This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0267
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on protective measures against pests of plants
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten
/* COM/2013/0267 final - 2013/0141 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten /* COM/2013/0267 final - 2013/0141 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Plantgezondheid speelt een sleutelrol voor de
duurzaamheid en het concurrentievermogen van de land-, tuin- en bosbouw. Voor
rendabele gewassen en voor het veiligstellen van werkgelegenheid,
plantinnovatie en voedselzekerheid zijn gezonde zaden en gezond teeltmateriaal
nodig. Bij bomen en struiken is bescherming van de plantgezondheid van
wezenlijk belang voor het behoud van de bossen, de landschappen en de openbare
en particuliere groene ruimten in de Unie. Ook voor de bescherming van de
biodiversiteit en ecosysteemdiensten speelt plantgezondheid een belangrijke
rol. Plaagorganismen uit andere werelddelen zijn
bijzonder gevaarlijk. Europese planten en bomen zijn gewoonlijk onvoldoende
genetisch resistent tegen uitheemse plaagorganismen, die hier bovendien veelal
geen natuurlijke vijanden hebben. Uitheemse plaagorganismen die eenmaal in
Europa zijn ingesleept, kunnen de economie grote schade toebrengen. Zij kunnen
overspringen op tot dusver nog niet aangetaste gastheersoorten, zich snel over
landen verspreiden en voor langdurig geringere opbrengsten en blijvend hogere
productie- en bestrijdingskosten zorgen. De veelal ernstige economische
verliezen ondergraven de winstgevendheid en het concurrentievermogen van de land-
en bosbouw. Het opduiken van nieuwe plaagorganismen kan voor derde landen
aanleiding zijn om handelsverboden op te leggen, met nadelige uitwerking voor
de uitvoer uit de EU. Niet alle plaagorganismen laten zich met pesticiden
bestrijden en zelfs wanneer pesticiden beschikbaar zijn, kan het gebruik
daarvan ongewenst zijn. Regelgevingskader Het huidige EU-regelgevingskader inzake
plantgezondheid beoogt de Europese land- en bosbouw te beschermen door het
binnendringen en de verspreiding van uitheemse plaagorganismen te voorkomen.
Het belangrijkste instrument terzake is Richtlijn 2000/29/EG van de Raad[1], die eveneens invulling geeft
aan internationale handelsovereenkomsten op dit gebied. De
plantgezondheidsregeling van de EU kan uniek worden genoemd omdat zij een open
regeling is: planten en plantaardige producten mogen naar en binnen de EU
worden verplaatst op voorwaarde dat specifieke beperkingen en eisen in acht
worden genomen (bv. afkomstig zijn uit een gebied dat vrij is van
plaagorganismen of een passende behandeling hebben ondergaan). De grootschalige
invoer uit andere werelddelen houdt echter een grote kans op toekomstige
uitbraken van uitheemse plaagorganismen in. De regeling is onmisbaar voor de bescherming van
de gezondheid, economie en concurrentiekracht van de EU-sector van plantaardige
productie en voor de handhaving van het open handelsbeleid van de EU. Op het
huidige regelgevingskader is echter kritiek omdat het niet in staat is een halt
toe te roepen aan de toegenomen insleep van gevaarlijke nieuwe plaagorganismen
als gevolg van de globalisering van de handel. Bovendien brengt de
klimaatverandering mee dat die plaagorganismen, anders dan in het verleden, in
Europa kunnen overleven en gewassen en ecosystemen kwetsbaarder worden voor
nieuwe plaagorganismen. In de afgelopen tien jaar hebben grote uitbraken van
gevaarlijke importgerelateerde plaagorganismen bij bossen de samenleving en de
politiek beter bewust gemaakt van de kosten en de gevolgen van ontoereikende
bescherming. Probleemanalyse Uit een evaluatie van de regeling (2010)[2]
is naar voren gekomen dat de basiswetgeving gewijzigd moet worden om deze
verhoogde risico's afdoende aan te kunnen pakken. De voornaamste problemen die
in kaart zijn gebracht, houden verband met de onvoldoende aandacht voor
preventie waar het de toegenomen invoer van goederen met een hoog risico
betreft, de noodzaak om in alle 27 lidstaten op EU-niveau prioriteiten te
stellen wat plaagorganismen betreft, de behoefte aan betere instrumenten voor
bestrijding van de aanwezigheid en de natuurlijke verspreiding van
plaagorganismen wanneer die uiteindelijk het grondgebied van de Unie bereiken,
de noodzaak om de instrumenten met betrekking tot het verplaatsen binnen de EU
(plantenpaspoorten en beschermde gebieden) te moderniseren en te verbeteren, en
de noodzaak om extra middelen beschikbaar te stellen. Verder is er een behoefte aan
"vergroening" van de regeling gebleken en nemen doelstellingen in
verband met de natuurlijke omgeving een almaar belangrijkere plaats in. Dit vereist,
onder andere wat de financiering betreft, een andere interventielogica van de
regeling, die van een private-goederenregeling voor de landbouw opschuift in de
richting van een gemengde publieke-/private-goederenregeling voor de landbouw,
bosbouw, natuurlijke omgeving en landschappen. De wetenschappelijke grondslag van de regeling
(onderzoek, laboratoria) moet worden versterkt. Er heeft op universiteiten een
gestage uitholling van de klassieke plantenziektekunde en de taxonomie van
plaagorganismen plaatsgevonden, waardoor de steun vanuit wetenschappelijke hoek
voor de beoordeling van de aan nieuwe plaagorganismen verbonden risico's en
voor de adequate diagnose van die plaagorganismen in laboratoria op de helling
komt te staan. De Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van
de Middellandse Zee heeft hierover de noodklok geluid. Ten slotte moet een nieuw evenwicht tot stand
worden gebracht in de verdeling van kosten en verantwoordelijkheden
(ontwikkeling van samenwerking), moet de doeltreffendheid worden vergroot en
moeten nodeloze kosten en administratieve rompslomp worden verminderd. Verder
moet de regeling worden gemoderniseerd wat de stimulansen voor de naleving
ervan betreft. Doel van het voorstel Doel van de herziening is deze zwakke plekken te
ondervangen en een degelijk, transparant en duurzaam regelgevingskader in te
voeren dat "geschikt is voor het beoogde doel". De voorgestelde
verordening vervangt Richtlijn 2000/29/EG, die wordt ingetrokken. Verhouding tot de andere voorstellen van het
pakket Het voorstel maakt deel uit van een pakket
voorstellen voor herziening op de gebieden plantgezondheid, kwaliteit van
teeltmateriaal, diergezondheid, officiële controles betreffende planten,
dieren, levensmiddelen en diervoeders, en uitgaven van de EU voor die
beleidsgebieden. Het voorstel versterkt de synergieën met de
regeling voor teeltmateriaal en ruimt tegelijkertijd vermijdbare doublures en
onnodige lasten in verband met die doublures uit de weg. Dit wordt bereikt door
de plaagorganismen die momenteel worden geregeld bij de zogeheten richtlijnen
voor het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal, een nieuwe plaats te
geven in de voorgestelde plantgezondheidsverordening. Hiermee ontstaat de
nodige flexibiliteit om de status van wijdverspreide quarantaineorganismen te
veranderen in die van kwaliteitsorganismen, waarom is verzocht door
professionele exploitanten en lidstaten, teneinde de middelen waarover de
fytosanitaire autoriteiten beschikken voor de echte prioriteiten van de EU aan
te wenden. In de tussentijd zorgt het voorstel ervoor dat de huidige praktische
regelingen in de lidstaten met betrekking tot de certificering van
teeltmateriaal voor kwaliteitsorganismen kunnen blijven bestaan. Alles bij
elkaar genomen moeten de herschikkingen tussen de EU-regeling voor
plantgezondheid en die voor teeltmateriaal voor meer samenhang tussen die twee
regelingen zorgen (door middel van gezamenlijk gebruik van
certificeringsregelingen, etiketten en registers) en dus in minder lasten voor
professionele exploitanten moeten resulteren. De voorgestelde nieuwe regelingen
zullen echter een verbeterde coördinatie tussen de ter zake van plantgezondheid
en teeltmateriaal bevoegde autoriteiten van de lidstaten vergen. Anders dan Richtlijn 2000/29/EG bevat het
voorstel geen bepalingen over officiële controles door de bevoegde autoriteiten
om na te gaan of de professionele exploitanten de fytosanitaire wetgeving van
de EU naleven. Die controles zijn thans uitsluitend opgenomen in het voorstel
betreffende officiële controles (ter vervanging van Verordening (EG)
nr. 882/2004[3]).
Hierdoor kan tevens een betere samenhang met het nieuwe douanewetboek tot stand
worden gebracht en zijn vereenvoudigde procedures bij invoer mogelijk. Anders dan Richtlijn 2000/29/EG bevat het
voorstel geen bepalingen over uitgaven die in aanmerking komen voor een
financiële bijdrage van de EU. De desbetreffende bepalingen, die zijn opgesteld
overeenkomstig de optie die het best uit de effectbeoordeling kwam, zijn
opgenomen in het begeleidende voorstel voor een verordening betreffende
uitgaven op het gebied van levensmiddelen en diervoeders, die betrekking heeft
op het beheer van de uitgaven van de EU in verband met de voedselketen,
diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en
teeltmateriaal. Het voorstel vormt een aanvulling op het voorstel
betreffende invasieve uitheemse soorten in het kader van de
EU-biodiversiteitsstrategie. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadplegingsproces De Raad heeft de Commissie op 21 november
2008 verzocht de EU-plantgezondheidsregeling te evalueren en mogelijke
wijzigingen van het huidige wetgevingskader te overwegen en na te gaan wat de
gevolgen van dergelijke wijzigingen zijn[4].
De Commissie is begonnen met een uitgebreide evaluatie van de regeling vanaf de
invoering van de interne markt (1993)[5]
en heeft de vereiste studie op contractbasis laten verrichten door een externe
consultant[6].
Deskundigen van de lidstaten hebben zitting genomen in de interdepartementale
stuurgroep voor de evaluatie. Op 23-24 februari 2010 heeft een conferentie
plaatsgevonden om de belanghebbenden en de lidstaten te informeren over de
voortgang met betrekking tot de evaluatie en hen te raadplegen over de voorlopige
opties voor de toekomst die de consultant had geformuleerd. Aan de hand van de
ontvangen input zijn de definitieve opties en aanbevelingen opgesteld. Het
evaluatieverslag[7]
is gepresenteerd op een tweede conferentie op 28 september 2010 waaraan de
belanghebbenden, het grote publiek en vertegenwoordigers van de lidstaten en
derde landen hebben deelgenomen. In verband met deze conferentie is een
openbare raadpleging gehouden over de aanbevelingen uit de evaluatie en de
reikwijdte van de daaropvolgende effectbeoordeling. Ter voorbereiding van de effectbeoordeling zijn de
door de externe consultant aanbevolen opties besproken met de lidstaten in de
Raad, in tal van vergaderreeksen met de hoofden van de fytosanitaire diensten
en, wat de samenhang met de teeltmateriaalregeling betreft, met de
diensthoofden voor die regeling en de betreffende werkgroep. Er zijn vijf
taskforces met deskundigen van de lidstaten en de Commissie bijeengekomen om
meer in detail te bespreken wat de voornaamste gebieden zijn waar veranderingen
nodig zijn. De belanghebbenden (vertegenwoordigers van
bedrijfsverenigingen en ngo's) zijn vanaf het prille begin van het
herzieningsproces, voorafgaand aan de start van de evaluatie, tijdens het
evaluatieonderzoek en nogmaals tijdens de voorbereiding van de
effectbeoordeling geraadpleegd. In het kader van de Adviesgroep voor de
voedselketen en de gezondheid van dieren en planten is een Ad-hocwerkgroep
plantgezondheid opgericht. De geboekte vooruitgang is voorgelegd en besproken
op verscheidene bijeenkomsten van de bovengenoemde adviesgroep, in andere
adviesgroepen[8]
en op uitnodiging in vergaderingen van COPA-COGECA, EUROPATAT, ESA en UNION
FLEURS. De raadpleging van de belanghebbenden was een essentieel onderdeel van
het evaluatieonderzoek en de aanvullende economische studie die op
contractbasis door een externe consultant is verricht. De raadpleging
had betrekking op wijzigingen van de EU-plantgezondheidsregeling zelf alsmede
op de onderdelen daarvan die moesten worden overgebracht naar of overgenomen
uit de teeltmateriaalregeling en de EU-regeling inzake officiële controles
betreffende levensmiddelen en diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn,
plantgezondheid en teeltmateriaal. Door de tijdens het herzieningsproces
georganiseerde conferenties konden de belanghebbenden hun input leveren en hun
zienswijzen over de aanbevelingen en de reikwijdte van de effectbeoordeling
kenbaar maken, zowel mondeling op de conferenties als via de daaraan gekoppelde
openbare raadpleging. In de marge van de bijeenkomst van de Werkgroep
plantgezondheid op 18 februari 2011 is een raadpleging over de voorstellen
voor technische wijzigingen gehouden, om te bepalen wat voor de veranderingen
met een aanzienlijke impact de koers voor de toekomst is waarnaar de voorkeur uitgaat.
De uitkomsten van de raadplegingen werden daarnaast gepubliceerd op de speciaal
daarvoor bestemde website[9]
van directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten. Op 13 mei 2011 is het
startschot gegeven voor een laatste raadplegingsronde over de strategische
opties. Gegevensverzameling Het verzamelen van gegevens is begonnen met een
uitvoerige evaluatie van de regeling door de externe consultant in 2009 en
2010. De evaluatie omvatte een ex-postanalyse van de regeling voor de periode
1993-2008, de verzameling van economische gegevens over de uit de regeling
voortvloeiende kosten en administratieve lasten voor de bevoegde autoriteiten
en de belanghebbenden alsmede de ex-anteontwikkeling van opties en
aanbevelingen voor de toekomst. Het evaluatieverslag is in mei 2010
ingediend. Ter ondersteuning van de interne procedure voor de
uitwerking van de effectbeoordeling is voorts een tweede contract met de
consultant gesloten. Dit contract had betrekking op een studie over de
kwantificering van de kosten en baten van wijzigingen van de regeling, ter
aanvulling op de gegevens die tijdens de evaluatie waren verzameld. De studie
bestond uit modules voor de ex-antebeoordeling van de economische gevolgen van
specifieke technische opties voor de herziening van de wetgeving. Over
de reikwijdte van de aan te pakken kwesties waren de belanghebbenden
geraadpleegd. De modules waren aldus opgezet dat samenvoeging tot potentiële
algemene beleidsopties mogelijk was. In juli 2011 is het eindverslag van
de studie door de consultant ingediend. Voor zover nodig werd uit de
literatuur, onderzoekrapporten en vragen nadere informatie vergaard om te
beoordelen wat de voornaamste gevolgen van een beleidswijziging zouden zijn.
Bovendien werden de sociale gevolgen en de gevolgen voor het milieu van de
beleidsopties door de Commissiediensten beoordeeld. Effectbeoordeling Er zijn vier opties uitgewerkt ter verbetering van
de regeling: Optie 1: uitsluitend de juridische vorm en
duidelijkheid van de regeling verbeteren. De wetgeving
zou van een richtlijn worden omgezet in een verordening, en zou worden
vereenvoudigd en verduidelijkt. Inhoudelijk zou de status-quo worden
gehandhaafd. Optie 2: preventie
tot een prioriteit verheffen, moderniseren en intensiveren. Als aanvulling op
optie 1 zou de prioritering worden verbeterd door de huidige
bijlagen I en II, waarin de gereglementeerde plaagorganismen zijn
opgenomen aan de hand van de technische kenmerken en los van de prioriteit
daarvan voor de EU, om te vormen in lijsten op basis van interventielogica en
prioriteit. Het plantenpaspoortstelsel en het
stelsel van beschermde gebieden zouden worden gemoderniseerd (gedeelde
verantwoordelijkheid met professionele exploitanten) en verbeterd (bereik van
plantenpaspoort, vorm, verplichte kostendekkende vergoeding voor
plantenpaspoort zoals die reeds bestaat voor invoercontroles, voorschriften
voor surveillance en uitroeiing van uitbraken in beschermde gebieden). De samenhang tussen de plantgezondheidsregeling en
de teeltmateriaalregeling zou worden verbeterd om de doeltreffendheid te
vergroten en de kosten voor professionele exploitanten te verlagen. De preventie zou worden versterkt door de invoering
van een nieuwe bepaling betreffende hoog-risicoteeltmateriaal (voor opplant
bestemde planten) dat niet in de Unie mag worden binnengebracht of waarvoor
specifieke verscherpte materiële controles gelden totdat een risicoanalyse is
voltooid, en door de afschaffing van de vrijstellingen voor reizigersbagage
(die met geringe frequentie aan controles zouden worden onderworpen om de
kosten tot een minimum te beperken). Optie 3: preventie tot een prioriteit
verheffen, moderniseren en intensiveren, en maatregelen tegen uitbraken
versterken. Als aanvulling op optie 2 zouden
verplichtingen inzake surveillance en noodplannen worden ingevoerd. Naar analogie van het bepaalde in de
diergezondheidsregeling zou EU-medefinanciering beschikbaar worden gesteld voor
surveillance en, in bepaalde gevallen, voor financiële compensatie voor de
directe verliezen van de professionele exploitanten. De rechtsinstrumenten voor
uitroeiing en inperking zouden verder worden uitgewerkt. Uitsluiting van met
natuurlijke verspreiding samenhangende maatregelen zou niet langer mogelijk
zijn. Optie 4: preventie tot een prioriteit
verheffen, moderniseren en intensiveren, maatregelen tegen uitbraken versterken
en de werkingssfeer uitbreiden tot invasieve planten.
Als aanvulling op optie 3 zou de regeling ook invasieve planten
bestrijken, in de vorm van wettelijke bepalingen betreffende maatregelen en EU-medefinanciering.
Invasieve planten (met uitzondering van parasitaire planten) zouden niet onder
de opties 1, 2 en 3 vallen. Uit de beoordeling van de effecten van de vier
opties is gebleken dat optie 3 de beste aanpak biedt met het oog op de
verwezenlijking van de doelstellingen, met de beste kosten-batenverhouding en
een optimaal evenwicht tussen de inbreng van de lidstaten, de professionele
exploitanten en de EU. Optie 3 zou een aanzienlijk positief effect hebben
op de winstgevendheid en de economische groei van de betrokken sectoren; zij
sluit bovendien het dichtst aan bij de resultaten van de raadpleging van de
belanghebbenden en de lidstaten. In het voorstel van de Commissie voor het
meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2014-2020 is voorzien in de
nodige EU-middelen om optie 3 uit te voeren. De desbetreffende wettelijke
bepalingen zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening tot vaststelling
van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de
voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met
plantgezondheid en teeltmateriaal. Kleine en middelgrote ondernemingen en micro-ondernemingen De aard van de plantgezondheidsregeling vereist dat kleine en
middelgrote ondernemingen (kmo's) niet worden vrijgesteld van de verplichtingen
van deze verordening. De meerderheid van de ondernemingen waarvoor de regeling
gevolgen heeft, zijn kmo's, en een vrijstelling a priori daarvan zou de
verwezenlijking van de doelstellingen van de regeling fundamenteel in gevaar
brengen. In het voorstel worden ondernemingen die planten en plantaardige
producten uitsluitend aan de plaatselijke markt verkopen evenwel vrijgesteld
van de verplichting tot het afgeven van plantenpaspoorten, die overigens ook
niet voor verkopen aan niet-professionele eindverbruikers worden verlangd. De
nieuwe verordening betreffende officiële controles maakt het mogelijk voor
micro-ondernemingen speciale regelingen vast te stellen voor de mogelijke
terugbetaling van vergoedingen voor fytosanitaire controles in het kader van de
staatssteunregels. Grondrechten Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en
neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten
van de Europese Unie zijn vastgelegd. Zij moet door de lidstaten worden toegepast
overeenkomstig deze rechten en beginselen, waaraan zij zo nodig in hun
nationale wetgeving uitvoering hebben gegeven. Sommige bepalingen van deze
verordening stellen evenwel beperkingen aan specifieke rechten in het kader van
het Handvest, maar enkel voor zover dat strikt noodzakelijk is voor de
bescherming van de algemene belangen van de EU die door deze verordening worden
nagestreefd en met behoud van de wezenlijke inhoud van de betrokken rechten. Uitbraken van uitheemse plaagorganismen kunnen enkel
met succes worden uitgeroeid wanneer alle bronnen van besmetting worden
verwijderd. Uitbraken van quarantaineorganismen kunnen zich niet alleen
voordoen in de bedrijfsruimten van professionele exploitanten, maar ook in
openbare en particuliere groene ruimten. In dergelijke gevallen hebben de
uitroeiingsmaatregelen alleen het gewenste resultaat indien zij ook betrekking
hebben op de besmette en mogelijk besmette planten in die openbare en
particuliere groene ruimten (eventuele besmette planten die overblijven zullen
een bron van nieuwe besmettingen elders vormen). Dit betekent dat de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten in sommige gevallen toegang moeten krijgen tot
privéruimten voor het uitvoeren van officiële controles, wat aanleiding kan
geven tot het opleggen van een behandeling of uitroeiingsmaatregelen dan wel
bepaalde beperkingen of verbodsbepalingen in verband met het gebruik van
planten. Dit is een beperking van de artikelen 7 en 17 van het Handvest
van de grondrechten, die respectievelijk betrekking hebben op de eerbiediging
van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op eigendom.
