 77/92/EEG moet worden ingetrokken, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekeringsbemiddelingsbedrijf en het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf door natuurlijke of rechtspersonen die in een lidstaat zijn gevestigd of zich daar wensen te vestigen. 2. Deze richtlijn is niet van toepassing op personen die bemiddelingsdiensten verrichten voor verzekeringsovereenkomsten wanneer alle volgende voorwaarden vervuld zijn: a) de verzekeringsovereenkomst vergt slechts kennis van de verzekeringsdekking die geboden wordt; b) de verzekeringsovereenkomst is geen levensverzekeringsovereenkomst; c) de verzekeringsovereenkomst dekt geen aansprakelijkheidsrisico's; d) de persoon in kwestie heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan verzekeringsbemiddeling; e) de verzekering is een aanvulling op de levering van een product of de verrichting van een dienst door eender welke aanbieder, en dekt: i) het risico van defect, verlies of beschadiging van door die aanbieder geleverde goederen; of ii) beschadiging of verlies van bagage en andere risico's die verbonden zijn aan een bij die aanbieder geboekte reis, zelfs indien deze verzekering de dekking omvat van levensverzekerings- of aansprakelijkheidsrisico's maar dan wel op voorwaarde dat de dekking ondergeschikt aan de hoofddekking van de met die reis verbonden risico's wordt verleend; f) het bedrag van de jaarlijkse premie is niet hoger dan 500 EUR en de volledige looptijd van de verzekeringsovereenkomst, met inbegrip van eventuele verlengingen, bedraagt niet meer dan vijf jaar. 3. Deze richtlijn is niet van toepassing op verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsdiensten met betrekking tot buiten de Gemeenschap gesitueerde risico's en verplichtingen. Deze richtlijn doet evenmin afbreuk aan de wetgeving van een lidstaat met betrekking tot het verzekeringsbemiddelingsbedrijf dat op zijn grondgebied uit hoofde van het vrij verrichten van diensten wordt uitgeoefend door in een derde land gevestigde verzekeringstussenpersonen, mits een gelijke behandeling wordt gewaarborgd voor alle personen die op deze markt het verzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefenen of mogen uitoefenen. Deze richtlijn reglementeert niet de verzekeringsbemiddelingsactiviteiten die worden verricht in derde landen, noch de activiteiten van communautaire verzekerings- of herverzekeringsondernemingen als omschreven in Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(8) en Eerste Richtlijn 79/267/EEG van de Raad van 5 maart 1979 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan(9), die in derde landen worden verricht via verzekeringstussenpersonen. Artikel 2 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: 1. "verzekeringsonderneming", een onderneming waaraan de overheid overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 6 van Richtlijn 79/267/EEG een vergunning heeft verleend; 2. "herverzekeringsonderneming", een onderneming die geen verzekeringsonderneming of verzekeringsonderneming van een derde land is, en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het accepteren van door een verzekeringsonderneming, een verzekeringsonderneming van een derde land of andere herverzekeringsondernemingen overgedragen risico's; 3. "verzekeringsbemiddeling": de werkzaamheden die bestaan in het aanbieden, voorstellen, voorbereidend werk realiseren tot het sluiten van of sluiten van verzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten, in het bijzonder in het geval van een schadegeval. Werkzaamheden uitgeoefend door een verzekeringsonderneming of een werknemer van een verzekeringsonderneming die onder verantwoordelijkheid van die verzekeringsonderneming handelt, worden niet als verzekeringsbemiddeling beschouwd. Werkzaamheden die bestaan in incidentele informatieverstrekking in de context van een andere beroepswerkzaamheid, mits het doel van deze werkzaamheid niet is de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekeringsovereenkomst, in het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een verzekeringsonderneming of in schaderegeling en schade-expertise, worden evenmin als verzekeringsbemiddeling beschouwd; 4. "herverzekeringsbemiddeling": de werkzaamheden die bestaan in het aanbieden, voorstellen, voorbereiden of sluiten van herverzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering ervan, in het bijzonder in het geval van een schadegeval. Werkzaamheden uitgeoefend door een herverzekeringsonderneming of een werknemer van een herverzekeringsonderneming die onder verantwoordelijkheid van die herverzekeringsonderneming handelt, worden niet als herverzekeringsbemiddeling beschouwd. Werkzaamheden die bestaan in incidentele informatieverstrekking in de context van een andere beroepswerkzaamheid, mits het doel van deze werkzaamheid niet is de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een herverzekeringsovereenkomst, in het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een herverzekeringsonderneming of in schaderegeling en schade-expertise, worden evenmin als herverzekeringsbemiddeling