Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001D0076

    2001/76/EG: Beschikking van de Raad van 22 december 2000 tot wijziging van de Beschikking van 4 april 1978 over de toepassing van enkele richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten - Regeling inzake richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten

    PB L 32 van 2.2.2001, p. 1–54 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/12/2011; opgeheven door 32011R1233

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2001/76(1)/oj

    32001D0076

    2001/76/EG: Beschikking van de Raad van 22 december 2000 tot wijziging van de Beschikking van 4 april 1978 over de toepassing van enkele richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten - Regeling inzake richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten

    Publicatieblad Nr. L 032 van 02/02/2001 blz. 0001 - 0054


    Beschikking van de Raad

    van 22 december 2000

    tot wijziging van de Beschikking van 4 april 1978 over de toepassing van enkele richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten

    (2001/76/EG)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De Gemeenschap is partij bij de in het kader van de OESO gesloten regeling inzake richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten, hierna "regeling" genoemd.

    (2) De regeling is het voorwerp van de Beschikking van de Raad van 4 april 1978, die is verlengd bij Beschikking 93/112/EEG(1) en laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 97/530/EG(2).

    (3) De deelnemers aan de regeling hebben een nieuwe geconsolideerde tekst ervan opgesteld, waarin alle wijzigingen zijn opgenomen die de deelnemers sinds de bij Beschikking 93/112/EEG van toepassing verklaarde herziening hebben goedgekeurd.

    (4) De Gemeenschap heeft zich door de wijzigingen en aanvullingen die bij Beschikking 97/530/EG in de regeling zijn aangebracht, met name bij een beginselverklaring van de deelnemers aangesloten volgens welke deze besloten hebben leidende beginselen te onderzoeken om tot een convergentie van de op de exportkredieten van toepassing zijnde premies te komen.

    (5) De deelnemers aan de regeling hebben een aantal aanvullende richtsnoeren uitgewerkt betreffende de vaststelling van minimumreferentiepremies voor het soevereine risico en het landenrisico die op de door de overheid gesteunde exportkredieten van toepassing zijn en die in de nieuwe geconsolideerde tekst van de regeling zijn opgenomen in termen en in een vorm die met de regeling verenigbaar zijn.

    (6) De tekst in de bijlage bij de beschikking van 4 april 1978 moet dientengevolge door de nieuwe geconsolideerde tekst van de regeling worden vervangen. De beschikking van 4 april 1978, Beschikking 93/112/EEG en Beschikking 97/530/EG moeten derhalve worden ingetrokken,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bij deze beschikking gevoegde richtsnoeren van de regeling zijn in de Gemeenschap van toepassing.

    Artikel 2

    De bijlage bij de beschikking van 4 april 1978 wordt vervangen door de tekst van de bijlage bij de onderhavige beschikking.

    De beschikking van 4 april 1978, Beschikking 93/112/EEG en Beschikking 97/530/EG worden bijgevolg ingetrokken.

    Artikel 3

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 22. december 2000.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    C. Pierret

    (1) PB L 44 van 22.2.1993, blz. 1.

    (2) PB L 216 van 8.8.1997, blz. 77.

    BIJLAGE

    (VERTALING)

    REGELING INZAKE RICHTSNOEREN VOOR DOOR DE OVERHEID GESTEUNDE EXPORTKREDIETEN

    INHOUD

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    INLEIDING

    Doel en toepassing

    De regeling betreffende richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten, hierna "regeling" genoemd, heeft voornamelijk ten doel een kader te creëren voor het ordelijk gebruik van door de overheid gesteunde exportkredieten.

    Doel van deze regeling is te bewerkstelligen dat exporteurs in de OESO-landen op grond van kwaliteit en prijzen van de uit te voeren goederen en diensten met elkaar concurreren en niet op grond van de voorwaarden die hen door de overheid worden geboden.

    De regeling is van toepassing op door de overheid gesteunde exportkredieten met een terugbetalingstermijn van ten minste twee jaar welke betrekking hebben op de uitvoer van goederen en/of diensten of op financiële leasing, dat wil zeggen leasing die in feite gelijk is aan een verkoop. De regeling heeft eveneens betrekking op de omstandigheden waarin overheidssteun in de vorm van handelsgerelateerde gebonden en gedeeltelijk ongebonden hulp - hierna "gebonden hulp" genoemd - kan worden verleend en/of met door de overheid gesteunde exportkredieten kan worden gecombineerd.

    "Overheidssteun"(1) kan de vorm aannemen van rechtstreekse kredieten/financiering, herfinanciering, rentesubsidie, hulpfinanciering (kredieten en schenkingen), exportkredietverzekering en garanties. Rechtstreekse kredieten/financiering, herfinanciering en rentesubsidies worden door de overheid gesteunde financiering genoemd.

    De regeling plaatst beperkingen op de voorwaarden waarop exportkredieten door de overheid kunnen worden gesteund. Deze beperkingen hebben onder meer betrekking op minimumpremiereferentiebedragen, het minimumbedrag dat voor of op de aanvangsdatum van het krediet contant moet worden betaald, de maximumduur van het krediet en de minimumrentetarieven die voor financieringssteun van de overheid in aanmerking komen. Voorts zijn er beperkingen op het verlenen van gebonden hulp. Tenslotte omvat de regeling procedures om afwijkingen en uitzonderingen op deze beperkingen te kunnen toestaan alsmede procedures voor onmiddellijke en voorafgaande kennisgeving, overleg, de uitwisseling van informatie en herziening.

    Militaire uitrusting en landbouwproducten vallen niet onder deze regeling. Er zijn speciale regels voor schepen, kerncentrales en luchtvaartuigen.

    Beste vermogen

    In de regeling zijn de gunstigste kredietvoorwaarden omschreven die gesteund mogen worden. Alle deelnemers erkennen dat het risico bestaat dat deze maximumkredietvoorwaarden in de loop van de tijd als de normale praktijk zullen worden beschouwd. Ze hebben zich er derhalve toe verbonden de nodige maatregelen te nemen om dit te voorkomen.

    Bepaalde handels- en industriesectoren kwamen van oudsher voor minder gunstige betalingsvoorwaarden in aanmerking dan de maximumvoorwaarden die volgens de regeling waren toegestaan. De deelnemers zullen deze gebruikelijke voorwaarden blijven hanteren en al het mogelijke doen om de gebruikelijke kredietvoorwaarden te handhaven.

    Status

    De regeling die in het kader van de OESO werd ontwikkeld, kwam in april 1978 door overeenstemming tussen de deelnemers tot stand. De regeling is een "Gentlemen's Agreement" tussen de deelnemers. De regeling is geen Besluit van de OESO, hoewel het OESO-secretariaat - hierna "secretariaat" genoemd - administratieve steun verleent.

    HOOFDSTUK I

    WERKINGSSFEER VAN DE REGELING

    1. DEELNEMERS

    a) De deelnemers aan deze regeling zijn: Australië, Canada, de Europese Gemeenschap (waarvan de volgende landen deel uitmaken: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden), Japan, Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, de Verenigde Staten en Zwitserland.

    b) De deelnemers komen overeen de voorwaarden van deze regeling in acht te nemen en toe te passen. Andere landen die bereid zijn deze richtsnoeren toe te passen, kunnen op uitnodiging van de huidige deelnemers tot de regeling toetreden.

    2. TOEPASSINGSGEBIED

    Deze regeling is van toepassing op alle overheidssteun voor de export van goederen en/of diensten, en op financiële leasing, met krediettermijnen (als in artikel 8 omschreven) van ten minste twee jaar. Het is hierbij van geen belang of de overheidssteun voor exportkredieten door middel van rechtstreekse kredieten/financiering, herfinanciering, rentesubsidie, garanties of verzekeringen wordt verleend. De regeling is ook van toepassing op overheidssteun in de vorm van gebonden hulp.

    3. TOEPASSING OP EN UITSLUITING VAN BEPAALDE SECTOREN

    Voor de volgende sectoren passen de deelnemers bijzondere richtsnoeren toe:

    a) Schepen

    Deze regeling is van toepassing op schepen die niet onder de Overeenkomst inzake exportkredieten voor schepen (bijlage I) vallen. Wanneer een deelnemer voornemens is voorwaarden te steunen voor een onder de overeenkomst - en dus niet onder deze regeling - vallend schip die gunstiger zijn dan op grond van de regeling is toegestaan, dan deelt deze deelnemer de inhoud van deze voorwaarden aan alle andere deelnemers mede. De voor dergelijke kennisgevingen geldende procedures zijn in artikel 49 omschreven.

    b) Kerncentrales

    Deze regeling is van toepassing, tenzij de Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor kerncentrales (bijlage II), die deze regeling aanvult, een overeenkomstige bepaling bevat die dan prevaleert. De regeling is van toepassing op overheidssteun voor het buiten bedrijf stellen, dat wil zeggen de sluiting of ontmanteling, van kerncentrales.

    c) Vliegtuigen

    Deze regeling is van toepassing, tenzij de Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor vliegtuigen voor de burgerluchtvaart (bijlage III), die deze regeling aanvult, een overeenkomstige bepaling bevat die dan prevaleert.

    d) Uitsluitingen

    Deze regeling is niet van toepassing op overheidssteun voor de export van:

    - militaire goederen, of

    - landbouwproducten.

    4. HERZIENING

    De deelnemers onderwerpen de werking van deze regeling ten minste eenmaal per jaar aan een onderzoek. De bepalingen van deze regeling kunnen na dit onderzoek overeenkomstig de artikelen 82, 83 en 84 worden herzien.

    5. UITTREDING

    De regeling is van onbepaalde duur. Een deelnemer kan echter uittreden door de andere deelnemers schriftelijk van zijn voornemen hiertoe in kennis te stellen met behulp van een middel voor onmiddellijke communicatie, bijv. het On-line Information System (OLIS) van de OESO, telex of telefax. De uittreding treedt 60 dagen na ontvangst van de kennisgeving door de deelnemers in werking.

    6. TOEZICHT

    Het secretariaat ziet toe op de uitvoering van de regeling.

    HOOFDSTUK II

    EXPORTKREDIETEN

    7. CONTANTE BETALINGEN

    a) De deelnemers eisen van de afnemers van de goederen en diensten waarvoor overheidssteun wordt verleend dat deze voor of op de aanvangsdatum van het krediet zoals gedefinieerd in artikel 9 een contante betaling van ten minste 15 procent van de waarde van het exportcontract verrichten.

    b) De waarde van het exportcontract is het totale bedrag dat door of namens de afnemer van de uitgevoerde goederen en/of diensten betaald zal worden, met uitsluiting van de in artikel 25 omschreven plaatselijke uitgaven. In geval van een leasecontract is het met de rente overeenkomende aandeel van de leasebetaling uitgesloten.

    c) Overheidssteun voor zulke contante betalingen kan slechts worden verleend in de vorm van verzekering en garanties, dat wil zeggen zuivere dekking tegen de gebruikelijke risico's voorafgaande aan de kredietverlening.

    d) Voor de beoordeling van contante betalingen mag de waarde van het exportcontract evenredig worden verminderd voor niet door de overheid gesteunde goederen en diensten uit een derde land.

    e) Ingehouden bedragen die na de aanvangsdatum van het krediet zijn betaald worden in dit verband niet als contante betalingen beschouwd.

    8. KREDIETTERMIJN

    De krediettermijn is de termijn die op de in artikel 9 omschreven aanvangsdatum van het krediet aanvangt en die eindigt op de contractdatum van de laatste betaling.

    9. AANVANGSDATUM VAN HET KREDIET

    De definitie in de regeling is afgeleid van de definitie van de term "aanvangsdatum van het krediet" van de Berner unie.

    a) Voor contracten inzake de verkoop van kapitaalgoederen, bestaande uit afzonderlijke, als zodanig te gebruiken delen (bijvoorbeeld locomotieven), is de aanvangsdatum de gemiddelde datum of de feitelijke datum waarop de afnemer de goederen in zijn eigen land fysiek in ontvangst neemt.

    b) Voor contracten inzake de verkoop van kapitaalgoederen voor complete installaties of fabrieken waarbij de leverancier niet verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de aanvangsdatum de datum waarop de afnemer de gehele, volgens het contract geleverde installatie (met uitzondering van reserveonderdelen) fysiek in ontvangst neemt.

    c) Voor bouwcontracten waarbij de aannemer niet verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de aanvangsdatum de datum van voltooiing van het bouwwerk.

    d) Voor contracten waarbij de leverancier of aannemer contractueel verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, is de aanvangsdatum de datum waarop, na de installatie of de bouw, de proeven zijn genomen waaruit blijkt dat de installatie bedrijfsklaar is. Dit geldt ongeacht het feit of de installatie op die datum overeenkomstig het contract aan de afnemer wordt overgedragen en ongeacht het feit of de leverancier of aannemer verplichtingen van langere duur heeft, bij voorbeeld ter garantie van de goede werking of voor de opleiding van plaatselijk personeel.

    e) Wanneer het contract in de onder b), c) en d) bedoelde gevallen de aparte uitvoering van afzonderlijke delen van een project inhoudt, is de aanvangsdatum de datum die geldt als aanvangsdatum voor ieder afzonderlijk deel, of de gemiddelde datum van deze aanvangsdata of, wanneer het contract van de leverancier niet op het gehele project doch op een belangrijk deel daarvan betrekking heeft, kan de aanvangsdatum de aanvangsdatum zijn voor het project in zijn geheel.

    10. MAXIMUMKREDIETTERMIJN

    De maximumkrediettermijn hangt af van de indeling van het land van bestemming volgens de in artikel 12 uiteengezette criteria.

    a) Voor landen in klasse I bedraagt de maximumkrediettermijn vijf jaar, met de mogelijkheid deze termijn tot acht en een half jaar te verlengen wanneer de in artikel 49 omschreven procedures van voorafgaande kennisgeving worden gevolgd.

    b) Voor landen in klasse II bedraagt de maximumkrediettermijn tien jaar.

    c) Overheidssteun wordt niet verstrekt indien blijkt dat het contract, uitsluitend om gunstiger kredietvoorwaarden te verkrijgen, is gesloten met een afnemer in een land dat niet de eindbestemming is van de goederen.

    d) Voor contracten met meer dan een land van bestemming streven de deelnemers ernaar een gemeenschappelijke gedragslijn vast te stellen overeenkomstig de in de artikelen 71 tot en met 77 omschreven procedures teneinde overeenstemming over passende voorwaarden te bereiken.

    11. BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR ANDERE ELEKTRICITEITSCENTRALES DAN KERNCENTRALES

    a) Voor andere elektriciteitscentrales dan kerncentrales is de maximumkrediettermijn twaalf jaar. Indien een deelnemer een krediettermijn van meer dan vijf jaar wenst te steunen voor landen in klasse I of een krediettermijn van meer dan tien jaar voor landen in klasse II, dan deelt deze deelnemer dit vooraf mede volgens de in artikel 49 omschreven procedure.

    b) Andere elektriciteitscentrales dan kerncentrales zijn volledige elektriciteitscentrales of delen daarvan die geen gebruik maken van kernenergie. Hierbij zijn inbegrepen alle componenten, installaties, materialen en diensten, met inbegrip van de opleiding van het personeel, die rechtstreeks vereist zijn voor de bouw en het in bedrijf stellen van dergelijke niet-nucleaire centrales. Niet inbegrepen zijn posten die doorgaans voor rekening van de afnemer komen, bijvoorbeeld kosten voor het bouwrijp maken van de grond, wegen, accommodatie voor het bouwpersoneel, elektriciteitsleidingen, schakelinstallaties en watervoorziening, alsmede kosten die in het land van de afnemer voortvloeien uit officiële goedkeuringsprocedures (bijvoorbeeld vergunning bouwterrein, bouwvergunning, vergunning splijtstoflading).

    12. INDELING VAN LANDEN TEN BEHOEVE VAN DE TOEPASSING VAN DE MAXIMUMKREDIETVOORWAARDEN

    a) In klasse I worden de landen ingedeeld die voorkomen op de graduatielijst van de Wereldbank(2). Alle andere landen worden in klasse II ingedeeld. De graduatieniveaus van de Wereldbank worden elk jaar opnieuw berekend. Een land wordt eerst in een andere klasse ingedeeld nadat de indeling van dit land op de graduatielijst van de Wereldbank twee achtereenvolgende jaren ongewijzigd is gebleven.

    b) De volgende operationele criteria en procedures zijn bij de indeling van de landen van toepassing.

    1. Landen worden voor de doeleinden van de regeling op grond van het BNP per hoofd van de bevolking ingedeeld als door de Wereldbank berekend met het oog op de indeling van kredietontvangende landen.

    2. Wanneer de Wereldbank niet over voldoende gegevens beschikt om het BNP per hoofd van de bevolking bekend te maken, zal de Wereldbank worden verzocht te ramen of het BNP van het betrokken land per hoofd van de bevolking boven of beneden de drempelwaarde ligt. Het land wordt volgens deze raming ingedeeld tenzij de deelnemers anders besluiten.

    3. Indien een land overeenkomstig artikel 12, onder a), opnieuw wordt ingedeeld, treedt deze nieuwe indeling in werking twee weken nadat de conclusies die uit bovengenoemde gegevens van de Wereldbank zijn getrokken door het secretariaat aan alle deelnemers zijn medegedeeld.

    4. Indien de Wereldbank haar cijfers herziet, wordt dit in het kader van de regeling buiten beschouwing gelaten. De indeling van een land kan echter door middel van een gemeenschappelijke gedragslijn worden gewijzigd en deelnemers zullen een wijziging die aan fouten en lacunes in de gegevens is te wijten die in hetzelfde kalenderjaar worden ontdekt als het kalenderjaar waarin de cijfers voor het eerst door het secretariaat werden verspreid in welwillende overweging nemen.

    13. AFLOSSING VAN DE HOOFDSOM

    a) De hoofdsom van een exportkrediet wordt gewoonlijk in gelijke, regelmatige termijnen met een tussentijd van ten hoogste zes maanden afgelost, te beginnen uiterlijk zes maanden na de aanvangsdatum van het krediet.

    b) In geval van leasing kan deze wijze van aflossen worden toegepast voor het bedrag van de hoofdsom alleen of voor het bedrag van hoofdsom en rente samen.

    c) Indien een deelnemer deze praktijk niet wenst te volgen, dient hij dit vooraf mede te delen overeenkomstig de in artikel 49 omschreven procedure.

    14. RENTEBETALING

    a) De rente wordt gewoonlijk niet gedurende de krediettermijn gekapitaliseerd, doch zal ten minste om de zes maanden worden betaald, te beginnen uiterlijk zes maanden na de aanvangsdatum van het krediet.

    b) Indien een deelnemer deze praktijk niet wenst te volgen, dient hij dit vooraf mede te delen overeenkomstig de in artikel 49 omschreven procedure.

    c) De rente omvat niet:

    - enigerlei betaling uit hoofde van premies of andere kosten voor het verzekeren of garanderen van leveranciers- of financieringskredieten; wanneer de overheidssteun door middel van rechtstreekse kredieten/financiering of herfinanciering wordt verleend, kan de premie aan de nominale waarde van de rentevoet worden toegevoegd of kan ze apart worden aangerekend; beide componenten moeten voor de deelnemers apart worden gespecificeerd;

    - enigerlei andere betaling uit hoofde van andere met het exportkrediet verband houdende bankkosten of provisies dan de jaarlijkse of halfjaarlijkse bankkosten die gedurende de gehele krediettermijn verschuldigd zijn, en

    - de door het importland geheven bronbelastingen.

