EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Vluchtelingen en staatlozen — gemeenschappelijke normen voor erkenning

Vluchtelingen en staatlozen — gemeenschappelijke normen voor erkenning

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn 2011/95/EU — Gemeenschappelijke normen voor de erkenning en internationale bescherming van vluchtelingen en staatlozen

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?

Deze richtlijn heeft tot doel:

  • gemeenschappelijke normen vast te leggen voor de identificatie van niet-EU-burgers of staatlozen die werkelijk bescherming behoeven in de Europese Unie (EU), ofwel als vluchtelingen ofwel als personen die subsidiaire bescherming* genieten;
  • ervoor te zorgen dat deze personen over bepaalde minimumvoordelen en rechten kunnen beschikken in alle EU-landen.

Op deze manier wil de richtlijn de migratie van de betrokkenen tussen EU-landen door verschillen in de wetgeving beperken.

De richtlijn omvat een herziening en vervanging van Richtlijn 2004/83/EG, teneinde te zorgen voor samenhang met de jurisprudentie* van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

KERNPUNTEN

Doel en definities

  • Gemeenschappelijke normen worden vastgesteld om te bepalen wie als vluchteling of als voor subsidiaire bescherming in aanmerking komend persoon wordt erkend, en om de inhoud van de internationale bescherming te bepalen. EU-landen blijven echter vrij om gunstiger bepalingen te treffen of in stand te houden voor personen die bescherming behoeven.
  • „Vluchtelingen” en „voor subsidiaire bescherming in aanmerking komende personen” zijn gedefinieerd, zoals ook hun „familieleden” — met een uitbreiding naar de vader, moeder of een andere volwassene die verantwoordelijk is voor de persoon die internationale bescherming geniet, indien deze persoon jonger is dan 18 (minderjarig) en ongehuwd is.

Beoordeling van verzoeken

  • EU-landen hebben de gedeelde taak om actief samen te werken met de verzoeker wanneer de relevante elementen van een verzoek worden beoordeeld.
  • Er wordt een niet-uitputtende lijst gegeven van aspecten waaronder feiten, verklaringen en omstandigheden (bijvoorbeeld of de persoon is blootgesteld aan vervolging) waarmee op een individuele, objectieve en onpartijdige basis rekening moet worden gehouden bij de beoordeling.
  • Wanneer ze elke inspanning hebben geleverd om hun verzoek in te dienen en te staven en vast is komen te staan dat de verzoeker in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd, moeten asielzoekers het voordeel van de twijfel worden gegund, ook indien bewijsmateriaal ontbreekt.
  • Verzoekers kunnen worden geacht geen behoefte te hebben aan internationale bescherming als zij binnenlandse bescherming tegen vervolging of ernstige schade kunnen genieten in een deel van het land van herkomst waar zij op een veilige en wettige manier naartoe kunnen reizen, zich toegang toe kunnen verschaffen en waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij er zich vestigen.
  • In de richtlijn wordt het volgende aangegeven:
    • bescherming tegen vervolging of ernstige schade kan alleen worden geboden door de staat of partijen of organisaties, met inbegrip van internationale organisaties, die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen;
    • deze partijen moeten bereid en in staat zijn bescherming te bieden die doeltreffend en van niet-tijdelijke aard is;
    • de verzoeker moet toegang tot deze bescherming hebben.
  • EU-landen moeten beschikken over nauwkeurige en actuele informatie uit relevante bronnen, zoals de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.

Voorwaarden voor het verkrijgen van de vluchtelingenstatus

  • Wat een „daad van vervolging” in de zin van het Verdrag van Genève is, wordt verduidelijkt in verband met de vluchtelingenstatus en de verschillende vormen die deze kan aannemen.
  • Er moet een reden voor vervolging zijn en in de tekst zijn aspecten vervat — ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep — waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van redenen voor vervolging.
  • De afwezigheid van bescherming tegen vervolging om een van de hierboven aangegeven redenen vormt ook een reden om voor de vluchtelingenstatus in aanmerking te komen.

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidiaire bescherming

De „ernstige schade” waarop een betrokken niet-EU-burger een risico zou lopen wanneer hij naar zijn land van herkomst, of in het geval van een staatloze, naar het land waar hij vroeger gewoonlijk verbleef, terugkeert, bestaat uit:

  • de doodstraf of executie;
  • foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing;
  • ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict.

Verlies of uitsluiting van de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming

In de richtlijn worden:

  • omstandigheden genoemd waarin de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming wordt beëindigd (bijvoorbeeld wanneer de verzoeker een nieuwe nationaliteit heeft verworven) of wordt uitgesloten (bijvoorbeeld indien de verzoeker een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft gepleegd);
  • gronden genoemd waarop deze rechten kunnen worden ingetrokken of beëindigd of hun verlenging kan worden geweigerd — inclusief wanneer er redelijke gronden zijn om de verzoeker te beschouwen als een gevaar voor de veiligheid of de samenleving van het EU-gastland.