beschouwd; 5. "verzekeringstussenpersoon": een natuurlijke of rechtspersoon die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het verzekeringsbemiddelingsbedrijf of het verzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefent; 6. "herverzekeringstussenpersoon": een natuurlijke of rechtspersoon die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf of het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefent; 7. "verbonden verzekeringstussenpersoon": eenieder die, in naam en voor rekening van een verzekeringsonderneming, of meerdere verzekeringsondernemingen indien het niet om onderling concurrerende verzekeringsproducten gaat, een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefent, maar die noch premies, noch voor de klant bestemde bedragen int en, wat hun respectieve producten betreft, onder volledige verantwoordelijkheid van die verzekeringsondernemingen handelt. Als verbonden verzekeringstussenpersoon die, wat hun respectieve producten betreft, onder verantwoordelijkheid van een of meer verzekeringsondernemingen handelt, wordt ook beschouwd eenieder die in aanvulling op zijn hoofdberoepswerkzaamheid een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefent, waarbij de verzekering een aanvulling vormt op de goederen of diensten die in het kader van de hoofdwerkzaamheid worden geleverd, en die noch premies, noch voor de klant bestemde bedragen int; 8. "grote risico's": risico's in de zin van artikel 5, onder d), van Richtlijn 73/239/EEG; 9. "lidstaat van herkomst": a) indien de tussenpersoon een natuurlijk persoon is, de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft en zijn werkzaamheden uitoefent; b) indien de tussenpersoon een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd; 10. "lidstaat van ontvangst": de lidstaat waarin een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een bijkantoor heeft of diensten verricht; 11. "bevoegde autoriteiten": de autoriteiten die de lidstaten overeenkomstig artikel 7 aanwijzen; 12. "duurzame drager": elk hulpmiddel dat de klant in staat stelt aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat hij deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan raadplegen en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd. Onder duurzame drager wordt in het bijzonder verstaan computerdiskettes, cd-rom's, DVD's en de harde schijf van de computer van de consument waarop de elektronische post wordt opgeslagen, maar niet internet-websites, tenzij die voldoen aan de in de definitie van duurzame drager opgenomen criteria. HOOFDSTUK II INSCHRIJVINGSVEREISTEN Artikel 3 Registerinschrijving 1. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen worden bij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 7, lid 2, in hun lidstaat van herkomst in een register of in registers ingeschreven. Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea kunnen de lidstaten bepalen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of andere lichamen met de bevoegde autoriteiten kunnen samenwerken voor de registerinschrijving van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen alsmede voor het op die tussenpersonen toepassen van de in artikel 4 bepaalde vereisten. Meer bepaald kunnen verbonden verzekeringstussenpersonen worden ingeschreven door een verzekeringsonderneming of een vereniging van verzekeringsondernemingen, onder toezicht van een bevoegde autoriteit. De lidstaten behoeven het in de eerste en tweede alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die werkzaam zijn in een onderneming en een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen. In het geval van een rechtspersoon schrijven de lidstaten deze in en vermelden zij in het register bovendien de namen van de tot de leiding behorende natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor het bemiddelingsbedrijf. 2. De lidstaten kunnen meer dan één register voor verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen instellen mits zij criteria vastleggen op grond waarvan tussenpersonen worden ingeschreven. De lidstaten zorgen ervoor dat één loket wordt ingesteld, waardoor een vlotte en snelle toegang tot informatie uit deze verschillende langs elektronische weg beschikbare en te allen tijde geactualiseerde registers mogelijk is. Dit loket biedt tevens de identificatiegegevens van de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat bedoeld in lid 1, eerste alinea. In dit register wordt bovendien aangegeven in welk land of welke landen de tussenpersoon werkzaam is uit hoofde van de vrijheid van vestiging of de vrijheid van dienstverrichting. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de registerinschrijving van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, met inbegrip van de verbonden verzekeringstussenpersonen, slechts mogelijk is indien aan de in artikel 4 bedoelde vereisten inzake beroepsbekwaamheid is voldaan. Ook zorgen de lidstaten ervoor dat de registerinschrijvingen van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, met inbegrip van de verbonden verzekeringstussenpersonen, die niet langer aan die vereisten voldoen, worden doorgehaald. De geldigheidstermijn van de registerinschrijving wordt regelmatig door de bevoegde instanties herzien. Zo nodig stelt de lidstaat van herkomst op passende wijze de lidstaat van ontvangst in kennis van deze registerdoorhaling. 