Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

De invoering van eurobiljetten en -munten: een jaar later

Legal status of the document This summary has been archived and will not be updated, because the summarised document is no longer in force or does not reflect the current situation.

De invoering van eurobiljetten en -munten: een jaar later

Een jaar na de invoering van de eurobiljetten en -munten maakt de Europese Commissie de balans op door aandacht te besteden aan de verschillende praktische aspecten van het contante eurogeld, de reacties van de burgers, de inflatie en het gebruik van de gemeenschappelijke munt buiten de eurozone.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie - De invoering van eurobiljetten en munten: een jaar later [COM(2002)747 def. - Publicatieblad C 36 van 15.2.2003].

SAMENVATTING

Vanaf het eerste jaar van de invoering van de eurobiljetten en -munten heeft de euro snel zijn plaats ingenomen in het dagelijks leven van de Europese burgers. De meerderheid van de Europeanen is tevreden over de euro. Slechts één op vijf mensen geeft aan nog steeds moeilijkheden te ondervinden.

IN OMLOOP ZIJNDE BILJETTEN EN MUNTEN

Biljetten. Begin januari 2002 hebben de nationale centrale banken van de eurozone circa 7,8 miljard eurobiljetten in omloop gebracht. Dit aantal is vervolgens gedaald om daarna tot eind oktober weer gestaag toe te nemen tot 7,42 miljard. De totale waarde van de bankbiljetten in omloop bedroeg 320,9 miljard euro ofwel 4,5% van het BBP voor de eurozone in haar geheel.

Het 50-eurobiljet is het meest voorkomende bankbiljet, zowel in aantal als in waarde, en het vertegenwoordigt een derde van de totale waarde in omloop. In sommige lidstaten is enige discussie ontstaan over de behoefte aan 1- en 2-eurobiljetten, als aanvulling op of ter vervanging van de 1- en 2-euromunten. Uit de laatste cijfers van de Eurobarometer (november 2002) kan deze behoefte echter niet worden afgelezen: 83,7% van de respondenten gaf aan dat het aantal verschillende denominaties van bankbiljetten juist gepast was.

Munten. Aan het begin van het jaar 2002 brachten de centrale banken van de eurozone 40,4 miljard munten in omloop. Dit aantal is sinds medio januari gedaald en vervolgens weer toegenomen tot 38,2 miljard eind oktober, een waarde van 11,9 miljard euro. Er zijn tussen de lidstaten van de eurozone grote verschillen in het aantal munten dat in de eurozone per hoofd in omloop werd gebracht. Dat houdt verband met uiteenlopende nationale betalingsgewoonten.

In een aantal lidstaten is enige discussie ontstaan over het nut van de kleine centmunten, met name de 1- en 2-centmunten. In Finland worden de 1- en 2-centmunten slechts in beperkte mate geproduceerd en gebruikt, omdat een Finse wet bepaalt dat bij contante betalingen in euro het bedrag op de naaste vijf cent wordt afgerond. Volgens de laatste Eurobarometer is 53,5% van de bevolking van de eurozone van mening dat het aantal verschillende denominaties juist gepast is. De kleine munten hebben bovendien een belangrijke rol gespeeld bij de correcte omrekening van de prijzen van de nationale valuta's in euro's.

Grensoverschrijdende stromen van eurobiljetten en -munten. Eurobiljetten en -munten migreren doordat burgers naar het buitenland reizen en over de grens winkelen en als gevolg van het herverdelingsproces tussen de nationale centrale banken, de commerciële banken en de kleinhandelaars. De eurobiljetten en -munten uit verschillende landen (de herkomst van de biljetten kan worden achterhaald aan de hand van hun serienummer) zullen met de tijd steeds meer vermengd raken en misschien zal een evenwicht worden bereikt, maar het is echter niet duidelijk hoe snel dit zal gebeuren. Toch beginnen zich enkele patronen af te tekenen. Het is gebleken dat munten van verschillende denominaties tegen een verschillend tempo vermengd raken en dat de munten van hoge waarde een sterkere migratieneiging vertonen. De muntenmix hangt ook in zekere mate van de plaats af: doorgaans zal bijvoorbeeld een hoger percentage buitenlandse munten worden aangetroffen in grensregio's en in stedelijke centra dan in plattelandsgebieden.