Die beperking is noodzakelijk voor de verwezenlijking van een doelstelling van
algemeen belang, te weten de bescherming van de plantgezondheid in de Unie. De
beperking is evenredig omdat de doelstelling van algemeen belang niet kan
worden bereikt wanneer niet is gewaarborgd dat de fytosanitaire maatregelen
door alle partijen in dezelfde mate worden nageleefd (indien besmette planten
in particuliere tuinen niet zouden worden vernietigd, zou dit de voordelen
teniet doen van uitroeiingsmaatregelen die aan professionele exploitanten
worden opgelegd en in de openbare groene ruimten worden uitgevoerd). Het valt
onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten om ervoor te zorgen dat de
benadeelde burgers tijdig op billijke wijze voor de geleden schade worden
vergoed. De wezenlijke inhoud van het recht op eigendom blijft dus behouden. Iedereen die op de hoogte is van de aanwezigheid
van een quarantaineorganisme, wordt verplicht de bevoegde autoriteiten daarvan
in kennis te stellen, en daarbij informatie te verstrekken over de oorsprong en
de aard van het betrokken materiaal. Hetzelfde geldt ook voor laboratoria en
onderzoeksinstellingen die plaagorganismen aantreffen in de aan hen verstrekte
monsters. Dit kan in sommige gevallen een beperking vormen van artikel 8
van het Handvest, dat betrekking heeft op het recht op bescherming van
persoonsgegevens. Die beperking is noodzakelijk voor de verwezenlijking van de
doelstelling van algemeen belang van plantgezondheid in de EU, aangezien
quarantaineorganismen die zijn ontdekt aan de bevoegde autoriteiten moeten
worden gemeld, zodat uitbraken onmiddellijk kunnen worden uitgeroeid. De
beperking is evenredig omdat de bepaling alleen voor persoonsgegevens geldt
voor zover die voor de bevoegde autoriteiten onmisbaar zijn om de uitbraken te
kunnen lokaliseren en de nodige maatregelen te nemen. De wezenlijke inhoud van
het recht op bescherming van persoonsgegevens blijft dus behouden. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Hoofdstuk I: Voorwerp, toepassingsgebied en
definities Het territoriale toepassingsgebied van de regeling
strekt zich niet uit tot buiten Europa gelegen ultraperifere gebieden van de
lidstaten, aangezien deze gebieden deel uitmaken van andere biogeografische
regio's van de wereld, waar precies die plaagorganismen voorkomen waartegen het
Europese grondgebied van de lidstaten moet worden beschermd. Het territoriale
toepassingsgebied van de regeling strekt zich wel uit tot een deel van de
Macaronesische archipel (het eiland Madeira en de Azoren), een biogeografische
regio die wat de natuurlijke vegetatie betreft gedeeltelijk samenvalt met het
Middellandse-Zeegebied, met name het Iberisch schiereiland. Het toepassingsgebied
van de regeling moet deze archipel derhalve omvatten. Bijlage I geeft een
opsomming van de gebieden van de lidstaten waarvoor het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie geldt, maar die voor de toepassing van deze verordening
als derde landen worden beschouwd. Invasieve planten, met uitzondering van
parasitaire planten (die fysiek groeien en zich vermeerderen op
gastheerplanten), vallen buiten het toepassingsgebied van de regeling, in
overeenstemming met het resultaat van de effectbeoordeling. Definities worden voor zover nodig gegeven. Hoofdstuk II: Quarantaineorganismen In Richtlijn 2000/29/EG worden de
plaagorganismen in specifieke bijlagen opgesomd. In het voorstel wordt
daarentegen de conceptuele aard van de quarantaineorganismen beschreven, die
vervolgens door middel van uitvoeringshandelingen in lijsten worden opgenomen,
hetzij als EU-quarantaineorganismen hetzij als BG(beschermd
gebied)-quarantaineorganismen. Voor EU-quarantaineorganismen zijn
uitroeiingsmaatregelen op het gehele grondgebied van de EU nodig, terwijl dat
voor BG-quarantaineorganismen enkel het geval is in specifieke beschermde
gebieden waar bepaalde plaagorganismen niet voorkomen, terwijl bekend is dat
zij in andere delen van het grondgebied van de EU wel voorkomen. Het voorstel
geeft de Commissie de bevoegdheid om bepaalde quarantaineorganismen als voor de
EU prioritaire quarantaineorganismen in de lijst op te nemen, en wel hooguit
10 % van de EU-quarantaineorganismen op de lijst. Voor die plaagorganismen
zullen strengere verplichtingen gelden wat paraatheid en uitroeiing betreft, en
zullen meer financiële middelen van de EU voor de vereiste maatregelen worden
vrijgemaakt. Criteria om te bepalen of een plaagorganisme als een
quarantaineorganisme, een EU-quarantaineorganisme, een BG-quarantaineorganisme
dan wel een prioritair quarantaineorganisme moet worden aangemerkt, worden
gegeven in bijlage II bij de verordening. Er is gepland de momenteel in de
bijlagen I en II bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen plaagorganismen
op te nemen in de relevante lijsten van de toekomstige uitvoeringshandelingen.
Er zal niet langer onderscheid worden gemaakt tussen de plaagorganismen die
momenteel in bijlage I en bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG
zijn opgenomen. Dit hoofdstuk bevat bovendien uitvoerige
voorschriften voor de kennisgeving met betrekking tot de aanwezigheid van
quarantaineorganismen, de maatregelen die moeten worden genomen voor de
uitroeiing van die plaagorganismen, met inbegrip van de beperking van het
aantal gebieden waarvoor uitroeiingsmaatregelen gelden, de onderzoeken die
moeten worden uitgevoerd voor het opsporen van plaagorganismen, en het
opstellen van noodplannen en uitroeiingsplannen in verband met uitbraken van
prioritaire quarantaineorganismen. De bepalingen van dit hoofdstuk geven de Commissie
de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot
permanente maatregelen voor de beheersing van quarantaineorganismen die zich op
het grondgebied van de EU hebben gevestigd. Die handelingen kunnen eveneens op
tijdelijke basis worden vastgesteld voor niet in de lijst opgenomen
quarantaineorganismen, indien nodig met gebruikmaking van de spoedprocedure die
is vastgesteld in het kader van het Verdrag van Lissabon. De in dit hoofdstuk
uitgewerkte instrumenten bestaan momenteel in het kader van
Richtlijn 2000/29/EG, maar worden in dit voorstel expliciet verder
ontwikkeld. Er wordt een bepaling opgenomen op grond waarvan het de lidstaten
is toegestaan om strengere maatregelen tegen plaagorganismen te nemen dan in de
EU-wetgeving is voorzien, op voorwaarde dat die maatregelen in geen enkel
opzicht een belemmering vormen voor het vrije verkeer van planten, plantaardige
producten en andere gereglementeerde materialen in de interne markt. In dit hoofdstuk worden ook bepalingen vastgesteld
betreffende beschermde gebieden, waardoor het bestaande stelsel wordt
gehandhaafd, maar expliciet wordt versterkt om te garanderen dat de beschermde
gebieden technisch gerechtvaardigd zijn en dat eventuele uitbraken van de
betrokken BG-quarantaineorganismen op de juiste manier en snel worden
uitgeroeid. Indien dit niet het geval is, zal de status van beschermd gebied
worden ingetrokken. Met deze wijzigingen sluit het EU-stelsel van beschermde
gebieden aan bij het stelsel van van plaagorganismen vrije gebieden in het
kader van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC),
waarom de belanghebbenden bij de regeling en derde landen hadden verzocht. Hoofdstuk III: Kwaliteitsorganismen Plaagorganismen die gevolgen hebben voor het
voorgenomen gebruik van voor opplant bestemde planten, maar niet behoeven te
worden uitgeroeid, worden thans gereglementeerd in het kader van de richtlijnen
voor het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal en gedeeltelijk in
bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG. In het voorstel worden al deze
plaagorganismen als EU-kwaliteitsorganismen ingedeeld. In het voorstel wordt de
conceptuele aard van dergelijke plaagorganismen beschreven, die vervolgens door
middel van uitvoeringshandelingen in lijsten worden opgenomen. Criteria om te
bepalen of een plaagorganisme als EU-kwaliteitsorganisme moet worden
aangemerkt, worden in bijlage II gegeven. Kwaliteitsorganismen zullen niet
in het kader van het voorstel voor een verordening betreffende teeltmateriaal
worden geregeld, afgezien van het feit dat zij, waar dienstig, in
certificeringsregelingen worden opgenomen. Schematisch
overzicht van de verschillende soorten plaagorganismen die in het voorstel
worden behandeld, het besluitvormingsproces voor de kwalificatie ervan en de
voor de bestrijding ervan vereiste maatregelen.
Hoofdstuk IV: Maatregelen betreffende planten,
plantaardige producten en andere materialen De bijlagen bij Richtlijn 2000/29/EG bevatten
verbodsbepalingen ten aanzien van bepaalde planten, plantaardige producten en
andere materialen (bijlage III) en bijzondere eisen ten aanzien van het
binnenbrengen en het in het verkeer brengen in de Unie (bijlage IV). Het
voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om dergelijke lijsten door middel
van uitvoeringshandelingen vast te stellen. Hoofdstuk IV voorziet
bovendien in voorschriften voor de erkenning van maatregelen van derde landen
die als gelijkwaardig aan de maatregelen van de EU worden beschouwd, en in
uitzonderingen op de verbodsbepalingen. De voorschriften met betrekking tot het
verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen naar en
binnen de beschermde gebieden komen ook aan de orde. Nieuw in de plantgezondheidsregeling van de EU is
een artikel waarbij de Commissie de bevoegdheid wordt verleend om
uitvoeringshandelingen vast te stellen om het hoofd te bieden aan nieuwe
risico's in verband met bepaalde voor opplant bestemde planten uit bepaalde
derde landen waarvoor voorzorgsmaatregelen zijn vereist. Voor in de lijst
opgenomen plantaardige materialen moeten op intensievere schaal visueel
onderzoek en visuele tests worden uitgevoerd, moet een quarantaineperiode
worden ingesteld of een tijdelijk verbod op het binnenbrengen in de EU worden
opgelegd. Die maatregelen zullen twee jaar gelden en kunnen één keer worden
verlengd. Gedurende die periode zal een volledige risicobeoordeling worden
uitgevoerd, waarna zal worden besloten een permanente regeling voor het
betrokken materiaal vast te stellen dan wel de tijdelijke maatregelen in te
trekken. Nieuw is ook een artikel met basisvoorschriften
voor quarantainestations, wanneer het gebruik van die stations door de
verordening of krachtens afgeleide handelingen uit hoofde van de verordening
wordt voorgeschreven. Het binnenbrengen in de EU van inspectieplichtige
planten in de bagage van reizigers zal niet langer zijn vrijgesteld van de
betreffende eisen en verbodsbepalingen. Dit is noodzakelijk omdat planten in
reizigersbagage een steeds groter fytosanitair risico voor de EU zijn gebleken
en het succes van de regeling in gevaar brengen. Tot slot is er een nieuw artikel op grond waarvan
de uitvoer van planten, plantaardige producten en andere materialen naar derde
landen hetzij in overeenstemming met de voorschriften van de EU, hetzij, indien
de in het derde land geldende voorschriften zulks toestaan of het derde land
via bilaterale overeenkomsten of anderszins hiermee uitdrukkelijk instemt, in
overeenstemming met de eisen van dat derde land moet plaatsvinden. Hoofdstuk V: Registratie van professionele
exploitanten en traceerbaarheid Het voorstel bepaalt dat de betrokken
professionele exploitanten moeten worden ingeschreven in een register waarin
ook de professionele exploitanten zijn opgenomen die zich moeten laten registreren
in het kader van de voorgestelde verordening betreffende teeltmateriaal.
Hiermee moet de last voor professionele exploitanten worden verlicht.
Geregistreerde exploitanten moeten voldoen aan bepaalde voorschriften voor de
traceerbaarheid van het plantaardig materiaal onder hun beheer. Hoofdstuk VI: Certificering van planten,
plantaardige producten en andere materialen In bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG worden
eisen opgesomd inzake de certificering van planten, plantaardige producten en
andere materialen die worden binnengebracht in of verplaatst binnen de EU. Het
voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om dergelijke lijsten door middel
van gedelegeerde handelingen vast te stellen. De respectieve voorschriften met
betrekking tot de certificering van planten, plantaardige producten en andere
materialen die worden binnengebracht in en verplaatst binnen de beschermde
gebieden komen ook aan de orde. Het voorstel bepaalt dat voor alle voor opplant
bestemde planten, met uitzondering van bepaalde zaden, een fytosanitair
certificaat voor het binnenbrengen in de EU en een plantenpaspoort voor
verplaatsing binnen de EU moeten worden afgegeven. Plantenpaspoorten worden
voorgeschreven voor alle verplaatsingen tussen professionele exploitanten, maar
niet voor verkopen aan niet-professionele eindgebruikers. Het plantenpaspoort
zal worden vereenvoudigd en geharmoniseerd. In plaats van een partijnummer kan
het plantenpaspoort worden voorzien van een chip, streepjescode of hologram
gekoppeld aan de interne traceerbaarheidssystemen van professionele
exploitanten. Bij onderzoek van planten, plantaardige producten
en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort vereist is, kan het nodig
zijn gebruik te maken van certificeringsregelingen met betrekking tot bepaalde
quarantaineorganismen en/of kwaliteitsorganismen waarvoor onderzoek op het veld
tijdens het groeiseizoen onontbeerlijk is. Dit wordt mogelijk door de opneming
van kwaliteitsorganismen in de plantgezondheidsverordening. Als
certificeringsregelingen vereist zijn in het kader van de
plantgezondheidsverordening, moeten de certificeringsregelingen worden gebruikt
die zijn opgezet in het kader van de voorgestelde verordening betreffende
teeltmateriaal. Dit moet voorkomen dat dubbele regelingen worden vastgesteld, wat
voor professionele exploitanten tot dubbele kosten zou leiden. De plantenpaspoorten worden afgegeven door daartoe
door de bevoegde autoriteiten gemachtigde geregistreerde exploitanten of, op
hun verzoek, door de bevoegde autoriteiten. Wanneer voor plantaardig materiaal
een plantenpaspoort uit hoofde van de plantgezondheidsverordening en een
certificeringsetiket uit hoofde van de voorgestelde verordening betreffende
teeltmateriaal vereist is, worden het plantenpaspoort en het
certificeringsetiket gecombineerd in één enkel document. Hierdoor moeten
dubbele kosten voor professionele exploitanten worden voorkomen, wanneer de
betrokken documenten door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven. Er zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot
de machtiging van en het toezicht op professionele exploitanten die
plantenpaspoorten afgeven alsmede voor het onderzoek van het betrokken
plantaardig materiaal, om te waarborgen dat het materiaal voldoet aan alle
bepalingen van de verordening. Er zijn eveneens voorschriften opgenomen met
betrekking tot de machtiging van en het toezicht op producenten van houten
verpakkingsmateriaal die een merkteken aanbrengen op dat materiaal na de
behandeling ervan overeenkomstig internationale norm nr. 15 voor
fytosanitaire maatregelen, "Regulation of wood packaging material in
international trade". Het voorstel introduceert voor de uitvoer van
plantaardig materiaal uit een lidstaat die niet de lidstaat van oorsprong is,
een pre-exportcertificaat. Dit certificaat komt in de plaats van de door de
lidstaten overeengekomen informele leidraad die momenteel wordt gebruikt. Hoofdstuk VII: Maatregelen ter ondersteuning
van de toepassing van de verordening Het voorstel voorziet in het opzetten van een
elektronisch systeem voor kennisgeving en rapportage. Hoofdstuk VIII: Slotbepalingen In het voorstel wordt voorzien dat de Commissie zal worden bijgestaan
door een nieuw permanent comité, dat de huidige comités voor de voedselketen,
dier- en plantgezondheid en teeltmateriaal (in plaats van het bestaande
Permanent Plantenziektekundig Comité) zal omvatten. Het voorstel voorziet in wijzigingen van de
verordening tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de
uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn,
alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, die naar verwachting
vóór het onderhavige wetgevingsvoorstel zal worden vastgesteld. Bij die
wijzigingen gaat het onder meer om de mogelijkheid voor de EU tot
medefinanciering van maatregelen met betrekking tot prioritaire
quarantaineorganismen (een categorie van plaagorganismen die in het onderhavige
voorstel in het leven wordt geroepen) en om compensatie van de exploitanten
voor de gederfde waarde van het plantaardig materiaal dat is vernietigd als onderdeel
van de maatregelen tot uitroeiing van prioritaire quarantaineorganismen. Dit voorstel beoogt de intrekking van zes
zogeheten bestrijdingsrichtlijnen betreffende de beheersing van bepaalde
quarantaineorganismen (aardappelwratschimmel, aardappelcysteaaltje,
aardappelbruinrot, aardappelringrot, anjerbladroller en San José-schildluis)
waarvan bekend is dat ze in de EU voorkomen. Dergelijke handelingen zullen in
de toekomst worden vastgesteld als afgeleide handelingen uit hoofde van de
voorgestelde verordening en niet als medebeslissingsbesluiten. De richtlijnen
inzake plaagorganismen bij aardappelen zullen worden vervangen door afgeleide
handelingen uit hoofde van de thans voorgestelde verordening, zonder
inhoudelijke wijziging. De richtlijnen inzake anjerbladroller en San
José-schildluis zullen niet worden vervangen. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De financiële bepalingen en de kredieten voor de
tenuitvoerlegging van de verordening tot en met 31 december 2020 zullen
worden gepresenteerd in het verwachte voorstel voor een verordening tot
vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband
met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met
plantgezondheid en teeltmateriaal. Het onderhavige voorstel houdt geen uitgaven
in die niet worden bestreken door het financieel memorandum bij het voorstel
voor die verordening en vergt geen extra personele middelen. 2013/0141 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende beschermende maatregelen tegen
plaagorganismen bij planten HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[10],
Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[11],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) In Richtlijn 2000/29/EG
van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen
het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor
plantaardige producten schadelijke organismen[12]
is een plantgezondheidsregeling neergelegd. (2) Op 21 november 2008
heeft de Raad de Commissie verzocht om een evaluatie van die
plantgezondheidsregeling[13]. (3) Gelet op de resultaten van
die evaluatie en de ervaring die is opgedaan met de toepassing van
Richtlijn 2000/29/EG, dient die richtlijn te worden vervangen. Met het oog
op de uniforme toepassing van de nieuwe voorschriften dient de handeling tot
vervanging van die richtlijn de vorm te krijgen van een verordening. (4) Plantgezondheid is van groot
belang voor de productie van planten, de openbare en particuliere groene
ruimten, de natuurlijke ecosystemen, de ecosysteemdiensten en de biodiversiteit
in de Unie. De gezondheid van planten wordt bedreigd door voor planten en
plantaardige producten schadelijke soorten, hierna "plaagorganismen"
genoemd. Ter bestrijding van deze bedreiging dienen maatregelen te worden
vastgesteld om de fytosanitaire risico's van die plaagorganismen in kaart te
brengen en tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. (5) De noodzaak van dergelijke
maatregelen wordt reeds lang onderkend. Zij vormen het voorwerp van
internationale overeenkomsten en verdragen, waaronder het Internationaal
Verdrag voor de bescherming van planten (IPCC), dat op 6 december 1951 is
gesloten in het kader van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde
Naties (FAO), en de nieuwe herziene tekst ervan die door de FAO-conferentie op
haar 29e zitting in november 1997 is goedgekeurd. De Europese Unie is
partij bij het IPPC. (6) Er is gebleken dat het voor
de vaststelling van het toepassingsgebied van deze verordening van belang is
rekening te houden met biogeografische factoren, om te voorkomen dat niet op
het Europese grondgebied van de Unie voorkomende plaagorganismen zich naar dat
grondgebied kunnen verspreiden. Bijgevolg moeten de niet-Europese grondgebieden
(ultraperifere gebieden) van de lidstaten zoals bedoeld in artikel 355,
lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
worden uitgesloten van het territoriale toepassingsgebied van deze verordening.