4. De bevoegde autoriteiten kunnen aan de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een document afgeven aan de hand waarvan elke belanghebbende via raadpleging van het register/de registers als bedoeld in lid 2 kan toetsen of die tussenpersoon naar behoren is ingeschreven. Dit document vermeldt ten minste de in artikel 12, lid 1, onder a) en b), bedoelde informatie en, wanneer het een rechtspersoon betreft, de naam of namen van de in lid 1, vierde alinea, bedoelde natuurlijke persoon of personen. De lidstaat verlangt dat het document wordt teruggezonden aan de bevoegde autoriteit die het heeft afgegeven wanneer de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon niet langer ingeschreven is. 5. Ingeschreven verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen hebben recht op toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf in de Gemeenschap, zowel door middel van vrijheid van vestiging als door middel van het vrij verrichten van diensten. 6. De lidstaten zorgen ervoor dat de verzekeringsondernemingen alleen gebruikmaken van de verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsdiensten van ingeschreven verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en de in artikel 1, lid 2, bedoelde personen. Artikel 4 Vereisten inzake beroepsbekwaamheid 1. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen beschikken over passende kennis en bekwaamheid, als voorgeschreven door de lidstaat van herkomst van de tussenpersoon. De lidstaten van herkomst kunnen de vereisten op het gebied van kennis en bekwaamheid aanpassen al naargelang de werkzaamheid van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon en de gedistribueerde producten, in het bijzonder indien de hoofdberoepswerkzaamheid van de tussenpersoon een andere is dan verzekeringsbemiddeling. In dat geval mag de betrokken persoon uitsluitend een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen indien een verzekeringstussenpersoon die aan de vereisten van dit artikel voldoet of een verzekeringsonderneming volledig aansprakelijk is voor de handelingen van die persoon. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de verzekeringsonderneming in de in artikel 3, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen nagaat of de kennis en bekwaamheid van de tussenpersonen in overeenstemming zijn met het in de eerste alinea bedoelde vereiste en dat zij hun in voorkomend geval een opleiding verstrekt die beantwoordt aan de vereisten betreffende de door deze tussenpersonen aangeboden producten. De lidstaten behoeven het in de eerste alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die werkzaam zijn in een onderneming en een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen. De lidstaten zorgen ervoor dat een redelijk aantal personen in de leiding van die ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor bemiddeling inzake verzekeringsproducten alsmede iedere andere persoon die zich rechtstreeks met verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling bezighoudt, het bewijs levert te beschikken over de kennis en bekwaamheid die relevant is voor de vervulling van hun taken. 2. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen zijn betrouwbaar. Zij hebben minimaal een blanco strafblad of enig ander nationaal equivalent met betrekking tot ernstige strafbare feiten in verband met vermogensdelicten of andere met financiële activiteiten verband houdende delicten en zij mogen niet voorheen failliet zijn verklaard, tenzij rehabilitatie overeenkomstig het nationale recht heeft plaatsgevonden. In overeenstemming met het bepaalde in artikel 3, lid 1, tweede alinea, kunnen de lidstaten toestaan dat de verzekeringsonderneming de betrouwbaarheid van de verzekeringstussenpersonen verifieert. De lidstaten behoeven het in de eerste alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die werkzaam zijn in een onderneming en een verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen. De lidstaten zorgen ervoor dat de leiding van die ondernemingen en alle medewerkers die zich rechtstreeks met verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling bezighouden, aan dat vereiste voldoen. 3. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen zijn in het bezit van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering die het gehele grondgebied van de Gemeenschap dekt, of een andere vergelijkbare garantie voor aansprakelijkheid wegens beroepsnalatigheid, voor een bedrag van ten minste 1000000 EUR, van toepassing per schadegeval, en in het totaal 1500000 EUR per jaar voor alle schadegevallen, tenzij die verzekering of vergelijkbare garantie reeds wordt geboden door een verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of andere onderneming in naam waarvan de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon handelt of bevoegd is te handelen, of die onderneming volledig aansprakelijk is voor het handelen van de tussenpersoon. 