Euroverzamelmunten. De lidstaten hebben het recht behouden om verzamelmunten uit te geven, die vaak zijn gemaakt van edele metalen, in euro's luiden en een nominale waarde en de status van wettig betaalmiddel hebben. In tegenstelling tot de eurocirculatiemunten hebben de euroverzamelmunten alleen in het land van uitgifte de status van wettig betaalmiddel. De technische specificaties van laatstgenoemde munten verschillen in diverse opzichten van de kenmerken van "gewone" circulatiemunten. Eind 2002 zijn er in totaal al 80 in euro luidende verzamelmunten, met een nominale waarde die varieert van 25 cent tot 400 euro.

Medailles. Ook worden er medailles geslagen, die niet de status van wettig betaalmiddel hebben. Om elke mogelijke verwarring te voorkomen, mogen ze niet in euro luiden, mag het euroteken er niet op staan en mogen ze geen afbeelding hebben die gelijkenis vertoont met die van de euromunten.

Eurogedenkmunten. De lidstaten kunnen ook eurogedenkmunten uitgeven, die in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel hebben. De technische kenmerken, de afmetingen en de nominale waarde van gedenkmunten stemmen precies overeen met die van de eurocirculatiemunten. Met de afbeelding op de nationale zijde kan bijvoorbeeld een bijzondere gebeurtenis uit de nationale geschiedenis worden herdacht. Om de Europese burgers de kans te geven zich met de verschillende nationale zijden vertrouwd te maken en om elke mogelijke verwarring te voorkomen, zijn de lidstaten overeengekomen geen gedenkmunten uit te geven gedurende de eerste jaren die volgen op de invoering van de eurobiljetten en -munten.

Nikkel in euromunten. De munten van 1 euro en 2 euro bevatten weliswaar nog een beperkte hoeveelheid nikkel, maar 85% van alle circulatiemunten is nu vrij van nikkel, een hele verbetering ten opzichte van de nationale munten. Nikkel - dat zich vooral in het middengedeelte van de munt bevindt - wordt gebruikt om veiligheidsredenen, om de euromunten minder vatbaar te maken voor vervalsing en opdat de munten in verkoopautomaten op betrouwbare wijze worden geïdentificeerd. De 1- en 2-euromunten geven maar ongeveer half zoveel nikkel vrij als sommige nationale munten.

Namaak van de euro. De Commissie en de lidstaten hebben een netwerk van instellingen opgericht voor de bestrijding van namaak. De Europese Centrale Bank (ECB) en Europol leveren hieraan een bijdrage. Dankzij de geavanceerde beveiligingskenmerken van de eurobiljetten en -munten werd de euro in 2002 in veel mindere mate vervalst dan de oude nationale valuta's in de jaren voordien. In de eerste helft van 2002 heeft de ECB slechts 7% van de totale hoeveelheid nagemaakt geld in de oude nationale valuta's in dezelfde periode in 2001 geregistreerd. Het aantal nagemaakte munten is uitermate laag.

DE BURGER EN DE EURO

Rekenen in euro. Bij een Eurobarometerpeiling heeft 51,5% van de mensen in de eurozone aangegeven helemaal geen moeilijkheden met het gebruik van de euro te ondervinden. De cijfers variëren van 71,7% in Ierland tot 36,5% in Frankrijk. 42,2% van de respondenten rekent meestal in euro wanneer zij alledaagse goederen kopen. Voor grote aankopen, bijvoorbeeld een huis of een auto, wordt meestal nog in de oude nationale munt gerekend.

Dubbele prijsaanduiding. De dubbele prijsaanduiding heeft de omschakeling op de euro aanzienlijk vergemakkelijkt. Volgens de Eurobarometer wil een kleine meerderheid van de ondervraagden (50,6%) niet meer dat de winkeliers doorgaan met de dubbele prijsaanduiding. De voortzetting van de dubbele prijsaanduiding heeft voor- en nadelen. Enerzijds helpt ze sommige burgers om zich aan de nieuwe munt aan te passen, maar anderzijds vertraagt ze de mentale omschakeling van de bevolking op de euro. De Commissie beveelt daarom aan de dubbele prijsaanduiding geleidelijk achterwege te laten teneinde tegen uiterlijk 30 juni 2003 een eind te maken aan deze praktijk. Deze aanbeveling geldt ook voor de dubbele vermelding van bedragen op bankafschriften.

Tevredenheid over de euro. 49,7% van de burgers in de eurozone is er "zeer" of "redelijk" gelukkig mee dat de euro hun munt is geworden, terwijl 38,7% aangeeft nogal ontevreden of zeer ontevreden te zijn. Deze cijfers verschillen sterk per lidstaat: van de landen van de eurozone heeft Luxemburg het hoogste percentage tevredenen (84,2%) en Duitsland het laagste (27,8%). Meer dan tweederde van de burgers van de eurozone gaat gemakkelijk met de euromunten om. Een overgrote meerderheid van 92,6% van de ondervraagden zegt geen moeilijkheden met de verschillende nationale afbeeldingen te hebben en zij lijkt de verschillende nationale afbeeldingen dan ook als een welkome bron van diversiteit te beschouwen. 92,8% zegt bovendien gemakkelijk om te gaan met de eurobankbiljetten.