    15. MINIMUMRENTETARIEVEN

    De deelnemers die overheidssteun voor de financiering verlenen door middel van rechtstreekse kredieten/financiering, herfinanciering of rentesubsidie, passen minimumrentetarieven toe; de deelnemers passen de desbetreffende commerciële referentierentetarieven (Commercial Interest Reference Rates of CIRR's) toe. De CIRR's zijn rentetarieven die volgens de volgende beginselen zijn vastgesteld:

    - de CIRR's dienen overeen te stemmen met de uiteindelijke commerciële rentetarieven voor leningen op de binnenlandse markt van de betrokken valuta;

    - de CIRR's dienen nauw aan te sluiten bij het tarief voor eersteklas binnenlandse leningnemers;

    - de CIRR's dienen zo mogelijk te worden gebaseerd op de financieringskosten van vastrentende leningen met een looptijd van niet minder dan vijf jaar;

    - de CIRR's mogen de binnenlandse concurrentieverhoudingen niet verstoren, en

    - de CIRR's dienen nauw aan te sluiten bij het tarief voor eersteklas buitenlandse leningnemers.

    16. VASTSTELLING VAN DE CIRR's

    a) Gelet op de in artikel 15 uiteengezette beginselen, worden de CIRR's vastgesteld op een vaste marge van 100 basispunten boven hun respectieve basistarieven tenzij de deelnemers anders zijn overeengekomen.

    b) Elke deelnemer kiest aanvankelijk een van beide basistarieven voor zijn nationale valuta, namelijk:

    - ofwel het rendement van driejaars overheidsobligaties, voor krediettermijnen tot en met vijf jaar; van vijfjaars overheidsobligaties, voor krediettermijnen van meer dan vijf tot en met acht en een half jaar en van zevenjaars overheidsobligaties, voor krediettermijnen van meer dan acht en een half jaar,

    - ofwel het rendement van vijfjaars overheidsobligaties, voor alle krediettermijnen.

    De deelnemers kunnen overeenkomen van het basistariefsysteem af te wijken.

    c) Uitzonderingen op het basistariefsysteem zijn de yen-CIRR, die gebaseerd is op de "prime rate" op lange termijn verminderd met 20 basispunten voor alle krediettermijnen, en de euro-CIRR, die gebaseerd is op het rendement op de seurondaire markt van euro-obligaties op middellange termijn op de beurs van Luxemburg, vermeerderd met 50 basispunten.

    d) Andere deelnemers gebruiken deze selectie indien ze besluiten in die valuta te financieren.

    e) Een deelnemer kan zijn basistariefsysteem, na raadpleging van de deelnemers, met een opzeggingstermijn van zes maanden wijzigen;

    f) Een deelnemer die overheidssteun wenst te verlenen in de valuta van een land dat geen deelnemer is, kan een voorstel doen voor de vaststelling van de CIRR in die valuta volgens de in de artikelen 70 tot en met 77 omschreven procedures om een gemeenschappelijke gedragslijn vast te stellen.

    17. TOEPASSING VAN DE CIRR's

    a) De rente die op een bepaalde transactie van toepassing is wordt vastgesteld voor een periode van ten hoogste 120 dagen. Een marge van 20 basispunten wordt aan de CIRR toegevoegd indien de voorwaarden waarop de overheid de financiering steunt voorafgaand aan de contractdatum worden vastgesteld.

    b) Wanneer de overheid financieringssteun verleent voor leningen met een zwevende rentevoet, mogen banken en andere financiële instellingen geen keuze aanbieden tussen de CIRR (ten tijde van het oorspronkelijke contract) en, indien deze lager is, de marktrente op korte termijn gedurende de gehele looptijd van de lening.

    18. COSMETISCHE RENTETARIEVEN

    Cosmetische rentetarieven zijn rentetarieven beneden de desbetreffende CIRR waarvoor overheidssteun wordt verleend, en die een compensatiemaatregel kunnen inhouden zoals een overeenkomstige vermeerdering van de contractwaarde of andere aanpassingen van het contract.

    19. OVERHEIDSSTEUN VOOR COSMETISCHE RENTETARIEVEN

    a) Overheidssteun door middel van directe financiering mag niet plaatsvinden tegen tarieven die onder de desbetreffende CIRR liggen.

    b) Overheidssteun kan op de volgende wijze worden verleend:

    - andere financieringssteun dan de hierboven vermelde zolang deze steun niet tegen cosmetische rentetarieven wordt aangeboden, en/of

    - in de vorm van verzekering en garanties, d.w.z. zuivere dekking.

    c) Indien een andere deelnemer gegevens over een transactie aanvraagt, dan dient de deelnemer die voornemens is de transactie te steunen de financiële voorwaarden en mechanismen, waaronder de compensatiemaatregel, naar beste vermogen duidelijk te maken.

    d) Een deelnemer die over gegevens beschikt die erop lijken te wijzen dat een andere deelnemer niet-conforme voorwaarden heeft aangeboden, dient redelijke pogingen te ondernemen om vast te stellen of de financiering van deze transactie voor overheidssteun in aanmerking komt en of de voorwaarden van deze steun in overeenstemming zijn met artikel 15 van de regeling. Deze deelnemer wordt geacht redelijke pogingen te hebben ondernomen indien hij de andere deelnemer, waarvan hij aanneemt dat deze niet-conforme voorwaarden heeft aangeboden, met behulp van een middel voor onmiddellijke communicatie van zijn voornemen zich aan te passen in kennis stelt. Tenzij de deelnemer die de niet-conforme voorwaarden zou hebben aangeboden binnen drie werkdagen laat weten dat de transactie niet voor financieringssteun van de overheid in aanmerking komt of dat de voorwaarden van deze financieringssteun in overeenstemming zijn met artikel 15 van de regeling, heeft de andere deelnemer het recht zich aan deze voorwaarden aan te passen overeenkomstig de in artikel 50 omschreven procedure.

    20. MINIMUMPREMIE

    a) De deelnemers die overheidssteun verlenen door middel van rechtstreekse kredieten/financiering, herfinanciering, exportkredietverzekering en garanties rekenen niet minder dan de minimumpremiereferentiebedragen aan voor het souvereine kredietrisico en het landenkredietrisico, ongeacht het feit of de afnemer/kredietnemer een particuliere of openbare organisatie is.

    b) Het souvereine kredietrisico heeft betrekking op de volledige geloof- en kredietwaardigheid van de Staat, bijv. het Ministerie van financiën of de Centrale bank.

    c) Het landenkredietrisico is de beoordeling of een land zijn externe schulden zal voldoen. De vijf elementen van het landenkredietrisico zijn:

    - een algemeen uitstel van betalingen afgekondigd door de overheid van de afnemer/kredietnemer/garantieverlener of door die instantie van een land via dewelke de terugbetaling plaatsvindt;

    - politieke evenementen en/of economische problemen buiten het land van de kennisgevende deelnemer of wettelijke/bestuursrechtelijke maatregelen die buiten het land van de kennisgevende deelnemer zijn genomen en die de transfer van fondsen die uit hoofde van het krediet zijn betaald belemmeren of vertragen;

    - wettelijke bepalingen die in het land van de afnemer/kredietnemer zijn vastgesteld volgens welke terugbetalingen in plaatselijke munt geldig zijn om de schuld te voldoen, niettegenstaande het feit dat deze terugbetalingen, ten gevolge van wisselkoersschommelingen, na omzetting in de valuta van het krediet, het bedrag van de schuld op de dag van de transfer van de fondsen niet dekken;

    - alle andere maatregelen of besluiten van de overheid van een ander land die terugbetalingen uit hoofde van een lening onmogelijk maken; en

    - gevallen van overmacht buiten het land van de kennisgevende deelnemer, bijv. oorlog (ook burgeroorlog), onteigening, revolutie, rellen, burgerlijke onlusten, wervelstormen, overstromingen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, vloedgolven en kernongevallen.

    d) De minimumpremiereferentiebedragen worden overeenkomstig de in de artikel 21, 22 en 23 uiteengezette beginselen vastgesteld.

    e) De deelnemers mogen premies aanrekenen boven de minimumpremiereferentiebedragen.

    21. INDELING VAN LANDEN NAAR RISICO

    a) De hoogte van de premie is afhankelijk van het risico.

    b) Om het risico te berekenen en om een gemeenschappelijke referentieclassificatie van landen vast te stellen, worden de landen cijfers gegeven volgens het "kwantitatieve landenrisicomodel" (hierna "het model" genoemd):

    - het model is voor elk land op drie groepen risico-indicatoren gebaseerd: de betalingservaring van de deelnemers, de financiële en de economische situatie;

    - de methodologie van het model bestaat uit verschillende stappen waaronder de beoordeling van de drie groepen risico-indicatoren, en de combinatie en flexibele weging van de risico-indicatorengroepen; en

    - op grond van de verkregen cijfers worden de landen in zeven risicocategorieën ingedeeld.

    c) Overeenkomstig de procedures waarover de deelnemers overeenstemming hebben bereikt, wordt de kwantitatieve uitkomst van het model, per land, beschouwd teneinde het politieke risico en/of andere risicofactoren waarmee het model geen rekening heeft gehouden op kwalitatieve wijze te integreren; zo nodig kan dit tot een correctie op de indeling volgens het model leiden om tot een uiteindelijke beoordeling van het landenkredietrisico te komen.

    22. MINIMUMPREMIEREFERENTIEBEDRAGEN(3)

    a) De premies zullen geleidelijk naar elkaar toegroeien. Om dit te bereiken worden minimumpremiereferentiebedragen vastgesteld die met het risiconiveau overeenstemmen, die toereikend zijn om de operationele kosten en verliezen op lange termijn te dekken en die rekening houden met een aantal standaard bijbehorende voorwaarden. Dit gebeurt op de volgende wijze:

    - er worden minimumpremiereferentiebedragen vastgesteld voor elk van de zeven risicocategorieën;

    - het standaardproduct waarop de minimumpremiereferentiebedragen betrekking hebben is verzekering met 95 procent dekking, verhoudingsgewijs gecorrigeerd voor het bedrag waarover risico wordt gelopen, met dekking van de rente gedurende de wachttijd voor schadezaken van zes maanden zonder een afzonderlijke premietoeslag; en

    - rechtstreekse kredieten/financiering worden als standaardproducten voor 100 procent dekking beschouwd.

    b) Op OESO-landen met een hoog inkomen (volgens de definitie van de Wereldbank(4)) en andere landen met soortgelijke risico's worden de minimumpremiereferentiebedragen niet toegepast, met dien verstande dat de prijzen op de particuliere markt niet zullen worden onderboden.

    c) Op landen met het hoogste risico (in categorie 7) zijn in principe de voor die categorie vastgestelde toeslagen op de minimumpremiereferentiebedragen van toepassing; deze toeslagen zullen door de overheidssteun verlenende deelnemer worden gesteld.

    d) Er zijn verschillende minimumpremiereferentiebedragen voor soeverein kredietrisico en landenkredietrisico.

    e) De minimumpremiereferentiebedragen voor soeverein kredietrisico zijn de minimumtarieven voor risico van de openbare en particuliere sector wanneer zowel het landenrisico als het risico van de afnemer/kredietnemer zijn gedekt.

    f) Wanneer afnemer-/kredietnemerrisico is uitgesloten, bedraagt het minimumpremiereferentiebedrag voor landenkredietrisico 90 procent van het minimumpremiereferentiebedrag voor soeverein kredietrisico, dat wil zeggen dat een korting van tien procent op het minimumpremiereferentiebedrag voor soeverein kredietrisico mag worden toegepast.

    g) Minimumpremiereferentiebedragen worden uitgedrukt in procenten van de hoofdsom van het krediet alsof de premie op de datum van het krediet, de verzekering of garantie volledig werd betaald (voorbeeld in de "Elektronische uitwisseling van informatie" in bijlage VII).

    23. BIJBEHORENDE VOORWAARDEN

    a) Gezien de verschillen in kwaliteit van door de deelnemers aangeboden producten worden correcties op de minimumpremiereferentiebedragen toegepast om met bijbehorende voorwaarden rekening te houden. De behandeling van bijbehorende voorwaarden wordt gebaseerd op de toekomstverwachtingen van de exporteur (om het concurrentie-effect te neutraliseren dat voortvloeit uit de kwaliteitsverschillen van het aan de exporteur/de financiële instelling aangeboden product) en drie bijbehorende voorwaarden:

    - het percentage van de dekking;

    - de wachttijd voor het indienen van claims, dat wil zeggen de tijd tussen de datum waarop de afnemer/kredietnemer moet betalen en de datum waarop de verzekeraar/garantiegever verplicht is de exporteur/financiële instelling te vergoeden; en

    - de dekking van rente tijdens de wachttijd voor claims zonder toeslag.

    b) Om rekening te houden met niet-standaard bijbehorende voorwaarden worden de minimumpremiereferentiebedragen naar boven of beneden bijgesteld. Alle bestaande producten van de deelnemers worden in een van de drie volgende productcategoriën ingedeeld, namelijk:

    - beneden standaardproduct, dat wil zeggen verzekering zonder dekking van de rente gedurende de wachttijd voor claims en verzekering met dekking van de rente tijdens de wachttijd voor claims, met een passende premietoeslag;

    - standaardproduct, dat wil zeggen verzekering met dekking van de rente gedurende de wachttijd voor claims zonder een passende premietoeslag en rechtstreekse kredieten/financiering; en

    - boven standaardproduct, dat wil zeggen onvoorwaardelijke garanties.

    c) Prijsverschillen dienen in overeenstemming te zijn met de kwaliteitsverschillen van de drie productcategorieën; voor producten boven de standaard worden premietoeslagen betaald en voor producten beneden de standaard worden premiekortingen gegeven.

    d) De minimumpremiereferentiebedragen worden aangepast aan elk percentage dekking boven en beneden de standaarddekking van 95 procent.

    24. PREMIETERUGKOPPELINGSINSTRUMENTEN

    a) De premie moet toereikend zijn om de operationele kosten en verliezen op lange termijn te dekken. Om ervoor te zorgen dat deze premiereferentiebedragen toereikend zijn en zonodig naar boven en naar beneden kunnen worden bijgesteld:

    - worden drie premieterugkoppelingsinstrumenten (PTI's) naast elkaar gebruikt om toezicht te houden op de minimumpremiereferentiebedragen en deze zo nodig aan te passen;

    - de PTI's zijn gebaseerd op "accrual"- en "cashflow"-boekhoudmethoden, samengebracht op het algemene niveau van de deelnemers en, zo nodig, particuliere marktindicatoren.

    b) Overeengekomen is dat:

    - het gebruik van PTI's niet betekent dat de deelnemers hun bestaande boekhoudingssystemen en praktijken moeten wijzigen;

    - alle door de overheid gesteunde exportkredieten in de vorm van rechtstreekse kredieten/financiering, herfinanciering, exportkredietverzekering en garanties waarop de regeling van toepassing is, worden medegedeeld;

    - uitsluitend soevereine kredietrisico's en landenkredietrisico's worden medegedeeld, onafhankelijk van het feit of het afnemersrisico gedekt is;

    - de PTI's een gemeenschappelijke aanvangsdatum zullen hebben; en

    - onder "claims" ook hergefinancierde schulden op grond van rechtstreekse kredieten/financiering, herfinanciering, exportkredietverzekering of garanties worden verstaan; voorts worden hieronder "rolledover" leningen verstaan en leningen die laattijdig of niet meer worden afgelost.

    25. PLAATSELIJKE UITGAVEN

    a) Onder plaatselijke uitgaven worden uitgaven verstaan voor de levering van goederen en diensten in het land van de afnemer, welke goederen en diensten noodzakelijk zijn, hetzij voor de uitvoering van het contract van de exporteur, hetzij voor de voltooiing van het project waarvan het exportcontract een onderdeel vormt. Deze uitgaven omvatten niet de commissie die verschuldigd is aan de agent van de exporteur in het land van de afnemer.

    b) Overheidssteun mag niet worden verleend voor meer dan 100 procent van de waarde van de uitgevoerde goederen en diensten, inclusief die welke door derde landen worden geleverd, doch exclusief de plaatselijke uitgaven. Het op kredietvoorwaarden gesteunde bedrag van de plaatselijke uitgaven is bijgevolg niet hoger dan dat van de contante betalingen. Overheidssteun voor plaatselijke uitgaven wordt niet op gunstiger voorwaarden verleend dan de steun voor de daarmee verband houdende export.

    c) De steun voor plaatselijke uitgaven in klasse I-landen is beperkt tot verzekering en garanties, d.w.z. zuivere dekking. Deze steun mag geen financieringssteun van de overheid omvatten.

    26. GELDIGHEIDSDUUR VAN EXPORTKREDIETEN

    De kredietvoorwaarden voor een bepaald exportkrediet of een bepaalde kredietlijn mogen niet voor een periode van meer dan zes maanden worden vastgelegd. Een kredietlijn is een kader voor exportkredieten, in welke vorm dan ook, voor een reeks transacties die al dan niet met een welbepaald project verband houden.

    27. VERBINTENIS GEEN AFWIJKINGEN TOE TE STAAN

    a) De deelnemers wijken niet af van de maximumkrediettermijnen, minimumrentetarieven, de minimumpremiereferentiebedragen (na correcties voor bijbehorende voorwaarden), de beperking van de geldigheidsduur van exportkredietvoorwaarden tot zes maanden en staan geen verlenging van de krediettermijn toe door verplaatsing van de datum waarop de eerste aflossing van de hoofdsom overeenkomstig artikel 13, onder a), moet plaatsvinden.

    b) In afwijking van punt a) kan een deelnemer, met inachtneming van de in artikel 48 omschreven procedures, een premiereferentiebedrag beneden het minimumpremiereferentiebedrag (na correctie voor bijbehorende voorwaarden) toepassen, indien het landenkredietrisico (zoals omschreven in artikel 20) voor de gehele duur van de schuldterugbetalingsverplichting geëxternaliseerd/verwijderd of beperkt/uitgesloten is, en wel als volgt:

    - indien een deelnemer de vijf elementen van het in artikel 20 omschreven landenkredietrisico (voor de gehele duur van de schuldenterugbetalingsverplichting) kan externaliseren/verwijderen, wordt het minimumpremiereferentiebedrag bepaald door het landenkredietrisico van de jurisdictie waarnaar het risico is overgedragen;

    - indien een deelnemer een van de vijf elementen van het landenkredietrisico (voor de gehele duur van de schuldterugbetalingsverplichting) kan beperken/uitsluiten, kan de deelnemer een overeenkomstige korting op het minimumpremiereferentiebedrag toepassen. Verwacht wordt dat een korting, wanneer het overdrachtsrisico, als vermeld achter het eerste en tweede streepje van artikel 20, onder c), is uitgesloten, 50 procent van het minimumpremiereferentiebedrag niet overschrijdt;

    - elke toegestane uitzondering op minimumpremiereferentiebedragen wordt per geval behandeld en kan in een volgend geval door een deelnemer niet als precedent worden aangehaald.