4. De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om de klanten te beschermen tegen het onvermogen van de verzekeringstussenpersoon om de premie aan de verzekeringsonderneming over te dragen of het bedrag van de schadevordering of premierestitutie aan de verzekerde over te dragen. Die maatregelen hebben een of meer van de volgende vormen: a) bij wet of bij overeenkomst vastgestelde bepalingen inhoudende dat door de klant aan de tussenpersoon betaalde bedragen worden geacht aan de onderneming te zijn betaald, terwijl door de onderneming aan de tussenpersoon betaalde bedragen, totdat de klant deze bedragen werkelijk ontvangt, worden geacht niet aan de klant te zijn betaald; b) een bepaling volgens welke verzekeringstussenpersonen over een financiële draagkracht moeten beschikken die permanent 4 % van het totaal van de jaarlijks ontvangen premies beloopt, met een minimum van 15000 EUR; c) een bepaling volgens welke het geld van klanten via strikt gescheiden klantenrekeningen wordt overgemaakt en uit deze rekeningen in geval van faillissement geen andere schuldeisers worden betaald; d) een bepaling volgens welke een garantiefonds wordt opgericht. 5. Voor de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsbedrijf is het noodzakelijk dat permanent aan de in dit artikel vastgestelde beroepsvereisten wordt voldaan. 6. De lidstaten mogen de bovengenoemde vereisten aanscherpen of andere vereisten toevoegen voor de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die op hun grondgebied zijn ingeschreven. 7. De in lid 3 en lid 4 bedoelde bedragen worden om de vijf jaar aangepast aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europees indexcijfer van de consumentenprijzen, voor de eerste maal vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. De bedragen worden automatisch aangepast door het basisbedrag te verhogen met de procentuele mutatie van het indexcijfer gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van deze richtlijn en de eerste actualiseringsdatum, of tussen de laatste actualiseringsdatum en de volgende actualiseringsdatum, en naar boven afgerond op 1 EUR. Artikel 5 Behoud van de verkregen rechten De lidstaten kunnen bepalen dat elkeen die reeds vóór 1 september 2000 als tussenpersoon werkzaam was, in een register ingeschreven stond en over een niveau van kennis, ervaring en integriteit beschikte dat vergelijkbaar is met dat wat deze richtlijn voorschrijft, automatisch in het in te voeren register zal worden ingeschreven, zodra aan de vereisten van artikel 4, leden 3 en 4, is voldaan. Artikel 6 Kennisgeving van vestiging en dienstverrichting in andere lidstaten 1. Elke verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die voornemens is voor het eerst in een of meer lidstaten werkzaamheden uit hoofde van het vrij verrichten van diensten of de vrijheid van vestiging uit te oefenen, stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis. Binnen een maand na deze kennisgeving stellen deze bevoegde autoriteiten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst die dit wensen in kennis van het voornemen van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon en brengen zij tegelijkertijd de betrokken tussenpersoon daarvan op de hoogte. De verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon kan zijn werkzaamheden aanvangen een maand nadat hij van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst heeft vernomen dat deze de in de vorige alinea bedoelde mededeling heeft verricht. De betrokken tussenpersoon kan zijn werkzaamheden onmiddellijk aanvangen indien de lidstaat van ontvangst daarvan niet in kennis wenst te worden gesteld. 2. De lidstaten doen de Commissie mededeling van hun wens in kennis te worden gesteld overeenkomstig lid 1. De Commissie stelt op haar beurt alle lidstaten daarvan in kennis. 3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst kunnen de noodzakelijke maatregelen nemen om op passende wijze de voorwaarden openbaar te maken waaronder, om redenen van algemeen belang, deze werkzaamheden op hun grondgebied moeten worden uitgeoefend. Artikel 7 Bevoegde autoriteiten 1. De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die gemachtigd zijn te zorgen voor de uitvoering van deze richtlijn. De lidstaten stellen de Commissie van deze aanwijzing en van de eventuele taakverdeling in kennis. 2. De in lid 1 bedoelde autoriteiten zijn ofwel overheidsinstanties ofwel lichamen die zijn erkend bij de nationale wetgeving of door overheidsinstanties die bij de nationale wetgeving uitdrukkelijk daartoe zijn gemachtigd. Zij mogen geen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn. 3. De bevoegde autoriteiten bezitten alle bevoegdheden die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Elke lidstaat zorgt ervoor dat, indien meer dan één autoriteit op zijn grondgebied bevoegd is, een nauwe samenwerking wordt bevorderd zodat de autoriteiten zich doeltreffend van hun respectieve taken kunnen kwijten. Artikel 8 Sancties 1. De lidstaten stellen passende sancties vast voor het geval dat een persoon het verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefent en daarbij niet in een van de lidstaten is ingeschreven en niet valt onder artikel 1, lid 2. 