Die grondgebieden moeten worden opgenomen in een lijst. Wanneer de status van
een dergelijk grondgebied of een gebied zoals bedoeld in artikel 355,
lid 2, VWEU wordt gewijzigd overeenkomstig artikel 355, lid 6,
VWEU, moet die lijst eveneens worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat het
territoriale toepassingsgebied van deze verordening beperkt blijft tot het
Europese deel van het grondgebied van de Unie. Verwijzingen naar derde landen
moeten ook als verwijzingen naar de in die lijst opgenomen gebieden worden
beschouwd. (7) Richtlijn 2000/29/EG
bevat voorschriften inzake de door de bevoegde autoriteiten uit te voeren
officiële controles met betrekking tot de beschermende maatregelen tegen het
binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor
plantaardige producten schadelijke organismen. Deze voorschriften zijn thans
vastgesteld bij Verordening (EU) nr. …/…. betreffende officiële controles
en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de
levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake
diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en
gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen
(EG) nr. 999/2001, 1829/2003, 1831/2003, 1/2005, 396/2005, 834/2007, 1099/2009,
1069/2009, 1107/2009, Verordeningen (EU) nr. 1151/2012, [….]/2013 [Office
of Publications, please insert number of Regulation laying down provisions for
the management of expenditure relating to the food chain, animal health and
animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material],
en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG, 2008/120/EG en
2009/128/EG (verordening officiële controles)[14]
[Office of Publications, please insert number of Regulation on Official
Controls and, in the footnote, the reference to the Official Journal] en
dienen daarom geen deel uit te maken van deze verordening. (8) Er moeten criteria worden
geformuleerd aan de hand waarvan kan worden bepaald voor welke plaagorganismen
voor het gehele grondgebied van de Unie bestrijdingsmaatregelen moeten worden
vastgesteld. Dergelijke plaagorganismen worden aangeduid als
"EU-quarantaineorganismen". Er moeten ook criteria worden
geformuleerd om te bepalen voor welke plaagorganismen enkel voor een of meer
delen van dat grondgebied bestrijdingsmaatregelen moeten worden vastgesteld.
Dergelijke plaagorganismen worden aangeduid als beschermdgebiedquarantaineorganismen,
kortweg "BG-quarantaineorganismen". (9) Om ervoor te zorgen dat de
inspanningen voor de bestrijding van EU-quarantaineorganismen worden gericht op
de plaagorganismen waarvan de economische, sociale of milieugevolgen voor het
grondgebied van de Unie als geheel buitengewoon ernstig zijn, dient een
beperkte lijst van dergelijke plaagorganismen, hierna "prioritaire
quarantaineorganismen" genoemd, te worden opgesteld. (10) Het is wenselijk te voorzien
in vrijstellingen van het verbod op het binnenbrengen op en het verplaatsen
binnen het grondgebied van de Unie van EU-quarantaineorganismen voor
wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en
tentoonstellingen. (11) Om ervoor te zorgen dat in
geval van de aanwezigheid van een EU-quarantaineorganisme doeltreffende en
tijdige actie wordt ondernomen, moeten voor het publiek, de professionele
exploitanten en de lidstaten kennisgevingsverplichtingen gelden. (12) Wanneer deze
kennisgevingsverplichtingen betekenen dat persoonsgegevens van natuurlijke of
rechtspersonen aan de bevoegde autoriteiten moeten worden meegedeeld, kan dit
een beperking betekenen van artikel 8 (bescherming van persoonsgegevens)
van het Handvest van de grondrechten. Deze beperking zou echter noodzakelijk en
evenredig zijn ter verwezenlijking van de doelstelling van algemeen belang van
deze verordening. (13) Een professionele exploitant
die constateert dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt bij een plant die of
een plantaardig product of ander materiaal dat zich onder zijn beheer bevindt
of heeft bevonden, dient verplicht te zijn alle maatregelen te nemen die hij
passend acht met het oog op het elimineren van het plaagorganisme, het uit de
handel nemen of het terugroepen van de betrokken planten, plantaardige
producten of andere materialen, en het informeren van de bevoegde autoriteit,
andere personen in de handelsketen en het publiek. (14) De lidstaten dienen alle
noodzakelijke maatregelen te nemen voor de uitroeiing van
EU-quarantaineorganismen wanneer die op hun grondgebied worden aangetroffen.
Het is wenselijk vast te stellen welke maatregelen de lidstaten in dat geval
kunnen treffen en op grond van welke beginselen zij moeten beslissen welke
maatregelen moeten worden genomen. Deze maatregelen moeten ook betrekking
hebben op de instelling van beperkingsgebieden, bestaande uit een besmette zone
en een bufferzone. (15) In sommige gevallen moeten de
lidstaten maatregelen instellen voor de uitroeiing van quarantaineorganismen
bij planten in privéruimten, omdat plaagorganismen enkel met succes kunnen
worden uitgeroeid indien alle bronnen van besmetting worden verwijderd. Daartoe
dienen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten recht op toegang tot die
ruimten te hebben. Dit kan een beperking betekenen van artikel 7
(eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven) en artikel 17
(recht op eigendom) van het Handvest van de grondrechten. Deze beperking is
noodzakelijk en evenredig ter verwezenlijking van de doelstelling van algemeen
belang van de regeling, voor zover de lidstaten ervoor zorgen dat het verlies
van particuliere eigendom tijdig op billijke wijze wordt vergoed. (16) Vroegtijdige opsporing van de
aanwezigheid van plaagorganismen is van het grootste belang voor tijdige en
doeltreffende uitroeiing. De lidstaten dienen derhalve onderzoek te verrichten
naar de aanwezigheid van EU-quarantaineorganismen in gebieden waar deze
plaagorganismen voor zover bekend niet voorkwamen. Gezien het aantal
EU-quarantaineorganismen en de voor dat onderzoek benodigde tijd en middelen
dienen de lidstaten meerjarige onderzoekprogramma's op te stellen. (17) De Commissie dient de
bevoegdheid te krijgen om maatregelen vast te stellen in geval van vermoeden of
bevestiging van de aanwezigheid van specifieke EU-quarantaineorganismen, met
name voor de uitroeiing en inperking ervan en met het oog op het instellen van
beperkingsgebieden, onderzoek, noodplannen, simulatieoefeningen en
uitroeiingsplannen met betrekking tot die plaagorganismen. (18) Met het oog op snel en
doeltreffend optreden tegen plaagorganismen die weliswaar geen
EU-quarantaineorganismen zijn maar die volgens de lidstaten mogelijk voldoen
aan de voorwaarden voor opneming in de lijst van EU-quarantaineorganismen, moet
worden voorzien in de mogelijkheid dat de lidstaten maatregelen nemen ingeval
zij constateren dat een dergelijk plaagorganisme voorkomt. Dit moet ook gelden
voor de Commissie. (19) Onder bepaalde voorwaarden
moet het de lidstaten worden toegestaan strengere uitroeiingsmaatregelen vast
te stellen dan is vereist uit hoofde van de EU-wetgeving. (20) Voor prioritaire quarantaineorganismen
dienen bijzondere bepalingen te gelden, met name wat betreft de voorlichting
van het publiek, onderzoeken, noodplannen, uitroeiingsplannen en
medefinanciering van maatregelen door de Unie. (21) Quarantaineorganismen die
voorkomen op het grondgebied van de Unie maar afwezig zijn in specifieke delen
van dat grondgebied die zijn aangewezen als "beschermde gebieden", en
waarvan de aanwezigheid alleen voor die beschermde gebieden onaanvaardbare
economische, sociale of milieugevolgen zou hebben, moeten specifiek worden
geïdentificeerd en in een lijst van "BG-quarantaineorganismen" worden
opgenomen. Het binnenbrengen, het verplaatsen en het introduceren van
BG-quarantaineorganismen in de betrokken beschermde gebieden moeten worden
verboden. (22) Er moeten voorschriften worden
vastgesteld betreffende de erkenning, de wijziging of de intrekking van de
erkenning van beschermde gebieden, de onderzoeksverplichtingen voor beschermde
gebieden, en de te nemen maatregelen ingeval in de betrokken beschermde gebieden
BG-quarantaineorganismen worden aangetroffen. Wordt de aanwezigheid van een
BG-quarantaineorganisme in de betrokken beschermde gebieden vastgesteld, dan
moeten voor de wijziging en de intrekking van die beschermde gebieden strikte
voorschriften worden toegepast. (23) Een plaagorganisme dat geen
EU-quarantaineorganisme is, moet worden aangeduid als
"EU-kwaliteitsorganisme" wanneer dat plaagorganisme hoofdzakelijk
wordt overgedragen door specifieke voor opplant bestemde planten, de
aanwezigheid ervan op die voor opplant bestemde planten onaanvaardbare
economische gevolgen heeft wat betreft het voorgenomen gebruik van die planten
en het in de lijst is opgenomen als EU-kwaliteitsorganisme. Om de aanwezigheid
van dergelijke plaagorganismen te beperken, moet het binnenbrengen daarvan op
of het verplaatsen daarvan binnen het grondgebied van de Unie via de betrokken
voor opplant bestemde planten worden verboden, tenzij in deze lijst anders
wordt bepaald. (24) Bepaalde planten, plantaardige
producten en andere materialen leveren een onaanvaardbaar fytosanitair risico
op door de waarschijnlijkheid dat zij gastheer zijn voor een
EU-quarantaineorganisme. Voor sommige hiervan zijn wel aanvaardbare
risicobeperkende maatregelen beschikbaar, voor andere daarentegen niet.
Afhankelijk van de beschikbaarheid van aanvaardbare risicobeperkende
maatregelen, moet het binnenbrengen ervan op en het verplaatsen ervan binnen
het grondgebied van de Unie hetzij worden verboden hetzij aan bijzondere eisen
worden gekoppeld. Er moet een lijst worden opgesteld van die planten,
plantaardige producten en andere materialen. (25) Er dient te worden voorzien in
uitzonderingen op de verbodsbepalingen of bijzondere eisen ten aanzien van het
binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het
grondgebied van de Unie. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om bepaalde
maatregelen van derde landen te erkennen als gelijkwaardig aan de eisen voor
het verplaatsen van de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen
binnen het grondgebied van de Unie. (26) Deze verbodsbepalingen of
eisen mogen evenwel noch toepassing vinden op kleine hoeveelheden planten,
plantaardige producten en andere materialen, met uitzondering van voor opplant
bestemde planten, voor niet-commerciële en niet-professionele doeleinden, noch
op het binnenbrengen en verplaatsen van planten, plantaardige producten en
andere materialen in grensgebieden. Zij mogen evenmin toepassing vinden op het
binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van
planten, plantaardige producten en andere materialen voor wetenschappelijke
doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen. Er
moeten passende waarborgen worden vastgesteld en er moet informatie aan de betrokkenen
worden verstrekt. (27) Voor planten, plantaardige
producten en andere materialen in doorvoer moet worden voorzien in een
uitzondering op de voorschriften van de Unie voor het binnenbrengen op en het
verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie. (28) Het internationale
handelsverkeer van voor opplant bestemde planten waarmee weinig fytosanitaire
ervaring is opgedaan, kan gepaard gaan met ernstige risico's van vestiging van
quarantaineorganismen waarvoor ingevolge deze verordening geen maatregelen zijn
vastgesteld. Met het oog op snel en doeltreffend optreden tegen recentelijk
ontdekte risico's in verband met voor opplant bestemde planten waarvoor geen
permanente eisen of verbodsbepalingen gelden, maar die voor dergelijke
permanente maatregelen in aanmerking kunnen komen, moet de Commissie over de
mogelijkheid beschikken om tijdelijk maatregelen vast te stellen overeenkomstig
het voorzorgsbeginsel. (29) Er moeten ten aanzien van het
binnenbrengen en verplaatsen in beschermde gebieden van planten, plantaardige
producten en andere materialen die een onaanvaardbaar fytosanitair risico
zouden inhouden door de waarschijnlijkheid dat zij gastheer zijn voor het
betrokken BG-quarantaineorganisme, verbodsbepalingen en bijzondere eisen worden
vastgesteld die vergelijkbaar zijn met die welke voor het grondgebied van de
Unie zijn vastgesteld. (30) Er moeten algemene eisen
worden vastgesteld ten aanzien van de vervoermiddelen en het
verpakkingsmateriaal van planten, plantaardige producten en andere materialen
om te garanderen dat zij vrij zijn van quarantaineorganismen. (31) De lidstaten moeten
quarantainestations aanwijzen. Er moeten voorschriften worden vastgesteld
betreffende de aanwijzing en de werking van en het toezicht op die
quarantainestations alsmede betreffende de vrijgave van planten, plantaardige
producten of andere materialen uit die stations. Wanneer deze voorschriften ook
inhouden dat lijsten van personeelsleden en bezoekers die de stations betreden
worden bijgehouden, kan dit een beperking betekenen van artikel 8
(bescherming van persoonsgegevens) van het Handvest van de grondrechten. Deze
beperking zou echter noodzakelijk en evenredig zijn ter verwezenlijking van de
doelstelling van algemeen belang van deze verordening. (32) Voor zover een door de Unie
met een derde land gesloten bilaterale overeenkomst of de wetgeving van een
derde land zulks voorschrijft, moeten planten, plantaardige producten en andere
materialen die van het grondgebied van de Unie naar het betrokken derde land
worden verplaatst, aan die voorschriften voldoen. (33) Wanneer er met betrekking tot
bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen die van het
grondgebied van de Unie naar derde landen worden verplaatst, geen door de Unie
met een derde land gesloten bilaterale fytosanitaire overeenkomst en ook geen
fytosanitaire wetgeving van een derde land van toepassing is, moet de derde
landen bescherming tegen EU-quarantaineorganismen worden verleend vanwege de
erkende schadelijke aard ervan, behalve wanneer een EU-quarantaineorganisme,
voor zover officieel bekend, voorkomt in het betrokken derde land en niet onder
officieel toezicht staat, of wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat
het EU-quarantaineorganisme niet aan de criteria voldoet om in het betrokken derde
land te worden aangemerkt als quarantaineorganisme. (34) Met het oog op de
doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening moeten de professionele
exploitanten op wie de verplichtingen van deze verordening van toepassing zijn,
worden ingeschreven in door de lidstaten op te zetten registers. Om de
administratieve lasten te verlichten, moeten in die registers ook de
professionele exploitanten worden ingeschreven die vallen binnen het
toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. …/…. betreffende .…[15] [Office of Publications to insert number, title and, in a
footnote, the OJ reference for the Regulation on plant reproductive material]. (35) Professionele exploitanten die
op verschillende locaties over bedrijfsruimten beschikken, dient de
mogelijkheid te worden gegeven om zich voor elk van die bedrijfsruimten
afzonderlijk te registreren. (36) Om het opsporen van de bron
van een besmetting met een quarantaineorganisme te vergemakkelijken, dient te
worden voorgeschreven dat de professionele exploitanten gegevens bijhouden van
de planten, plantaardige producten en andere materialen die hun door andere
professionele exploitanten worden geleverd en die zij aan andere professionele
exploitanten leveren. Gezien de latentietijd van sommige quarantaineorganismen
en de tijd die nodig is voor het opsporen van de bron van besmetting, moeten de
bijgehouden gegevens gedurende drie jaar worden bewaard. (37) Professionele exploitanten
moeten ook beschikken over systemen en procedures met behulp waarvan de
verplaatsingen van hun planten, plantaardige producten en andere materialen
binnen hun eigen bedrijfsruimten kunnen worden nagegaan. (38) Er moet een fytosanitair
certificaat verplicht worden gesteld voor het binnenbrengen uit derde landen op
het grondgebied van de Unie en in beschermde gebieden van bepaalde planten,
plantaardige producten en andere materialen. Omwille van de duidelijkheid moet
er een lijst van die planten, plantaardige producten en andere materialen
worden vastgesteld. (39) Die fytosanitaire certificaten
dienen te voldoen aan de eisen van het IPPC en uit de certificaten moet blijken
dat wordt voldaan aan de ingevolge deze verordening vastgestelde eisen en
maatregelen. Met het oog op de geloofwaardigheid van de fytosanitaire
certificaten moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de
voorwaarden voor de geldigheid en intrekking ervan. (40) Verplaatsingen van bepaalde
planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van
de Unie en naar en binnen beschermde gebieden mogen alleen worden toegestaan
indien die planten, plantaardige producten en andere materialen vergezeld gaan
van een plantenpaspoort waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de ingevolge de
bepalingen van deze verordening vastgestelde eisen en maatregelen. Omwille van
de duidelijkheid moet er een lijst van die planten, plantaardige producten en
andere materialen worden vastgesteld. (41) Het is niet wenselijk
plantenpaspoorten verplicht te stellen voor voor eindgebruikers bestemde
planten, plantaardige producten en andere materialen. (42) Met het oog op de
geloofwaardigheid van de plantenpaspoorten moeten voorschriften worden
vastgesteld met betrekking tot de inhoud ervan. (43) Plantenpaspoorten dienen in
het algemeen te worden afgegeven door de professionele exploitant. Wanneer de
professionele exploitanten niet over de middelen beschikken om
plantenpaspoorten af te geven, moet de mogelijkheid bestaan dat
plantenpaspoorten op hun verzoek door de bevoegde autoriteiten worden
afgegeven. (44) Er moeten voorschriften worden
vastgesteld voor de afgifte van plantenpaspoorten, het voor afgifte vereiste
onderzoek, de machtiging van en het toezicht op de professionele exploitanten
die plantenpaspoorten afgeven, de verplichtingen van de gemachtigde
exploitanten en de intrekking van die machtiging. (45) Om de lasten voor de
gemachtigde exploitanten te verlichten, moet het voor afgifte van de
plantenpaspoorten vereiste onderzoek in voorkomend geval worden gecombineerd
met het onderzoek dat is vereist op grond van Verordening (EU) nr. …/….