Grensoverschrijdende handel en prijstransparantie. Door de invoering van de eurobiljetten en -munten wordt de integratie van de markten in de Europese Unie (EU) versterkt, niet alleen doordat het wisselkoersrisico is opgeheven en de transactiekosten zijn weggevallen, maar ook doordat een psychologische barrière voor de grensoverschrijdende handel wordt geslecht, aangezien er sprake is van grotere prijstransparantie. Sinds de invoering van de eurobiljetten en -munten is 12% van de Europese consumenten meer geïnteresseerd in het kopen van goederen in een ander EU-land. De houding van de ondernemingen is nog sterker veranderd. Gemiddeld 32% van de ondernemingen in de EU-15 geeft aan dat zij na de invoering van de eurobiljetten en -munten meer geïnteresseerd zijn in het verkopen van hun goederen in het buitenland.

HET EFFECT VAN DE EURO-OMSCHAKELING OP DE INFLATIE

Middellange- tot langetermijneffect. Het fundamentele middellange- tot langetermijneffect van de invoering van de euro op de prijzen zal gunstig zijn. Dankzij de euro wordt het immers veel gemakkelijker om in de eurozone de prijzen met elkaar te vergelijken. Door deze grotere prijstransparantie gaat de interne markt beter functioneren en ontstaat een meer concurrerende omgeving, hetgeen op zijn beurt de economische efficiëntie stimuleert en een neerwaarts effect op de consumptieprijzen heeft.

Ontwikkeling van de consumptieprijzen in de eurozone. In januari 2002, toen de eurobiljetten en -munten in de eurozone werden ingevoerd, ging de algemene HICP-inflatie (het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen) scherp omhoog, van 2,0% in december naar 2,7% in januari 2002. Daarna hervatte de inflatie geleidelijk haar neerwaartse trend en tegen juni bedroeg ze 1,8%, het laagste cijfer in meer dan tweeënhalf jaar.

Mogelijk effect van de euro-omschakeling op de inflatie. Eurostat heeft driemaal ramingen van het inflatoire effect van de omschakeling op contant eurogeld gepubliceerd. Uit de eerste twee studies is gebleken dat de waargenomen inflatiestijging grotendeels te verklaren was door normale inflatiepatronen voor de meeste artikelengroepen en door enkele speciale factoren die geen verband hielden met de euro, zoals de invloed van slecht weer op de prijzen van fruit en groenten, hogere energieprijzen, stijgingen van regelingsprijzen, en enkele aanzienlijke verhogingen van de tabaksaccijnzen. Daardoor bleef een marge van 0-0,2 procentpunt (pp) over die aan de omschakeling op eurobiljetten en -munten kon worden toegeschreven.

In de meeste studies wordt echter gewezen op grotere prijssprongen in de dienstensector (hotels, reparaties, kappers, enzovoorts). De prijsstijgingen in de sector cafés en restaurants bijvoorbeeld komen neer op 4,3% over een jaar op jaarbasis.

De discrepantie tussen gevoelsinflatie en werkelijke inflatie. Veel consumenten brengen de omschakeling op de euro in verband met algemene prijsstijgingen. Volgens de Eurobarometerenquête van november 2002 vond 84,4% van de respondenten in de eurozone dat de prijzen veeleer in het nadeel van de consumenten waren omgerekend en vond 10,9% dat de prijsstijgingen en -dalingen elkaar in evenwicht hielden. Er bestaan verschillende verklaringen voor de discrepantie tussen de werkelijke inflatie en de gevoelsinflatie.

De eerste is dat de consumenten voor hun perceptie van de algemene inflatie gewoonlijk afgaan op de prijsontwikkelingen van vaak gekochte goederen en diensten (cafés en restaurants, reparaties, kapper, kranten en tijdschriften, enzovoorts). Nu blijkt dat na de omschakeling precies voor die goederen en diensten ongewoon hoge prijsstijgingen werden genoteerd. De prijzen van andere goederen en diensten die minder vaak worden gekocht, zijn echter in geringere mate gestegen of zelfs gedaald, zoals voor computers en foto- en geluidsopnameapparatuur het geval was. In een uitgebreide meting zoals de HICP kunnen zelfs ongewoon hoge prijsstijgingen in sommige productcategorieën worden gecompenseerd door geringere prijsstijgingen of door prijsdalingen in andere categorieën.