2. De lidstaten stellen passende sancties vast ten aanzien van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die gebruikmaken van de verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsdiensten van personen die niet in een van de lidstaten zijn ingeschreven en niet vallen onder artikel 1, lid 2. 3. De lidstaten stellen passende sancties vast voor het geval dat een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen niet naleeft. 4. Deze richtlijn doet niet af aan de bevoegdheid van de lidstaten van ontvangst om passende maatregelen te treffen ter voorkoming of bestraffing van op hun grondgebied gepleegde onregelmatigheden die in strijd zijn met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij om redenen van algemeen belang hebben vastgesteld. Met name kunnen zij inbreukplegende verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen beletten nieuwe werkzaamheden op hun grondgebied te verrichten. 5. Elke genomen maatregel die sancties of beperkingen van de werkzaamheden van een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon behelst, moet naar behoren met redenen worden omkleed en aan de betrokken tussenpersoon worden medegedeeld. Tegen elke maatregel van die aard staat in de lidstaat die de maatregel heeft genomen, beroep open bij de rechter. Artikel 9 Informatie-uitwisseling tussen de lidstaten 1. De bevoegde autoriteiten van de onderscheiden lidstaten werken samen om een goede toepassing van de bepalingen van deze richtlijn te verzekeren. 2. De bevoegde autoriteiten wisselen gegevens uit over verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen tegen wie een sanctie als bedoeld in artikel 8, lid 3, of een maatregel als bedoeld in artikel 8, lid 4, is getroffen, die de registerdoorhaling van die tussenpersonen tot gevolg kan hebben. Bovendien kunnen de bevoegde autoriteiten op verzoek van een hunner onderling alle relevante informatie uitwisselen. 3. Eenieder die in het kader van deze richtlijn gegevens moet ontvangen of verstrekken, is aan het beroepsgeheim gebonden op de wijze als bepaald in artikel 16 van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering)(10) en artikel 15 van Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (derde levensrichtlijn)(11). Artikel 10 Klachten De lidstaten zorgen voor de instelling van een procedure die klanten en andere belanghebbenden, met name de consumentenorganisaties, de mogelijkheid biedt klachten over verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in te dienen. In elk geval wordt vastgelegd welk gevolg aan de klachten wordt gegeven. Artikel 11 Buitengerechtelijke geschillenbeslechting 1. De lidstaten moedigen de invoering aan van passende en doeltreffende klachten- en beroepsprocedures voor de buitengerechtelijke beslechting van geschillen tussen verzekeringstussenpersonen en klanten, waarbij in voorkomend geval van bestaande instanties gebruik wordt gemaakt. 2. De lidstaten moedigen deze instanties ertoe aan, bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen samen te werken. HOOFDSTUK III INFORMATIEVEREISTEN VOOR TUSSENPERSONEN Artikel 12 Door de verzekeringstussenpersoon te verstrekken informatie 1. Voordat een eerste verzekeringsovereenkomst gesloten wordt en, zonodig, wanneer de overeenkomst gewijzigd of verlengd wordt, verstrekt de verzekeringstussenpersoon de klant ten minste de volgende informatie: a) zijn identiteit en adres; b) het register waarin hij is ingeschreven en hoe zijn registerinschrijving kan worden geverifieerd; c) of hij een rechtstreekse of middellijke deelneming van 10 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van een bepaalde verzekeringsonderneming bezit; d) of een bepaalde verzekeringsonderneming of een bepaalde moedermaatschappij van een verzekeringsonderneming een rechtstreekse of middellijke deelneming van meer dan 10 % van de stemrechten of van het kapitaal van de verzekeringstussenpersoon bezit; e) de in artikel 10 bedoelde procedure die klanten en belanghebbenden de mogelijkheid biedt klachten over verzekeringstussenpersonen in te dienen en, in voorkomend geval, over de in artikel 11 bedoelde buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures. Bovendien deelt de verzekeringstussenpersoon de klant met betrekking tot de aangeboden overeenkomst mee: i) dat hij adviseert op grond van de in lid 2 bedoelde verplichting tot een onpartijdige analyse; of ii) dat hij een contractuele verplichting heeft om uitsluitend met een of meer verzekeringsbemiddelingsondernemingen verzekeringszaken te doen; in dat geval deelt hij op verzoek van de klant tevens de namen van deze verzekeringsondernemingen mee; of iii) dat hij geen contractuele verplichting heeft om uitsluitend met een of meer verzekeringsbemiddelingsondernemingen verzekeringszaken te doen en niet adviseert op grond van de in lid 2 bedoelde verplichting tot een onpartijdige analyse; in dat geval deelt hij op verzoek van de klant tevens de namen mee van de verzekeringsondernemingen waarmee hij zaken doet of kan doen. In de gevallen waarin is voorzien dat bepaalde informatie slechts op verzoek van de klant wordt verstrekt, wordt deze in kennis gesteld van zijn recht om dergelijke informatie te verlangen. 