[Office of Publications to insert number of
Regulation on plant reproductive material law]. (46) Gemachtigde exploitanten
moeten over de nodige kennis met betrekking tot plaagorganismen beschikken. (47) Het is mogelijk dat bepaalde
exploitanten een beheersplan voor fytosanitaire risico's willen opstellen, dat
garandeert en bevestigt dat zij in hoge mate deskundig zijn ten aanzien van en
zich bewust zijn van de fytosanitaire risico's met betrekking tot kritieke
onderdelen van hun beroepsactiviteiten, en dat specifieke, met de bevoegde
autoriteiten overeengekomen controleregelingen rechtvaardigt. Er moeten met
betrekking tot de inhoud van deze plannen voorschriften van de Unie worden
vastgesteld. (48) Het is wenselijk te voorzien
in de vervanging van plantenpaspoorten en van fytosanitaire certificaten. (49) In geval van niet-naleving van
de voorschriften van de Unie moeten de plantenpaspoorten worden ingetrokken,
ongeldig worden gemaakt en omwille van de traceerbaarheid worden bewaard. (50) Op grond van internationale
norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen moet houten
verpakkingsmateriaal worden voorzien van een specifiek merkteken, aangebracht
door naar behoren gemachtigde en gecontroleerde professionele exploitanten. Bij
deze verordening moeten het model en de inhoud van dat merkteken worden
vastgelegd en voorschriften worden vastgesteld voor de machtiging van en het
toezicht op de professionele exploitanten op het grondgebied van de Unie die
dat merkteken aanbrengen. (51) Voor zover een derde land
zulks voorschrijft, dienen de betrokken planten, plantaardige producten of
andere materialen die van het grondgebied van de Unie naar dat derde land
worden verplaatst, vergezeld te gaan van een fytosanitair certificaat voor
uitvoer of wederuitvoer. Overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het
IPPC moeten die certificaten door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven met
inachtneming van de inhoud van de modelcertificaten voor uitvoer en
wederuitvoer van het IPPC. (52) Wanneer planten, plantaardige
producten of andere materialen via meer dan één lidstaat worden verplaatst
alvorens naar een derde land te worden uitgevoerd, is het van belang dat de
lidstaat waar de planten, plantaardige producten of andere materialen zijn
geproduceerd of verwerkt, informatie uitwisselt met de lidstaat van afgifte van
het fytosanitaire certificaat voor uitvoer. Deze uitwisseling van informatie is
van belang om te kunnen aantonen dat wordt voldaan aan de voorschriften van het
derde land. Er moet derhalve een geharmoniseerd
"pre-exportcertificaat" worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de
uitwisseling van die informatie op uniforme wijze plaatsvindt. (53) De Commissie moet een
elektronisch systeem opzetten voor de overeenkomstig deze verordening vereiste
kennisgevingen. (54) Om ervoor te zorgen dat de
uitzonderingen voor EU-quarantaineorganismen die voor wetenschappelijke
doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling of tentoonstellingen
worden gebruikt, worden toegepast op een wijze die geen enkel fytosanitair
risico voor het grondgebied van de Unie of delen daarvan oplevert, moet
overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften
inzake de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie met
betrekking tot het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied
van de Unie van de betrokken plaagorganismen, de respectieve beoordelingen en
machtigingen, en de monitoring van de naleving, de maatregelen in geval van
niet-naleving en de kennisgeving ervan. (55) Met het oog op een
doeltreffend systeem van kennisgevingen moet overeenkomstig
artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen
handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake de
kennisgevingsverplichtingen met betrekking tot de vermoedelijke aanwezigheid
van bepaalde EU-quarantaineorganismen die nog niet officieel is bevestigd. (56) Om rekening te houden met de
technische en wetenschappelijke ontwikkelingen inzake onderzoeken naar de
aanwezigheid van plaagorganismen, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan
de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met
betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de onderdelen die
moeten worden bestreken door de meerjarige onderzoekprogramma's. (57) Met het oog op de
doeltreffende werking van simulatieoefeningen moet overeenkomstig
artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen
handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake de
frequentie, inhoud, vorm en andere bepalingen inzake simulatieoefeningen. (58) Om ervoor te zorgen dat
beschermde gebieden op betrouwbare wijze worden vastgesteld en functioneren,
moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid
worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot
voorschriften inzake de onderzoeken die moeten worden verricht met het oog op
de erkenning van beschermde gebieden en met betrekking tot de vraag of de
beschermde gebieden voldoen aan de respectieve eisen. (59) Met het oog op een evenredige
en beperkte toepassing van de vrijstellingen met betrekking tot het verplaatsen
van planten, plantaardige producten of andere materialen naar of binnen grensgebieden,
moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid
worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot
voorschriften inzake de maximale breedte van de grensgebieden van de derde
landen en van de lidstaten, de maximale afstand waarover de betrokken planten,
plantaardige producten en andere materialen binnen de grensgebieden van de
derde landen en van de lidstaten mogen worden verplaatst, en de procedures voor
het verlenen van toestemming voor het binnenbrengen en verplaatsen van planten,
plantaardige producten en andere materialen in de grensgebieden van de
lidstaten. (60) Ter vermijding van
fytosanitaire risico's tijdens de doorvoer van planten, plantaardige producten
of andere materialen moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie
de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking
tot voorschriften tot vaststelling van de inhoud van een verklaring inzake het
vervoer van planten, plantaardige producten of andere materialen over het
grondgebied van de Unie met het oog op de verplaatsing naar een derde land. (61) Om ervoor te zorgen dat de
registratie van professionele exploitanten evenredig is aan de doelstelling van
bestrijding van een fytosanitair risico, moet overeenkomstig artikel 290
VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te
stellen met betrekking tot voorschriften tot vaststelling van categorieën
professionele exploitanten die worden vrijgesteld van de verplichting tot
inschrijving in een register en van de voorwaarden daarvoor. (62) Met het oog op de
geloofwaardigheid van de fytosanitaire certificaten van derde landen die geen
partij zijn bij het IPPC moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de
Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met
betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de voorwaarden voor de
aanvaarding van fytosanitaire certificaten uit die derde landen. (63) Om de fytosanitaire risico's
van binnen het grondgebied van de Unie verplaatste planten, plantaardige
producten of andere materialen zo veel mogelijk te beperken, moet
overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot
vaststelling van de bovengrens voor kleine hoeveelheden van bepaalde planten,
plantaardige producten of andere materialen waarvoor geen plantenpaspoort wordt
vereist. (64) Met het oog op de
betrouwbaarheid van onderzoeken van planten, plantaardige producten en andere
materialen die worden uitgevoerd voor de afgifte van plantenpaspoorten, moet
overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften
inzake visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van tests
en het gebruik van certificeringsregelingen. (65) Om de geloofwaardigheid van
plantenpaspoorten te verbeteren, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan
de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met
betrekking tot voorschriften tot vaststelling van de kwalificatie-eisen waaraan
de professionele exploitanten moeten voldoen om te worden gemachtigd tot het
afgeven van plantenpaspoorten. (66) Om de reikwijdte en de
bruikbaarheid van het beheersplan voor fytosanitaire risico's te vergroten,
moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid
worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot
voorschriften tot aanvulling of wijziging van de onderdelen die door dit plan
worden bestreken. (67) Om rekening te houden met de
ontwikkeling van internationale normen, moet overeenkomstig artikel 290
VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te
stellen met betrekking tot voorschriften inzake verklaringen voor goederen van
specifieke aard, met uitzondering van houten verpakkingsmateriaal, waarvoor een
specifieke verklaring van overeenstemming met de voorschriften van deze
verordening zou moeten worden afgegeven. (68) Met het oog op de
bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van officiële verklaringen en
pre-exportcertificaten moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de
Commissie de bevoegdheid worden overgedragen handelingen vast te stellen met
betrekking tot voorschriften tot vaststelling van de inhoud van officiële
verklaringen, inzake de machtiging van en het toezicht op de professionele
exploitanten die die verklaringen afgeven, en inzake de inhoud van het
pre-exportcertificaat. (69) Met het oog op de aanpassing
aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen en op de aansluiting op
een besluit van de Europese Raad ingevolge artikel 355, lid 6, VWEU,
moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid
worden overgedragen handelingen vast te stellen met betrekking tot
voorschriften tot wijziging van de bijlagen bij deze verordening. (70) Het is van bijzonder belang
dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen
houdt, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding
en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de
desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden
toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. (71) Om eenvormige voorwaarden voor
de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten aan de
Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de
vaststelling van een lijst van de EU-quarantaineorganismen, de vaststelling van
een lijst van de prioritaire quarantaineorganismen, de vaststelling van maatregelen
tegen specifieke EU-quarantaineorganismen, de vaststelling van tijdelijke
maatregelen in verband met de fytosanitaire risico's van plaagorganismen die
voorlopig worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen, de erkenning van de
beschermde gebieden die zijn erkend in overeenstemming met artikel 2,
lid 1, onder h), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG en de
vaststelling van een lijst van de respectieve BG-quarantaineorganismen, de
wijziging of intrekking van beschermde gebieden, de wijziging van de lijst van
die beschermde gebieden, de opstelling van een lijst van de
EU-kwaliteitsorganismen en de betrokken voor opplant bestemde planten, de
opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere
materialen waarvan het binnenbrengen op en verplaatsen binnen het grondgebied
van de Unie moet worden verboden, alsmede van de betrokken derde landen, de
opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere
materialen en de eisen voor het binnenbrengen daarvan op en het verplaatsen
daarvan binnen het grondgebied van de Unie, de vaststelling van door derde
landen gestelde eisen die gelijkwaardig zijn aan de eisen voor het verplaatsen
van planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied
van de Unie, de vaststelling van specifieke voorwaarden of maatregelen
betreffende het binnenbrengen van bepaalde planten, plantaardige producten en
andere materialen in grensgebieden van de lidstaten, de vaststelling van
tijdelijke maatregelen met betrekking tot het binnenbrengen op en het
verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van voor opplant bestemde
planten uit derde landen, de vaststelling van een lijst van de planten,
plantaardige producten en andere materialen waarvan het binnenbrengen en
verplaatsen in bepaalde beschermde gebieden moet worden verboden, de opstelling
van een lijst van de eisen voor het binnenbrengen en verplaatsen van planten,
plantaardige producten en andere materialen in bepaalde beschermde gebieden, de
opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere
materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending,
waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen op het
grondgebied van de Unie, de opstelling van een lijst van de planten,
plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van
oorsprong of verzending, waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist voor
het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden vanuit die derde landen, de
opstelling van een lijst van de planten, plantaardige producten en andere
materialen waarvoor een plantenpaspoort is vereist voor het verplaatsen binnen
het grondgebied van de Unie, de vaststelling van een lijst van de planten,
plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is
vereist voor het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden, en de
vaststelling van de vorm van het plantenpaspoort. Die bevoegdheden moeten
worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[16]. (72) De raadplegingsprocedure moet
worden toegepast voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de
EU-quarantaineorganismen, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in
bijlage I, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG en in bijlage II,
deel A, rubriek I, bij die richtlijn opgenomen plaagorganismen moet
bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de
wijziging van de wetenschappelijke naam van een plaagorganisme, wanneer een
dergelijke wijziging gerechtvaardigd is op basis van de ontwikkeling van de
wetenschappelijke kennis, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van
de beschermde gebieden en de respectieve BG-quarantaineorganismen, aangezien
die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in overeenstemming met artikel 2,
lid 1, onder h), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG erkende
beschermde gebieden en de in bijlage I, deel B, en in
bijlage II, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen
BG-quarantaineorganismen moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen
worden aangebracht, voor de wijziging en intrekking van de beschermde gebieden,
voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de
EU-kwaliteitsorganismen, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de
plaagorganismen moet bevatten die zijn opgenomen in bepaalde richtlijnen inzake
de productie en het in de handel brengen van zaad en teeltmateriaal, zonder dat
daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de
oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen
waarvan het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de
Unie zijn verboden, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de planten,
plantaardige producten en andere materialen, en de betrokken verbodsbepalingen
en derde landen, zoals vermeld in bijlage III, deel A, bij
Richtlijn 2000/29/EG, met de bijbehorende codes van de gecombineerde
nomenclatuur (GN), moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden
aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten,
plantaardige producten en andere materialen waarvan aan het binnenbrengen op en
het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie bijzondere eisen moeten
worden gesteld, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de planten,
plantaardige producten en andere materialen, en de betrokken eisen en derde
landen, zoals vermeld in bijlage IV, deel A, bij
Richtlijn 2000/29/EG, met de bijbehorende codes van de gecombineerde
nomenclatuur (GN), moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden
aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten,
plantaardige producten en andere materialen waarvan het binnenbrengen in
bepaalde beschermde gebieden moet worden verboden, aangezien die
oorspronkelijke lijst uitsluitend de planten, plantaardige producten en andere
materialen, en de betrokken verbodsbepalingen en derde landen, zoals vermeld in
bijlage III, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG, met de
bijbehorende codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN), moet bevatten, zonder
dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de
oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere
materialen waarvan aan het binnenbrengen en verplaatsen in bepaalde beschermde
gebieden bijzondere eisen worden gesteld, aangezien die oorspronkelijke lijst
uitsluitend de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de
eisen, zoals vermeld in bijlage IV, deel B, bij
Richtlijn 2000/29/EG, met de bijbehorende codes van de gecombineerde
nomenclatuur (GN), moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden
aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten,
plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van
oorsprong of verzending, waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist voor
het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie, aangezien die oorspronkelijke
lijst uitsluitend de in bijlage V, deel B, punt I, bij
Richtlijn 2000/29/EG opgenomen planten, plantaardige producten en andere
materialen moet bevatten, zonder dat daarin enige wijzigingen worden
aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke lijst van de planten,
plantaardige producten en andere materialen, en de respectieve derde landen van
oorsprong of verzending, waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist voor
het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden, aangezien die
oorspronkelijke lijst uitsluitend de in bijlage V, deel B,
punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen planten, plantaardige
producten en andere materialen moet bevatten, zonder dat daarin enige
wijzigingen worden aangebracht, voor de vaststelling van de oorspronkelijke
lijst van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een
plantenpaspoort is vereist voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de
Unie, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend de in bijlage V,
deel A, punt I, bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen planten,
plantaardige producten en andere materialen moet bevatten, zonder dat daarin
enige wijzigingen worden aangebracht, en voor de vaststelling van de
oorspronkelijke lijst van de planten, plantaardige producten en andere
materialen waarvoor een plantenpaspoort is vereist voor het binnenbrengen in
bepaalde beschermde gebieden, aangezien die oorspronkelijke lijst uitsluitend
de in bijlage V, deel A, punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG
opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen moet bevatten,
zonder dat daarin enige wijzigingen worden aangebracht. (73) Bij Richtlijn 74/647/EEG van
de Raad van 9 december 1974 betreffende de bestrijding van de
anjerbladroller[17]
en Richtlijn 69/466/EEG van de Raad van 8 december 1969 betreffende
de bestrijding van de San José-schildluis[18]
zijn maatregelen vastgelegd betreffende de bestrijding van de respectieve
plaagorganismen. Na de inwerkingtreding van deze richtlijnen hebben de
betrokken plaagorganismen zich wijd verspreid over het gehele grondgebied van
de Unie, zodat het niet langer mogelijk is die in te perken. Deze richtlijnen
moeten daarom worden ingetrokken. (74) Richtlijn 69/464/EEG van de
Raad van 8 december 1969 betreffende de bestrijding van de wratziekte[19], Richtlijn 93/85/EEG van
de Raad van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot[20], Richtlijn 98/57/EG van
de Raad van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia
solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.[21]
en Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 betreffende de
bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van
Richtlijn 69/465/EG[22]
moeten worden ingetrokken, aangezien overeenkomstig de bepalingen van deze
verordening nieuwe maatregelen met betrekking tot de betrokken plaagorganismen
moeten worden vastgesteld. Gelet op de tijd en middelen die nodig zijn voor de
vaststelling van dergelijke nieuwe maatregelen, moeten die handelingen
uiterlijk in 2021 worden ingetrokken. (75) Verordening (EU) nr. …/2013
betreffende ……[23]
[Office of Publications, please insert number and title of Regulation laying
down provisions for the management of expenditure relating to the food chain,
animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant
reproductive material and, in the footnote, the reference to the Official
Journal] bepaalt dat subsidies voor maatregelen tegen plaagorganismen kunnen
worden verleend wanneer die maatregelen betrekking hebben op bepaalde
plaagorganismen die zijn opgenomen in de bijlagen bij Richtlijn 2000/29/EG
of op bepaalde plaagorganismen die weliswaar niet in die bijlagen zijn
opgenomen, maar waarvoor tijdelijke maatregelen van de Unie zijn vastgesteld.
Bij de onderhavige verordening wordt de categorie van de prioritaire
quarantaineorganismen ingevoerd. Het is passend dat sommige maatregelen van de
lidstaten op het gebied van prioritaire quarantaineorganismen in aanmerking
kunnen komen voor subsidies van de Unie, onder meer compensatie van
professionele exploitanten voor de waarde van planten, plantaardige producten
en andere materialen die worden vernietigd in het kader van de in de
onderhavige verordening vastgestelde uitroeiingsmaatregelen. Verordening (EU)
nr. XXX/2013 moet daarom worden gewijzigd. (76) Aangezien de doelstelling van
deze verordening, namelijk het waarborgen van een geharmoniseerde aanpak ten
aanzien van beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, niet
voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de
gevolgen, de complexiteit en het grensoverschrijdende en internationale
karakter ervan, beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie,
overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het
in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening
niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. (77) Deze verordening brengt voor
kleine en middelgrote ondernemingen geen onevenredig grote administratieve
lasten of economische gevolgen mee. In het kader van deze verordening is op
basis van raadpleging van de belanghebbenden zo veel mogelijk rekening gehouden
met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote ondernemingen. Gezien de
beleidsdoelstelling(en) om de gezondheid van planten te beschermen, is een
mogelijke universele vrijstelling voor micro-ondernemingen, waarbij het om de
meeste ondernemingen gaat, niet in overweging genomen. (78) Deze verordening eerbiedigt
het IPPC, de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de
SPS-overeenkomst) en de in het kader hiervan vastgestelde richtsnoeren. (79) Deze verordening eerbiedigt de
grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met name de eerbiediging van het
privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht op eigendom, de
bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en de
vrijheid van kunsten en wetenschappen. De lidstaten moeten deze verordening
overeenkomstig die rechten en beginselen toepassen, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Hoofdstuk I
Voorwerp, toepassingsgebied en definities Artikel 1