Een tweede verklaring voor de perceptie van een inflatoir effect als gevolg van de omschakeling kan verband houden met zogenaamde "menukosten"-aspecten. Het feit dat er voor prijsaanpassingen vaste kosten bestaan, kan ertoe hebben geleid dat een ongewoon hoog percentage ondernemingen zijn prijzen bij de jaarwisseling heeft aangepast. Indien dergelijke prijsaanpassingen gepaard gingen met afronding naar boven en betrekking hadden op artikelen die een rol spelen bij de vorming van de perceptie van de consumenten, is de discrepantie tussen de werkelijke inflatie en de gevoelsinflatie geen verrassing meer.

OVERZICHT PER SECTOR

De banksector. De invoering van de euro lijkt het gedrag van de gemiddelde klant enigszins te hebben veranderd wat de keuze van betaalmiddelen betreft. Alle beschikbare informatie wijst op een duidelijke toename van creditcard- en debetkaartbetalingen en het gebruik van elektronische portemonnees in 2002. Het is evenwel niet mogelijk het direct aan de euro gerelateerde effect te isoleren van de algemene toename van deze niet-contante betalingen in de afgelopen jaren, waartoe ook de afschaffing van het eurochequesysteem kan hebben bijgedragen.

Uit de informatie betreffende het gemiddelde bedrag aan contant geld dat telkens wordt opgenomen aan geldautomaten, blijkt dat dit tenminste in enkele landen is gestegen. Een mogelijke verklaring hiervoor is het effect van afronding, dat met name verband houdt met de nieuwe denominaties van eurobiljetten.

Met betrekking tot de opname van contant geld uit geldautomaten in het buitenland zijn uiteenlopende resultaten te zien. Vanuit sommige lidstaten wordt een sterke stijging van dit soort transacties gemeld, vanuit andere een daling. Dit kan worden verklaard door het feit dat de monetaire unie de burgers in de gelegenheid stelt om met contant eurogeld naar het buitenland te reizen. Bovendien is op 1 juli 2002 de EU-verordening inzake grensoverschrijdende betalingen van kracht geworden, waardoor voortaan voor geldopnames in het buitenland dezelfde tarieven gelden als voor opnames in het binnenland.

Wat de dubbele prijsaanduiding betreft, met name op bankafschriften, zijn veel banken in 2002 doorgegaan met de dubbele aanduiding, en sommige banken denken er zelfs over deze ook in 2003 voort te zetten.

De kleinhandelssector. De kleinhandel heeft een belangrijke rol gespeeld bij de overgang op de euro, doordat deze het contante eurogeld heeft gedistribueerd en het oude nationale geld heeft ingezameld. De dubbele prijsaanduiding heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat de omschakeling voor de consumenten werd vergemakkelijkt en veel kleinhandelaars hebben besloten in 2002 door te gaan met de dubbele prijsaanduiding.

De sector van de geldtransportbedrijven. De sector van de geldtransportbedrijven heeft een essentiële rol gespeeld bij de vlotte invoering van de eurobiljetten en -munten. Aangezien de voorschriften betreffende het grensoverschrijdende geldtransport nog niet zijn geharmoniseerd, blijven er nog problemen bestaan. Zo stonden de cashcentra, die zorgen voor het tellen en sorteren van contant geld, maandenlang onder zware druk.

De sector van de verkoopautomaten. De producenten in deze sector trachtten hun verkoopautomaten zo snel mogelijk aan te passen. Toch melden sommige exploitanten van verkoopautomaten dat ze aan het begin van het jaar omzetverlies hebben geleden. De op contant geld gebaseerde automaten, die de grote meerderheid van alle verkoopautomaten uitmaken, vormden de grootste uitdaging. Veel exploitanten hebben besloten de valideringsmechanismen in hun apparaten te vervangen, hetgeen grote investeringen betekent. De elektronische portemonnees konden gemakkelijker worden omgebouwd.

Automatische acceptatie van de euromunten. De acceptatie door de verkoopautomaten van de euromunten, ook die uit andere landen van de eurozone, vormt geen enkel probleem, aangezien de euromunten kunnen voldoen aan de strenge eisen van moderne valideringsmechanismen in verkoopautomaten. Normaliter accepteren verkoopautomaten alle muntdenominaties, behalve de 1- en 2-centmunten. De prijzen worden meestal in stappen van 5 cent vastgesteld en de prijzen werden naar boven en naar onder aangepast.