    28. MAATREGELEN OM VERLIEZEN TE VOORKOMEN OF TE BEPERKEN

    De regeling belet exportkredietverzekeringsinstellingen of financieringsinstellingen niet na de toekenning van het contract (wanneer de exportkredietovereenkomst en de bijbehorende documenten reeds in werking zijn getreden) gunstiger dan de toegestane voorwaarden overeen te komen indien dit uitsluitend gebeurt om verliezen die uit wanbetaling of claims kunnen voortvloeien te voorkomen of te beperken.

    29. AANPASSING

    a) De deelnemers mogen zich aan kredietvoorwaarden aanpassen waarvan overeenkomstig de in de artikelen 47, 48 en 49 omschreven procedures kennis is gegeven, alsmede aan kredietvoorwaarden waarvan geen kennis is gegeven of die door niet-deelnemers worden gesteund. De aangepaste steun mag niet worden verlengd tot na de geldigheidsduur van de kredietvoorwaarden waaraan wordt aangepast.

    b) De deelnemers passen zich aan kredietvoorwaarden aan door voorwaarden te steunen die met de regeling overeenstemmen, tenzij het oorspronkelijke aanbod zelf niet met de regeling in overeenstemming is. Indien een aanpassing betrekking heeft op minimumpremiereferentiebedragen, staat het de deelnemers vrij het tarief uitsluitend aan te passen indien zij steun verlenen op basis van eenzelfde kwaliteitsrisico, waarbij ook rekening wordt gehouden met productkwaliteit. Een deelnemer die voornemens is zich aan kredietvoorwaarden aan te passen:

    - waarvan door een andere deelnemer kennis is gegeven, volgt, al naar gelang het geval, de in de artikel 50 of artikel 51 omschreven procedure;

    - waarvan een andere deelnemer geen kennis heeft gegeven, volgt de in artikel 52 omschreven procedure; of

    - die door een niet-deelnemer worden gesteund, volgt de in artikel 53 omschreven procedure.

    HOOFDSTUK III

    HANDELSGERELATEERDE HULP

    30. ALGEMENE BEGINSELEN VOOR GEBONDEN HULP

    a) De deelnemers onderschrijven het algemene beginsel dat hun beleid voor exportkredieten en voor gebonden hulp elkaar moeten aanvullen. Hun beleid inzake exportkredieten dient op een vrije concurrentie en het vrije spel der marktkrachten te zijn gebaseerd. Hun beleid inzake gebonden hulp dient erop te zijn gericht de benodigde externe middelen te verschaffen aan landen, sectoren of projecten die weinig of geen toegang hebben tot de kapitaalmarkt. Het beleid inzake gebonden hulp dient gericht te zijn op kostenefficiëntie en het vermijden van handelsverstoringen en dient bij te dragen tot een ontwikkelingseffectief gebruik van deze middelen.

    b) De bepalingen inzake gebonden hulp van de regeling zijn niet van toepassing op de hulpprogramma's van multilaterale of regionale instellingen.

    c) Deze beginselen doen geen afbreuk aan de standpunten van het Development Aid Committee (DAC) over de kwaliteit van gebonden en niet-gebonden hulp.

    31. DEFINITIE VAN GEBONDEN HULP

    a) Gebonden hulp, waaronder leningen, schenkingen of daarmee verband houdende financieringspakketten met een concessionaliteitsniveau van meer dan nul procent, is hulp die (rechtens of feitelijk) gebonden is aan de aankoop van goederen en/of diensten in het donorland en/of een beperkt aantal andere landen.

    b) Deze definitie is van toepassing ongeacht het feit of de "binding" al dan niet formeel tussen het ontvangende land en het donorland is overeengekomen, en ongeacht het feit of een pakket componenten bevat uit de in artikel 32 genoemde lijst die niet volledig vrij beschikbaar zijn om aankopen te financieren in het ontvangende land, in de meeste andere ontwikkelingslanden en de deelnemerslanden, of indien het praktijken betreft die de DAC of de deelnemers met een dergelijke "binding" gelijkstellen.

    c) Indien het niet zeker is of een bepaalde financieringspraktijk onder deze definitie valt, dient het donorland aan te tonen dat de hulp in feite "niet-gebonden" is, d.w.z. dat de hulp leningen of schenkingen omvat waarvan het bedrag volledig vrij ter beschikking staat om aankopen te financieren in nagenoeg alle ontwikkelingslanden en OESO-landen.

    32. SOORTEN GEBONDEN HULP

    Gebonden hulp kan de vorm aannemen van:

    - leningen in het kader van de officiële ontwikkelingshulp (Official Development Assistance of ODA), zoals omschreven in de "DAC Guiding Principles for Associated Financing and Tied and Partially Untied Official Development Assistance (1987)";

    - schenkingen in het kader van de officiële ontwikkelingshulp (ODA), zoals omschreven in de "DAC Guiding Principles for Associated Financing and Tied and Partially Untied Official Development Assistance (1987)";

    - andere overheidsmiddelen (other official flows of OOF) inclusief schenkingen en leningen, maar exclusief de door de overheid gesteunde exportkredieten die in overeenstemming zijn met deze regeling;

    - elke combinatie, rechtens of feitelijk, waarover de donor, de leninggever of de leningnemer zeggenschap heeft, die twee of meer van de voorgaande en/of de volgende financieringscomponenten omvat:

    - een exportkrediet dat door middel van rechtstreekse kredieten/financiering, herfinanciering, rentesubsidie, garanties of verzekering waarop de regeling van toepassing is door de overheid wordt gesteund,

    - andere fondsen tegen of nagenoeg tegen marktvoorwaarden, of contante betalingen door de afnemer.

    33. GECOMBINEERDE FINANCIERING

    a) De gecombineerde financiering kan verschillende vormen aannemen, zoals "gemengd krediet", "gemengde financiering", "gezamenlijke financiering", "parallelle financiering" of afzonderlijke geïntegreerde transacties. Het hoofdkenmerk is dat ze alle:

    - een concessioneel element bevatten dat rechtens of feitelijk aan het niet-concessionele element gekoppeld is;

    - een deel of het geheel van het financieringspakket uitmaken dat in feite gebonden hulp is, en

    - concessionele middelen omvatten die uitsluitend beschikbaar zijn indien het daaraan gekoppelde niet-concessionele element door de ontvanger wordt aanvaard.

    b) "Feitelijke" combinatie of koppeling wordt bepaald door factoren zoals:

    - het bestaan van informele afspraken tussen de ontvanger en de donor;

    - het voornemen van de donor om door het gebruik van ODA de aanvaardbaarheid van een financieringspakket te vergroten;

    - de daadwerkelijke "binding" van het gehele financieringspakket aan aankopen in het donorland;

    - het gebonden karakter van de ODA en de voorwaarden van de aanbesteding of het contract van elke financieringstransactie; of

    - alle andere door de DAC of de deelnemers geïdentificeerde praktijken waardoor er in feite een band is tussen twee of meer financieringselementen.

    c) Geen van de volgende praktijken vormt een beletsel voor de vaststelling dat er een "feitelijke" combinatie of koppeling bestaat:

    - splitsing van een contract door de afzonderlijke kennisgeving van de onderdelen van dit contract;

    - splitsing van in verscheidene fasen gefinancierde contracten;

    - niet-kennisgeving van onderling afhankelijke onderdelen van een contract; en/of

    - niet-kennisgeving omdat een deel van het financieringspakket niet gebonden is.

    34. LANDEN DIE VOOR GEBONDEN HULP IN AANMERKING KOMEN

    a) Er kan geen gebonden hulp worden verleend aan landen waarvan het BNP per hoofd van de bevolking zo hoog is dat ze niet in aanmerking komen voor de 17-jaarleningen van de Wereldbank(5). Deze drempel wordt elk jaar door de Wereldbank opnieuw berekend. Een land wordt uitsluitend opnieuw ingedeeld indien de indeling van dit land in de Wereldbankcategorieën twee jaar achtereen ongewijzigd is gebleven.

    b) Bij de indeling van landen zijn de volgende operationele criteria en procedures van toepassing:

    1. Landen worden voor de doeleinden van de regeling op grond van het BNP per hoofd van de bevolking ingedeeld als door de Wereldbank berekend met het oog op de indeling van kredietontvangende landen.

    2. Wanneer de Wereldbank niet over voldoende gegevens beschikt om het BNP per hoofd van de bevolking bekend te maken, zal de Wereldbank worden verzocht te ramen of het BNP van het betrokken land per hoofd van de bevolking boven of beneden de drempelwaarde ligt. Het land wordt volgens deze raming ingedeeld tenzij de deelnemers anders besluiten.

    3. Indien de indeling van een land in de categorie die al of niet voor gebonden hulp in aanmerking komt overeenkomstig punt a) wordt gewijzigd, treedt de nieuwe indeling in werking twee weken nadat de conclusies uit bovengenoemde Wereldbank-gegevens door het secretariaat aan alle deelnemers zijn medegedeeld. Voordat de nieuwe indeling in werking treedt mag geen kennisgeving worden gedaan van financiering van gebonden hulp voor een nieuw daarvoor in aanmerking komend land; na de datum van inwerkingtreding mag geen kennisgeving van financiering van gebonden hulp worden gedaan voor een onlangs bevorderd land; er mag evenwel nog kennis worden gegeven van afzonderlijke transacties die door een eerder vastgelegde kredietlijn zijn gedekt totdat die kredietlijn afloopt (uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe indeling).

    4. Indien de Wereldbank haar cijfers herziet, wordt dit in het kader van de regeling buiten beschouwing gelaten. De indeling van een land kan echter door middel van een gemeenschappelijke gedragslijn worden gewijzigd, overeenkomstig de in de artikelen 71, onder c), 72, onder a) en b), 73, onder a), b) en d), 74, 75 en 76, onder a) omschreven procedures. De deelnemers nemen een wijziging ten gevolge van fouten en lacunes in de gegevens die in hetzelfde kalenderjaar worden ontdekt als het kalenderjaar waarin de cijfers voor het eerst door het secretariaat werden verspreid in welwillende overweging.

    5. Ondanks de indeling van de landen in categorieën die al dan niet voor gebonden hulp in aanmerking komen, valt het beleid inzake gebonden hulp voor Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechië onder de Overeenkomst tussen de deelnemers om, zolang deze overeenkomst geldt, dergelijke kredieten andere dan schenkingen, voedselhulp en humanitaire hulp te vermijden. De OESO-ministers hebben in juni 1991 met dit beleid ingestemd(6).

    35. PROJECTEN DIE VOOR GEBONDEN HULP IN AANMERKING KOMEN

    a) Gebonden hulp mag niet worden verleend voor openbare of particuliere projecten die normalerwijze commercieel haalbaar zijn indien ze op marktvoorwaarden of de voorwaarden van de regeling gefinancierd worden.

    b) De voornaamste criteria om te bepalen of projecten voor deze hulp in aanmerking komen zijn de volgende:

    - het project is financieel niet levensvatbaar, dat wil zeggen dat het tegen marktprijzen geen voldoende cash flow kan genereren om de bedrijfskosten, aflossingen en rentebetalingen te dekken (eerste criterium), of

    - op grond van overleg met andere deelnemers kan redelijkerwijze worden aangenomen dat het project waarschijnlijk niet tegen voorwaarden van de markt of van de regeling kan worden gefinancierd (tweede criterium).

    c) Het is de bedoeling dat aan de hand van de criteria onder b) kan worden vastgesteld of een project met deze hulp of met exportkredieten tegen voorwaarden van de markt of de regeling moet worden gefinancierd. Verwacht wordt dat in de loop van de tijd door middel van het in de artikelen 62 tot en met 65 omschreven overleg voldoende ervaring wordt opgedaan waardoor zowel exportkrediet- als hulpinstellingen over meer gedetailleerde richtsnoeren zullen beschikken om tussen de twee categorieën projecten een scheidslijn te kunnen trekken.

    36. UITZONDERINGEN

    a) De artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing op gebonden hulp met een concessionaliteitsniveau van 80 procent of meer, met uitzondering van gebonden hulp die een onderdeel vormt van een gecombineerd financieringspakket als in artikel 33 omschreven.

    b) Artikel 35 is niet van toepassing op gebonden hulp met een waarde van minder dan twee miljoen bijzondere trekkingsrechten (Special Drawing Rights of SDR's), met uitzondering van gebonden hulp die een onderdeel vormt van een gecombineerd financieringspakket als in artikel 33 omschreven.

    c) Afwijkingen op de voorschriften van dit hoofdstuk zijn mogelijk indien de deelnemers hierover overeenstemming bereiken via de in de artikelen 71 tot en met 77 omschreven procedures voor een gemeenschappelijke gedragslijn. De deelnemers mogen ook van de regels in de artikelen 34 en 35 afwijken overeenkomstig de in artikel 40, onder c), omschreven procedure.

    d) De artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing op gebonden hulp voor de minstontwikkelde landen zoals door de Verenigde Naties gedefinieerd.

    37. DEFINITIE VAN HET CONCESSIONALITEITSNIVEAU VAN GEBONDEN HULP

    Het in het kader van gebonden hulp gebruikte begrip "concessionaliteitsniveau" is vergelijkbaar met het door de DAC gebruikte begrip "schenkingselement". Voor schenkingen is het concessionaliteitsniveau 100 procent. Voor leningen is het concessionaliteitsniveau het verschil tussen de nominale waarde van de lening en de contante waarde van de door de leningnemer te verrichten schuldendienstbetalingen. Dit verschil wordt in procenten van de nominale waarde van de lening uitgedrukt.

    38. BEREKENING VAN HET CONCESSIONALITEITSNIVEAU VAN GEBONDEN HULP

    Het concessionaliteitsniveau van gebonden hulp wordt op dezelfde wijze berekend als het "schenkingselement" van de DAC. Hierbij dient evenwel het volgende in acht te worden genomen:

    a) het discontopercentage dat gebruikt wordt om het concessionaliteitsniveau van een lening in een bepaalde valuta te berekenen, namelijk het gedifferentieerde discontopercentage (Differentiated Discount Rate of DDR), wordt elk jaar op 15 januari herzien en wordt als volgt berekend:

    - Het gemiddelde van de CIRR + Marge

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    - Voor alle valuta wordt het gemiddelde CIRR berekend door het gemiddelde te nemen van de maandelijkse CIRR's in het halfjaar tussen 15 augustus van het voorgaande jaar en 14 februari van het lopende jaar. Het berekende percentage, met inbegrip van de marge, wordt op de naaste 10 basispunten afgerond. Wanneer voor een valuta meer dan een CIRR geldt, wordt voor deze berekening de CIRR voor de langste looptijd, als in artikel 16, onder b) omschreven, gebruikt.

    b) De uitgangsdatum voor de berekening van het concessionaliteitsniveau is de in artikel 9 omschreven aanvangsdatum van het krediet.

    c) Om het algemene concessionaliteitsniveau van een gecombineerd financieringspakket te berekenen, wordt het concessionaliteitsniveau van de volgende kredieten, middelen en betalingen geacht nul te zijn:

    - exportkredieten die met deze regeling overeenstemmen;

    - andere middelen tegen of bijna tegen marktvoorwaarden;

    - andere overheidsmiddelen met een concessionaliteitsniveau beneden het bij artikel 40, onder a), toegestane minimum, behalve in geval van aanpassing; en

    - contante betalingen door de afnemer.

    Betalingen op of voor de aanvangsdatum van het krediet die niet als contante betalingen worden beschouwd, worden bij de berekening van het concessionaliteitsniveau in aanmerking genomen.

    d) Het discontopercentage bij aanpassing: bij aanpassing aan hulp wordt onder "identieke aanpassing" aanpassing met hetzelfde concessionaliteitsniveau verstaan dat met behulp van het ten tijde van de aanpassing geldende discontopercentage wordt herberekend.

    e) Plaatselijke uitgaven en aankopen in derde landen worden bij de berekening van het concessionaliteitsniveau uitsluitend in aanmerking genomen indien ze door het donorland worden gefinancierd.

    f) Het totale concessionaliteitsniveau van een financieringspakket wordt bepaald door de nominale waarde van elk component van het pakket te vermenigvuldigen met het concessionaliteitsniveau van elk component, de uitkomsten hiervan bij elkaar op te tellen en dit totaal door de samengevoegde nominale waarde van de componenten te delen.

    g) Het discontopercentage voor een bepaalde hulplening is het percentage dat ten tijde van de kennisgeving van toepassing is. Bij onmiddellijke kennisgeving is het discontopercentage evenwel het percentage dat van toepassing is op het tijdstip waarop de voorwaarden van de hulplening werden vastgelegd. Een wijziging in het discontopercentage tijdens de looptijd van de lening brengt geen wijziging van het concessionaliteitsniveau met zich.

    h) Indien de valuta voor de sluiting van het contract wordt gewijzigd, wordt de kennisgeving herzien. Het discontopercentage voor de berekening van het concessionaliteitsniveau is dan het discontopercentage geldend op het tijdstip van de herziening. De kennisgeving behoeft niet te worden herzien indien de andere valuta en alle nodige gegevens voor de berekening van het concessionaliteitsniveau in de oorspronkelijke kennisgeving zijn vermeld.

    i) In afwijking van punt g) wordt bij de berekening van het concessionaliteitsniveau van afzonderlijke transacties in het kader van een hulpkredietlijn het discontopercentage gebruikt dat oorspronkelijk voor de kredietlijn werd medegedeeld.

    39. GELDIGHEIDSTERMIJN VOOR GEBONDEN HULP

    a) De deelnemers leggen geen voorwaarden voor gebonden hulp vast voor een periode van meer dan twee jaar, ongeacht of deze hulp betrekking heeft op de financiering van afzonderlijke transacties of op een hulpprotocol, een hulpkredietlijn of een soortgelijke overeenkomst. De geldigheidstermijn van een hulpprotocol, een hulpkredietlijn of een soortgelijke overeenkomst vangt aan op de datum van ondertekening die overeenkomstig artikel 56 wordt medegedeeld. Indien een kredietlijn wordt verlengd, wordt hiervan kennis gegeven alsof het een nieuwe transactie betrof. Deze kennisgeving gaat vergezeld van de mededeling dat het om een verlenging gaat tegen de op het tijdstip van de kennisgeving toegestane voorwaarden. De geldigheidstermijn van afzonderlijke transacties, met inbegrip van die welke op grond van een hulpprotocol, een hulpkredietlijn of een soortgelijke overeenkomst zijn medegedeeld, vangt aan op de datum van kennisgeving van de toezegging overeenkomstig artikel 55 of 56, al naar gelang van het geval.

    b) Wanneer een land voor het eerst niet meer in aanmerking komt voor de 17-jarige leningen van de Wereldbank, wordt de geldigheidsduur van de bestaande en nieuwe gebonden-hulpprotocollen en kredietlijnen waarvan kennisgeving is gedaan beperkt tot een jaar na datum van de mogelijke herindeling overeenkomstig de in artikel 34, onder b), omschreven procedure.

    c) Verlenging van deze protocollen en kredietlijnen is uitsluitend mogelijk op voorwaarden die in overeenstemming zijn met het bepaalde in de artikelen 34 en 35 van de regeling na:

    - een herindeling van de landen, en

    - een wijziging in de bepalingen van de regeling.