Voorwerp en toepassingsgebied 1. Bij deze verordening worden
voorschriften vastgesteld voor de bepaling van de fytosanitaire risico's van
elk(e) soort, stam of biotype van ziekteverwekkende agentia, dieren of parasitaire
planten die of dat schadelijk is voor planten of plantaardige producten (hierna
"plaagorganismen" genoemd) alsmede maatregelen om die risico's tot
een aanvaardbaar niveau terug te brengen. 2. Voor de toepassing van deze
verordening worden verwijzingen naar derde landen als verwijzingen naar derde
landen en de in bijlage I opgenomen gebieden beschouwd. Voor de toepassing van deze verordening worden
verwijzingen naar het grondgebied van de Unie als verwijzingen naar het
grondgebied van de Unie zonder de in bijlage I opgenomen gebieden
beschouwd. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van
bijlage I om te verzekeren dat het toepassingsgebied van deze verordening
beperkt is tot het Europese deel van het grondgebied van de Unie. Deze
wijziging houdt in: (a)
hetzij dat een of meer in artikel 355,
lid 1, van het Verdrag genoemde gebieden aan bijlage I worden
toegevoegd; (b)
hetzij dat een of meer in artikel 355,
lid 2, van het Verdrag genoemde gebieden uit bijlage I worden
geschrapt. Artikel 2
Definities Voor de
toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1) "planten": levende
planten en de volgende levende delen van planten: a) zaden in botanische zin, met uitzondering
van niet voor opplant bestemde zaden; b) vruchten in botanische zin; c) groenten; d) wortelknollen, stengelknollen, knollen,
bollen, wortelstokken, wortels, onderstammen, stolonen; e) scheuten, stengels, uitlopers; f) snijbloemen; g) takken met loof; h) gevelde bomen die nog van loof zijn
voorzien; i) bladeren, loof; j) plantenweefselculturen, met inbegrip van
celculturen, kiemplasma, meristemen, chimere klonen, microvermeerderd
materiaal; k) levend pollen; l) knoppen, oculatiehout, stekken, enten,
entelingen; 2) "plantaardige producten":
producten van plantaardige oorsprong die niet zijn bewerkt of die een
eenvoudige bewerking hebben ondergaan, voor zover het geen planten betreft; Tenzij anders bepaald, wordt hout alleen als een
"plantaardig product" beschouwd indien het geen bewerking heeft
ondergaan waardoor de fytosanitaire risico's zijn geëlimineerd, en het voldoet
aan een of meer van de volgende criteria: a) het heeft geheel of gedeeltelijk zijn
natuurlijke ronde oppervlak, met of zonder schors, behouden; b) het heeft zijn natuurlijke ronde
oppervlak niet behouden door zagen, snijden of kloven; c) het heeft de vorm van plakjes, spanen,
deeltjes, zaagsel, resten, schaafsel of afval van hout, en het heeft geen
bewerking ondergaan waarbij gebruik is gemaakt van lijm, hitte of druk dan wel
een combinatie daarvan om pellets, briketten, plaathout of spaanplaat te
produceren; d) het wordt gebruikt of is bestemd om te
worden gebruikt als verpakkingsmateriaal of stuwmateriaal, ongeacht of het al
dan niet werkelijk wordt gebruikt voor het vervoer van goederen; 3) "voor opplant bestemde
planten": planten die volledige planten kunnen voortbrengen en daarvoor
bestemd zijn, en die moeten worden uitgeplant, opnieuw worden geplant of
geplant blijven; 4) "ander materiaal":
elk materiaal of voorwerp, met uitzondering van planten of plantaardige
producten, dat drager of verspreider van een plaagorganisme kan zijn, met
inbegrip van grond of groeimedium; 5) "bevoegde
autoriteit": een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2,
lid 5, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office
of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls]; 6) "partij": een
aantal eenheden van één product, voor fytosanitaire doeleinden identificeerbaar
door zijn homogene samenstelling en oorsprong, die deel uitmaken van een
zending; 7) "professionele
exploitant": elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon die
zich beroepshalve bezighoudt met een of meer van de volgende activiteiten met
betrekking tot planten, plantaardige producten en andere materialen: a) planten; b) telen; c) produceren; d) binnenbrengen op, verplaatsen binnen en
verplaatsen naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie; e) op de markt aanbieden; 8) "eindgebruiker":
elke persoon die handelt voor andere dan handels-, bedrijfs- of
beroepsdoeleinden en die voor eigen gebruik planten of plantaardige producten
verwerft; 9) "test": een
officieel onderzoek, anders dan een visueel onderzoek, om te bepalen of
plaagorganismen voorkomen of om plaagorganismen te identificeren; 10) "behandeling": een
procedure voor het doden, inactiveren of verwijderen van plaagorganismen dan
wel voor het steriliseren of devitaliseren daarvan. Hoofdstuk II
Quarantaineorganismen Afdeling 1
QUARANTAINEORGANISMEN Artikel 3
Definitie van
quarantaineorganismen Een plaagorganisme wordt met betrekking tot
een afgebakend gebied aangeduid als "quarantaineorganisme" indien het
voldoet aan de volgende voorwaarden: a) de identiteit van het plaagorganisme
is vastgesteld, in de zin van bijlage II, deel 1, punt 1; b) het plaagorganisme komt in dat
gebied niet voor, in de zin van bijlage II, deel 1, punt 2,
onder a), of is, wanneer het er wel voorkomt, enkel op beperkte schaal binnen
dat gebied verbreid, in de zin van bijlage II, deel 1; punt 2,
onder b) en c); c) het plaagorganisme heeft het
vermogen dat gebied binnen te dringen, zijn aanwezigheid in dat gebied na het
binnendringen voor de nabije toekomst te bestendigen (hierna "zich
vestigen" genoemd) en zich binnen dat gebied dan wel, wanneer het er reeds
voorkomt, in die delen van het gebied waar het op beperkte schaal is verbreid
te verspreiden, in de zin van bijlage II, deel 1, punt 3; d) het binnendringen, de vestiging en
de verspreiding van het plaagorganisme in de zin van bijlage II,
deel 1, punt 4, zouden onaanvaardbare economische, sociale of
milieugevolgen hebben voor dat gebied dan wel, wanneer het er reeds voorkomt,
voor die delen van het gebied waar het op beperkte schaal is verbreid; en e) er zijn uitvoerbare en doeltreffende
maatregelen beschikbaar om het binnendringen, de vestiging of de verspreiding
van het plaagorganisme binnen dat gebied te voorkomen en de fytosanitaire
risico's en effecten ervan te beperken. Afdeling 2
EU-quarantaineorganismen Artikel 4
Definitie van
EU-quarantaineorganismen Een quarantaineorganisme wordt aangeduid als
EU-quarantaineorganisme indien het bij het afgebakende gebied zoals bedoeld in
de aanhef van artikel 3 om het grondgebied van de Unie gaat en het
quarantaineorganisme is opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 5,
lid 2. Artikel 5
Verbod op binnenbrengen en
verplaatsen van EU-quarantaineorganismen 1. Er mogen geen
EU-quarantaineorganismen worden binnengebracht op of worden verplaatst binnen
het grondgebied van de Unie. Er mogen geen opzettelijke handelingen
plaatsvinden die ertoe kunnen bijdragen dat een EU-quarantaineorganisme op het
grondgebied van de Unie wordt binnengebracht en zich aldaar vestigt en
verspreidt. 2. De Commissie stelt door
middel van een uitvoeringshandeling een lijst op van de plaagorganismen die met
betrekking tot het grondgebied van de Unie voldoen aan de voorwaarden zoals
bedoeld in artikel 3, onder b), c) en d), hierna "lijst van de
EU-quarantaineorganismen" genoemd. Deze lijst omvat de plaagorganismen die zijn
opgenomen in bijlage I, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG en
bijlage II, deel A, rubriek I, bij die richtlijn. Plaagorganismen die inheems zijn in een deel van
het grondgebied van de Unie, omdat zij aldaar van nature voorkomen of omdat zij
van buiten het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, worden op deze
lijst aangeduid als plaagorganismen waarvan bekend is dat zij op het
grondgebied van de Unie voorkomen. Plaagorganismen die niet inheems zijn in een deel
van het grondgebied van de Unie, worden op deze lijst aangeduid als
plaagorganismen waarvan niet bekend is dat zij op het grondgebied van de Unie
voorkomen. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. 3. De Commissie wijzigt de in
lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling, wanneer uit een evaluatie blijkt dat
een niet in die handeling opgenomen plaagorganisme met betrekking tot het
grondgebied van de Unie aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 3, onder
b), c) en d), voldoet of een in die handeling opgenomen plaagorganisme niet
langer aan één of meer van deze voorwaarden voldoet. In het eerstbedoelde geval
voegt zij het betrokken plaagorganisme toe aan de in lid 2 bedoelde lijst,
in het laatstbedoelde geval schrapt zij het betrokken plaagorganisme uit die
lijst. De Commissie stelt die evaluatie ter beschikking
van de lidstaten. De uitvoeringshandelingen tot wijziging van de in
lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling worden vastgesteld overeenkomstig de
in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze procedure is
ook van toepassing op de intrekking of vervanging van de in lid 2 bedoelde
uitvoeringshandeling. 4. De Commissie wijzigt de in
lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling door de wetenschappelijke naam van een
plaagorganisme te wijzigen, wanneer een dergelijke wijziging wordt
gerechtvaardigd door de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. Artikel 6
Prioritaire
quarantaineorganismen 1. Een EU-quarantaineorganisme
is een "prioritair quarantaineorganisme" indien het voldoet aan de
volgende voorwaarden: a) het voldoet, wat het grondgebied van de
Unie betreft, aan de voorwaarde van bijlage II, deel 1, punt 2,
onder a) of b); b) het heeft mogelijk buitengewoon ernstige
economische, sociale of milieugevolgen voor het grondgebied van de Unie, zoals
beschreven in bijlage II, deel 2; c) het is opgenomen in de lijst in
overeenstemming met lid 2. 2. De Commissie stelt door
middel van een uitvoeringshandeling een lijst van de prioritaire
quarantaineorganismen en eventuele wijzigingen daarvan op, hierna "lijst
van de prioritaire quarantaineorganismen" genoemd. Wanneer uit een evaluatie blijkt dat een
EU-quarantaineorganisme aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 1 voldoet
of een plaagorganisme niet langer aan één of meer van deze voorwaarden voldoet,
wijzigt de Commissie de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling door
het betrokken plaagorganisme toe te voegen aan of te schrappen uit die lijst. De Commissie stelt die evaluatie ter beschikking
van de lidstaten. Het aantal prioritaire quarantaineorganismen mag
niet meer bedragen dan 10 % van het aantal overeenkomstig artikel 5,
leden 2 en 3, in de lijst opgenomen EU-quarantaineorganismen. Wanneer het aantal
prioritaire quarantaineorganismen meer bedraagt dan 10 % van het aantal
overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 3, in de lijst opgenomen
EU-quarantaineorganismen, wijzigt de Commissie de in de eerste alinea bedoelde
uitvoeringshandeling door het aantal plaagorganismen op die lijst op grond van
hun potentiële economische, sociale of milieugevolgen zoals beschreven in
bijlage II, deel 2, dienovereenkomstig aan te passen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van
urgentie die verband houden met een ernstig fytosanitair risico, stelt de
Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99, lid 4,
onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast waarbij
EU-quarantaineorganismen in de lijst van de prioritaire quarantaineorganismen
worden opgenomen. Artikel 7
Wijziging van bijlage II,
deel 1 en deel 2 1. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van bijlage II, deel 1, betreffende de criteria om te
bepalen welke plaagorganismen als quarantaineorganismen moeten worden
aangemerkt, wat betreft de identiteit van het plaagorganisme, de aanwezigheid
ervan, het vermogen ervan tot binnendringen, vestiging en verspreiding, en de
potentiële economische, sociale en milieugevolgen ervan, rekening houdend met
de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van bijlage II, deel 2, betreffende de criteria om te
bepalen welke EU-quarantaineorganismen als prioritaire quarantaineorganismen
moeten worden aangemerkt, wat betreft de potentiële economische, sociale en milieugevolgen
ervan, rekening houdend met de ontwikkeling van de technische en
wetenschappelijke kennis. Artikel 8
EU-quarantaineorganismen die
voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling of
tentoonstellingen worden gebruikt 1. In afwijking van
artikel 5, lid 1, mogen de lidstaten op verzoek toestemming verlenen
voor het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen hun grondgebied van
EU-quarantaineorganismen voor gebruik voor wetenschappelijke doeleinden,
proefnemingen, rassenselectie, veredeling of tentoonstellingen, wanneer aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan: a) het binnenbrengen, het verplaatsen en het
gebruik van het betrokken plaagorganisme leiden niet ertoe dat dit
plaagorganisme zich op het grondgebied van de Unie vestigt of verspreidt indien
passende beperkingen worden opgelegd; b) er bestaan geschikte opslagvoorzieningen
waarin dat plaagorganisme moet worden bewaard en geschikte quarantainestations
zoals bedoeld in artikel 56, waarin dat plaagorganisme moet worden
gebruikt; c) het personeel dat de werkzaamheden in
verband met dat plaagorganisme moet uitvoeren, beschikt over de passende
wetenschappelijke en technische kwalificaties. 2. De bevoegde autoriteit
beoordeelt het risico van vestiging en verspreiding van het betrokken
plaagorganisme zoals bedoeld in lid 1, onder a), aan de hand van de
identiteit, de biologische eigenschappen en de middelen van verspreiding van
het plaagorganisme, de beoogde werkzaamheden, de interactie met het milieu en
andere relevante factoren in verband met het aan het plaagorganisme verbonden
risico. Zij beoordeelt de in lid 1, onder b),
bedoelde opslagvoorzieningen waarin het plaagorganisme moet worden bewaard en
de in lid 1, onder c), bedoelde wetenschappelijke en technische
kwalificaties van het personeel dat de werkzaamheden in verband met het
plaagorganisme moet uitvoeren. Op basis van deze beoordelingen verleent de
bevoegde autoriteit toestemming voor het binnenbrengen op of het verplaatsen
binnen het grondgebied van de Unie van het plaagorganisme, indien aan de in
lid 1 vermelde voorwaarden wordt voldaan. 3. De toestemming wordt verleend
onder de volgende voorwaarden: a) het plaagorganisme moet worden bewaard in
opslagvoorzieningen die door de bevoegde autoriteiten geschikt zijn bevonden en
die in de toestemming worden vermeld; b) de werkzaamheden in verband met het
plaagorganisme moeten worden uitgevoerd in een quarantainestation dat
overeenkomstig artikel 56 door de bevoegde autoriteit is aangewezen en dat
in de toestemming wordt vermeld; c) de werkzaamheden in verband met het
plaagorganisme moeten worden uitgevoerd door personeel waarvan de
wetenschappelijke en technische kwalificaties door de bevoegde autoriteit
passend worden geacht en in de toestemming worden vermeld; d) het plaagorganisme moet vergezeld gaan
van de toestemming wanneer het wordt binnengebracht op of verplaatst binnen het
grondgebied van de Unie. 4. De toestemming geldt enkel
voor de voor de betrokken werkzaamheden passende hoeveelheid die de capaciteit
van het aangewezen quarantainestation niet te boven gaat. De toestemming vermeldt de beperkingen die
noodzakelijk zijn om het risico van vestiging en verspreiding van het betrokken
EU-quarantaineorganisme op passende wijze te verkleinen. 5. De bevoegde autoriteit
monitort de naleving van de in lid 3 bedoelde voorwaarden en de in
lid 4 bedoelde restrictie en beperkingen, en neemt de nodige maatregelen
ingeval die voorwaarden, die restrictie of die beperkingen niet worden
nageleefd. In voorkomend geval kan zij de in lid 1 bedoelde toestemming
intrekken. 6. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
vastlegging van uitvoerige voorschriften betreffende: a) de uitwisseling van informatie tussen de
lidstaten en de Commissie over het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen
het grondgebied van de Unie van de betrokken plaagorganismen; b) de in lid 2 bedoelde beoordelingen
en toestemming; en c) de monitoring van de naleving, de
maatregelen in geval van niet-naleving en de kennisgeving daarvan zoals bedoeld
in lid 5. Artikel 9
Kennisgeving van
EU-quarantaineorganismen aan bevoegde autoriteiten 1. Eenieder die constateert dat
een EU-quarantaineorganisme voorkomt of die gegronde redenen heeft om te
vermoeden dat een dergelijk plaagorganisme voorkomt, moet de bevoegde
autoriteit daarvan binnen tien kalenderdagen schriftelijk in kennis stellen. 2. Op verzoek van de bevoegde
autoriteit verstrekt de in lid 1 bedoelde persoon die autoriteit de
gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van dit plaagorganisme waarover hij
of zij beschikt. Artikel 10
Maatregelen in geval van
vermoeden van aanwezigheid van EU-quarantaineorganisme Wanneer een bevoegde autoriteit vermoedt dat
een EU-quarantaineorganisme voorkomt op een deel van het grondgebied van de
betreffende lidstaat waar dit plaagorganisme voor zover bekend tot dusver niet
voorkwam, neemt zij onmiddellijk alle maatregelen die noodzakelijk zijn om
officieel te bevestigen of dit plaagorganisme al dan niet voorkomt. Artikel 11
Kennisgeving van
EU-quarantaineorganismen aan Commissie en overige lidstaten 1. Een lidstaat stuurt de
Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem een kennisgeving wanneer zich een van de
volgende gevallen voordoet: a) zijn bevoegde autoriteit heeft een
diagnose ontvangen van een officieel laboratorium zoals bedoeld in
artikel 36 van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications,
please insert the number of the Regulation on Official Controls], waarbij
wordt bevestigd (hierna "officieel bevestigd" genoemd) dat op zijn
grondgebied een EU-quarantaineorganisme voorkomt dat voor zover bekend in die
lidstaat niet voorkomt; b) zijn bevoegde autoriteit heeft officieel
bevestigd dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt op een deel van zijn
grondgebied waar het tot dusver niet voorkwam; c) zijn bevoegde autoriteit heeft officieel
bevestigd dat op zijn grondgebied een EU-quarantaineorganisme voorkomt in een
zending planten, plantaardige producten of andere materialen die is
binnengebracht op, die bestemd was om te worden binnengebracht op of die is
verplaatst binnen het grondgebied van de Unie. 2. De in lid 1 bedoelde
kennisgevingen moeten worden verstuurd binnen drie werkdagen na de datum waarop
de bevoegde autoriteit de aanwezigheid van het desbetreffende
EU-quarantaineorganisme officieel heeft bevestigd. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin
wordt bepaald dat de in lid 1 bedoelde kennisgevingsverplichtingen ook
gelden voor het nog niet officieel bevestigde vermoeden dat bepaalde
EU-quarantaineorganismen voorkomen. In deze gedelegeerde handelingen kan ook
worden bepaald binnen welke termijn die kennisgevingen moeten worden verstuurd. Artikel 12
Door bevoegde autoriteiten
aan professionele exploitanten verstrekte informatie over
EU-quarantaineorganismen Wanneer een van de gevallen zoals bedoeld in
artikel 11, lid 1, zich voordoet, ziet de betrokken bevoegde
autoriteit erop toe dat de professionele exploitanten wier planten,
plantaardige producten of andere materialen mogelijk zijn aangetast,
onmiddellijk op de hoogte worden gebracht van de aanwezigheid van het betrokken
EU-quarantaineorganisme. Artikel 13
Door bevoegde
autoriteiten aan publiek verstrekte informatie over prioritaire
quarantaineorganismen Wanneer een van de gevallen zoals bedoeld in
artikel 11, lid 1, onder a) of b), zich met betrekking tot een
prioritair quarantaineorganisme voordoet, dient de bevoegde autoriteit het
publiek te informeren over de door haar genomen en te nemen maatregelen en in
voorkomend geval over de door bepaalde professionele exploitanten of andere
personen te nemen maatregelen. Artikel 14
Kennisgeving van
onmiddellijke gevaren 1. Wanneer een lidstaat beschikt
over aanwijzingen waaruit blijkt dat er onmiddellijk gevaar dreigt dat een
EU-quarantaineorganisme binnendringt op het grondgebied van de Unie of een deel
daarvan waar het tot dusver nog niet voorkomt, stelt hij de Commissie en de
overige lidstaten onmiddellijk schriftelijk van die aanwijzingen in kennis. 2. De professionele exploitanten
stellen de bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis van alle aanwijzingen
waarover zij beschikken met betrekking tot een in lid 1 bedoeld
onmiddellijk gevaar door een EU-quarantaineorganisme. Artikel 15
Onmiddellijk door professionele exploitanten te nemen maatregelen 1. Wanneer een professionele
exploitant constateert dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt bij planten,
plantaardige producten of andere materialen die zich onder zijn beheer
bevinden, neemt hij onmiddellijk, na de betrokken bevoegde autoriteit te hebben
geïnformeerd en geraadpleegd, de fytosanitaire maatregelen die noodzakelijk
zijn om dat plaagorganisme bij de betrokken planten, plantaardige producten of
andere materialen en in voorkomend geval in zijn bedrijfsruimten te elimineren
en de verspreiding ervan te voorkomen. Die professionele exploitant informeert
onmiddellijk, na de betrokken bevoegde autoriteit te hebben geïnformeerd en
geraadpleegd, de personen in de handelsketen van wie hij deze planten,
plantaardige producten of andere materialen heeft verkregen. Die bevoegde autoriteit ziet er in voorkomend
geval op toe dat de betrokken professionele exploitant de planten, plantaardige
producten en andere materialen waarbij het plaagorganisme kan voorkomen, uit de
handel neemt. 2. Wanneer de planten,
plantaardige producten of andere materialen zoals bedoeld in lid 1 zich
niet langer onder het beheer van de betrokken professionele exploitant
bevinden, informeert deze onmiddellijk, na de betrokken bevoegde autoriteit te
hebben geïnformeerd en geraadpleegd, de personen in de handelsketen van wie hij
deze planten, plantaardige producten of andere materialen heeft verkregen en de
personen in de handelsketen aan wie hij deze planten, plantaardige producten en
andere materialen heeft geleverd, over de aanwezigheid van het plaagorganisme. 3. De bevoegde autoriteit ziet
er in voorkomend geval op toe dat de betrokken professionele exploitant de
planten, plantaardige producten en andere materialen waarbij het plaagorganisme
kan voorkomen terugroept en, ingeval de planten, plantaardige producten en
andere materialen de eindgebruikers mogelijk reeds hebben bereikt, bij hen
terughaalt. 4. In de in lid 1 of
lid 2 bedoelde gevallen verstrekt de betrokken professionele exploitant de
betrokken bevoegde autoriteit alle voor het publiek relevante informatie. Deze
autoriteit informeert het publiek ingeval maatregelen moeten worden genomen met
betrekking tot de planten, plantaardige producten of andere materialen waarbij
het betreffende plaagorganisme kan voorkomen. Artikel 16
Uitroeiing van
EU-quarantaineorganismen 1. Wanneer officieel bevestigd
wordt dat een EU-quarantaineorganisme voorkomt, neemt de bevoegde autoriteit
onmiddellijk alle maatregelen die noodzakelijk zijn om dit plaagorganisme in
het betrokken gebied te elimineren en de verspreiding ervan buiten dat gebied
te voorkomen (hierna "uitroeien" genoemd). Deze maatregelen worden
vastgesteld overeenkomstig bijlage IV inzake maatregelen en beginselen
voor het beheer van de risico's van plaagorganismen. 2. Wanneer de aanwezigheid van
het betrokken EU-quarantaineorganisme mogelijk verband houdt met verplaatsingen
van planten, plantaardige producten of andere materialen, gaat de bevoegde
autoriteit na wat de oorzaak van de aanwezigheid van het plaagorganisme is en