Inhoud van internationale bescherming

De inhoud van de status van de persoon die internationale bescherming geniet, wordt meer in overeenstemming gebracht met die van een vluchteling, waarbij vooral de mogelijkheid voor EU-landen wordt afgeschaft om de toegang tot bepaalde rechten alleen te beperken tot vluchtelingen.
Internationale bescherming die door het EU-gastland wordt verleend, omvat de volgende rechten.

  • Bescherming tegen refoulement*.
  • Toegang van vluchtelingen en personen die subsidiaire bescherming genieten tot informatie, in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijs geacht kunnen worden te begrijpen, over de rechten en verplichtingen die samenhangen met hun status.
  • Bescherming van gezinseenheid.
  • Tenzij er dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde zijn, de afgifte van:
    • verblijfstitels — die voor ten minste drie jaar geldig zijn voor vluchtelingen en voor ten minste één jaar (twee jaar bij verlenging) in geval van subsidiaire bescherming, en
    • reisdocumenten waarbij buiten het nationaal grondgebied kan worden gereisd — in geval van subsidiaire bescherming alleen wanneer iemand niet in staat is een nationaal paspoort te verkrijgen.
  • Toegang tot werk en werkgebonden onderwijs- en opleidingsmogelijkheden, met dezelfde behandeling in de arbeidsvoorwaarden.
  • Toegang tot onderwijs — dezelfde behandeling bij eigen onderdanen voor minderjarigen en bij legaal verblijvende niet-EU-burgers voor volwassenen.
  • Gelijke toegang tot procedures voor de erkenning van buitenlandse diploma’s en beroepskwalificaties.
  • Gelijke behandeling bij eigen onderdanen inzake sociale zekerheid (dit kan worden beperkt tot fundamentele prestaties in het geval van subsidiaire bescherming).
  • Vertegenwoordiging van niet-begeleide minderjarigen door een wettelijke voogd, dan wel, indien nodig, door een organisatie die belast is met het welzijn van minderjarigen, of een andere passende vertegenwoordiging zoals voorzien in het nationale rechtssysteem.
  • Toegang tot huisvesting onder vergelijkbare voorwaarden als andere niet-EU-burgers die legaal op hun grondgebied verblijven.
  • Vrij verkeer binnen het nationale grondgebied onder dezelfde voorwaarden en beperkingen die van toepassing zijn op andere niet-EU-burgers die legaal op het grondgebied verblijven.
  • Toegang tot integratievoorzieningen.
  • Indien vereist, bijstand bij repatriëring.

Landen die niet onder de richtlijn vallen

Ierland en het VK (1) hebben zich teruggetrokken uit de richtlijn, zoals dat was toegestaan door Protocol nr. 21 dat als bijlage bij het Verdrag van Lissabon is gevoegd. Hierdoor blijven zij gebonden aan Richtlijn 2004/83/EG.
Denemarken is niet gehouden aan deze of de voorafgaande richtlijn vanwege Protocol nr. 22 betreffende zijn positie dat als bijlage bij het Verdrag van Lissabon is gevoegd.

VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?

Richtlijn 2011/95/EU strekt tot herziening en vervanging van Richtlijn 2004/83/EG. De meeste artikelen van Richtlijn 2011/95/EU, betreffende aspecten die niet onder Richtlijn 2004/83/EG vielen, zijn van toepassing vanaf 22 december 2013. De nieuwe regels, die in Richtlijn 2011/95/EU zijn vervat, moesten voor 21 december 2013 worden omgezet in nationale wetgeving in de EU-landen.

ACHTERGROND

De richtlijn, die bekend staat als de „erkenningsrichtlijn”, is een van de belangrijkste instrumenten binnen het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) samen met de richtlijn asielprocedures, de richtlijn opvangvoorzieningen, de Dublin-verordening en de Eurodac-verordening. Bovendien is de versterking van financiële solidariteit met de verordening tot de oprichting van een asiel-, migratie- en integratiefonds van belang. De Europese Commissie heeft in 2016 een mededeling goedgekeurd waarin het hervormingsproces betreffende het CEAS werd geïntroduceerd.

KERNBEGRIPPEN

Subsidiaire bescherming: internationale bescherming voor asielzoekers die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komen. Onder de richtlijn zijn dit personen die een reëel risico lopen op „ernstige schade” (zoals gedefinieerd in de tekst) indien zij naar hun land van herkomst terugkeren.
Jurisprudentie: de wetgeving zoals deze is vastgesteld door het resultaat van vroegere zaken.
Refoulement: de handeling om vluchtelingen of asielzoekers (waaronder sommigen waarvan het verzoek om verlening van de vluchtelingenstatus nog niet is vastgesteld) te dwingen terug te keren naar een land waar ze waarschijnlijk worden vervolgd.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9-26)

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad naar een hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en een verbetering van de legale mogelijkheden om naar Europa te komen (COM(2016) 197 final van 6.4.2016)

Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 168-194)

Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 60-95)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 96-116)

Zie de geconsolideerde versie.

Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31-59)

Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1-30)

Laatste bijwerking 29.01.2018



(1) Vanaf 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen EU-lid meer.

Top