    In deze omstandigheden kunnen de bestaande voorwaarden worden gehandhaafd ondanks een wijziging in de het artikel 38 genoemde discontopercentage.

    40. VERBINTENIS GEEN AFWIJKINGEN TOE TE STAAN VOOR GEBONDEN HULP

    a) De deelnemers verlenen geen gebonden hulp:

    - waarvan het concessionaliteitsniveau minder is dan 35 procent, of minder dan 50 procent indien het ontvangende land een minstontwikkeld land is, of

    - die, afgezien van de in artikel 36 omschreven uitzonderingen, niet aan de criteria voor gebonden hulp in artikel 34 voldoet.

    b) In afwijking van het bepaalde achter het eerste streepje van artikel 40, onder a), zijn de beperkingen op het minimumconcessionaliteitsniveau niet van toepassing op de in artikel 58 achter het eerste streepje omschreven technische bijstand.

    c) In afwijking van het bepaalde achter het tweede streepje van artikel 40, onder a), mag een deelnemer een niet-conform aanbod doen op een van de volgende voorwaarden:

    - door zich te houden aan de in de artikelen 71 tot en met 77 omschreven procedure voor een gemeenschappelijke gedragslijn; of

    - door zich op het verlenen van hulp te beroepen en mits een aanzienlijk aantal deelnemers dit ondersteunen na het in de artikelen 62 en 63 omschreven overleg, en

    - door het richten van een schrijven aan de secretaris-generaal overeenkomstig de in artikel 65 omschreven procedure. De deelnemers verwachten evenwel dat het slechts zelden zal voorkomen dat van deze procedure gebruik wordt gemaakt.

    41. AANPASSING

    a) De deelnemers mogen zich aanpassen aan de voorwaarden waarvan overeenkomstig de in artikel 55 of 56 omschreven procedures is kennis gegeven. De aangepaste steun mag niet verder gaan dan de geldigheidstermijn van de voorwaarden waaraan wordt aangepast.

    b) De deelnemers passen zich aan de voorwaarden aan door voorwaarden te steunen die met deze regeling overeenstemmen, tenzij het oorspronkelijke aanbod niet met deze regeling overeenstemt. Een deelnemer die voornemens is zich aan te passen aan de voorwaarden van een andere deelnemer, volgt, al naar gelang het geval, de in de artikel 60 of 61 omschreven procedure.

    c) Een deelnemer die voornemens is zich aan te passen aan niet-conforme voorwaarden die door een niet-deelnemer zijn aangeboden, volgt de in artikel 53 omschreven procedure.

    HOOFDSTUK IV

    PROCEDURES

    Afdeling 1: Gemeenschappelijke bepalingen voor exportkredieten en handelsgerelateerde hulp

    42. TOEZEGGING

    Onder toezegging wordt elke verklaring verstaan, in welke vorm dan ook, waarmee aan het ontvangende land, de afnemer, de leningnemer, de exporteur of de financiële instelling de bereidheid of het voornemen wordt bekendgemaakt overheidssteun te verlenen.

    43. VASTE VERBINTENIS

    Overeenkomstig de in de inleiding opgenomen afspraak naar beste vermogen te handelen, verbinden de deelnemers zich tot het volgende, bewust van de voordelen die uit een duidelijk omschreven gemeenschappelijke gedragslijn ten aanzien van de kredietvoorwaarden voor een bepaalde transactie kunnen voortvloeien:

    - de kennisgevingsprocedures strikt in acht te nemen en, in het bijzonder, uiterlijk op het vastgestelde tijdstip voordat een toezegging wordt gedaan, de voorafgaande kennisgeving te doen toekomen;

    - alle inlichtingen te verstrekken volgens het in bijlage IV of in bijlage V opgenomen model, al naar gelang van het geval;

    - aanvragen om inlichtingen die overeenkomstig de artikelen 67 en 68 worden gedaan, onmiddellijk te beantwoorden;

    - zo spoedig mogelijk informatie uit te wisselen overeenkomstig de artikelen 70 tot en met 77 teneinde overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke gedragslijn inzake kredietvoorwaarden voor bepaalde transacties;

    - verzoeken om rechtstreeks overleg in welwillende overweging te nemen, en

    - de overleg- en kennisgevingsprocedures niet zinloos te maken door de deelnemers onvoldoende tijd te laten om de transactie te bespreken.

    44. ANTWOORDTERMIJN

    Bij een uitwisseling van gegevens overeenkomstig de artikelen 67 tot en met 70 stelt een deelnemer de andere deelnemers in kennis van de kredietvoorwaarden die hij voor een bepaalde transactie voornemens is te steunen en mag hij bij de andere deelnemers dezelfde gegevens opvragen. Indien de aanvragende deelnemer binnen zeven kalenderdagen geen antwoord heeft ontvangen, kan hij aannemen dat de andere deelnemers de transactie op de meest gunstige kredietvoorwaarden die de regeling toelaat zullen steunen. In bijzonder dringende gevallen kan de aanvragende deelnemer verzoeken om sneller antwoord te krijgen.

    45. STANDAARDFORMULIER VOOR ALLE KENNISGEVINGEN

    De kennisgevingen in het kader van de procedures van de regeling worden gedaan overeenkomstig het in bijlage IV of bijlage V, al naar gelang van het geval, opgenomen "standaardformulier" en bevatten alle daarin vermelde gegevens; een afschrift wordt aan het secretariaat toegezonden.

    46. INLICHTINGEN INZAKE OVERHEIDSSTEUN

    Zodra een deelnemer de overheidsteun, die hij overeenkomstig de in de artikelen 47 tot en met 56, 60 en 61 omschreven procedures heeft aangemeld, officieel toezegt, deelt hij dit in alle gevallen mede aan de andere deelnemers onder verwijzing naar het kennisgevingsnummer op het desbetreffende CRS-formulier 1c (Creditor Reporting System).

    Afdeling 2: Kennisgevingsprocedures voor exportkredieten

    47. AFWIJKINGEN: VOORAFGAANDE KENNISGEVING MET BESPREKING

    a) Van de deelnemers wordt verwacht dat ze zich zullen houden aan de in artikel 27 vermelde afspraak geen afwijkingen toe te staan en dat ze evenmin op andere wijze van de voorschriften van de regeling zullen afwijken. Indien een deelnemer in zeer extreme omstandigheden echter voornemens is het initiatief te nemen om voorwaarden die niet met deze regeling in overeenstemming zijn te steunen, stelt hij, ten minste tien kalenderdagen voordat hij enige toezegging doet, alle overige deelnemers in kennis van de voorwaarden die hij voornemens is te steunen. Indien een der overige deelnemers gedurende deze periode om een bespreking verzoekt, wacht de initiatiefnemende deelnemer nogmaals tien kalenderdagen alvorens enige toezegging over die voorwaarden te doen. Gewoonlijk vindt de bespreking plaats met behulp van middelen voor onmiddellijke communicatie, bijv. OLIS.

    b) Indien de initiatiefnemende deelnemer de aangemelde niet-conforme voorwaarden niet meer of in mindere mate wenst te steunen, deelt hij dit onmiddellijk aan alle andere deelnemers mede.

    48. TOEGESTANE UITZONDERINGEN: VOORAFGAANDE KENNISGEVING MET BESPREKING

    Voordat een deelnemer een toezegging doet, deelt hij dit ten minste tien kalenderdagen van tevoren aan de andere deelnemers mede, indien hij voornemens is een premie beneden het minimumpremiereferentiebedrag toe te passen (na correctie voor bijbehorende voorwaarden) indien het landenkredietrisico geëxternaliseerd/verwijderd of beperkt/uitgesloten is voor de gehele duur van de schuldterugbetalingsverplichting overeenkomstig artikel 27, onder b). De kennisgeving omvat een verklaring en motivering overeenkomstig punt 9 van bijlage V. Indien een andere deelnemer tijdens deze periode een bespreking wenst, wacht de deelnemer die het initiatief heeft genomen nog tien kalenderdagen. Indien de korting op het minimumpremiereferentiebedrag 25 procent of meer bedraagt, deelt de kennisgevende deelnemer dit ten minste twintig kalenderdagen voordat hij enige toezegging doet aan alle andere deelnemers mede(7).

    49. TOEGESTANE UITZONDERINGEN: VOORAFGAANDE KENNISGEVING ZONDER BESPREKING

    a) Een deelnemer die voornemens is

    1. voor een land in klasse I, een krediet te steunen met een krediettermijn van meer dan vijf maar niet meer dan acht en een half jaar;

    2. de in de artikel 13, onder a) en b), en in artikel 14, onder a), vermelde normale betalingspraktijken ten aanzien van hoofdsom en rente niet te volgen;

    3. voor een andere elektriciteitscentrale dan een kerncentrale een krediet te steunen met een krediettermijn die langer is dan het in artikel 10 genoemde maximum, maar niet langer dan de in artikel 11, onder a), genoemde termijn van twaalf jaar, of

    4. voor een scheepstype waarop de OESO-overeenkomst inzake exportkredieten voor schepen van toepassing is, kredietvoorwaarden te steunen die gunstiger zijn dan de bij deze regeling toegestane voorwaarden,

    5. een korting toe te passen op het minimumpremiereferentiebedrag voor soeverein kredietrisico overeenkomstig artikel 22, onder f),

    zendt, ten minste tien kalenderdagen voordat hij een toezegging doet, een kennisgeving aan alle andere deelnemers.

    b) Indien de initiatiefnemende deelnemer de aangemelde uitzonderingen niet meer of in mindere mate wenst te steunen, deelt hij dit onmiddellijk aan alle andere deelnemers mede.

    50. AANPASSING AAN AFWIJKINGEN

    Een deelnemer die voornemens is zich aan aangemelde afwijkingen aan te passen, volgt de hieronder omschreven procedures.

    Tenzij de initiatiefnemende deelnemer heeft laten weten dat hij afziet van zijn voornemen om af te wijken, kunnen de deelnemers, na afloop van de in artikel 47 vermelde wachttermijn als volgt steun verlenen:

    - in geval van "identieke aanpassing", dat wil zeggen voorwaarden die het identieke, niet-conforme element bevatten, maar die overigens wel met de regeling overeenstemmen, geeft de deelnemer die voornemens is zich aan te passen, hiervan zo spoedig mogelijk kennis; of

    - in geval van "niet-identieke aanpassing" naar aanleiding van de oorspronkelijke afwijking, dat wil zeggen elk ander element van de voorwaarden met inachtneming van de beperkingen van artikel 29, deelt de deelnemer die voornemens is zich aan te passen aan een nieuwe afwijking mede, opent hij de procedure van voorafgaande kennisgeving van vijf kalenderdagen en van bespreking van vijf kalenderdagen en wacht hij tot deze termijnen aflopen. Deze termijnen kunnen samenvallen met die van de procedure van voorafgaande kennisgeving en bespreking die door de oorspronkelijke kennisgevende deelnemer is ingeleid, doch kan niet verstrijken vóór afloop van de in artikel 47, onder a), bedoelde periode van tien of twintig kalenderdagen.

    51. AANPASSING AAN TOEGESTANE UITZONDERINGEN

    Een deelnemer die voornemens is zich aan een toegestane uitzondering aan te passen, volgt de hieronder omschreven procedure.

    Tenzij de initiatiefnemende deelnemer heeft laten weten dat hij afziet van zijn voornemen voorwaarden te steunen die een toegestane uitzondering vormen, kunnen de deelnemers, na afloop van de in artikel 48 of 49, al naar gelang van het geval, vermelde wachttermijn, als volgt steun verlenen:

    - in geval van "identieke aanpassing", dat wil zeggen voorwaarden die het identieke element van de toegestane uitzondering bevatten, maar die overigens wel met de regeling overeenstemmen, geeft de deelnemer die voornemens is zich aan te passen hiervan zo spoedig mogelijk kennis; of

    - in geval van "niet-identieke aanpassing" naar aanleiding van de oorspronkelijke afwijking, dat wil zeggen elk ander element van de voorwaarden met inachtneming van de beperkingen van artikel 29, doet de deelnemer die voornemens is zich aan te passen een nieuwe kennisgeving, opent hij een procedure van voorafgaande kennisgeving van vijf kalenderdagen en wacht hij op de afloop ervan. Deze termijn kan samenvallen met die van de voorafgaande kennisgeving van de initiatiefnemende deelnemer, doch kan niet verstrijken vóór de afloop van de in artikel 48 of 49, al naar gelang van het geval, bedoelde termijn van tien dagen.

    Het secretariaat bewaart de gegevens over de minimumpremiereferentiebedragen van de afzonderlijke kennisgevingen van aanpassing op het systeem voor de elektronische uitwisseling van informatie.

    52. AANPASSING AAN NIET-CONFORME VOORWAARDEN EN AAN NIET AANGEMELDE VOORWAARDEN

    a) Een deelnemer die voornemens is, zich aan te passen aan niet door een andere deelnemer aangemelde voorwaarden die niet-conform zouden zijn en die betrekking hebben op een afzonderlijke transactie of een kredietlijn, doet redelijke inspanningen om vast te stellen of deze voorwaarden aangeboden zullen worden. De deelnemer die voornemens is zich aan te passen, wordt geacht redelijke inspanningen te hebben verricht, en dus het recht te hebben zich aan te passen, wanneer hij de andere deelnemers met behulp van middelen voor onmiddellijke communicatie, bijv. OLIS, van zijn voornemen om zich aan te passen in kennis heeft gesteld en binnen drie werkdagen (de dag van ontvangst niet meegerekend) geen bericht heeft ontvangen dat de niet-conforme voorwaarden niet van toepassing zijn.

    b) Aanpassing aan een kredietlijn kan geschieden door een afzonderlijke transactie of een kredietlijn. In beide gevallen vervalt het aangepaste aanbod niet later dan de kredietlijn waaraan wordt aangepast.

    c) Is een deelnemer voornemens zich aan de niet-conforme voorwaarden van een andere deelnemer aan te passen dan volgt hij:

    - in geval van "een identieke aanpassing" de in het eerste streepje van artikel 50 of artikel 51 omschreven procedure; en

    - in geval van een "non-identieke aanpassing", de in het tweede streepje van artikel 50 of artikel 51 omschreven procedure.

    53. AANPASSING AAN DOOR EEN NIET-DEELNEMER GEBODEN VOORWAARDEN

    a) Alvorens zich aan vermoedelijk door een niet-deelnemer geboden niet-conforme voorwaarden aan te passen, stelt een deelnemer alles in het werk om te weten te komen of voor deze voorwaarden overheidssteun wordt verleend. Hij stelt de overige deelnemers van de aard en de resultaten van zijn inspanningen in kennis.

    b) Een deelnemer die voornemens is zich aan door een niet-deelnemer geboden niet-conforme voorwaarden aan te passen, volgt de in artikel 47, onder a), omschreven procedure voor voorafgaande kennisgeving en bespreking.

    Afdeling 3: Kennisgevingsprocedures voor handelsgerelateerde hulp

    54. AFWIJKINGEN: VOORAFGAANDE KENNISGEVING MET BESPREKING

    a) Van de deelnemers wordt verwacht dat ze zich zullen houden aan de in artikel 40 vermelde afspraak geen afwijkingen toe te staan en dat ze evenmin op andere wijze van de voorschriften van de regeling zullen afwijken. Indien een deelnemer in zeer extreme omstandigheden voornemens is het initiatief te nemen voorwaarden te steunen die niet met de regeling in overeenstemming zijn, deelt hij deze voorwaarden aan alle andere deelnemers mede overeenkomstig de in de artikelen 55 en 56 omschreven procedures. Dit doet geen afbreuk aan de in artikel 40, onder b), omschreven procedures en voorwaarden.

    b) Indien de initiatiefnemende deelnemer de aangemelde niet-conforme voorwaarden niet meer of in mindere mate wenst te steunen, deelt hij dit onmiddellijk aan alle andere deelnemers mede.

    55. VOORAFGAANDE KENNISGEVING

    a) Een deelnemer gaat tot voorafgaande kennisgeving over indien hij overheidssteun wenst te verlenen voor:

    - handelsgerelateerde ongebonden hulp met een waarde van ten minste twee miljoen SDR en een concessionaliteitsniveau van minder dan 80 procent;

    - handelsgerelateerde ongebonden hulp met een waarde van minder dan twee miljoen SDR en een schenkingselement (als door DAC gedefinieerd) van minder dan 50 procent;

    - handelsgerelateerde gebonden hulp met een waarde van ten minste twee miljoen SDR en een concessionaliteitsniveau van minder dan 80 procent; of

    - handelsgerelateerde gebonden hulp met een waarde van minder dan twee miljoen SDR en een concessionaliteitsniveau van minder dan 50 procent.

    b) De voorafgaande kennisgeving wordt gedaan uiterlijk 30 werkdagen voor de sluitingstermijn voor het indienen van offertes of 30 werkdagen voor de datum van toezegging van de hulp indien dit eerder is.

    c) De deelnemer die overeenkomstig het bepaalde achter het derde streepje van artikel 55, onder a), een voorafgaande kennisgeving heeft toegezonden over een project van meer dan 50 miljoen SDR dient aanvullende gegevens over het project te verstrekken en de redenen aan te geven waarom hij van oordeel is dat het project voor gebonden hulp in aanmerking komt volgens de in artikel 35, onder b), aangegeven criteria.

    d) Indien de initiatiefnemende deelnemer zijn voornemen om de aangemelde niet-conforme voorwaarden te steunen, afzwakt of intrekt, deelt hij dit onmiddellijk aan alle andere deelnemers mede.

    e) Dit artikel is van toepassing op gebonden hulp die een onderdeel vormt van een gecombineerd financieringspakket als in artikel 33 omschreven.

    56. ONMIDDELLIJKE KENNISGEVING

    Een deelnemer die overheidssteun verleent voor handelsgerelateerde gebonden hulp met een waarde van:

    - twee miljoen SDR of meer en een concessionaliteitsniveau van 80 procent of meer, of

    - minder dan twee miljoen SDR en een concessionaliteitsniveau van 50 procent of meer,

    deelt dit onmiddellijk, dat wil zeggen binnen twee werkdagen na de toezegging, mede aan alle andere deelnemers.

    Wanneer een hulpprotocol, kredietlijn of soortgelijke overeenkomst wordt getekend, deelt een deelnemer dit eveneens onmiddellijk mede aan alle andere deelnemers.

    57. UITZONDERINGEN VOOR ONGEBONDEN HULP

    Kennisgeving is niet vereist voor de financiering van ongebonden hulp met een waarde van:

    - twee miljoen SDR of meer en een concessionaliteitsniveau van 80 % of meer, of van

    - minder dan twee miljoen SDR en een schenkingselement (zoals door de DAC gedefinieerd) van 50 procent of meer.

    58. UITZONDERINGEN VOOR TECHNISCHE BIJSTAND EN KLEINE PROJECTEN

    De in de artikelen 55 en 56 omschreven kennisgevingsprocedures zijn niet van toepassing op:

    - technische bijstand: gebonden hulp waarvan de component officiële ontwikkelingshulp alleen bestaat uit technische samenwerking met een waarde van minder dan drie procent van de totale waarde van de transactie of van een miljoen US $, indien dit een lager bedrag is, en

    - kleine projecten: kapitaalprojecten van minder dan een miljoen US $ die volledig met ontwikkelingshulpschenkingen worden gefinancierd.

    59. GEBONDEN KARAKTER VAN DE HULP

    Een deelnemer kan om nadere gegevens vragen over het gebonden karakter van enige vorm van hulp overeenkomstig artikel 31, onder c).

    60. AANPASSING AAN VOORAFGAANDE KENNISGEVINGEN

    Een deelnemer die voornemens is zich aan vooraf aangemelde gebonden hulp aan te passen, volgt de hieronder omschreven procedures.

    Tenzij de initiatiefnemende deelnemer heeft laten weten dat hij niet langer voornemens is hulp te verstrekken, kunnen de deelnemers de gebonden hulp, na afloop van de in artikel 55, onder b), bedoelde termijn van 30 werkdagen, als volgt steunen:

    - in geval van "identieke aanpassing", dat wil zeggen voorwaarden die tot hetzelfde concessionaliteitsniveau leiden, geeft de deelnemer die voornemens is zich aan te passen, hiervan zo spoedig mogelijk kennis, of

    - in geval van "niet-identieke aanpassing", naar aanleiding van de oorspronkelijke kennisgeving, dat wil zeggen elk ander niet-conform element van de voorwaarden met inachtneming van de beperkingen van artikel 41, leidt de deelnemer die voornemens is zich aan te passen, een termijn van voorafgaande kennisgeving in en wacht tot deze is verstreken. Deze termijn kan samenvallen met die van de procedure van voorafgaande kennisgeving en bespreking die de deelnemer heeft ingeleid die de oorspronkelijke kennisgeving heeft gedaan, doch kan niet verstrijken vóór de afloop van de in artikel 55, onder b), bedoelde termijn van 30 werkdagen.

    61. AANPASSING AAN ONMIDDELLIJKE KENNISGEVINGEN

    Indien een deelnemer voornemens is zich aan te passen aan voorwaarden die overeenkomstig artikel 56 onmiddellijk moesten worden aangemeld, behoeft geen voorafgaande kennisgeving te worden gedaan.

    Afdeling 4: Overlegprocedures voor handelsgerelateerde hulp

    62. DOEL VAN HET OVERLEG

    a) Een deelnemer die opheldering wenst over een mogelijk commerciële motivering voor gebonden hulp kan verzoeken dat een volledige kwaliteitsbeoordeling van de hulp wordt verstrekt (zie bijlage VI).

    b) Voorts kan een deelnemer overeenkomstig artikel 63 om overleg met andere deelnemers verzoeken, met inbegrip van het in artikel 69 bedoelde rechtstreekse overleg, teneinde het volgende te bespreken:

    - op de eerste plaats, of een hulpaanbod aan de eisen van de artikelen 34 en 35 voldoet, en

    - indien nodig, of een hulpaanbod gerechtvaardigd is, zelfs indien niet aan de criteria van de artikelen 34 en 35 wordt voldaan.

    63. TOEPASSINGSGEBIED EN TIJDSCHEMA VAN HET OVERLEG

    a) Tijdens het overleg kan een deelnemer, onder meer, om de volgende inlichtingen verzoeken:

    - de beoordeling aan de hand van een gedetailleerde haalbaarheidsstudie/projectevaluatie;

    - of er een concurrerende aanbieding met niet-concessionele of hulpfinanciering is;

    - of verwacht wordt dat het project vreemde valuta zal opleveren of besparen;

    - of er samenwerking plaatsvindt met multilaterale organisaties zoals de Wereldbank;

    - de aanwezigheid van ICB (International Competitive Bidding), in het bijzonder indien de leverancier van het donorland de gunstigste offerte doet;

    - de milieu-implicaties;

    - eventuele deelneming van de particuliere sector, en

    - de kennisgevingstermijnen (bijvoorbeeld zes maanden voor de sluitingsdatum voor het indienen van offertes of de datum van de toezegging) voor concessionele of hulpkredieten.

    b) Het overleg wordt afgerond en de bevindingen ten aanzien van de in artikel 62 vermelde kwesties worden door het secretariaat ten minste tien werkdagen vóór de sluitingsdatum voor de indiening van offertes of, indien dit eerder is, de datum van toezegging aan alle deelnemers medegedeeld. Wanneer de overlegplegende partijen geen overeenstemming hebben bereikt, verzoekt het secretariaat andere deelnemers binnen vijf werkdagen hun standpunt mede te delen. Het brengt deze standpunten ter kennis van de deelnemer van wie de kennisgeving afkomstig is. Indien de aangeboden hulp niet in aanzienlijke mate wordt ondersteund, zal deze deelnemer de kwestie opnieuw in overweging nemen.

    64. OVERLEGPROCEDURES VOOR GROTE PROJECTEN

    Indien een deelnemer de overeenkomstig artikel 55, onder c), verstrekte nadere gegevens over het project niet toereikend acht, kan hij om aanvullende informatie verzoeken. Hij kan vervolgens overeenkomstig artikel 63 overleg aanvragen. Bij dit overleg wordt, wanneer de gepastheid van deze hulp wordt onderzocht, bijzondere aandacht geschonken aan de verwachte beschikbaarheid van financiering op de voorwaarden van de markt of van de regeling.

    65. RESULTAAT VAN HET OVERLEG

    a) Een donor die een project, ondanks het gebrek aan aanmerkelijke steun, wenst door te zetten, deelt dit vooraf mede aan de andere deelnemers, uiterlijk 60 dagen na afloop van het overleg, dat wil zeggen de aanvaarding van de conclusies van de voorzitter. De donor richt tevens een schrijven aan de secretaris-generaal van de OESO waarin hij het resultaat van het overleg uiteenzet en het dwingende, niet-handelsgerelateerde nationale belang dat hem tot deze handelwijze aanzet. De deelnemers verwachten dat een dergelijk geval zich zeer zelden zal voordoen.

    b) De donor deelt de deelnemers onmiddellijk mede dat hij een schrijven aan de secretaris-generaal van de OESO heeft gericht en voegt een kopie van dit schrijven bij zijn mededeling. De donor noch een andere deelnemer doet een toezegging voor gebonden hulp voordat tien werkdagen na deze kennisgeving aan de deelnemers zijn verstreken. Voor projecten waarvoor tijdens de overlegprocedure concurrerende commerciële aanbiedingen werden geïdentificeerd wordt voornoemde termijn van tien werkdagen verlengd tot vijftien dagen.

    c) Het secretariaat ziet toe op de vordering en de resultaten van het overleg.

    Afdeling 5: Uitwisseling van gegevens over exportkredieten en handelsgerelateerde hulp

    66. CONTACTPUNTEN

    Alle uitwisseling van gegevens vindt plaats tussen de aangewezen contactpunten in elk land via middelen voor onmiddellijke communicatie (bijvoorbeeld OLIS). De gegevens zullen als vertrouwelijk worden behandeld.

    67. VERZOEKEN OM INLICHTINGEN

    a) Een deelnemer kan een andere deelnemer vragen wat zijn houding is ten aanzien van een derde land, een instelling in een derde land of een bepaalde manier van zaken doen;

    b) Een deelnemer die een aanvraag om overheidssteun heeft ontvangen, kan een verzoek om inlichtingen richten tot een andere deelnemer onder opgave van de gunstigste kredietvoorwaarden die hij zelf bereid is te steunen;

    c) Een deelnemer die heeft vernomen dat een andere deelnemer overheidssteun heeft aangeboden die van de regeling afwijkt kan een verzoek om informatie aan die andere deelnemer zenden waarin hij vermeldt wat hij in dit verband heeft vernomen.

    d) Indien een verzoek om informatie aan meer dan één deelnemer wordt gezonden, moet het een lijst van geadresseerden bevatten.

    e) Van alle verzoeken wordt een kopie aan het secretariaat gezonden.

    68. ANTWOORDEN OP DE VERZOEKEN

    a) De deelnemer die een verzoek om inlichtingen ontvangt antwoordt binnen zeven kalenderdagen en verstrekt zo veel mogelijk inlichtingen. De deelnemer dient in zijn antwoord zo nauwkeurig mogelijk aan te geven welk besluit hij waarschijnlijk zal nemen. Zo nodig zal het volledige antwoord zo spoedig mogelijk volgen. Kopieën worden gezonden aan de andere geadresseerden van het verzoek om inlichtingen en aan het secretariaat.

    b) Indien een antwoord op een verzoek om inlichtingen om enige reden niet meer geldig is, bijvoorbeeld omdat:

    - een aanvraag is ingediend, gewijzigd of ingetrokken; of omdat

    - andere voorwaarden worden overwogen,

    wordt onmiddellijk een antwoord toegezonden en een kopie ervan aan alle andere geadresseerden en het secretariaat gericht.

    69. RECHTSTREEKS OVERLEG

    a) De deelnemers geven een gunstig gevolg aan verzoeken om rechtstreeks overleg, dat wil zeggen binnen vijf werkdagen, met name indien de indruk bestaat dat de bestaande procedures voor de uitwisseling van informatie niet toereikend zijn.

    b) Alle deelnemers worden in kennis gesteld wanneer een verzoek voor rechtstreeks overleg wordt ingediend. Het overleg vindt zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de termijn van vijf werkdagen plaats.

    c) De deelnemer die om het overleg heeft verzocht is voorzitter van de vergadering en dient een voor alle deelnemers aan het overleg aanvaardbare vergaderplaats en -tijd vast te stellen. De andere deelnemers worden hiervan in kennis gesteld.

    d) Wanneer de transactie waarover overleg wordt gepleegd reeds heeft plaatsgevonden, wordt de voorzitter door de betrokkenen gekozen. Indien het overleg niet plaatsvindt op het hoofdkantoor van de OESO te Parijs, dient de deelnemer die het overleg heeft aangevraagd het secretariaat te verzorgen, en dient hij er zo nodig ook voor te zorgen dat tolken aanwezig zijn.

    e) Het secretariaat zendt een bericht over het resultaat van het overleg zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers. Indien het secretariaat niet in staat is een vergadering bij te wonen die niet in het hoofdkantoor van de OESO te Parijs wordt gehouden, ziet de voorzitter erop toe dat het van het resultaat van de vergadering in kennis wordt gesteld.

    f) De voorzitter coördineert tezamen met het secretariaat de eventuele follow-upvan het overleg.

    g) Bij een informatie-uitwisseling of bij rechtstreeks overleg kan een gemeenschappelijke gedragslijn worden vastgesteld.

    70. GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSLIJNEN

    Een gemeenschappelijke gedragslijn is een overeenkomst tussen de deelnemers over de basis voor overheidssteun voor een bepaalde transactie of bepaalde omstandigheden. Een gemeenschappelijke gedragslijn kan voorwaarden inhouden die gunstiger of ongunstiger zijn dan de voorwaarden die krachtens de regeling zijn toegestaan. De regels van een overeengekomen gemeenschappelijke gedragslijn hebben uitsluitend voor de in de gemeenschappelijke gedragslijn omschreven transactie of in de in de gemeenschappelijke gedragslijn omschreven omstandigheden voorrang op de regels van de regeling.

    71. PROCEDURES EN VORM VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSLIJN

    a) Voorstellen voor een gemeenschappelijke gedragslijn worden uitsluitend bij het secretariaat ingediend. Deze voorstellen worden door het secretariaat aan alle deelnemers en, indien het om gebonden hulp gaat, aan alle DAC-contactpunten toegezonden. De identiteit van de initiatiefnemer wordt niet bekendgemaakt in het Register van Gemeenschappelijke Gedragslijnen (Common Line Register) op het Bulletin Board van OLIS. Het secretariaat mag de identiteit van de initiatiefnemer op verzoek evenwel bekendmaken aan een deelnemer of een DAC-lid. Het secretariaat houdt een register van deze verzoeken bij.

    b) Het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn wordt gedateerd en wordt opgesteld volgens het volgende schema:

    - referentienummer, gevolgd door de woorden "Common Line";

    - naam van het importland en de afnemer;

    - naam of een zo nauwkeurige omschrijving van het project dat het gemakkelijk geïdentificeerd kan worden;

    - de door het initiatiefnemende land voorgestelde voorwaarden;

    - het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn;

    - nationaliteit en naam van bekende concurrerende aanbieders;

    - sluitingsdatum voor de commerciële en financiële offerte en aanbestedingsnummer voor zover bekend;

    - overige relevante gegevens, met inbegrip van de redenen van het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn, beschikbaarheid van studies over het project en/of bijzondere omstandigheden.

    c) Een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn overeenkomstig artikel 34, onder b), punt 4, wordt bij het secretariaat ingediend en een kopie ervan wordt aan de andere deelnemers toegezonden. De deelnemer die het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn heeft ingediend geeft een uitgebreide uiteenzetting van de redenen waarom de indeling van een land dient af te wijken van de indeling die verkregen wordt op grond van de in artikel 34, onder b), omschreven procedure.

    72. ANTWOORDEN OP EEN VOORSTEL VOOR EEN GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSLIJN

    a) Antwoorden dienen binnen 20 kalenderdagen te worden toegezonden. De deelnemers wordt echter verzocht zo spoedig mogelijk op een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn te reageren.

    b) Het antwoord kan zijn een verzoek om nadere informatie, de aanvaarding, de afwijzing of een voorstel tot wijziging van het voorstel voor de gemeenschappelijke gedragslijn of een alternatief voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn.

    c) Een deelnemer die antwoordt dat hij geen standpunt heeft omdat hij niet is benaderd door een exporteur, of door de autoriteiten in het ontvangende land in geval van hulp voor het project, wordt geacht het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn te aanvaarden. Indien deze deelnemer benaderd wordt nadat de gemeenschappelijke gedragslijn in werking is getreden kan hij de procedures van artikel 77, punten a) tot en met d), toepassen indien hij zachtere voorwaarden wenst toe te kennen dan die van de gemeenschappelijke gedragslijn.

    73. AANVAARDING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSLIJN

    a) Het secretariaat stelt alle deelnemers na twintig kalenderdagen in kennis van de status van het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn. Indien geen enkele deelnemer het voorstel heeft afgewezen, maar niet alle deelnemers het hebben aanvaard, wordt het voorstel voor een tweede periode van acht kalenderdagen aangehouden.

    b) Na de verlengde termijn wordt elke deelnemer die de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn niet expliciet heeft afgewezen geacht ze te hebben aanvaard. Niettemin kan elke deelnemer, met inbegrip van de initiatiefnemende deelnemer, zijn aanvaarding afhankelijk stellen van de expliciete aanvaarding door een of meer deelnemers.

    c) Indien een deelnemer een of meer elementen van een gemeenschappelijke gedragslijn niet aanvaardt, aanvaardt hij impliciet alle andere elementen van de gemeenschappelijke gedragslijn. Een gedeeltelijke aanvaarding brengt evenwel met zich dat andere deelnemers hun houding ten opzichte van de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn kunnen wijzigen. Het staat alle deelnemers vrij voorwaarden aan te bieden die niet door een gemeenschappelijke gedragslijn worden gedekt, of zich aan dergelijke voorwaarden aan te passen.

    d) Een niet-aanvaarde gemeenschappelijke gedragslijn kan volgens de in de artikelen 71 en 72 omschreven procedures opnieuw in overweging worden genomen. De deelnemers zijn in een dergelijk geval niet aan hun oorspronkelijke besluit gebonden.

    74. GEEN OVEREENSTEMMING OVER EEN GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSLIJN

    Indien de initiatiefnemende deelnemer en een deelnemer die een wijziging of een alternatief heeft voorgesteld binnen de verlengde termijn van acht kalenderdagen geen overeenstemming kunnen bereiken over de gemeenschappelijke gedragslijn, dan kan deze termijn met wederzijdse instemming weer worden verlengd. Het secretariaat stelt alle deelnemers van deze verlenging in kennis.

    75. INWERKINGTREDING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSLIJN

    Het secretariaat deelt alle deelnemers mede dat de gemeenschappelijke gedragslijn in werking zal treden of dat deze is afgewezen; de niet-afgewezen gemeenschappelijke gedragslijn treedt drie dagen na deze mededeling in werking. Het secretariaat ziet erop toe dat het OLIS-register van alle gemeenschappelijke gedragslijnen waarover overeenstemming is bereikt of waarover nog geen besluit is genomen, steeds wordt bijgewerkt.

    76. GELDIGHEIDSDUUR VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSLIJN

    a) Een gemeenschappelijke gedragslijn waarover overeenstemming is bereikt is vanaf de datum van inwerkingtreding twee jaar geldig, tenzij het secretariaat wordt medegedeeld dat de gedragslijn niet meer van belang is en alle deelnemers het hiermee eens zijn. De geldigheidsduur van een gemeenschappelijke gedragslijn wordt met twee jaar verlengd indien een deelnemer binnen 14 kalenderdagen na de oorspronkelijke vervaldatum een verlenging aanvraagt. Verdere verlengingen kunnen volgens dezelfde procedure worden toegestaan. Een overeenkomstig artikel 34, onder b), punt 4), overeengekomen gemeenschappelijke gedragslijn is geldig tot de gegevens van de Wereldbank voor het volgende jaar beschikbaar zijn.

    b) Het secretariaat houdt door de bijwerking van de lijst "The Status of Valid Common Lines" op OLIS, toezicht op de status van de gemeenschappelijke gedragslijnen en houdt de deelnemers hiervan op de hoogte. In verband hiermede zal het secretariaat, onder meer:

    - nieuwe gemeenschappelijke gedragslijnen toevoegen zodra deze door de deelnemers zijn aanvaard;

    - de vervaldata bijwerken zodra een deelnemer om verlenging verzoekt;

    - gemeenschappelijke gedragslijnen schrappen zodra ze vervallen, en

    - elk kwartaal een lijst doen verschijnen van gemeenschappelijke gedragslijnenen die in het volgende kwartaal zullen vervallen.