of het zich als gevolg van die verplaatsingen naar andere planten, plantaardige
producten of andere materialen kan hebben verspreid. 3. Wanneer de in lid 1
bedoelde maatregelen betrekking hebben op het binnenbrengen op of op het
verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie van planten, plantaardige
producten en andere materialen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de
overige lidstaten onmiddellijk in kennis van deze maatregelen. 4. Privéterreinen van burgers
zijn niet uitgesloten van de in lid 1 bedoelde maatregelen en de in lid 2
bedoelde onderzoeken. Artikel 17
Instelling van
beperkingsgebieden 1. Na de officiële bevestiging
zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a), stelt de bevoegde
autoriteit onmiddellijk een gebied in waar de in dat artikel bedoelde
maatregelen moeten worden genomen (hierna "beperkingsgebied"
genoemd). Het beperkingsgebied bestaat uit een besmette zone
zoals bedoeld in lid 2 en een bufferzone zoals bedoeld in lid 3. 2. De besmette zone omvat: a) alle planten waarvan bekend is dat zij
zijn besmet met het betrokken plaagorganisme; b) alle planten die tekenen of symptomen
vertonen die duiden op een mogelijke besmetting met dat plaagorganisme; c) alle andere planten die mogelijk met dat
plaagorganisme besmet zijn, omdat zij gevoelig zijn voor dat plaagorganisme en
zich in de nabijheid van besmette planten hebben bevonden of omdat zij, voor
zover bekend, uit dezelfde productie als besmette planten stammen of uit
besmette planten verkregen zijn. 3. De bufferzone grenst aan de
besmette zone en omsluit deze. De omvang ervan is
evenredig aan het risico dat het betrokken plaagorganisme zich op natuurlijke
wijze of als gevolg van menselijke activiteiten in de besmette zone en de
omgeving daarvan buiten de besmette zone verspreidt, en wordt vastgelegd in
overeenstemming met de beginselen die zijn vermeld in bijlage IV,
deel 2, inzake maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van
plaagorganismen. Wanneer het risico van verspreiding van het
plaagorganisme buiten de besmette zone evenwel door natuurlijke of kunstmatige
barrières voldoende wordt beperkt, behoeft geen bufferzone te worden ingesteld. 4. Wanneer de bevoegde
autoriteit na een eerste evaluatie en in het licht van de aard van het
betrokken plaagorganisme en de locatie waar het is aangetroffen, concludeert
dat het plaagorganisme onmiddellijk kan worden geëlimineerd, kan zij in
afwijking van lid 1 besluiten geen beperkingsgebied in te stellen. In dat geval voert zij een onderzoek uit om te
bepalen of nog meer planten of plantaardige producten zijn besmet. Op basis van
dat onderzoek stelt de bevoegde autoriteit vast of er een beperkingsgebied moet
worden ingesteld. De betrokken bevoegde autoriteit stelt de Commissie en de
overige lidstaten in kennis van de conclusies van dat onderzoek. 5. Wanneer het overeenkomstig de
leden 2 en 3 noodzakelijk is dat een beperkingsgebied zich tot op het
grondgebied van een andere lidstaat uitstrekt, neemt de lidstaat waar het
betrokken plaagorganisme is aangetroffen, onmiddellijk contact op met de
lidstaat tot op het grondgebied waarvan het beperkingsgebied zich moet
uitstrekken, teneinde die lidstaat in staat te stellen alle passende
maatregelen zoals bedoeld in de leden 1 tot en met 4 te nemen. 6. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten uiterlijk op 31 maart van elk jaar in
kennis van het aantal en de locatie van de ingestelde beperkingsgebieden, de
betrokken plaagorganismen en de gedurende het voorgaande jaar genomen
bijbehorende maatregelen. Artikel 18
Onderzoeken met betrekking
tot en wijzigingen van beperkingsgebieden, en opheffing van beperkingen 1. De bevoegde autoriteiten
onderzoeken jaarlijks voor elk beperkingsgebied de ontwikkelingen met
betrekking tot de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig
de bepalingen betreffende onderzoeken zoals bedoeld in artikel 21,
leden 1 en 2. 2. Wanneer een bevoegde
autoriteit na afloop van een jaarlijks onderzoek vaststelt dat het betrokken
plaagorganisme in de bufferzone voorkomt, stelt de betrokken lidstaat de
Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk hiervan in kennis, met de
vermelding dat het plaagorganisme in een bufferzone is aangetroffen. 3. De bevoegde autoriteiten
wijzigen in voorkomend geval op basis van de resultaten van de in lid 1
bedoelde onderzoeken de grenzen van de besmette zones, bufferzones en
beperkingsgebieden. 4. De bevoegde autoriteiten
kunnen besluiten een beperkingsgebied op te heffen en de betreffende
uitroeiingsmaatregelen te beëindigen, mits in het kader van de in lid 1
bedoelde onderzoeken is gebleken dat het betrokken plaagorganisme gedurende een
voldoende lange periode niet in dat beperkingsgebied is aangetroffen. 5. De betrokken bevoegde
autoriteit houdt bij haar besluit over de wijzigingen zoals bedoeld in
lid 3 of de opheffing van het beperkingsgebied zoals bedoeld in lid 4
minimaal rekening met de biologische eigenschappen van het plaagorganisme en de
betrokken vector, de aanwezigheid van gastheerplanten, de bioklimatologische
omstandigheden en de kans van slagen van de uitroeiingsmaatregelen. Artikel 19
Verslagen over overeenkomstig
artikelen 16, 17 en 18 genomen maatregelen De lidstaten stellen een verslag op over de
overeenkomstig de artikelen 16, 17 en 18 genomen maatregelen. Wanneer deze maatregelen door een lidstaat
zijn genomen in een gebied aan de grens met een andere lidstaat, wordt het
verslag bij laatstbedoelde lidstaat ingediend. Het verslag wordt op verzoek aan de Commissie
en de overige lidstaten voorgelegd. Artikel 20
Wijziging van bijlage IV De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van
bijlage IV, deel 1, betreffende maatregelen voor het beheer van de
risico's van quarantaineorganismen, wat betreft maatregelen voor de preventie
en eliminatie van de besmetting van gekweekte en in het wild levende planten,
op zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen gerichte
maatregelen, maatregelen met betrekking tot andere verplaatsingroutes van
quarantaineorganismen, en tot wijziging van deel 2 van die bijlage inzake
beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, wat betreft
beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen, rekening
houdend met de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis. Artikel 21
Onderzoeken met betrekking
tot EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen die voorlopig als
EU-quarantaineorganismen worden aangemerkt 1. De lidstaten voeren voor
welbepaalde perioden onderzoeken uit om na te gaan of EU-quarantaineorganismen
voorkomen en of er tekenen of symptomen van de aanwezigheid van plaagorganismen
zijn die overeenkomstig bijlage II, deel 3, voorlopig als EU-quarantaineorganismen
moeten worden aangemerkt; zij doen dit voor alle gebieden waar die
plaagorganismen voor zover bekend niet voorkomen. 2. Die onderzoeken omvatten ten
minste visuele onderzoeken door de bevoegde autoriteit en in voorkomend geval
het nemen van monsters en het uitvoeren van tests. Zij moeten zijn gebaseerd op
deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen, en moeten worden
uitgevoerd op gepaste tijdstippen wat de mogelijkheid tot het opsporen van het
betrokken plaagorganisme betreft. Bij die onderzoeken wordt rekening gehouden met de
wetenschappelijke en technische gegevens en met alle andere relevante
informatie betreffende de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme. 3. De lidstaten brengen elk jaar
vóór 30 april aan de Commissie en de overige lidstaten verslag uit over de
resultaten van de in lid 1 bedoelde onderzoeken die in het voorgaande jaar
zijn uitgevoerd. Artikel 22
Meerjarige
onderzoekprogramma's en verzameling van gegevens 1. De lidstaten stellen
meerjarenprogramma's op met een beschrijving van de inhoud van de
overeenkomstig artikel 21 uit te voeren onderzoeken. Deze programma's
regelen de verzameling en registratie van de wetenschappelijke en technische
gegevens en de andere informatie zoals bedoeld in artikel 21, lid 2,
tweede alinea. Deze programma's specificeren de volgende
onderdelen: de specifieke doelstelling van elk onderzoek, de geografische
omvang en het tijdschema, de plaagorganismen, planten en goederen die het
voorwerp ervan zijn, de onderzoekmethode en het kwaliteitsbeheer met inbegrip
van een beschrijving van de procedures voor visuele onderzoek, het nemen van
monsters en het uitvoeren van tests en de technische onderbouwing daarvan, de
tijdstippen, de frequentie en het aantal geplande visuele onderzoeken, monsters
en tests, de methoden van registratie van de verzamelde informatie en de
verslaglegging ervan. De looptijd van de meerjarenprogramma's bedraagt
vijf tot zeven jaar. 2. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten in kennis van hun meerjarige
onderzoekprogramma's zodra zij zijn opgesteld. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging of aanvulling van de in lid 1 bedoelde onderdelen die moeten
worden bestreken door de meerjarige onderzoekprogramma's. Artikel 23
Onderzoeken met betrekking
tot prioritaire quarantaineorganismen 1. De lidstaten voeren jaarlijks
voor elk prioritair quarantaineorganisme een afzonderlijk onderzoek uit
overeenkomstig artikel 21, lid 1. Die onderzoeken omvatten een
voldoende groot, op de betrokken plaagorganismen afgestemd aantal visuele
onderzoeken, monsters en tests, teneinde die plaagorganismen met een hoge mate
van waarschijnlijkheid tijdig te kunnen opsporen. 2. De lidstaten brengen elk jaar
vóór 30 april aan de Commissie en de overige lidstaten verslag uit over de
resultaten van de in lid 1 bedoelde onderzoeken die in het voorgaande jaar
zijn uitgevoerd. Artikel 24
Noodplannen voor prioritaire
quarantaineorganismen 1. Elke lidstaat stelt voor
ieder prioritair quarantaineorganisme dat in staat is zijn grondgebied of een
deel daarvan binnen te dringen en zich aldaar te vestigen, een afzonderlijk
plan op, dat hij regelmatig bijwerkt, met informatie over de
besluitvormingsprocessen, procedures en protocollen die moeten worden toegepast
en de middelen die beschikbaar moeten worden gesteld, wanneer wordt vermoed of
bevestigd dat het betrokken plaagorganisme voorkomt (hierna
"noodplan" genoemd). 2. Het noodplan bevat de
volgende informatie: a) de taken en verantwoordelijkheden van de
instanties die, wanneer wordt vermoed of bevestigd dat het betrokken prioritair
quarantaineorganisme voorkomt, betrokken zijn bij de uitvoering van het plan,
de hiërarchische opbouw en de procedures voor coördinatie van de maatregelen
die worden genomen door de bevoegde autoriteiten, andere openbare autoriteiten
zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/….
[Office of Publications, please insert number of Regulation of Official
Controls], de betrokken gemachtigde instanties of natuurlijke personen
zoals bedoeld in artikel 25, lid 1, van Verordening (EU)
nr. …/…. [Office of Publication, please insert number of Regulation of
Official Controls], laboratoria en professionele exploitanten, in voorkomend geval
met inbegrip van de coördinatie met aangrenzende lidstaten en aangrenzende
derde landen; b) de toegang van de bevoegde autoriteiten
tot de bedrijfsruimten van professionele exploitanten en, indien nodig, van
natuurlijke personen, alsmede tot laboratoria, uitrusting, personeel, externe
expertise en middelen die nodig zijn voor de snelle en doeltreffende uitroeiing
of, in voorkomend geval, inperking van het betrokken prioritair
quarantaineorganisme; c) de te nemen maatregelen met betrekking
tot het verstrekken van informatie aan de Commissie, de overige lidstaten, de
betrokken professionele exploitanten en het publiek over de aanwezigheid van
het betrokken prioritair quarantaineorganisme en de maatregelen voor de
bestrijding daarvan, wanneer wordt vermoed of officieel wordt bevestigd dat het
betrokken plaagorganisme voorkomt; d) de regelingen voor het vastleggen van
bevindingen over de aanwezigheid van het betrokken prioritair
quarantaineorganisme; e) de beschikbare evaluaties zoals bedoeld
in artikel 6, lid 2, en de eventuele evaluatie van de lidstaat met
betrekking tot het risico van het betrokken prioritair quarantaineorganisme
voor zijn grondgebied; f) de risicobeheersmaatregelen die moeten
worden uitgevoerd met betrekking tot het betrokken prioritair
quarantaineorganisme, overeenkomstig bijlage IV, deel 1, en de te
volgen procedures; g) de beginselen voor de geografische
afbakening van de beperkingsgebieden; h) de protocollen met een beschrijving van
de methoden voor visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren
van laboratoriumtests; en i) de beginselen inzake de opleiding van
het personeel van de bevoegde autoriteiten. In voorkomend geval wordt de informatie bedoeld
onder a) tot en met i) verstrekt in de vorm van een handleiding. 3. De lidstaten stellen binnen
één jaar na de datum van opneming van het betrokken plaagorganisme in de lijst
van prioritaire quarantaineorganismen een noodplan op voor het betrokken
prioritair quarantaineorganisme. De lidstaten gaan op gezette tijden over tot
evaluatie en in voorkomend geval actualisering van hun noodplannen. 4. De lidstaten doen hun
noodplannen op verzoek aan de Commissie en de overige lidstaten toekomen. Artikel 25
Simulatieoefeningen 1. De lidstaten voeren met
betrekking tot de uitvoering van de noodplannen simulatieoefeningen uit waarvan
de frequentie wordt vastgesteld aan de hand van de biologische eigenschappen
van het betrokken prioritair quarantaineorganisme en het daaraan verbonden
fytosanitaire risico. Deze oefeningen vinden voor alle betrokken
prioritaire quarantaineorganismen plaats binnen een redelijke termijn. 2. Voor prioritaire
quarantaineorganismen waarvan de aanwezigheid in een lidstaat gevolgen voor de
aangrenzende lidstaten zou kunnen hebben, worden de simulatieoefeningen door de
betrokken lidstaten gezamenlijk uitgevoerd op basis van hun respectieve
noodplannen. In voorkomend geval voeren de lidstaten deze
simulatieoefeningen samen met aangrenzende derde landen uit. 3. De lidstaten stellen op
verzoek een verslag over de resultaten van elke simulatieoefening ter
beschikking van de Commissie en de overige lidstaten. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake:
a) de frequentie, de inhoud en de vorm van
de simulatieoefeningen; b) simulatieoefeningen voor meer dan één
prioritair quarantaineorganisme; c) de samenwerking tussen de lidstaten
onderling en tussen de lidstaten en derde landen; d) de inhoud van de in lid 3 bedoelde
verslagen over de simulatieoefeningen. Artikel 26
Uitroeiingsplannen voor
prioritaire quarantaineorganismen 1. Wanneer overeenkomstig
artikel 11, lid 1, onder a), officieel bevestigd wordt dat een
prioritair quarantaineorganisme op het grondgebied van een lidstaat voorkomt,
stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk een plan vast met maatregelen voor de
uitroeiing van het betrokken plaagorganisme overeenkomstig artikelen 16,
17 en 18, en een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen. Dat plan
wordt aangeduid als "uitroeiingsplan". Het uitroeiingsplan bevat een beschrijving van de
opzet en de organisatie van de uit te voeren onderzoeken en legt het aantal
visuele onderzoeken, te nemen monsters en uit te voeren laboratoriumtests vast. 2. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten op verzoek in kennis van de
uitroeiingsplannen en dienen jaarlijks een verslag in over de overeenkomstig de
artikelen 16, 17 en 18 in het kader van de betrokken uitroeiingsplannen
genomen maatregelen. Artikel 27
Maatregelen van Unie ter
bestrijding van specifieke EU-quarantaineorganismen 1. De Commissie kan door middel
van uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen ter bestrijding van
specifieke EU-quarantaineorganismen. Bij deze maatregelen wordt specifiek voor
het betrokken plaagorganisme c.q. elk van de betrokken plaagorganismen
uitvoering gegeven aan een of meer van de volgende bepalingen: a) artikel 10 betreffende maatregelen in
geval van vermoeden van aanwezigheid van EU-quarantaineorganisme; b) artikel 15 betreffende onmiddellijk door
professionele exploitanten te nemen maatregelen; c) artikel 16 betreffende uitroeiing van
EU-quarantaineorganismen; d) artikel 17 betreffende instelling van
beperkingsgebieden; e) artikel 18 betreffende onderzoeken met
betrekking tot en wijzigingen van beperkingsgebieden, en opheffing van
beperkingen; f) artikel 21 betreffende onderzoeken met
betrekking tot EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen die voorlopig als
EU-quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt; g) artikel 23 betreffende onderzoeken met
betrekking tot prioritaire quarantaineorganismen, wat het aantal visuele
onderzoeken, monsters en tests voor bepaalde prioritaire quarantaineorganismen
betreft; h) artikel 24 betreffende noodplannen voor
prioritaire quarantaineorganismen; i) artikel 25 betreffende simulatieoefeningen; j) artikel 26 betreffende
uitroeiingsplannen voor prioritaire quarantaineorganismen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 2. Wanneer de Commissie op basis
van de in artikel 18 bedoelde onderzoeken of van andere gegevens met
betrekking tot een beperkingsgebied tot de conclusie komt dat uitroeiing van
het betrokken EU-quarantaineorganisme niet mogelijk is, kan zij in lid 1
bedoelde uitvoeringshandelingen vaststellen, waarbij maatregelen worden
vastgelegd die enkel ten doel hebben de verspreiding van die plaagorganismen
buiten de betrokken gebieden te voorkomen. Het voorkomen van die verspreiding
wordt aangeduid als "inperking". 3. Wanneer de Commissie tot de
conclusie komt dat voor de bescherming van het gedeelte van het grondgebied van
de Unie waar het betrokken EU-quarantaineorganisme niet voorkomt,
preventiemaatregelen op plaatsen buiten beperkingsgebieden noodzakelijk zijn,
kan zij in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij
dergelijke maatregelen worden vastgelegd. 4. De in de leden 1, 2 en 3
bedoelde maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig bijlage IV inzake
maatregelen en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen,
waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke risico's van de betrokken
EU-quarantaineorganismen en de noodzaak van geharmoniseerde uitvoering van de
noodzakelijke risicobeperkende maatregelen op het niveau van de Unie. 5. Bij de in lid 1 bedoelde
uitvoeringshandelingen kan worden bepaald dat de door de lidstaten genomen
maatregelen zoals bedoeld in lid 1, onder a) tot en met j), moeten
worden ingetrokken of gewijzigd. Zolang de Commissie geen maatregel heeft
vastgesteld, kan de lidstaat de door hem genomen maatregelen handhaven. 6. Om naar behoren gemotiveerde
dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure
van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair
risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. 7. De lidstaten stellen door
middel van het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem
de Commissie en de overige lidstaten in kennis van eventuele gevallen van
niet-naleving door professionele exploitanten van de op grond van dit artikel
vastgestelde maatregelen. Artikel 28
Maatregelen van lidstaten met
betrekking tot plaagorganismen die niet zijn opgenomen in lijst van
EU-quarantaineorganismen 1. Wanneer officieel wordt
bevestigd dat op het grondgebied van een lidstaat een plaagorganisme voorkomt
dat niet is opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen en de betrokken
bevoegde autoriteit van oordeel is dat dit plaagorganisme mogelijk voldoet aan
de voorwaarden voor opneming in de lijst van EU-quarantaineorganismen, onderzoekt
zij onmiddellijk of dat plaagorganisme voldoet aan de criteria van
bijlage II, deel 3, subdeel 1. Wanneer zij concludeert dat aan
die criteria wordt voldaan, neemt zij onmiddellijk uitroeiingsmaatregelen
overeenkomstig bijlage IV inzake maatregelen en beginselen voor het beheer
van de risico's van plaagorganismen De artikelen 16 tot en met 19 zijn van
toepassing. Wanneer een bevoegde
autoriteit vermoedt dat op het grondgebied van haar lidstaat een plaagorganisme
voorkomt dat voldoet aan de in de eerste alinea bedoelde criteria, is
artikel 10 van overeenkomstige toepassing. 2. Nadat de in lid 1
bedoelde maatregelen zijn vastgesteld, onderzoekt de lidstaat of het betrokken
plaagorganisme, wat het grondgebied van de Unie betreft, voldoet aan de in
bijlage II, deel 1, vermelde criteria voor quarantaineorganismen. 3. De betrokken lidstaat stelt
de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van de aanwezigheid
van dat plaagorganisme, het in lid 1 bedoelde onderzoek, de maatregelen
die zijn genomen en de gegevens op grond waarvan deze maatregelen
gerechtvaardigd zijn. Hij stelt de Commissie binnen 24 maanden na
de officiële bevestiging van de aanwezigheid van het plaagorganisme in kennis
van de resultaten van het in lid 2 bedoelde onderzoek. Van de aanwezigheid van het betrokken
plaagorganisme wordt kennisgegeven via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem. Artikel 29
Maatregelen van Unie met
betrekking tot plaagorganismen die niet zijn opgenomen in lijst van
EU-quarantaineorganismen 1. Wanneer de Commissie de in
artikel 28, lid 3, eerste alinea, bedoelde kennisgeving ontvangt of
over andere aanwijzingen beschikt dat een niet in de lijst van
EU-quarantaineorganismen opgenomen plaagorganisme op het grondgebied van de
Unie voorkomt dan wel dat er onmiddellijk gevaar dreigt dat een dergelijk
plaagorganisme het grondgebied van de Unie binnendringt, en zij van oordeel is
dat dit plaagorganisme mogelijk voldoet aan de voorwaarden voor opneming in die
lijst, onderzoekt zij onmiddellijk of dit plaagorganisme, wat het grondgebied
van de Unie betreft, voldoet aan de criteria van bijlage II, deel 3,
subdeel 2. Wanneer zij concludeert dat aan die criteria wordt
voldaan, stelt zij onmiddellijk door middel van uitvoeringshandelingen
tijdelijke maatregelen vast met betrekking tot de aan dit plaagorganisme
verbonden fytosanitaire risico's. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. Bij deze maatregelen wordt specifiek voor elk van
de betrokken plaagorganismen uitvoering gegeven aan een of meer van de
bepalingen bedoeld in artikel 27, lid 1, onder a) tot en met f).
2. Wanneer de Commissie op basis
van de in de artikelen 18 en 21 bedoelde onderzoeken of van andere
aanwijzingen tot de conclusie komt dat uitroeiing van het betrokken
plaagorganisme in bepaalde beperkingsgebieden niet mogelijk is, kunnen bij de
in lid 1, tweede alinea, bedoelde uitvoeringshandelingen maatregelen
worden vastgelegd die enkel ten doel hebben dit plaagorganisme in te perken. 3. Wanneer de Commissie tot de
conclusie komt dat voor de bescherming van het gedeelte van het grondgebied van
de Unie waar het betrokken plaagorganisme niet voorkomt, preventiemaatregelen
op plaatsen buiten beperkingsgebieden noodzakelijk zijn, kunnen bij de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen dergelijke maatregelen worden
vastgelegd. 4. De in de leden 1, 2 en 3
bedoelde maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig bijlage IV,
deel 1, inzake maatregelen voor het beheer van de risico's van
quarantaineorganismen en deel 2 van die bijlage inzake beginselen voor het
beheer van de risico's van plaagorganismen, waarbij rekening wordt gehouden met
de specifieke risico's van de betrokken plaagorganismen en de noodzaak van
geharmoniseerde uitvoering van de noodzakelijke risicobeperkende maatregelen op
het niveau van de Unie. 5. Bij de in lid 1 bedoelde
uitvoeringshandelingen kan worden bepaald dat de door de lidstaten op grond van
artikel 28 genomen maatregelen moeten worden ingetrokken of gewijzigd.
Zolang de Commissie geen maatregel heeft vastgesteld, kan de lidstaat de door
hem genomen maatregelen handhaven. 6. Om naar behoren gemotiveerde
dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure
van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair
risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. 7. De lidstaten stellen door
middel van het in artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem
de Commissie en de overige lidstaten in kennis van eventuele gevallen van
niet-naleving door professionele exploitanten van de op grond van dit artikel
vastgestelde maatregelen. Artikel 30
Wijziging van
bijlage II, deel 3 De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van
bijlage II, deel 3, betreffende de criteria waaraan de
plaagorganismen overeenkomstig de artikelen 28 en 29 moeten voldoen, wat
betreft de criteria inzake de identiteit van het plaagorganisme, de aanwezigheid
ervan, de waarschijnlijkheid van het binnendringen, de vestiging en de
verspreiding ervan, en de potentiële economische, sociale en milieugevolgen
ervan, rekening houdend met de ontwikkeling van de technische en
wetenschappelijke kennis. Artikel 31
Vaststelling van strengere
voorschriften door lidstaten 1. De lidstaten kunnen op hun
grondgebied strengere maatregelen toepassen dan de op grond van
artikel 27, leden 1, 2 en 3, en artikel 29, leden 1, 2 en
3, vastgestelde maatregelen, voor zover die maatregelen worden gerechtvaardigd
door de doelstelling van fytosanitaire bescherming en in overeenstemming zijn
met bijlage IV, deel 2, inzake maatregelen en beginselen voor het
beheer van de risico's van plaagorganismen. Deze maatregelen mogen er niet in bestaan noch
ertoe leiden dat het binnenbrengen op of het verplaatsen binnen het grondgebied
van de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen wordt
verboden of beperkt anders dan uit hoofde van de artikelen 40 tot en met
54 en 67 tot en met 96. 2. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van de door hen
overeenkomstig lid 1 vastgestelde maatregelen. De lidstaten dienen op verzoek bij de Commissie en
de overige lidstaten jaarlijks een verslag in over de overeenkomstig lid 1
genomen maatregelen. Afdeling 3
BG-quarantaineorganismen Artikel 32
Erkenning van beschermde
gebieden 1. Wanneer een
quarantaineorganisme wel voorkomt op het grondgebied van de Unie, maar niet in
de betrokken lidstaat, en het geen EU-quarantaineorganisme betreft, kan de
Commissie, op verzoek van de betrokken lidstaat overeenkomstig lid 4, het
grondgebied van die lidstaat overeenkomstig lid 3 erkennen als beschermd
gebied. Dit geldt eveneens voor een gedeelte van het
grondgebied van een lidstaat wanneer een dergelijk quarantaineorganisme daar
niet voorkomt. Een dergelijk quarantaineorganisme wordt aangeduid
als "BG-quarantaineorganisme". 2. Er mogen geen
BG-quarantaineorganismen worden binnengebracht in of worden verplaatst binnen
het betrokken beschermde gebied. Niemand mag door opzettelijke handelingen ertoe
bijdragen dat het betrokken BG-quarantaineorganisme in een beschermd gebied
wordt binnengebracht en zich daar vestigt en verspreidt. 3. De Commissie stelt door
middel van een uitvoeringshandeling een lijst van de beschermde gebieden en de
betrokken BG-quarantaineorganismen op. Die lijst omvat de beschermde gebieden
die zijn erkend in overeenstemming met artikel 2, lid 1,
onder h), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG en de respectieve
plaagorganismen die zijn opgenomen in bijlage I, deel B, en bijlage
II, deel B, bij die richtlijn. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. Wanneer is voldaan aan de in lid 1 vermelde
voorwaarden, kan de Commissie door wijziging van de in de eerste alinea
bedoelde uitvoeringshandeling andere beschermde gebieden erkennen. Een
dergelijke wijziging wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze procedure is ook van toepassing
op de intrekking of vervanging van de in de eerste alinea bedoelde
uitvoeringshandeling. Wanneer artikel 35 van toepassing is, wordt
een uitvoeringshandeling vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99,
lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. 4. De betrokken lidstaat dient
tezamen met het in lid 1 bedoelde verzoek de volgende documenten in: a) een beschrijving van de grenzen van het
betrokken beschermde gebied, met inbegrip van kaarten; en b) de onderzoeksresultaten waaruit blijkt
dat het betrokken quarantaineorganisme gedurende de laatste drie jaar voor de
indiening van het verzoek niet in het betrokken gebied is voorgekomen. Die onderzoeken moeten zijn uitgevoerd op gepaste
tijdstippen en met gepaste intensiteit wat de mogelijkheid tot het opsporen van
het betrokken quarantaineorganisme betreft. Zij moeten zijn gebaseerd op
deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vastlegging van
uitvoerige voorschriften voor met het oog op de erkenning van beschermde
gebieden uit te voeren onderzoeken. Artikel 33
Algemene verplichtingen in
verband met beschermde gebieden 1. Met betrekking tot een
beschermd gebied zijn de in de volgende artikelen vastgestelde verplichtingen
van overeenkomstige toepassing op BG-quarantaineorganismen: a) de artikelen 9 tot en met 12 betreffende
bevestiging, kennisgeving en informatieverstrekking wat aanwezigheid van
EU-quarantaineorganismen betreft; b) artikel 15 betreffende onmiddellijk door
professionele exploitanten te nemen maatregelen; c) de artikelen 16, 17 en 18 betreffende
uitroeiing van EU-quarantaineorganismen, instelling en wijziging van
beperkingsgebieden en in die beperkingsgebieden te verrichten onderzoeken. 2. Planten, plantaardige
producten of andere materialen die afkomstig zijn uit een beperkingsgebied dat
overeenkomstig artikel 17 in een beschermd gebied voor een
BG-quarantaineorganisme is vastgesteld, mogen niet naar of binnen een voor dat
BG-quarantaineorganisme vastgesteld beschermd gebied worden verplaatst. Wanneer
die planten, plantaardige producten of andere materialen buiten het betrokken
beschermde gebied worden gebracht, moeten zij op zodanige wijze worden verpakt
en verplaatst dat er geen risico van verspreiding van het respectieve
BG-quarantaineorganisme binnen dat beschermde gebied is. 3. De Commissie en de overige
lidstaten worden onmiddellijk in kennis gesteld van de binnen een beschermd
gebied ingestelde beperkingsgebieden en de overeenkomstig de artikelen 16,
17 en 18 in die beperkingsgebieden genomen uitroeiingsmaatregelen. Artikel 34
Onderzoeken met betrekking
tot BG-quarantaineorganismen 1. De bevoegde autoriteit voert
jaarlijks voor elk beschermd gebied een onderzoek uit naar de aanwezigheid van
het betrokken BG-quarantaineorganisme. Die onderzoeken worden uitgevoerd op
gepaste tijdstippen en met gepaste intensiteit wat de mogelijkheid tot het
opsporen van het betrokken BG-quarantaineorganisme betreft. Zij moeten
gebaseerd zijn op deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vastlegging van
uitvoerige voorschriften voor dergelijke onderzoeken die moeten worden
uitgevoerd om vast te stellen of de beschermde gebieden nog steeds voldoen aan
de voorwaarden van artikel 32, lid 1. 2. De lidstaten stellen elk jaar
uiterlijk op 30 april de Commissie en de overige lidstaten in kennis van
de resultaten van de in lid 1 bedoelde onderzoeken die in het voorgaande
jaar zijn uitgevoerd. Artikel 35
Wijziging en intrekking van
beschermde gebieden 1. De Commissie kan op verzoek
van de lidstaat waarvan het grondgebied wordt geraakt, de omvang van het
beschermde gebied wijzigen. Ingeval de Commissie het beschermde gebied
wijzigt, stelt de betrokken lidstaat de Commissie, de overige lidstaten en, via
internet, de professionele exploitanten van die wijziging van het beschermde
gebied in kennis, onder overlegging van de desbetreffende kaarten. Ingeval die wijziging betrekking heeft op de
uitbreiding van een beschermd gebied, zijn de artikelen 32, 33 en 34 van
toepassing. 2. Op verzoek van de in
lid 1 bedoelde lidstaat trekt de Commissie de erkenning van een beschermd
gebied in of verkleint zij de omvang ervan. 3. De Commissie trekt de
erkenning van een beschermd gebied in wanneer de in artikel 34 bedoelde
onderzoeken niet overeenkomstig dat artikel zijn uitgevoerd. 4. De Commissie trekt de
erkenning van een beschermd gebied in wanneer het betreffende
BG-quarantaineorganisme in dat gebied is aangetroffen en aan een van de
volgende voorwaarden wordt voldaan: a) er is binnen drie maanden na de
bevestiging van de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme geen
beperkingsgebied overeenkomstig artikel 33, lid 1, aangewezen; b) de op grond van artikel 33,
lid 1, in een beperkingsgebied genomen uitroeiingsmaatregelen hebben
binnen 24 maanden na de bevestiging van de aanwezigheid van het betrokken
plaagorganisme niet het gewenste effect gehad; c) uit de gegevens waarover de Commissie
beschikt blijkt dat er, wat betreft de toepassing van de in de
artikelen 16, 17 en 18 bedoelde maatregelen op grond van artikel 33,
lid 1, onder c), sprake is geweest van nalatig handelen met
betrekking tot de aanwezigheid van het betreffende plaagorganisme in het
betrokken beschermde gebied. Hoofdstuk III
EU-kwaliteitsorganismen Artikel 36
Definitie van
EU-kwaliteitsorganismen Een plaagorganisme wordt aangeduid als
"EU-kwaliteitsorganisme" indien het voldoet aan de volgende voorwaarden
en is opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 37: a) de identiteit van het plaagorganisme
is vastgesteld in overeenstemming met bijlage II, deel 4,
punt 1; b) het plaagorganisme komt voor op het
grondgebied van de Unie; c) het plaagorganisme is geen
EU-quarantaineorganisme; d) het plaagorganisme wordt
hoofdzakelijk overgedragen door specifieke voor opplant bestemde planten,
overeenkomstig bijlage II, deel 4 punt 2; e) de aanwezigheid van het
plaagorganisme op die voor opplant bestemde planten heeft onaanvaardbare
economische gevolgen wat betreft het voorgenomen gebruik van die voor opplant
bestemde planten, overeenkomstig bijlage II, deel 4, punt 3; f) er zijn uitvoerbare en
doeltreffende maatregelen beschikbaar om de aanwezigheid van het plaagorganisme
op de betrokken voor opplant bestemde planten te voorkomen. Artikel 37
Verbod op binnenbrengen en
verplaatsen van EU-kwaliteitsorganismen op voor opplant bestemde planten 1. Er mogen geen
EU-kwaliteitsorganismen op de voor opplant bestemde planten waardoor zij worden
overgedragen, zoals genoemd in de in lid 2 bedoelde lijst, worden
binnengebracht op of worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie. 2. De Commissie stelt door
middel van een uitvoeringshandeling een lijst op van de EU-kwaliteitsorganismen
en de specifieke voor opplant bestemde planten zoals bedoeld in
artikel 36, onder d), in voorkomend geval met vermelding van de in
lid 4 bedoelde categorieën en de in lid 5 bedoelde drempels. Die lijst omvat de plaagorganismen en de respectieve
voor opplant bestemde planten die worden vermeld in de volgende handelingen: a) bijlage II, deel A,
rubriek II, bij Richtlijn 2000/29/EG; b) bijlage I, punten 3 en 6,
alsmede bijlage II, punt 3, bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad
van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen[24]; c) de bijlage bij Richtlijn 93/48/EEG
van de Commissie van 23 juni 1993 tot vaststelling van het schema met de
voorwaarden waaraan fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt en
teeltmateriaal daarvan krachtens Richtlijn 92/34/EEG van de Raad moeten
voldoen[25]; d) de bijlage bij Richtlijn 93/49/EEG van de
Commissie van 23 juni 1993 tot vaststelling van het schema met de
voorwaarden waaraan siergewassen en teeltmateriaal daarvan krachtens Richtlijn 91/682/EEG
van de Raad moeten voldoen[26];
e) bijlage II, punt b), bij Richtlijn
2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel
brengen van groentezaad[27]; f) bijlage I, punt 6, en bijlage II, punt
B, bij Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende
het in de handel brengen van pootaardappelen[28]; g) bijlage I, punt 4, en bijlage II, punt 5,
bij Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het
in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen[29]. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. 3. De Commissie wijzigt de in
lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling, wanneer uit een evaluatie blijkt dat
een niet in deze handeling opgenomen plaagorganisme voldoet aan de voorwaarden
van artikel 36, een in deze handeling opgenomen plaagorganisme niet langer
voldoet aan één of meer van die voorwaarden, of die lijst wat betreft de in
lid 4 bedoelde categorieën of de in lid 5 bedoelde drempels moet
worden gewijzigd. De Commissie stelt die evaluatie ter beschikking
van de lidstaten. 4. Wanneer aan de voorwaarde van
artikel 36, onder e), alleen wordt voldaan voor één of meer van de categorieën
bedoeld in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office
of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive
material law], moet in de in lid 1 bedoelde lijst bij de vermelding
van deze categorieën worden aangegeven dat het in lid 1 neergelegde verbod
op het binnenbrengen en verplaatsen alleen voor deze categorieën geldt. 5. Wanneer aan de voorwaarde van
artikel 36, onder e), alleen wordt voldaan indien het betrokken plaagorganisme
boven een bepaalde drempel voorkomt, moet in de in lid 1 bedoelde lijst
bij de vermelding van deze drempel worden aangegeven dat het in lid 1
neergelegde verbod op het binnenbrengen en verplaatsen alleen boven deze
drempel geldt. Er wordt alleen een drempel vastgesteld indien aan
de volgende criteria wordt voldaan: a) het is door middel van door de
professionele exploitant getroffen maatregelen mogelijk ervoor te zorgen dat de
aanwezigheid van het EU-kwaliteitsorganisme op die voor opplant bestemde
planten die drempel niet overschrijdt; en b) het is mogelijk na te gaan of die drempel
in partijen van die voor opplant bestemde planten niet wordt overschreden. De in bijlage IV, deel
2, genoemde beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen zijn
van toepassing. 6. Voor wijzigingen van de in
lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling die nodig zijn met het oog op aanpassing
aan de wijziging van de wetenschappelijke naam van een plaagorganisme, geldt de
in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. Alle andere wijzigingen van de in lid 2 bedoelde
uitvoeringshandeling worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze procedure is ook van toepassing
op de intrekking of vervanging van de in lid 2 bedoelde
uitvoeringshandeling. Artikel 38
Wijziging van
bijlage II, deel 4 De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel
98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II,
deel 4, betreffende de criteria om te bepalen welke plaagorganismen als
EU-kwaliteitsorganismen moeten worden aangemerkt, wat betreft de criteria
inzake de identiteit van het plaagorganisme, de relevantie ervan, de
waarschijnlijkheid van de verspreiding ervan, en de potentiële economische,
sociale en milieugevolgen ervan, rekening houdend met de ontwikkeling van de
technische en wetenschappelijke kennis. Artikel 39
EU-kwaliteitsorganismen die
voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling of
tentoonstellingen worden gebruikt Het verbod van artikel 37 geldt niet voor
EU-kwaliteitsorganismen die op de betrokken voor opplant bestemde planten
voorkomen en die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen,
rassenselectie, veredeling of tentoonstellingen worden gebruikt. Hoofdstuk IV
Maatregelen betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen Afdeling 1
Maatregelen met betrekking tot het gehele grondgebied
van de Unie Artikel 40
Verbod op binnenbrengen van
planten, plantaardige producten en andere materialen op grondgebied van Unie 1. De Commissie stelt een
uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de in bijlage III,
deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde planten, plantaardige
producten en andere materialen, verbodsbepalingen en betrokken derde landen. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde
raadplegingsprocedure. In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde
lijst worden de planten, plantaardige producten en andere materialen aangeduid
met hun respectieve code overeenkomstig de indeling in de gecombineerde
nomenclatuur zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de
Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en
statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief[30] (hierna "GN-code"
genoemd). 2. Wanneer een plant,
plantaardig product of ander materiaal van oorsprong uit of verzonden vanuit
een derde land, door de waarschijnlijkheid gastheer te zijn voor een
EU-quarantaineorganisme, een onaanvaardbaar fytosanitair risico oplevert en dit
risico door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage IV,
deel 1, punten 2 en 3, inzake maatregelen en beginselen voor het
beheer van de risico's van plaagorganismen niet tot een aanvaardbaar niveau kan
worden teruggebracht, wijzigt de Commissie waar nodig de in lid 1 bedoelde
uitvoeringshandeling om daarin die plant, dat plantaardige product of dat
andere materiaal en de betrokken derde landen op te nemen. Wanneer een in deze uitvoeringshandeling opgenomen
plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar fytosanitair
risico oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico
door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage IV,
deel 1, punten 2 en 3, inzake maatregelen voor het beheer van de
risico's en verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen tot een aanvaardbaar
niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie waar nodig die
uitvoeringshandeling. De vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet
aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in bijlage IV,
deel 2, vermelde beginselen voor het beheer van de risico's van
plaagorganismen. In voorkomend geval wordt de vraag of dit fytosanitaire risico
al dan niet aanvaardbaar is, beoordeeld ten aanzien van één of meer specifieke
derde landen. Deze wijzigingen worden vastgesteld overeenkomstig
de in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde
onderzoeksprocedure. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van
urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99,
lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico die wijzigingen
vast bij onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen. 3. Een plant die of een
plantaardig product of ander materiaal dat is opgenomen in de lijst van de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling mag niet vanuit het in die lijst
gespecificeerde derde land op het grondgebied van de Unie worden
binnengebracht. 4. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met
lid 3 planten, plantaardige producten of andere materialen op het
grondgebied van de Unie zijn binnengebracht. Het derde land waaruit de planten, plantaardige
producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn
binnengebracht, wordt hiervan eveneens in kennis gesteld. Artikel 41
Planten, plantaardige
producten en andere materialen waarvoor bijzondere en gelijkwaardige eisen
gelden 1. De Commissie stelt een
uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de in bijlage IV,
deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde planten, plantaardige
producten en andere materialen, eisen en in voorkomend geval de betrokken derde
landen. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde
raadplegingsprocedure. In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde
lijst worden die planten, plantaardige producten en andere materialen aangeduid
met hun GN-code. 2. Wanneer een plant,
plantaardig product of ander materiaal, door de waarschijnlijkheid gastheer te
zijn voor een EU-quarantaineorganisme, een onaanvaardbaar fytosanitair risico
oplevert en dit risico door toepassing van één of meer van de maatregelen
genoemd in bijlage IV, deel 1, punten 2 en 3, inzake maatregelen
en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen tot een
aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling om daarin die plant, dat plantaardige
product of dat andere materiaal en de daarop toe te passen maatregelen op te nemen.