DE ROL VAN EUROGELD BUITEN DE EUROZONE

De euro blijkt steeds vaker te worden gebruikt, vooral in niet tot de eurozone behorende Europese landen. Buiten Europa blijft het gebruik meestal beperkt tot toeristengebieden.

Situatie in Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Het merendeel van de bevolking van de drie lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone heeft al eurogeld in handen gehad, terwijl er ook veel mensen in hun eigen land in euro's geprijsde producten hebben gezien. In Denemarken (es de en fr) vinden veel winkeliers het goed dat Denen met euro's betalen en hanteert 13% zelfs een dubbele prijsaanduiding. In Zweden (es de en fr)accepteert een groot aantal winkels, hotels en restaurants contante betalingen in euro's. Langs de grens met Finland wordt de euro meer gebruikt. De Zweedse stad Haparanda heeft zelfs besloten de euro als betaalmiddel te gebruiken. Alle prijzen zijn in Zweedse kronen en in euro's aangegeven en zelfs de begroting van de stad voor 2002 was behalve in kronen ook in euro's opgesteld. Op 14 september 2003 wordt in Zweden een referendum over de invoering van de euro (de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (EMU)) gehouden. In het Verenigd Koninkrijk (es de en fr), vooral in Londen en in toeristengebieden, wordt de euro soms geaccepteerd als betaalmiddel en worden prijzen soms ook in euro's aangeduid.

De kandidaat-lidstaten. De invoering van eurogeld heeft ook een zekere invloed gehad op de kandidaat-lidstaten. Deze landen willen op een zeker moment na de toetreding deel uitmaken van de eurozone. In de kandidaat-lidstaten is het doorgaans mogelijk in winkels, hotels en restaurants met euro's te betalen en in toeristengebieden worden de prijzen soms behalve in de nationale valuta ook in euro's aangegeven. In Bulgarije en Turkije wordt de euro op ruimere schaal gebruikt, soms zelfs in zo grote mate dat de euro, samen met de US-dollar, bijna als parallelle valuta kan worden beschouwd.

Overige delen van Europa. De Gemeenschap heeft in het verleden monetaire overeenkomsten (es de en fr) gesloten met Monaco, San Marino en Vaticaanstad. Krachtens deze overeenkomsten mogen deze landen ook een bepaalde hoeveelheid euromunten uitgeven. Ze mogen echter geen eurobiljetten (of andere bankbiljetten) uitgeven. In Andorra, dat geen nationale valuta heeft, verving de euro de Franse frank en de Spaanse peseta, die vroeger naast elkaar in circulatie waren. De euro wordt de facto ook gebruikt in Kosovo en Montenegro en vervangt daarmee de Duitse mark. In veel landen, en met name op de Balkan en in Oost-Europa, wordt de euro naast de US-dollar vaak voor allerlei transacties gebruikt.

Afrika. De euro speelt een belangrijke rol bij de transacties in de landen waar de nationale valuta door een vaste wisselkoers (es de en fr)aan de euro is gekoppeld. Dit is het geval voor alle landen van de CFA-zone, d.w.z. de Centraal-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (CEMAC) en de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (WAEMU), alsmede voor Kaapverdië en de Comoren.

Amerika. Het gehele Amerikaanse continent is sterk op de US-dollar gericht. Dit is door de invoering van de euro niet veranderd. In de Franse overzeese departementen en gebiedsdelen (Frans-Guyana, Guadeloupe, Martinique) is de euro ingevoerd als officiële munt. In de Dominicaanse Republiek, Cuba en Suriname zijn eurobetalingen gewoonlijk wel mogelijk, met name in toeristengebieden.

Azië en Oceanië. In het Midden-Oosten heeft de invoering van de euro nauwelijks gevolgen gehad. In Israël wordt de euro wat vaker gebruikt. In de rest van Azië waren de gevolgen van de omschakeling naar de euro soms groter. In Thailand, Zuid-Korea en Laos wordt de euro op ruime schaal als betaalmiddel geaccepteerd in winkels, restaurants en hotels. Bij internationale transacties blijft de US-dollar echter de belangrijkste rol spelen. In Oceanië wordt de euro nog niet geaccepteerd als betaalmiddel; in de Franse overzeese gebieden ligt dit echter iets anders. In Australië en in Nieuw-Zeeland wordt de euro beschouwd als alternatief voor de US-dollar op de internationale markten.

See also

Voor meer informatie, raadpleeg: Peilingen Eurobarometer: (EN) (FR).

Laatste wijziging: 29.06.2006

Top