    77. AFWIJKING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE GEDRAGSLIJN

    a) Een deelnemer die voornemens is voorwaarden te steunen die gunstiger zijn dan de bij de gemeenschappelijke gedragslijn overeengekomen voorwaarden deelt dit ten minste 60 kalenderdagen voordat hij enige toezegging doet aan alle deelnemers en het secretariaat mede.

    b) Deze deelnemer verklaart in deze mededeling waarom hij voorwaarden wenst te steunen die gunstiger zijn dan die van de gemeenschappelijke gedragslijn, en waarom hij van oordeel is dat deze niet zullen leiden tot een aankoopbesluit (eventueel met inbegrip van het resultaat van een International Competitive Bid (ICB) procedure) dat door de beschikbaarheid van hulp wordt beïnvloed.

    c) Indien een deelnemer die belang stelt in deze specifieke transactie daarom vraagt, organiseert het secretariaat rechtstreeks overleg.

    d) Tenzij tijdens het rechtstreekse overleg een alternatieve gemeenschappelijke gedragslijn wordt vastgesteld, doen de deelnemers binnen 28 kalenderdagen na het rechtstreekse overleg of, indien dit later is, binnen 60 kalenderdagen na de mededeling, geen toezeggingen.

    e) Een deelnemer kan zich het recht voorbehouden zich aan een aanbod dat gunstiger is dan in de gemeenschappelijke gedragslijn overeengekomen, overeenkomstig de artikelen 50, 53, 60 en 61 aan te passen.

    Afdeling 6: Mededeling van minimumrentetarieven (CIRR's)

    78. MEDEDELING VAN MINIMUMRENTETARIEVEN

    a) De commerciële referentierentetarieven (CIRR's) voor valuta waarop artikel 16 van toepassing is, worden ten minste eens per maand met gebruikmaking van middelen voor onmiddellijke communicatie aan het secretariaat medegedeeld voor verspreiding onder alle deelnemers.

    b) Deze mededeling dient uiterlijk vijf dagen na het einde van de maand waarop ze betrekking heeft bij het secretariaat binnen te komen. Het secretariaat stelt alle deelnemers daarna onmiddellijk in kennis van de toepasselijke rentetarieven.

    79. DATUM VAN INWERKINGTREDING VAN DE RENTETARIEVEN

    Alle wijzigingen in de rentetarieven worden van kracht op de vijftiende dag na het einde van elke maand.

    80. ONMIDDELLIJKE WIJZIGING VAN DE RENTETARIEVEN

    Wanneer de ontwikkelingen op de markt een kennisgeving van wijzigingen van de CIRR's in de loop van een maand noodzakelijk maken, treedt het gewijzigde tarief in werking tien dagen nadat de mededeling van deze wijziging door het secretariaat is ontvangen.

    Afdeling 7: Elektronische uitwisseling van gegevens over premies

    81. ELEKTRONISCHE UITWISSELING VAN GEGEVENS

    De deelnemers verstrekken de in bijlage VII vermelde gegevens met het oog op de toepassing van de bepalingen van de regeling betreffende de minimumpremiereferentiebedragen.

    Afdeling 8: Herzieningen

    82. JAARLIJKSE HERZIENING

    a) De deelnemers onderwerpen de werking van deze regeling ten minste eenmaal per jaar aan een onderzoek. Dit onderzoek vindt gewoonlijk in het tweede kwartaal van elk jaar plaats. De deelnemers onderzoeken bij deze herziening onder andere de kennisgevingsprocedures, afwijkingen, uitvoering en werking van het systeem van gedifferentieerde discontopercentages, de voorschriften en procedures betreffende gebonden hulp, vraagstukken met betrekking tot aanpassing, eerdere toezeggingen, kredietverlening voor landbouwproducten en mogelijkheden tot ruimere deelneming aan deze regeling.

    b) Deze herziening vindt plaats in het licht van de ervaring van de deelnemers en de voorstellen van de deelnemers om de werking en doelmatigheid van de regeling te verbeteren. De deelnemers houden daarbij rekening met de doelstellingen van de regeling en de heersende economische en monetaire situatie. De gegevens en voorstellen die de deelnemers in dit verband wensen mede te delen, dienen uiterlijk 45 dagen vóór de datum van het onderzoek bij het secretariaat binnen te komen.

    83. HERZIENING VAN DE MINIMUMRENTETARIEVEN

    a) De deelnemers onderwerpen het systeem om de CIRR's vast te stellen regelmatig aan een onderzoek om ervoor te zorgen dat de medegedeelde tarieven de marktvoorwaarden weerspiegelen en aan de doelstellingen beantwoorden waarvoor ze zijn vastgesteld. Dit onderzoek heeft ook betrekking op de marge die moet worden toegevoegd wanneer deze rentetarieven worden toegepast.

    b) Een deelnemer kan bij de voorzitter van de deelnemers een met redenen omkleed verzoek om een buitengewoon onderzoek indienen wanneer hij van oordeel is dat de CIRR's voor een of meer valuta niet meer in overeenstemming zijn met de geldende marktvoorwaarden.

    84. HERZIENING VAN DE MINIMUMPREMIEREFERENTIEBEDRAGEN EN AANVERWANTE KWESTIES

    De deelnemers bespreken regelmatig, en ten minste een maal per jaar, alle aspecten van de premieregels en -procedures met het oog op een eventuele herziening. Deze besprekingen hebben onder meer betrekking op:

    - de samenstelling van het Landenrisicomodel, teneinde de geldigheid ervan in het licht van de ervaring te toetsen;

    - de aanpassing van de minimumpremiereferentiebedragen in de loop der tijd zodat ze een nauwkeurige maatstaf van het risico blijven, waarbij rekening wordt gehouden met de drie PTI's: de "cash flow and accrual"-benadering, en zo nodig, de particuliere marktindicatoren;

    - het systeem van bijbehorende voorwaarden; en

    - de ervaringen met de omstandigheden waaronder kortingen op de minimumpremiereferentiebedragen van toepassing kunnen zijn en het passende niveau van deze kortingen. Ter ondersteuning van de herziening zal het secretariaat verslagen doen toekomen over alle kennisgevingen.

    HOOFDSTUK V

    TOEKOMSTIGE WERKZAAMHEDEN

    85. ALGEMENE ONTBINDING VAN DE HULP

    De deelnemers bevestigen hun besluit met de Werkgroep Financiële Aspecten van de Ontwikkelingshulp (DAC/FA) samen te werken om doelstellingen uit te werken om de hulp te ontbinden en de termen "gebonden" en "niet-gebonden" hulp nauwer te omschrijven. Ze zullen de vorderingen van de DAC/FA op dit gebied op de voet volgen. Ze zullen als volgt aan de DAC/FA vragen in overweging te nemen hoe discipline en transparantie kunnen worden verbeterd:

    a) discipline: de deelnemers zullen zo spoedig mogelijk besprekingen met de DAC/FA aangaan teneinde overeenstemming te bereiken over doelstellingen voor het ontbinden van hulp;

    b) transparantie: de voorwaarden voor de volgende maatregelen ter verbetering van de transparantie moeten tezamen met de DAC/FA worden uitgewerkt:

    - kennisgeving van gespecificeerde ongebonden hulp uiterlijk voor het begin van de aanbestedingsprocedure of binnen bijv. 45 kalenderdagen na de ondertekening van het financiële contract, indien dit eerder is, waarbij redelijke gegevens over tijdschema en projecten moeten worden verstrekt zodat offertes binnen de termijnen kunnen worden ingediend; en

    - onmiddellijke kennisgeving achteraf van de naam en nationaliteit van de onderneming waaraan het contract voor specifieke ongebonden hulp is gegund.

    Het secretariaat houdt een register van dergelijke kennisgevingen op OLIS bij. Deze gegevens zijn niet vertrouwelijk.

    86. HANDELSLOKETTEN

    De deelnemers zullen zowel de kwestie van transparantie als de definitie van "handelslokettransacties" verder onderzoeken om concurrentievervalsing te voorkomen.

    87. SECTOREN

    a) De deelnemers hadden afgesproken in 1994 onderhandelingen te beginnen over aanvullende richtsnoeren voor exportkredieten voor landbouwproducten. Een werkgroep werd opgericht die zijn eerste vergadering in april 1995 heeft gehouden.

    b) De behoefte aan nadere of aanvullende richtsnoeren in de regeling voor Staalfabrieken en Machines voor Staalfabrieken zal nader worden bestudeerd wanneer de resultaten van de onderhandelingen in het kader van de Multilaterale Staalovereenkomst bekend zijn.

    88. VERSCHILLEN IN INTERPRETATIE

    Het is niet mogelijk gebleken volledig overeenstemming te bereiken over de definitie van overheidssteun gezien de verschillen tussen de traditionele nationale exportkredietstelsels. Het oplossen van deze verschillen in interpretatie wordt als een urgente kwestie beschouwd. Tot overeenstemming is bereikt doet de huidige bewoording van de regeling geen afbreuk aan de huidige interpretaties.

    (1) Zie artikel 88 (Toekomstige Werkzaamheden).

    (2) Bijvoorbeeld, bij gebruik van de gegevens voor 1996, de landen met een BNP per hoofd van de bevolking van meer dan $ 5435.

    (3) Voor de toepassing van de minimumpremiereferentiebedragen geldt een overgangsperiode:

    - De overgangsperiode loopt af op 31 maart 1999, waarna de Leidende Beginselen onmiddellijk zullen worden toegepast.

    - Premietarieven die tijdens de overgangsperiode zijn vastgesteld, zijn uiterlijk geldig tot drie maanden na 31 maart 1999, dat wil zeggen 30 juni 1999.

    - Tijdens de overgangsperiode zullen de deelnemers hun uiterste best doen de premietarieven niet tot onder de eerste minimumpremiereferentiebedragen te verlagen, behalve in geval van aanpassing.

    - Korea:

    - De overgangsperiode voor Korea loopt af op 31 maart 2002.

    - Vanaf 1 april 1999 past Korea ten minste 40 procent van de eerste minimumpremiereferentiebedragen toe; vanaf 1 april 2000 past Korea 60 procent van de minimumpremiereferentiebedragen toe; vanaf 1 april 2001 past Korea 80 procent van de minimumpremiereferentiebedragen toe, en vanaf 1 april 2002 past Korea 100 procent van de richtwaarden toe.

    (4) Bijvoorbeeld, bij gebruik van de gegevens voor 1996, de landen met een BNP per hoofd van de bevolking van meer dan $ 9635.

    (5) Bijvoorbeeld, bij gebruik van de gegevens voor 1996, de landen met een BNP per hoofd van de bevolking van meer dan $ 3115.

    (6) Ondanks de indeling van de landen in categorieën die al dan niet voor gebonden hulp in aanmerking komen, valt het beleid inzake gebonden hulp voor Estland, Letland, Litouwen, de Russische Federatie, Slovenië, Oekraïne en Wit-Rusland onder de Overeenkomst tussen de deelnemers om dergelijke kredieten andere dan schenkingen, voedselhulp en humanitaire hulp te vermijden. Ieder jaar zal een besluit worden genomen over de verlenging van deze overeenkomst, gewoonlijk in het vierde kwartaal van het jaar.

    In het kader van het "zachte verbod" kan het buiten bedrijf stellen van kerncentrales om urgente redenen of veiligheidsredenen als "humanitaire hulp" worden aangemerkt.

    (7) Gedurende de overgangsperiode voor de toepassing van de minimumpremiereferentiebedragen:

    - delen de deelnemers, op vrijwillige basis en voor zover mogelijk, onmiddellijk de gevallen mede waarin de landenkredietrisico's voor de gehele duur van de schuldterugbetalingsverplichting geëxternaliseerd/verwijderd of beperkt/uitgesloten zijn;

    - zal naar verwachting ervaring met dergelijke gevallen worden opgedaan die aan het einde van de overgangsperiode besproken zullen worden met het oog op het opstellen van een lijst waarin bijv. onvoorwaardelijke derdelandengaranties, geblokkeerde rekeningen en financieringen waarbij het geleverde goed als zekerheid dient, zijn opgenomen. Op grond van deze ervaringen kan ook een idee worden verkregen over passende kortingniveaus.

    BIJLAGE I

    SECTOROVEREENKOMST INZAKE EXPORTKREDIETEN VOOR SCHEPEN

    I

    1. De deelnemers aan deze overeenkomst zullen voor elk contract betreffende een nieuw zeeschip of een scheepsverbouwing(1) waarover op of na 1 december 1979 wordt onderhandeld, de bestaande officiële faciliteiten(2) op het gebied van exportkredieten afschaffen en geen enkele andere nieuwe officiële faciliteit instellen voor voorwaarden inhoudende:

    i) een maximumkrediettermijn van meer dan acht en een half jaar(3) na de levering, en aflossing anders dan in gelijke termijnen met regelmatige tussenpozen van gewoonlijk zes maanden en hoogstens twaalf maanden;

    ii) betaling bij levering van minder dan 20 % van de contractprijs;

    iii) een rente van minder dan acht procent, vrij van alle lasten(4).

    2. Deze minimumrente van acht procent is van toepassing op het krediet dat de scheepsbouwer met overheidssteun aan de afnemer verleent (leverancierskrediet) of dat een bank of een andere partij in het land van de scheepsbouwer aan de afnemer of aan een andere partij in het land van de afnemer verleent (afnemerskrediet), ongeacht of de overheidssteun voor het gehele krediet of slechts een gedeelte daarvan wordt toegekend.

    3. De minimumrente is eveneens van toepassing op kredieten die met steun van aan deze overeenkomst deelnemende overheden, in het land van de scheepsbouwer aan deze scheepsbouwer of aan een andere partij worden verleend, zodat kredieten aan de reder of aan een andere partij in het land van de reder kunnen worden verleend, ongeacht of de overheidssteun voor het gehele krediet of slechts een gedeelte daarvan wordt toegekend.

    4. Indien andere overheidsinstanties aan exportbevorderingsmaatregelen deelnemen, komen de deelnemers overeen al hun invloed aan te wenden om te voorkomen dat de export wordt gefinancierd op voorwaarden die met bovenvermelde beginselen in strijd zijn.

    5. De deelnemers erkennen dat het ten zeerste gewenst is een grens te stellen aan de exportkredietvoorwaarden en komen overeen alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat geen enkele voorwaarde die gunstiger is dan de hierboven omschreven voorwaarden, op enige andere wijze aan de afnemers wordt geboden.

    6. Een deelnemer aan deze overeenkomst, die zuiver om redenen van ontwikkelingshulp, in een bijzonder geval gunstiger voorwaarden wenst toe te staan, mag dit doen op voorwaarde dat hij de andere deelnemers tijdig en volgens de hiertoe vastgestelde procedure van zijn besluit in kennis stelt. In dit geval betekent "tijdig" dat de andere deelnemers hiervan in kennis worden gesteld, zo mogelijk ten minste zes weken voordat, in welk stadium van de onderhandelingen dan ook, gelden voor dat doel worden toegezegd, en in ieder geval ten minste zes weken voordat de vastlegging van die middelen wordt goedgekeurd.

    7. Voorafgaande kennisgeving overeenkomstig de tussen de deelnemers overeengekomen procedure wordt eveneens gedaan van elk besluit dat bij wijze van uitzondering om andere dan de in punt 6 vermelde redenen wordt genomen en waarbij in één of ander opzicht gunstiger voorwaarden dan die van deze overeenkomst worden gesteund. Steun (hulpverlening inbegrepen) voor een tegen gunstiger voorwaarden definitief geplaatste order(5) wordt niet verleend voordat daarvan, volgens de overeengekomen procedure, voorafgaande kennisgeving is gedaan aan de andere deelnemers aan deze overeenkomst.

    8. Iedere deelnemer aan deze overeenkomst kan, mits hij de tussen de deelnemers overeengekomen procedures toepast, in een bijzonder, met redenen omkleed geval, gunstiger voorwaarden steunen, teneinde zich aan te passen aan voorwaarden van door de overheid gesteunde transacties dan wel inbreuken van andere deelnemers op de bovenstaande voorwaarden of mededinging van niet-deelnemende landen.

    II

    9. Iedere deelnemer aan deze overeenkomst kan van iedere andere deelnemer inlichtingen verkrijgen over de voorwaarden waarop de overheid een exportcontract steunt, teneinde na te gaan of deze voorwaarden niet met de overeenkomst in strijd zijn. De deelnemers verbinden zich ertoe alle gevraagde inlichtingen, voor zover mogelijk, zo spoedig mogelijk te verstrekken. Iedere deelnemer kan de secretaris-generaal, volgens de regels en gebruiken van de OESO, verzoeken in voornoemde zaak namens hem op te treden en de verkregen inlichtingen aan alle deelnemers aan deze overeenkomst mede te delen.

    10. Iedere deelnemer verbindt zich ertoe de secretaris-generaal in kennis te stellen van zijn systeem voor het verlenen van overheidssteun en van de wijze van uitvoering van deze overeenkomst.

    III

    11. Deze overeenkomst wordt van kracht zodra alle leden van werkgroep nr. 6 de secretaris-generaal in kennis hebben gesteld van hun toetreding, dan wel zodra de deelnemers die de secretaris-generaal in kennis hebben gesteld van hun toetreding, besluiten dat zij een representatieve meerderheid vormen van de leden van werkgroep nr. 6. Een deelnemer die de mening van de andere deelnemers over een representatieve meerderheid niet deelt, zal niet gebonden zijn door hun beslissing. Deelneming aan deze overeenkomst staat open voor andere leden van de OESO.

    12. Deze overeenkomst wordt, telkens wanneer de deelnemers hierom verzoeken en in ieder geval ten minste eenmaal per jaar, aan een onderzoek onderworpen. Iedere deelnemer kan uit de overeenkomst treden na zijn partners drie kalendermaanden van tevoren van zijn voornemen daartoe in kennis te hebben gesteld. Indien een van deze partners daarom verzoekt, komt werkgroep nr. 6 binnen deze termijn bijeen om de overeenkomst aan een onderzoek te onderwerpen. Iedere andere deelnemer kan, na zijn partners van zijn voornemen in kennis te hebben gesteld, op dezelfde datum uit de overeenkomst treden als de deelnemer die het eerst zijn deelneming heeft opgezegd.

    (1) Onder "scheepsverbouwing" wordt verstaan elke verbouwing van zeeschepen van meer dan 1000 BRT voor zover deze een radicale wijziging van het laadplan, de romp of het voortstuwingsmechanisme inhoudt.

    (2) Onder "officiële faciliteiten" worden faciliteiten verstaan waardoor kredieten door de overheid, door overheidsinstellingen of met enigerlei vorm van directe of indirecte overheidsdeelneming verzekerd, gegarandeerd of gefinancierd kunnen worden.

    (3) Gezien het bijzondere karakter van transacties in verband met schepen die voor het vervoer van vloeibaar aardgas zijn bestemd, is de maximumkrediettermijn voor deze schepen tien jaar.

    (4) Onder "rente, na aftrek van alle lasten" wordt verstaan het deel van de kredietkosten (met uitzondering van kredietverzekeringspremies en/of bankkosten) dat met regelmatige tussenpozen gedurende de gehele krediettermijn wordt betaald en dat rechtstreeks verband houdt met het kredietbedrag.

    (5) Een order wordt als definitief geplaatst beschouwd zodra de afnemer zich onherroepelijk door een schriftelijke, ondertekende overeenkomst heeft verbonden van de exporteur te kopen en volgens de daarin vastgelegde voorwaarden te betalen, zelfs indien er met betrekking tot de overeenkomst voorbehouden bestaan die alleen door de exporteur kunnen worden ingetrokken.

    BIJLAGE II

    SECTOROVEREENKOMST INZAKE EXPORTKREDIETEN VOOR KERNCENTRALES

    HOOFDSTUK I

    TOEPASSINGSGEBIED VAN DE SECTOROVEREENKOMST

    1. Werkingssfeer

    a) Deze sectorovereenkomst, die een aanvulling vormt op de regeling:

    - bevat de bijzondere richtsnoeren die van toepassing zijn op door de overheid gesteunde exportkredieten met betrekking tot nieuwe contracten voor de export van volledige kerncentrales of delen daarvan, omvattende alle componenten, installaties, materialen en diensten, met inbegrip van opleiding van het personeel dat rechtstreeks vereist is voor de bouw en het in bedrijf stellen van deze kerncentrales. Ze bevat ook de voorwaarden die van toepassing zijn op steun voor splijtstoffen;

    - is niet van toepassing op posten die doorgaans voor rekening van de afnemer komen, met name kosten voor het bouwrijp maken van de grond, wegen, accommodatie voor het bouwpersoneel, elektriciteitsleidingen, schakelinstallaties en watervoorziening, alsmede kosten die in het land van de afnemer voortvloeien uit officiële goedkeuringsprocedures (bijvoorbeeld vergunning bouwterrein, bouwvergunning, vergunning splijtstoflading).

    b) De voorwaarden van de regeling, en niet de voorwaarden van de sectorovereenkomst, zijn van toepassing op overheidssteun voor het buiten bedrijf stellen van een kerncentrale. Onder het "buiten bedrijf stellen van een kerncentrale" wordt de sluiting of de ontmanteling van een kerncentrale verstaan. Volgens de in de artikelen 70 tot en met 77 van de regeling omschreven procedures voor het vaststellen van een gemeenschappelijke gedragslijn is het mogelijk krediettermijnen in te korten of te verlengen.

    2. Onderzoek

    De bepalingen van de sectorovereenkomst worden door de deelnemers elk jaar aan een onderzoek onderworpen.

    HOOFDSTUK II

    EXPORTKREDIETEN EN GEBONDEN HULP

    3. Maximumkrediettermijn

    De maximumkrediettermijn is vijftien jaar, ongeacht de indeling van het land.

    4. Minimumrentetarieven

    a) Een deelnemer die overheidssteun verleent door middel van directe financiering, herfinanciering of rentesubsidie past minimumrentetarieven toe; de deelnemer past het desbetreffende Speciale Commerciële Referentietarief (Special Commercial Interest Reference Rate of SCIRR) toe. Indien de vaste SCIRR-toezegging aanvankelijk tot een maximumtermijn is beperkt van niet meer dan vijftien jaar vanaf de datum van de toewijzing van het contract, is overheidssteun voor de resterende duur van de lening ook beperkt tot garanties of rentesubsidie tegen de desbetreffende SCIRR die op het tijdstip van de "roll-over" van toepassing was.

    b) Indien overheidssteun wordt verleend voor gedeeltelijke levering van uitrusting voor kerncentrales, voor de inbedrijfstelling waarvan de leverancier niet verantwoordelijk is, is de minimumrente de SCIRR overeenkomstig artikel 3 van deze sectorovereenkomst. Als alternatief kan een deelnemer de desbetreffende CIRR overeenkomstig artikel 16 van de regeling aanbieden, mits de maximumtermijn vanaf de datum van de toewijzing van het contract tot de datum van de laatste terugbetaling niet meer dan tien jaar bedraagt.

    5. Vaststelling van de SCIRR's

    De SCIRR's worden vastgesteld op een vaste marge van 75 basispunten boven de CIRR voor de betrokken valuta; voor de Japanse yen bedraagt de marge echter 40 basispunten. Voor valuta waarvoor, overeenkomstig het bepaalde achter het eerste streepje van artikel 16, onder b), van de regeling, meer dan één CIRR geldt, wordt bij de vaststelling van de SCIRR de CIRR voor de langste termijn gebruikt.

    6. Plaatselijke uitgaven en kapitalisatie van rente

    Artikel 25 van de regeling is niet van toepassing wanneer de overheid op basis van de SCIRR's financieringssteun verleent. Financieringssteun van de overheid tegen andere tarieven dan de SCIRR's voor zowel plaatselijke uitgaven als kapitalisatie van vóór de aanvangsdatum verkregen rente mag in totaal niet meer bedragen dan 15 % van de exportwaarde.

    7. Overheidssteun voor splijtstof

    a) Voor de eerste splijtstoflading geldt een maximumkrediettermijn van vier jaar vanaf de levering. Een deelnemer die financieringssteun voor de eerste splijtstoflading verleent past minimumrentetarieven toe; de deelnemer past de desbetreffende CIRR toe. De eerste splijtstoflading bestaat uit niet meer dan de eerste geïnstalleerde kern plus twee daaropvolgende wisselladingen, samen bestaande uit ten hoogste twee derde van de kern.

    b) De maximumkrediettermijn voor de daaropvolgende wisselladingen is zes maanden. Indien in buitengewone omstandigheden langere termijnen, die de twee jaar in geen geval mogen overschrijden, passend worden geacht, zijn de in artikel 47 omschreven procedures van toepassing. Een deelnemer die voor de daaropvolgende wissellading financieringssteun verleent past minimumrentetarieven toe; de deelnemer past de desbetreffende CIRR toe.

    c) Overheidssteun voor de afzonderlijke verlening van uraniumverrijkingsdiensten wordt niet op gunstiger voorwaarden dan op die voor de splijtstof verleend.

    d) Opwerking en beheer van gebruikte splijtstof (met inbegrip van de verwijdering van afval) worden contant betaald.

    e) De deelnemers leveren geen gratis splijtstof of diensten.

    8. Hulp

    De deelnemers steunen geen hulp, tenzij deze in de vorm van een ongebonden schenking wordt verleend.

    HOOFDSTUK III

    PROCEDURES

    9. Voorafgaande raadpleging

    Zich bewust van de voordelen die uit een gemeenschappelijke houding ten opzichte van de voorwaarden voor kerncentrales kunnen voortvloeien, komen de deelnemers overeen voorafgaand overleg te plegen in alle gevallen waarin het voornemen bestaat overheidssteun te verlenen.

    10. Voorafgaande kennisgeving

    a) Ten minste tien dagen voordat hij een definitief besluit neemt over de voorwaarden die hij voornemens is te steunen, deelt de deelnemer die het initiatief voor een voorafgaand overleg neemt, dit mede aan alle andere deelnemers, onder opgave van, onder meer, de volgende gegevens:

    - contante betalingen;

    - krediettermijn (met vermelding van de aanvangsdatum van de krediettermijn, de frequentie van de aflossingen op de hoofdsom en of deze aflossingen al dan niet in gelijke bedragen plaatsvinden);

    - valuta en waardeklasse van het contract (overeenkomstig punt 7 van bijlage IV);

    - rente;

    - steun voor plaatselijke uitgaven (met vermelding van het totaalbedrag van de plaatselijke uitgaven, in procenten van de waarde van het exportcontract, de betalingsvoorwaarden en de aard van de steun);

    - te financieren gedeelte van het project, met, indien van toepassing, afzonderlijke informatie over de eerste splijtstoflading;

    - alle andere ter zake dienende gegevens, met inbegrip van verwijzingen naar verwante gevallen.

    b) De andere deelnemers nemen geen definitief besluit over de voorwaarden die zij zullen steunen gedurende de onder a) vermelde termijn van tien dagen, maar zullen binnen vijf dagen gegevens uitwisselen met alle andere deelnemers aan het overleg over de gepaste kredietvoorwaarden voor de transactie teneinde een gemeenschappelijke houding ten aanzien van deze voorwaarden te bepalen.

    c) Indien op deze wijze binnen tien dagen na ontvangst van de eerste kennisgeving geen gemeenschappelijke houding wordt bereikt, wordt de definitieve beslissing van iedere deelnemer aan het overleg nogmaals tien dagen uitgesteld, gedurende welke periode in rechtstreeks overleg verdere pogingen worden ondernomen om alsnog tot een gemeenschappelijke houding te komen.

    BIJLAGE III

    SECTOROVEREENKOMST INZAKE EXPORTKREDIETEN VOOR VLIEGTUIGEN VOOR DE BURGERLUCHTVAART

    DEEL 1

    NIEUWE GROTE VLIEGTUIGEN EN MOTOREN VOOR DEZE VLIEGTUIGEN

    HOOFDSTUK I

    TOEPASSINGSGEBIED

    1. Vorm en werkingssfeer

    In deel 1 van de sectorovereenkomst, die een aanvulling vormt op de regeling, zijn de bijzondere richtsnoeren uiteengezet die van toepassing zijn op door de overheid gesteunde exportkredieten voor de verkoop of de lease van de in aanhangsel I genoemde nieuwe, grote vliegtuigen voor de burgerluchtvaart en de motoren die in die vliegtuigen zijn gemonteerd. De voorwaarden van hoofdstuk I zijn ook van toepassing op motoren en onderdelen die beschouwd worden deel uit te maken van de oorspronkelijke order voor het vliegtuig, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 29 van deel 3 van deze sectorovereenkomst. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op vluchtsimulators: deze vallen onder de voorwaarden van de regeling.

    2. Doelstelling

    Dit deel van de sectorovereenkomst heeft tot doel evenwichtige verhoudingen tot stand te brengen waardoor op alle markten:

    - de concurrentie tussen de financiële voorwaarden van de deelnemers gelijk wordt getrokken;

    - de financieringsvoorwaarden van de deelnemers, als factor bij de keuze tussen concurrerende vliegtuigen, worden geneutraliseerd en

    - concurrentievervalsing wordt voorkomen.

    HOOFDSTUK II

    EXPORTKREDIETEN EN HULP

    3. Contante betalingen

    a) De deelnemers eisen een contante aanbetaling van ten minste vijftien procent van de volledige prijs van het vliegtuig, waarin de prijs van het casco, de gemonteerde motoren, de reservemotoren en onderdelen, als bedoeld in artikel 29 van deel 3 van deze sectorovereenkomst.

    b) Overheidssteun voor deze contante betalingen kan slechts de vorm aannemen van verzekering en garanties, d.w.z. zuivere dekking tegen de gebruikelijke risico's vóór de kredietverlening.

    4. Maximumkrediettermijn

    De maximumkredietermijn is twaalf jaar.

    5. In aanmerking komende valuta

    De valuta die voor financieringssteun van de overheid in aanmerking komen, zoals in de inleiding tot de regeling omschreven, zijn de Amerikaanse dollar, de Duitse mark, de Franse frank, het pond sterling, de euro en de Nederlandse gulden.

    6. Minimumrentetarieven

    a) De deelnemers die financieringssteun verlenen, tot ten hoogste 85 procent van de in artikel 3, onder a), omschreven volledige prijs van het vliegtuig, passen op de volgende wijze minimumrentetarieven toe tot een maximum van 62,5 procent van de volledige prijs van het vliegtuig:

    - voor krediettermijnen tot en met 10 jaar - TB10 + 120 basispunten,

    - voor krediettermijnen van meer 10 tot en met 12 jaar - TB10 + 175 basispunten,

    - waarin TB10 betekent het rendement van tienjaarsoverheidsobligaties in de desbetreffende valuta (met uitzondering van de euro) met constante resterende looptijd (gemiddelde over de vorige twee kalenderweken). Voor de euro betekent TB10 het rendement op euro-obligaties op lange termijn, bekendgemaakt door de Luxemburgse Beurs, obligatiereeksen op lange termijn, gemiddelde over de vorige twee kalenderweken min 20 basispunten. Voor alle valuta wordt de hierboven vermelde marge toegepast.

    b) Het maximumpercentage van de volledige prijs van het vliegtuig dat tegen de onder a) vermelde vaste minimumrentetarieven mag worden gefinancierd bedraagt ten hoogste 62,5 % wanneer de aflossing van de lening wordt gespreid over de gehele looptijd van de financiering, en ten hoogste 42,5 % wanneer de aflossing van de lening wordt gespreid over de latere termijnbedragen. Het staat de deelnemers vrij tussen deze wijzen van aflossing te kiezen, mits het voor de gekozen methode vastgestelde maximum in acht wordt genomen. De deelnemer die een dergelijke tranche aanbiedt, stelt de andere deelnemers in kennis van het bedrag, het rentetarief, de datum waarop het rentetarief is vastgesteld, de geldigheidsduur van het rentetarief en de wijze van aflossing. De deelnemers bezien de twee maxima bij elk onderzoek overeenkomstig artikel 17, teneinde na te gaan of het ene maximum voordeliger is dan het andere en, wanneer dit het geval is, het voordeligste maximum aan te passen, zodat een beter evenwicht tot stand komt.

    c) Rekening houdend met de onder a) vermelde drempel van 85 procent

    1. mogen de deelnemers aanvullend financieringssteun verlenen op een wijze die verenigbaar is met die welke door de Private Export Funding Corporation (PEFCO) wordt verleend. De deelnemers zullen regelmatig in kennis worden gesteld van de halfmaandelijkse gegevens over PEFCO's kosten voor opgenomen middelen en geldende leningtarieven, exclusief de kosten van overheidsgaranties, voor vastrentende financiering voor onmiddellijke uitbetaling over een aantal data, voor contractoffertes en aanbestedingsoffertes. De deelnemer die een dergelijke tranche aanbiedt, stelt de andere deelnemers in kennis van het bedrag, de rente, de datum waarop de rente is vastgesteld, de geldigheidsduur van de rente en de wijze van aflossing. Elke deelnemer die zich aan een dergelijke door een andere deelnemer aangeboden financiering aanpast, doet dit voor alle daaraan verbonden voorwaarden, met uitzondering van de geldigheidsduur van de aangeboden toezeggingen (zie punt 8).

    2. Deze medegedeelde rentetarieven worden door alle deelnemers toegepast zolang de rente voor uitbetaling over 24 maanden niet hoger is dan 225 basispunten boven TB10. Wanneer de 24-maandsrente hoger is dan 225 basispunten, staat het de deelnemers vrij de rente van 225 basispunten voor uitbetaling over 24 maanden en alle overeenkomstige rentetarieven toe te passen en plegen zij onmiddellijk overleg teneinde een permanente oplossing te vinden.

    d) In de minimumrentetarieven zijn de kredietverzekeringspremies en garantiekosten begrepen. Beschikbaarstellings- en beheersprovisies zijn niet in de rente begrepen.

    7. Aanpassingen van het minimumtarief

    De in artikel 6 bedoelde minimumrentetarieven worden om de twee weken herzien. Indien het gemiddelde rendement van overheidsobligaties voor de betrokken valuta tegen constante looptijd of het rendement van de euro-obligatie op lange termijn aan het einde van een tweewekelijkse periode tien of meer basispunten verschilt, worden de minimumrentetarieven met hetzelfde aantal basispunten aangepast. Het herberekende tarief wordt op de dichtstbijzijnde vijf basispunten afgerond.

    8. Geldigheidsduur van exportkredieten/rentetariefaanbiedingen

    De overeenkomstig artikel 6 vastgestelde aangeboden minimumrentetarieven zijn niet meer dan drie maanden geldig.

    9. Bepaling van rentetariefaanbiedingen en keuze van rentetarieven

    a) De deelnemers kunnen overeenkomstig de artikelen 6 en 7 financieringssteun verlenen tegen de rente die van toepassing is op de datum waarop de renteaanbieding voor het betrokken vliegtuig wordt gedaan, mits de aanbieding binnen de geldigheidsduur (zie punt 8) wordt aanvaard. Indien de aangeboden rente niet wordt aanvaard, kunnen andere rentetarieven worden aangeboden, uiterlijk tot op de dag van levering van het betrokken vliegtuig.

    b) De aanbieding voor een rentetarief kan worden aanvaard en het rentetarief worden gekozen op elk willekeurig tijdstip tussen de ondertekening van het contract en de datum van levering van het betrokken vliegtuig. Het door de leningnemer gekozen tarief is onherroepelijk.

    10. Steun voor zuivere dekking

    De deelnemers mogen uitsluitend door middel van garanties of verzekering overheidssteun verlenen, d.w.z. zuivere dekking, met inachtneming van de in artikel 6, onder a), vermelde drempel van 85 procent. Deelnemers die dergelijke steun verlenen stellen de andere deelnemers in kennis van het bedrag, de voorwaarden, de valuta en de terugbetalingstermijnen en de rentetarieven.

    11. Concurrentiereferentiepunt

    In geval van concurrentie met overheidssteun mogen dezelfde kredietvoorwaarden worden toegepast op de in aanhangsel I bij deze sectorovereenkomst vermelde grote vliegtuigen voor de burgerluchtvaart die met andere vliegtuigen concurreren.

    12. Zekerheid voor het terugbetalingsrisico

    De deelnemers kunnen op autonome wijze besluiten welke zekerheid ze aanvaardbaar achten om terugbetaling te waarborgen. Ze zullen echter informatie over deze zekerheid verstrekken indien andere deelnemers daarom verzoeken of indien zulks dienstig wordt geacht.

    13. Modelwijzigingen

    De deelnemers komen overeen dat wanneer voor een bepaald type vliegtuig een vastrentend aanbod is gedaan of een vastrentend contract is gesloten, de voorwaarden daarvan niet naar een ander type vliegtuig met een andere modelaanduiding kunnen worden overgedragen.

    14. Leasing

    De deelnemers kunnen, met inachtneming van de andere voorwaarden van deel 1 van de sectorovereenkomst, op dezelfde voorwaarden als voor een verkoopcontract, steun voor financiële leasing verlenen.

    15. Hulp

    De deelnemers steunen geen hulp, tenzij het een ongebonden schenking betreft. De deelnemers zullen verzoeken om een gemeenschappelijke gedragslijn voor gebonden hulp voor humanitaire doeleinden evenwel in welwillende overweging nemen.

    HOOFDSTUK III

    PROCEDURES

    16. Voorafgaande kennisgeving, aanpassing en de uitwisseling van informatie

    De in de regeling omschreven procedures voor voorafgaande kennisgeving, aanpassing en de uitwisseling van informatie zijn van toepassing op dit deel van de sectorovereenkomst. Voorts kunnen de deelnemers om overleg verzoeken indien ze redenen hebben om aan te nemen dat een andere deelnemer door de overheid gesteund krediet aanbiedt op voorwaarden die met de sectorovereenkomst in strijd zijn. Het overleg vindt binnen tien dagen plaats; voor het overige worden de in artikel 69 van de regeling omschreven procedures gevolgd.