2. Wanneer de verzekeringstussenpersoon de klant meedeelt dat hij adviseert op grond van een objectieve analyse, is hij verplicht zijn advies te baseren op een analyse van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringsovereenkomsten, zodat hij overeenkomstig professionele criteria in staat is de verzekeringsovereenkomst aan te bevelen die aan de behoeften van de klant voldoet. 3. Voorafgaand aan de sluiting van een verzekeringsovereenkomst preciseert de verzekeringstussenpersoon, in het bijzonder rekening houdend met de door de klant verstrekte informatie, ten minste de verlangens en behoeften van deze klant alsmede de elementen waarop zijn advies over een bepaald verzekeringsproduct is gebaseerd. Deze preciseringen variëren naar gelang van de ingewikkeldheidsgraad van de aangeboden verzekeringsovereenkomst. 4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde informatie behoeft niet te worden gegeven wanneer de verzekeringstussenpersoon bemiddelt bij de verzekering van grote risico's noch in het geval van bemiddeling door herverzekeringstussenpersonen. 5. De lidstaten mogen strengere bepalingen betreffende de vereisten op het gebied van de in lid 1 bedoelde informatie handhaven of aannemen, indien deze bepalingen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in de eerste alinea bedoelde nationale bepalingen. Teneinde met alle passende middelen een hoge mate van transparantie te bereiken, zorgt de Commissie ervoor dat informatie over de nationale bepalingen waarvan zij in kennis wordt gesteld, tevens aan de consumenten en de verzekeringstussenpersonen wordt meegedeeld. Artikel 13 Voorwaarden inzake informatie 1. Alle informatie die de klanten op grond van artikel 12 moet worden meegedeeld, wordt verstrekt: a) op papier of op een andere duurzame drager die voor de klant beschikbaar en toegankelijk is; b) op duidelijke, nauwkeurige en voor de klant begrijpelijke wijze; c) in een officiële taal van de lidstaat van de verbintenis of in elke andere taal die door partijen is overeengekomen. 2. In afwijking van lid 1, onder a), mag de in artikel 12 bedoelde informatie op verzoek van de klant mondeling worden meegedeeld, indien onmiddellijke dekking noodzakelijk is. In deze gevallen wordt de informatie onmiddellijk na de sluiting van de overeenkomst overeenkomstig lid 1 aan de klant verstrekt. 3. In geval van verkoop per telefoon is de vooraf aan de klant verstrekte informatie in overeenstemming met de communautaire voorschriften die gelden voor de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten. Bovendien wordt onmiddellijk na de sluiting van de overeenkomst informatie overeenkomstig lid 1 aan de klant verstrekt. HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN Artikel 14 Beroep op de rechter De lidstaten zorgen ervoor dat tegen beslissingen met betrekking tot een verzekeringstussenpersoon, een herverzekeringstussenpersoon of een verzekeringsonderneming die krachtens overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zijn gegeven, beroep bij de rechter openstaat. Artikel 15 Intrekking Richtlijn 77/92/EEG wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, lid 1, bedoelde datum. Artikel 16 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor 15 januari 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. In die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan wordt naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, alsmede een tabel, waarin wordt aangegeven in welke nationale bepalingen de bepalingen van deze richtlijn zijn verwerkt. Artikel 17 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 18 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 9 december 2002. Voor het Europees Parlement De voorzitter P. Cox Voor de Raad De voorzitter H. C. Schmidt (1) PB C 29 E van 30.1.2001, blz. 245. (2) PB C 221 van 7.8.2001, blz. 121. (3) Advies van het Europees Parlement van 14 november 2001 (PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 167), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2002 (PB C 145 E van 18.6.2002, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 13 juni 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 28 juni 2002. (4) PB L 26 van 31.1.1977, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994. (5) PB L 19 van 28.1.1992, blz. 32. (6) PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1. (7) PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31. (8) PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 77 van 20.3.2002, blz. 17). (9) PB L 63 van 13.3.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 77 van 20.3.2002, blz. 11). (10) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27). (11) PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad.