(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de redenen en procedures voor het verlenen en verlengen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Voor natriumwaterstofsulfaat is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1416 van de Commissie (2) voor een periode van tien jaar een vergunning verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “conserveermiddelen”, en voor alle andere diersoorten dan katten, nertsen, gezelschapsdieren en andere niet-voedselproducerende dieren in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “zuurteregelaars”.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlenging van de vergunning voor natriumwaterstofsulfaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle landdiersoorten, waarbij is verzocht om het toevoegingsmiddel in te delen in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “conserveermiddelen”, en voor alle andere landdiersoorten dan katten, nertsen, gezelschapsdieren en niet-voedselproducerende dieren, waarbij is verzocht om het toevoegingsmiddel in te delen in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “zuurteregelaars”. De krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 heeft de aanvrager ook een verzoek ingediend voor een vergunning voor een nieuw gebruik van natriumwaterstofsulfaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle gezelschapsdieren en andere niet-voedselproducerende dieren behalve waterdieren, waarbij is verzocht die stof in te delen in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “zuurteregelaars”, en in de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 1 februari 2024 (3) geconcludeerd dat natriumwaterstofsulfaat onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden veilig blijft voor alle landdiersoorten, de consumenten van producten afkomstig van dieren die met het toevoegingsmiddel zijn gevoederd, en voor het milieu en dat het nieuwe gebruik van het toevoegingsmiddel als zuurteregelaar en als sensorieel toevoegingsmiddel bij gezelschapsdieren en alle niet-voedselproducerende dieren, met uitzondering van waterdieren, geen risico’s met zich mee zou brengen die bij een eerdere beoordeling niet reeds overwogen waren, en dat daarom dezelfde conclusies betreffende alle landdiersoorten, consumenten van producten afkomstig van dieren die met het toevoegingsmiddel zijn gevoederd, en het milieu van toepassing zouden zijn. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat natriumwaterstofsulfaat irriterend is voor de huid, de ogen en de luchtwegen en dat het moet worden beschouwd als een huid- en inhalatieallergeen. Daarnaast heeft de EFSA aangegeven dat de werkzaamheid van het toevoegingsmiddel niet hoeft te worden beoordeeld in de context van de verlenging van de vergunning, aangezien de aanvraag geen voorstel bevat voor wijzigingen of aanvullingen van de voorwaarden van de oorspronkelijke vergunning die gevolgen zouden hebben voor de werkzaamheid van het toevoegingsmiddel. De EFSA voegde toe dat de gegevens over de werkzaamheid betreffende natriumwaterstofsulfaat die in het vorige advies van 13 oktober 2011 (4) zijn beoordeeld, als geldig worden beschouwd en het nieuwe gebruik van het toevoegingsmiddel als zuurteregelaar en als sensorieel toevoegingsmiddel (aromatische stof) in diervoeders voor gezelschapsdieren en niet-voedselproducerende dieren, met uitzondering van waterdieren, kunnen bestrijken. Daarom is zij van oordeel dat natriumwaterstofsulfaat werkzaam kan zijn in diervoeder voor deze diersoorten en -categorieën.

(5)

Het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was van oordeel dat de conclusies en aanbevelingen van de beoordeling van de analysemethode voor natriumwaterstofsulfaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding die in het kader van de vorige vergunning zijn uitgebracht, geldig en van toepassing zijn op de huidige aanvragen. Overeenkomstig artikel 5, lid 4, punten a) en c), van Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (5) is een evaluatieverslag van het referentielaboratorium derhalve niet vereist.

(6)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat natriumwaterstofsulfaat voldoet aan de voorwaarden van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003. De vergunning voor dat toevoegingsmiddel voor gebruik in diervoeding voor alle diersoorten, met uitzondering van waterdieren, in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen”, functionele groep “conserveermiddelen”, en voor alle landdiersoorten met uitzondering van katten, nertsen, gezelschapsdieren en andere niet-voedselproducerende dieren in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen”, functionele groep “zuurteregelaars”, moet daarom worden verlengd, en er moet een vergunning worden verleend voor het nieuwe gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen”, functionele groep “zuurteregelaars”, en in de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen”, functionele groep “aromatische stoffen”, voor alle gezelschapsdieren en andere niet-voedselproducerende dieren, met uitzondering van waterdieren. Daarnaast is de Commissie van oordeel dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om ongunstige gevolgen voor de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel te voorkomen. Die beschermende maatregelen mogen geen afbreuk doen aan andere veiligheidsvoorschriften voor werknemers uit hoofde van het Unierecht.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,