    17. Herziening

    De in deze sectorovereenkomst omschreven procedures en voorwaarden worden elk jaar door de deelnemers onderzocht om ze zo veel mogelijk met marktvoorwaarden in overeenstemming te brengen. Een eerder onderzoek kan worden aangevraagd indien de marktvoorwaarden of de normale financieringspraktijken een aanmerkelijke wijziging hebben ondergaan.

    DEEL 2

    ALLE NIEUWE VLIEGTUIGEN MET UITZONDERING VAN GROTE VLIEGTUIGEN

    HOOFDSTUK IV

    TOEPASSINGSGEBIED

    18. Vorm en toepassingsgebied

    Deel 2 van de sectorovereenkomst, die een aanvulling vormt op de regeling, bevat de bijzondere richtsnoeren die van toepassing zijn op door de overheid gesteunde exportkredieten voor de verkoop of de lease van niet onder deel 1 van de sectorovereenkomst vallende nieuwe vliegtuigen. Deel 2 is niet van toepassing op luchtkussenvoertuigen en vluchtsimulatoren welke onder de regeling vallen.

    19. Beste vermogen

    In dit hoofdstuk zijn de gunstigste voorwaarden omschreven die de deelnemers mogen aanbieden wanneer zij overheidssteun verlenen. De deelnemers blijven echter de gebruikelijke marktvoorwaarden voor de verschillende typen vliegtuigen in acht nemen en doen al het mogelijke om te voorkomen dat aan deze voorwaarden niet strikt de hand wordt gehouden.

    20. Categorieën vliegtuigen

    De deelnemers hebben overeenstemming bereikt over de volgende indeling van vliegtuigen:

    - Categorie A: turbinevliegtuigen - met inbegrip van helikopters - (bijvoorbeeld vliegtuigen met turbinestraalmotoren, met schroefturbinemotoren, met "turbofan"-motoren), met gewoonlijk 30 à 70 zitplaatsen.

    - Categorie B: andere turbinevliegtuigen, met inbegrip van helikopters.

    - Categorie C: andere vliegtuigen, met inbegrip van helikopters.

    In aanhangsel I worden voorbeelden gegeven van in categorie A en categorie B ingedeelde vliegtuigen.

    HOOFDSTUK V

    EXPORTKREDIETEN EN HULP

    21. Maximumkrediettermijn

    De maximumkrediettermijn hangt af van de categorie waaronder het vliegtuig overeenkomstig artikel 20 is ingedeeld.

    a) Voor vliegtuigen van categorie A geldt een maximumkrediettermijn van tien jaar.

    b) Voor vliegtuigen van categorie B geldt een maximumkrediettermijn van zeven jaar.

    c) Voor vliegtuigen van categorie C geldt een maximumkrediettermijn van vijf jaar.

    22. Minimumrentetarieven

    De deelnemers die financieringssteun verlenen passen minimumrentetarieven toe; de deelnemers passen de desbetreffende CIRR toe als in artikel 15 van de regeling omschreven.

    23. Verzekeringspremies en garantieprovisies

    De deelnemers verlenen geen gehele of gedeeltelijke vrijstelling van verzekeringspremies en garantieprovisies.

    24. Hulp

    De deelnemers steunen geen hulp, tenzij het een ongebonden schenking betreft. De deelnemers zullen verzoeken om een gemeenschappelijke gedragslijn voor gebonden hulp voor humanitaire doeleinden evenwel in welwillende overweging nemen.

    HOOFDSTUK VI

    PROCEDURES

    25. Voorafgaande kennisgeving, aanpassing en de uitwisseling van informatie

    In geval van door de overheid gesteunde concurrentie voor een verkoop- of leasingcontract, kunnen vliegtuigen die met vliegtuigen uit een andere categorie concurreren of met die welke onder andere delen van de sectorovereenkomst vallen, voor die verkoop- of leasingtransactie, voor dezelfde voorwaarden in aanmerking komen als die andere vliegtuigen. De in de regeling omschreven procedures voor voorafgaande kennisgeving, aanpassing en de uitwisseling van gegevens zijn op dit deel van de sectorovereenkomst van toepassing. Voorts kunnen de deelnemers om overleg verzoeken indien ze redenen hebben om aan te nemen dat een andere deelnemer door de overheid gesteund krediet aanbiedt op voorwaarden die met de sectorovereenkomst in strijd zijn. Het overleg vindt binnen tien dagen plaats; voor het overige worden de in artikel 69 van de regeling omschreven procedures gevolgd.

    26. Herziening

    De in deze sectorovereenkomst omschreven procedures en voorwaarden worden elk jaar door de deelnemers onderzocht om ze zo veel mogelijk met marktvoorwaarden in overeenstemming te brengen. Een eerder onderzoek kan worden aangevraagd indien de marktvoorwaarden of de normale financieringspraktijken een aanmerkelijke wijziging hebben ondergaan.

    DEEL 3

    GEBRUIKTE VLIEGTUIGEN, RESERVEMOTOREN EN -ONDERDELEN, ONDERHOUDS- EN SERVICECONTRACTEN

    HOOFDSTUK VII

    TOEPASSINGSGEBIED

    27. Vorm en toepassingsgebied

    Deel 3 van de sectorovereenkomst, die een aanvulling vormt op de regeling, bevat de bijzondere richtsnoeren die van toepassing zijn op door de overheid gesteunde exportkredieten voor de verkoop of de lease van gebruikte vliegtuigen en van reservemotoren, reserveonderdelen, onderhouds- en servicecontracten zowel voor nieuwe als gebruikte vliegtuigen. Deel 3 is niet van toepassing op luchtkussenvoertuigen of vluchtsimulatoren, welke onder de voorwaarden van de regeling vallen. De desbetreffende bepalingen in deel 1 en 2 van de sectorovereenkomst zijn van toepassing, behalve indien hieronder anders is bepaald.

    28. Gebruikte vliegtuigen

    De deelnemers steunen geen kredietvoorwaarden die gunstiger zijn dan die welke volgens de sectorovereenkomst op nieuwe vliegtuigen van toepassing zijn. De volgende regels zijn specifiek op gebruikte vliegtuigen van toepassing:

    a)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Deze termijnen worden herzien indien de maximumkrediettermijnen voor nieuwe vliegtuigen worden herzien.

    b) De deelnemers die financieringssteun verlenen passen minimumrentetarieven toe; de deelnemers passen desbetreffende CIRR toe als in artikel 15 van de regeling omschreven.

    29. Reservemotoren en reserveonderdelen

    a) Indien deze geacht worden deel uit te maken van de oorspronkelijke vliegtuigorder, kan de financiering op dezelfde wijze plaatsvinden als voor het vliegtuig. De deelnemers houden in dergelijke gevallen echter op de volgende wijze rekening met de omvang van de vloot van elke vliegtuigtype, met inbegrip van de aangekochte vliegtuigen, de vliegtuigen waarvoor reeds een vaste order is geplaatst en de reeds verworven vliegtuigen:

    - voor de eerste vijf vliegtuigen van dat type in de luchtvloot: vijftien procent van de prijs van het vliegtuig, dat wil zeggen het casco en de ingebouwde motoren.

    - voor het zesde en de volgende vliegtuigen van dat type in de luchtvloot: tien procent van de prijs van het vliegtuig, dat wil zeggen het casco en de ingebouwde motoren.

    b) Indien deze onderdelen niet met het vliegtuig worden besteld, is de maximumkrediettermijn vijf jaar voor nieuwe reservemotoren en twee jaar voor andere reserveonderdelen.

    c) In afwijking van het bepaalde onder b) kunnen de deelnemers voor nieuwe reservemotoren voor grote vliegtuigen de maximumkrediettermijn van vijf jaar met ten hoogste drie jaar overschrijden:

    - in geval van een transactie met een minimumcontractwaarde van meer twintig miljoen dan US $;

    - of indien de transactie ten minste vier nieuwe reservemotoren omvat.

    De contractwaarde wordt om de twee jaar herzien en voor prijsinflatie gecorrigeerd.

    d) De deelnemers behouden zich het recht voor hun praktijk te wijzigen en zich aan de praktijken van concurrerende deelnemers aan te passen ten aanzien van het tijdstip van de eerste terugbetaling van de hoofdsom voor reservemotoren en -onderdelen.

    30. Onderhouds- en servicecontracten

    De deelnemers kunnen financieringssteun aanbieden met een krediettermijn van ten hoogste twee jaar voor onderhouds- en servicecontracten.

    HOOFDSTUK VIII

    PROCEDURES

    31. Voorafgaande kennisgeving, aanpassing en de uitwisseling van informatie

    De in de regeling omschreven procedures voor voorafgaande kennisgeving, aanpassing en de uitwisseling van gegevens zijn op dit deel van de sectorovereenkomst van toepassing. Voorts kunnen de deelnemers om overleg verzoeken indien ze redenen hebben om aan te nemen dat een andere deelnemer door de overheid gesteund krediet aanbiedt op voorwaarden die met de sectorovereenkomst in strijd zijn. Het overleg vindt binnen tien dagen plaats; voor het overige worden de in artikel 69 van de regeling omschreven procedures gevolgd.

    32. Herziening

    De in deze sectorovereenkomst omschreven procedures en voorwaarden worden elk jaar door de deelnemers onderzocht om ze zo veel mogelijk met marktvoorwaarden in overeenstemming te brengen. Een eerder onderzoek kan worden aangevraagd indien de marktvoorwaarden of de normale financieringspraktijken een aanmerkelijke wijziging hebben ondergaan.

    Aanhangsel

    VOORBEELDEN

    Alle andere soortgelijke vliegtuigen die in de toekomst op de markt worden gebracht zullen onder deze overeenkomst vallen en zullen te zijner tijd aan de desbetreffende lijst worden toegevoegd. Deze lijsten zijn niet volledig en geven alleen een indicatie van het soort vliegtuigen die in de verschillende categorieën worden ingedeeld, in gevallen waarin hierover twijfel zou kunnen rijzen.

    Grote vliegtuigen voor de burgerluchtvaart

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Vliegtuigen van categorie A

    Turbinevliegtuigen - met inbegrip van helikopters - (bijvoorbeeld vliegtuigen met turbinestraalmotoren, met schroefturbinemotoren, met "turbofan"-motoren), met over het algemeen 30 à 70 zitplaatsen. Indien een nieuw groot turbinevliegtuig met meer dan 70 zitplaatsen wordt ontwikkeld, wordt op verzoek onmiddellijk overleg gepleegd teneinde overeenstemming te bereiken over de indeling van het nieuwe vliegtuig in deze categorie of in hoofdstuk I van deze overeenkomst, met het oog op de concurrentiesituatie.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Vliegtuigen van categorie B

    Andere turbinevliegtuigen, met inbegrip van helikopters.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE IV

    STANDAARDFORMULIER VOOR KENNISGEVINGEN

    Elke kennisgeving dient de volgende gegevens te bevatten:

    1. Naam van de autoriteit/instelling die de kennisgevingen uit hoofde van de regeling moet doen.

    2. Referentienummer (land, volgnummer, jaar).

    3.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4. Land van afnemer/kredietnemer.

    5. Naam, adres en status (openbaar/particulier) van afnemer/kredietnemer.

    6. Aard van het te exporteren project/de te exporteren goederen; plaats van het project; eventueel sluitingsdatum van de inschrijving; afloopdatum van de kredietlijn.

    7. Waarde van het contract; waarde van het krediet of van de kredietlijn; waarde van het nationale aandeel van de exporteur; minimumcontractwaarde van de kredietlijn.

    Deze waarden dienen als volgt te worden aangegeven:

    - de juiste waarde in de valuta waarin de kredietlijn luidt;

    -

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bij gebruik van deze schaal de valuta van het contract vermelden.

    8. Kredietvoorwaarden die de kennisgevende instelling voornemens is te steunen (of heeft gesteund):

    - contante betalingen;

    - krediettermijn (met vermelding van de aanvangsdatum van het krediet, de frequentie van de aflossingen op de hoofdsom en of deze aflossingen al dan niet in gelijke bedragen plaatsvinden);

    - rente;

    - steun voor plaatselijke uitgaven (met vermelding van het totaalbedrag van de plaatselijke uitgaven in procenten van de totale waarde van de uitgevoerde goederen en diensten, de terugbetalingstermijnen en de aard van de steun);

    9. Alle andere ter zake dienende gegevens, met inbegrip van verwijzingen naar verwante gevallen en eventueel:

    - motivering van de aanpassing (vermeld referentienummer van de kennisgeving naar aanleiding waarvan aanpassing plaatsvindt of andere referenties) of van het verlenen van "lang" krediet aan landen van klasse I of voor conventionele elektriciteitscentrales enz.;

    - totaal concessionaliteitsniveau van de gebonden en gedeeltelijk ongebonden hulpfinanciering berekend overeenkomstig artikel 38 en het discontopercentage dat bij de berekening van dit concessionaliteitsniveau gebruikt is;

    - behandeling van contante betalingen bij de berekening van het concessionaliteitsniveau;

    - ontwikkelingshulp, vooraf gemengd krediet of gecombineerde financiering;

    - beperkingen op het gebruik van kredietlijnen.

    BIJLAGE V

    STANDAARDFORMULIER VOOR KENNISGEVINGEN VAN TOEGESTANE UITZONDERINGEN OP MINIMUMPREMIEREFERENTIEBEDRAGEN

    Elke kennisgeving dient de volgende gegevens te bevatten:

    1. Naam van de autoriteit/instelling die de kennisgevingen uit hoofde van de regeling moet doen.

    2. Referentienummer (land, volgnummer, jaar).

    3.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4. Land van afnemer/kredietnemer.

    5. Naam, adres en status (openbaar/particulier) van afnemer/kredietnemer.

    6. Aard van te exporteren project/goederen; plaats van het project; eventueel sluitingsdatum van de inschrijving.

    7. a) Waarde van het contract

    b) Waarde van het krediet

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bij gebruik van deze schaal de valuta van het contract vermelden.

    c) Kredietvoorwaarden (waaronder de krediettermijn)

    8. a) Voorgesteld premietarief (na aanpassing voor bijbehorende voorwaarden);

    b) OESO-premiereferentiebedrag (na aanpassing voor bijbehorende voorwaarden);

    c) Discontopercentage dat op het OESO-premiereferentiebedrag wordt toegepast na aanpassing voor bijbehorende voorwaarden.

    9. Een gedetailleerde uiteenzetting over de landenkredietrisico's die voor de afzonderlijke transactie zijn geëxternaliseerd/verwijderd of beperkt/uitgesloten, alsmede een uitleg waarom door deze externalisering/verwijdering of beperking/uitsluiting van het landenkredietrisico het alternatieve referentiebedrag of disconto kon worden toegepast.

    10. In geval van aanpassing, uitgebreide gegevens over de door de deelnemer of niet-deelnemer gesteunde voorwaarden waaraan wordt aangepast.

    BIJLAGE VI

    LIJST TER CONTROLE VAN DE ONTWIKKELINGSWAARDE VAN GEFINANCIERDE HULPPROJECTEN

    De DAC (Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO) heeft de afgelopen jaren een aantal criteria uitgewerkt om erop toe te zien dat projecten in ontwikkelingslanden die geheel of gedeeltelijk met officiële ontwikkelingshulp (ODA) worden gefinancierd aan de ontwikkeling bijdragen. Deze criteria zijn voornamelijk opgenomen in:

    - DAC-beginselen voor projectbeoordeling, 1988;

    - DAC-richtlijnen voor gecombineerde financiering en gebonden of gedeeltelijk ongebonden officiële ontwikkelingshulp, 1987; en

    - goede bestedingspraktijken voor officiële ontwikkelingshulp, 1986.

    Overeenstemming van het project met de algemene investeringsprioriteiten van het ontvangende land (projectselectie)

    Maakt het project deel uit van reeds door de centrale financiële en planningsautoriteiten van het ontvangende land goedgekeurde programma's voor investeringen en overheidsuitgaven?

    (Beleidsdocument aangeven waarin het project vermeld is, bijvoorbeeld overheidsinvesteringsprogramma van het ontvangende land).

    Wordt het project medegefinancierd door een internationale instelling voor ontwikkelingsfinanciering?

    Is het project door een internationale instelling voor ontwikkelingsfinanciering of een ander DAC-lid onderzocht en op grond van lage ontwikkelingsprioriteit afgewezen?

    Als het om een project in de particuliere sector gaat, is het dan goedgekeurd door de regering van het ontvangende land?

    Valt het project onder een intergouvernementele overeenkomst die voorziet in een bredere scala van hulpactiviteiten die de donor in het ontvangende land zal ontplooien?

    Projectvoorbereiding en -beoordeling

    Is het project voorbereid, ontworpen en beoordeeld overeenkomstig normen en criteria die in grote lijnen overeenkomen met de DAC-beginselen voor projectbeoordeling (Principles for Project Appraisal of PPA)? De relevante beginselen hebben betrekking op projectbeoordeling op grond van:

    a) economische aspecten (punten 30 t/m 38 PPA);

    b) technische aspecten (punt 22 PPA);

    c) financiële aspecten (punten 23 t/m 29 PPA).

    Indien het project inkomsten oplevert, met name indien voor een concurrerende markt wordt geproduceerd: wordt het concessionele element van de hulpfinanciering doorgegeven aan de eindverbruiker van de middelen (punt 25 PPA)?

    a) institutionele beoordeling (punten 40 t/m 44 PPA);

    b) sociale en verdelingsanalyse (punten 47 t/m 57 PPA);

    c) milieubeoordeling (punten 55 t/m 57 PPA).

    Aanschaffingsprocedures

    Welke van de volgende aanschaffingsprocedures wordt toegepast? (Zie voor definities: Beginselen in goede bestedingspraktijken voor officiële ontwikkelingshulp).

    a) Open internationale aanbesteding (aanbestedingsbeginsel III en bijlage 2: minimumvoorwaarden voor doeltreffende open internationale aanbesteding).

    b) Open nationale aanbesteding (aanbestedingsbeginsel IV).

    c) Informele aanbesteding of rechtstreekse onderhandelingen (aanbestedingsbeginsel V A of B).

    Zullen prijs en kwaliteit van leveringen worden gecontroleerd (punt 63 PPA)?

    BIJLAGE VII

    ELEKTRONISCHE UITWISSELING VAN INFORMATIE

    1. De elektronische berichten bevatten de volgende punten:

    - voor het Model

    - landenrisicoverslagen (ervaringen met betalingen)

    - correcties op de indeling volgens het kwantitatieve model

    - landenclassificaties

    - procedure indien de landenrisico-experts geen overeenstemming bereiken

    - voor de premieconvergentie

    - bulletin board

    - voorbeeld premieberekeningen

    - tabel van minimumpremiereferentiebedragen

    - voor bijbehorende voorwaarden

    - informatiebladen (basisvoorwaarden)

    - indeling van producten

    - voor financiële aspecten

    - cijfers voor de premieterugkoppelingsinstrumenten

    - voor toegestane uitzonderingen

    - voorafgaande kennisgevingen

    - kennisgevingen van aanpassing

    De ontwikkeling van de elektronische uitwisseling van informatie is noodzakelijk voor het toezicht op en de eventuele herziening van de Leidende Beginselen.

    Top