Deze maatregelen en de in lid 1 bedoelde eisen worden hierna
"bijzondere eisen" genoemd. Deze maatregelen kunnen worden genomen in de vorm
van specifieke, overeenkomstig artikel 42, lid 1, vastgestelde eisen
voor het binnenbrengen van bepaalde planten, plantaardige producten of andere
materialen op het grondgebied van de Unie, die gelijkwaardig zijn aan
bijzondere eisen voor het verplaatsen van die planten, plantaardige producten
of andere materialen binnen het grondgebied van de Unie (hierna "gelijkwaardige
eisen" genoemd). Wanneer een in deze uitvoeringshandeling opgenomen
plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar fytosanitair
risico oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico
door de bijzondere eisen niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden
teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling. De vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet
aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in bijlage IV,
deel 2, vermelde beginselen voor het beheer van de risico's van
plaagorganismen, en de maatregelen om dat risico tot een aanvaardbaar niveau
terug te brengen worden eveneens vastgesteld overeenkomstig die beginselen. In
voorkomend geval wordt de vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet aanvaardbaar
is, beoordeeld ten aanzien van een of meer specifieke derde landen of delen
daarvan en worden deze maatregelen eveneens vastgesteld ten aanzien van één of
meer specifieke derde landen of delen daarvan. Deze wijzigingen worden vastgesteld overeenkomstig
de in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde
onderzoeksprocedure. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van
urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99,
lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico onmiddellijk
toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. 3. Een plant die of een
plantaardig product of ander materiaal dat is opgenomen in de lijst van de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling mag enkel worden binnengebracht op of
worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie indien aan de bijzondere
eisen of gelijkwaardige eisen wordt voldaan. 4. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met
lid 3 planten, plantaardige producten of andere materialen zijn
binnengebracht op of verplaatst binnen het grondgebied van de Unie. In voorkomend geval wordt het derde land waaruit
de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van
de Unie zijn binnengebracht, hiervan eveneens in kennis gesteld. Artikel 42
Vaststelling van
gelijkwaardige eisen 1. Gelijkwaardige eisen zoals
bedoeld in artikel 41, lid 2, tweede alinea, worden op verzoek van
een bepaald derde land door middel van een uitvoeringshandeling vastgesteld,
indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) het betrokken derde land waarborgt, door
de toepassing in het kader van zijn officiële controle van één of meer
specifieke maatregelen, ten aanzien van de verplaatsing van de betrokken
planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van
de Unie een niveau van fytosanitaire bescherming dat gelijkwaardig is aan de
krachtens artikel 41, leden 1 en 2, vastgestelde bijzondere eisen; b) het betrokken derde land toont de
Commissie op objectieve wijze aan dat met de onder a) bedoelde specifieke
maatregelen het aldaar bedoelde niveau van fytosanitaire bescherming wordt
bereikt. 2. In voorkomend geval
onderzoekt de Commissie in het betrokken derde land, overeenkomstig
artikel 119 van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications,
please insert number of Regulation on Official Controls], of aan de
onder a) en b) bedoelde voorwaarden wordt voldaan. 3. De in lid 1 bedoelde
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 43
Aan reizigers, klanten van
postdiensten en internetklanten te verstrekken informatie 1. De lidstaten en de
ondernemers die internationaal vervoer verrichten stellen de reizigers, wat het
binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het
grondgebied van de Unie betreft, informatie beschikbaar over de op grond van
artikel 40, lid 3, vastgestelde verbodsbepalingen, de op grond van
artikel 41, lid 1, en artikel 42, lid 2, vastgestelde eisen
en de op grond van artikel 70, lid 2, vastgestelde vrijstellingen. Die informatie wordt verstrekt in de vorm van
posters of brochures, die eventueel ook via internet geraadpleegd kunnen worden. In zeehavens en op vliegvelden wordt die
informatie de reizigers in de vorm van posters beschikbaar gesteld. De Commissie is bevoegd een uitvoeringshandeling
met richtsnoeren voor die posters en brochures vast te stellen. Deze
uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99,
lid 2, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure. 2. Postdiensten en professionele
exploitanten die zich bezighouden met verkopen door middel van op afstand
gesloten overeenkomsten, stellen hun klanten de in lid 1 bedoelde
informatie beschikbaar via internet. 3. De lidstaten leggen de
Commissie elk jaar een verslag voor met een overzicht van de overeenkomstig dit
artikel verstrekte informatie. Artikel 44
Uitzonderingen op
verbodsbepalingen en eisen voor grensgebieden 1. In afwijking van
artikel 40, lid 3, en artikel 41, lid 3, mogen de lidstaten
toestemming verlenen voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten
en andere materialen op het grondgebied van de Unie, indien de planten, plantaardige
producten en andere materialen aan de volgende voorwaarden voldoen: a) zij worden geteeld of geproduceerd in
gebieden in derde landen die in de nabijheid van de grens met een lidstaat zijn
gelegen (hierna "grensgebieden van derde landen" genoemd); b) zij worden binnengebracht in gebieden in
lidstaten die onmiddellijk aan de andere kant van die grens zijn gelegen
(hierna "grensgebieden van lidstaten" genoemd); c) zij worden in de betreffende
grensgebieden van lidstaten op zodanige wijze verwerkt dat er geen elk
fytosanitair risico meer bestaat; d) zij leveren geen enkel risico van
verspreiding van quarantaineorganismen op wanneer zij binnen het grensgebied
worden verplaatst. Die planten, plantaardige producten en andere
materialen worden uitsluitend naar en binnen de grensgebieden van lidstaten
verplaatst, onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake: a) de maximale breedte van de grensgebieden
van derde landen en van de grensgebieden van lidstaten, waar nodig specifiek
voor bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen; b) de maximale afstand waarover de betrokken
planten, plantaardige producten en andere materialen binnen de grensgebieden
van derde landen en de grensgebieden van lidstaten mogen worden verplaatst; en c) de procedures voor het verlenen van
toestemming voor het binnenbrengen in en verplaatsen binnen de grensgebieden
van lidstaten van de in lid 1 bedoelde planten, plantaardige producten en
andere materialen. Deze gebieden moeten breed genoeg zijn om te
waarborgen dat het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied
van de Unie van die planten, plantaardige producten en andere materialen geen
fytosanitair risico voor het grondgebied van de Unie of delen daarvan oplevert. 3. De Commissie kan door middel
van uitvoeringshandelingen specifieke voorwaarden of maatregelen vaststellen
met betrekking tot het binnenbrengen van bepaalde planten, plantaardige
producten en andere materialen in de grensgebieden van lidstaten en met
betrekking tot specifieke derde landen, waarop dit artikel van toepassing is. Deze handelingen worden vastgesteld overeenkomstig
bijlage IV, deel 1, inzake maatregelen voor het beheer van de risico's
van quarantaineorganismen en deel 2 van die bijlage inzake beginselen voor
het beheer van de risico's van plaagorganismen, rekening houdend met de
wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld en
in voorkomend geval ingetrokken of vervangen overeenkomstig de in
artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met de
leden 1 en 2 planten, plantaardige producten of andere materialen zijn
binnengebracht in of verplaatst binnen de in die leden bedoelde grensgebieden. Het derde land waaruit de planten, plantaardige
producten of andere materialen in het betrokken grensgebied zijn
binnengebracht, wordt hiervan eveneens in kennis gesteld. Artikel 45
Uitzonderingen op
verbodsbepalingen en eisen voor fytosanitair veilige doorvoer 1. In afwijking van artikel 40,
lid 3, en artikel 41, lid 3, mogen de lidstaten toestemming verlenen
voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen
op het grondgebied van de Unie en voor het doorvoeren daarvan over het
grondgebied van de Unie naar een derde land (hierna "fytosanitair veilige
doorvoer" genoemd), wanneer die planten, plantaardige producten en andere
materialen aan de volgende voorwaarden voldoen: a) zij gaan vergezeld van een ondertekende
verklaring van de professionele exploitant die die planten, plantaardige
producten en andere materialen onder zijn beheer heeft, waarin wordt bevestigd
dat die planten, plantaardige producten en andere materialen zich in
fytosanitair veilige doorvoer bevinden; b) zij worden op zodanige wijze verpakt en
vervoerd dat er bij het binnenbrengen ervan op en het doorvoeren ervan over het
grondgebied van de Unie geen risico van verspreiding van
EU-quarantaineorganismen bestaat; c) zij worden onder officieel toezicht van
de betrokken bevoegde autoriteiten binnengebracht op het grondgebied van de
Unie, doorgevoerd over het grondgebied van de Unie en onmiddellijk weer naar
een plaats buiten het grondgebied van de Unie verplaatst. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar die
planten, plantaardige producten of andere materialen worden binnengebracht op
of voor het eerst worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie,
informeert de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten waardoor die
planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden doorgevoerd
alvorens zij naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie worden
verplaatst. 2. Wanneer de op grond van
artikel 27, leden 1 en 2, en artikel 29, leden 1 en 2,
vastgestelde handelingen zulks bepalen, is dit artikel van overeenkomstige
toepassing. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin
de inhoud van de in lid 1, onder a), bedoelde verklaring wordt
weergegeven. 4. De Commissie kan door middel
van uitvoeringshandelingen specificaties vaststellen voor de vorm van de in
lid 1, onder a), bedoelde verklaring. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. 5. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met
lid 1 planten, plantaardige producten of andere materialen zijn
binnengebracht op of verplaatst binnen het in dat lid bedoelde grondgebied van
de Unie. Het derde land waaruit de planten, plantaardige
producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn
binnengebracht, wordt hiervan eveneens in kennis gesteld. Artikel 46
Planten, plantaardige
producten en andere materialen die voor wetenschappelijke doeleinden,
proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen worden gebruikt 1. In afwijking van artikel 40,
lid 3, en artikel 41, lid 3, mogen de lidstaten op verzoek toestemming verlenen
voor het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen hun grondgebied van
planten, plantaardige producten en andere materialen die voor wetenschappelijke
doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen
worden gebruikt, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) de aanwezigheid van de betrokken planten,
plantaardige producten of andere materialen levert geen onaanvaardbaar risico
van verspreiding van een EU-quarantaineorganisme op wanneer passende
beperkingen worden opgelegd; b) er bestaan geschikte opslagvoorzieningen
waarin die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden
bewaard en geschikte quarantainestations zoals bedoeld in artikel 56,
waarin die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden
gebruikt; c) het personeel dat de werkzaamheden in
verband met die planten, plantaardige producten of andere materialen moet
uitvoeren, beschikt over de passende wetenschappelijke en technische
kwalificaties. 2. De bevoegde autoriteit
beoordeelt het risico van verspreiding van EU-quarantaineorganismen door de
betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen zoals bedoeld in
lid 1, onder a), aan de hand van de identiteit, de biologische
eigenschappen en de middelen van verspreiding van de betrokken
EU-quarantaineorganismen, de beoogde werkzaamheden, de interactie met het milieu
en andere relevante factoren in verband met het aan die planten, plantaardige
producten of andere materialen verbonden risico. Zij beoordeelt de in lid 1, onder b),
bedoelde opslagvoorzieningen waarin die planten, plantaardige producten of
andere materialen moeten worden bewaard en de in lid 1, onder c),
bedoelde wetenschappelijke en technische kwalificaties van het personeel dat de
werkzaamheden in verband met die planten, plantaardige producten of andere
materialen moet uitvoeren. Op basis van deze beoordelingen verleent de
bevoegde autoriteit toestemming voor het binnenbrengen op of het verplaatsen
binnen het grondgebied van de Unie van die planten, plantaardige producten of
andere materialen, wanneer aan de in lid 1 vermelde voorwaarden wordt voldaan. 3. De toestemming wordt verleend
onder de volgende voorwaarden: a) de betrokken planten, plantaardige
producten of andere materialen moeten worden bewaard in opslagvoorzieningen die
door de bevoegde autoriteiten geschikt zijn bevonden en die in de toestemming
worden vermeld; b) de werkzaamheden in verband met die
planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden uitgevoerd
in een quarantainestation dat overeenkomstig artikel 56 door de bevoegde
autoriteit is aangewezen en dat in de toestemming wordt vermeld; c) de werkzaamheden in verband met die
planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden uitgevoerd
door personeel waarvan de wetenschappelijke en technische kwalificaties door de
bevoegde autoriteit passend worden geacht en in de toestemming worden vermeld; d) die planten, plantaardige producten of
andere materialen moeten vergezeld gaan van de toestemming wanneer zij worden
binnengebracht op of worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie. 4. De toestemming geldt enkel
voor de voor de betrokken werkzaamheden passende hoeveelheid die de capaciteit
van het aangewezen quarantainestation niet te boven gaat. De toestemming vermeldt de beperkingen die
noodzakelijk zijn om het risico van verspreiding van de betrokken EU-quarantaineorganismen
op passende wijze te verkleinen. 5. De bevoegde autoriteit
monitort de naleving van de in lid 3 bedoelde voorwaarden en de in
lid 4 bedoelde restrictie en beperkingen, en neemt de nodige maatregelen
ingeval die voorwaarden, die restrictie of die beperkingen niet worden
nageleefd. 6. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
vastlegging van uitvoerige voorschriften betreffende: a) de uitwisseling van informatie tussen de
lidstaten en de Commissie over het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen
het grondgebied van de Unie van de betrokken planten, plantaardige producten en
andere materialen; b) de in lid 2 bedoelde beoordelingen
en toestemming; en c) de monitoring van de naleving, de
maatregelen in geval van niet-naleving en de kennisgeving daarvan zoals bedoeld
in lid 5. 7. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met de
leden 1 tot en met 4 planten, plantaardige producten of andere materialen
zijn binnengebracht op of verplaatst binnen het grondgebied van de Unie. In voorkomend geval wordt in die kennisgevingen
eveneens aangegeven welke maatregelen door de lidstaten met betrekking tot de
betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen zijn genomen en
of het na de uitvoering van die maatregelen is toegestaan om die planten,
plantaardige producten en andere materialen binnen te brengen op of te verplaatsen
binnen het grondgebied van de Unie. In voorkomend geval wordt het derde land waaruit
de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van
de Unie zijn binnengebracht, hiervan eveneens in kennis gesteld. De lidstaten leggen de Commissie elk jaar een
verslag voor met een overzicht van de relevante informatie over de op grond van
lid 1 verleende toestemmingen en de resultaten van de in lid 5
bedoelde monitoring. Artikel 47
Tijdelijke maatregelen met
betrekking tot voor opplant bestemde planten 1. De Commissie kan door middel
van uitvoeringshandelingen tijdelijke maatregelen vaststellen met betrekking
tot het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie
van voor opplant bestemde planten uit derde landen, indien aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan: a) er is weinig tot geen fytosanitaire
ervaring opgedaan met de handel in de betrokken voor opplant bestemde planten
die afkomstig zijn uit of worden verzonden vanuit het betrokken derde land; b) er heeft geen beoordeling plaatsgevonden
van de fytosanitaire risico’s die de voor opplant bestemde planten uit het
betrokken derde land voor het grondgebied van de Unie opleveren; c) de voor opplant bestemde planten leveren
waarschijnlijk fytosanitaire risico’s op die geen verband houden met of nog
niet in verband kunnen worden gebracht met overeenkomstig artikel 5, leden
2 en 3, in de lijst opgenomen EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen
waarvoor overeenkomstig artikel 29 maatregelen zijn vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld en
in voorkomend geval ingetrokken of vervangen overeenkomstig de in
artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 2. De tijdelijke maatregelen
zoals bedoeld in lid 1 worden vastgesteld overeenkomstig bijlage III
inzake de gegevens om vast te kunnen stellen welke voor opplant bestemde
planten fytosanitaire risico's voor het grondgebied van de Unie opleveren en
bijlage IV, deel 2, inzake beginselen voor het beheer van de risico's
van plaagorganismen. Deze maatregelen behelzen, naar gelang het geval,
een van de volgende onderdelen: a) intensieve bemonstering van iedere partij
op het grondgebied van de Unie binnengebrachte voor opplant bestemde planten op
de plaats waar zij worden binnengebracht, en onderzoek van de monsters; b) wanneer door intensieve bemonstering en
intensief onderzoek bij het binnenbrengen van de betrokken voor opplant
bestemde planten op het grondgebied van de Unie niet kan worden gewaarborgd dat
er geen fytosanitair risico bestaat, de instelling van een quarantaineperiode
om na te gaan of die voor opplant bestemde planten geen fytosanitair risico
opleveren; c) wanneer door intensieve bemonstering en
intensief onderzoek bij het binnenbrengen van de betrokken voor opplant
bestemde planten op het grondgebied van de Unie en door de instelling van een
quarantaineperiode niet kan worden gewaarborgd dat er geen fytosanitair risico
bestaat, een verbod op het binnenbrengen van die voor opplant bestemde planten
op het grondgebied van de Unie. 3. De in lid 1 bedoelde
maatregelen zijn gedurende ten hoogste twee jaar van toepassing. Deze periode
kan eenmalig worden verlengd met ten hoogste twee jaar. 4. Om naar behoren gemotiveerde
dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure
van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair
risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. 5. In afwijking van de
overeenkomstig lid 1 vastgestelde maatregelen is artikel 46 van
toepassing op het binnenbrengen op en het verplaatsen binnen het grondgebied
van de Unie van voor opplant bestemde planten die voor wetenschappelijke
doeleinden, proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen
worden gebruikt. 6. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten ervan in kennis wanneer voor een plant,
plantaardig product of ander materiaal de in lid 2, onder a) of b),
bedoelde maatregelen gelden. De lidstaten stellen de Commissie en de overige
lidstaten ervan in kennis wanneer na de uitvoering de in lid 2,
onder a) of b), bedoelde maatregelen een plaagorganisme is aangetroffen
dat waarschijnlijk nieuwe fytosanitaire risico's oplevert. De lidstaten stellen de Commissie en de overige
lidstaten via het in artikel 97 bedoelde elektronische
kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer het binnenbrengen van een plant,
plantaardig product of ander materiaal op het grondgebied van de Unie is
geweigerd of het verplaatsen daarvan binnen het grondgebied van de Unie is
verboden omdat volgens de betrokken lidstaat het in lid 2, onder c),
bedoelde verbod werd geschonden. In voorkomend geval wordt in die
kennisgevingen aangegeven welke maatregelen door de lidstaten met betrekking
tot de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen zijn
genomen krachtens artikel 64, lid 3, van Verordening (EU)
nr. …/… [Office of Publications, please insert
number of Regulation on Official Controls]. In voorkomend geval wordt het derde land waaruit
de planten, plantaardige producten of andere materialen zijn verzonden met het
oog op het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie, hiervan eveneens in
kennis gesteld. Artikel 48
Wijziging van bijlage III De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel
98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III
inzake de gegevens om vast te kunnen stellen welke voor opplant bestemde
planten fytosanitaire risico's voor het grondgebied van de Unie opleveren, wat
betreft de eigenschappen en de oorsprong van die voor opplant bestemde planten,
met het oog op aanpassing aan de ontwikkeling van de technische en
wetenschappelijke kennis. Afdeling 2
Maatregelen met betrekking tot beschermde gebieden Artikel 49
Verbod op binnenbrengen van
planten, plantaardige producten en andere materialen in beschermde gebieden 1. De Commissie stelt een
uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de in bijlage III,
deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde planten, plantaardige
producten en andere materialen, verbodsbepalingen en betrokken beschermde
gebieden. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde
raadplegingsprocedure. In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde
lijst worden de planten, plantaardige producten en andere materialen aangeduid
met hun GN-code. 2. Wanneer een plant,
plantaardig product of ander materiaal afkomstig van buiten het betrokken
beschermde gebied, door de waarschijnlijkheid gastheer te zijn voor een
BG-quarantaineorganisme, een onaanvaardbaar fytosanitair risico oplevert en dit
risico door toepassing van één of meer van de in bijlage IV, deel 1,
punten 2 en 3, vermelde maatregelen voor het beheer van de risico's en
verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen niet tot een aanvaardbaar niveau
kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie waar nodig de in lid 1
bedoelde uitvoeringshandeling om daarin die plant, dat plantaardige product of
dat andere materiaal en de betrokken beschermde gebieden op te nemen. Wanneer een in deze uitvoeringshandeling opgenomen
plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar fytosanitair
risico oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico
door toepassing van één of meer van de in bijlage IV, deel 1,
punten 2 en 3, vermelde maatregelen voor het beheer van de risico's en
verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen tot een aanvaardbaar niveau kan
worden teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling. Deze wijzigingen worden vastgesteld overeenkomstig
de in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure. De vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet
aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in bijlage II,
deel 2, vermelde beginselen voor het beheer van de risico's van
plaagorganismen. 3. Een plant die of een
plantaardig product of ander materiaal dat is opgenomen in de lijst van de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling, mag niet uit het betrokken derde land
of deel van het grondgebied van de Unie in het respectieve beschermde gebied
worden binnengebracht. 4. Om naar behoren gemotiveerde
dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure
van artikel 99, lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair
risico onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. 5. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met de
ingevolge dit artikel vastgestelde verbodsbepalingen planten, plantaardige
producten of andere materialen zijn binnengebracht in of verplaatst binnen het
betrokken beschermde gebied. In voorkomend geval wordt het derde land waaruit
de planten, plantaardige producten of andere materialen in het betrokken
beschermde gebied zijn binnengebracht, hiervan eveneens in kennis gesteld. Artikel 50
Planten, plantaardige
producten en andere materialen waarvoor bijzondere eisen voor beschermde
gebieden gelden 1. De Commissie stelt een
uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de in bijlage IV,
deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde planten, plantaardige
producten en andere materialen, betrokken beschermde gebieden en eisen. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, van deze verordening bedoelde
raadplegingsprocedure. In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde
lijst worden de planten, plantaardige producten en andere materialen aangeduid
met hun GN-code. 2. Wanneer een plant,
plantaardig product of ander materiaal afkomstig van buiten het betrokken
beschermde gebied, door de waarschijnlijkheid gastheer te zijn voor een
BG-quarantaineorganisme, een onaanvaardbaar fytosanitair risico voor dat
beschermde gebied oplevert en dit risico door toepassing van één of meer van de
in bijlage IV, deel 1, punten 2 en 3, vermelde maatregelen voor
het beheer van de risico's en verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen tot
een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling om daarin die plant, dat plantaardige
product of dat andere materiaal en de daarop toe te passen maatregelen op te
nemen. Deze maatregelen en de in lid 1 bedoelde eisen worden hierna
"bijzondere eisen voor beschermde gebieden" genoemd. Wanneer een in deze uitvoeringshandeling opgenomen
plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar fytosanitair
risico voor het betrokken beschermde gebied oplevert of weliswaar een dergelijk
risico oplevert, maar dit risico door de bijzondere eisen voor beschermde
gebieden niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de
Commissie die uitvoeringshandeling. Deze wijzigingen worden vastgesteld overeenkomstig
de in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde
onderzoeksprocedure. De vraag of dit fytosanitaire risico al dan niet
aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in bijlage II,
deel 2, vermelde beginselen voor het beheer van de risico's van
plaagorganismen, en de maatregelen om dat risico tot een aanvaardbaar niveau
terug te brengen worden eveneens vastgesteld overeenkomstig die beginselen. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van
urgentie stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 99,
lid 4, voor de aanpak van een ernstig fytosanitair risico onmiddellijk
toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. 3. Een plant die of een plantaardig
product of ander materiaal dat is opgenomen in de lijst van de in lid 1
bedoelde uitvoeringshandeling mag enkel worden binnengebracht in of worden
verplaatst binnen het betrokken beschermde gebied indien aan de bijzondere
eisen voor beschermde gebieden wordt voldaan. 4. De lidstaten stellen de
Commissie en de overige lidstaten via het in artikel 97 bedoelde
elektronische kennisgevingssysteem ervan in kennis wanneer in strijd met de
ingevolge dit artikel vastgestelde maatregelen planten, plantaardige producten
of andere materialen zijn binnengebracht in of zijn verplaatst binnen het
betrokken beschermde gebied. In voorkomend geval wordt het derde land waaruit
de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van
de Unie zijn binnengebracht, hiervan eveneens in kennis gesteld. Artikel 51
Aan reizigers, klanten van
postdiensten en internetklanten te verstrekken informatie wat beschermde
gebieden betreft Artikel 43 betreffende aan reizigers, klanten
van postdiensten en internetklanten te verstrekken informatie is van
overeenkomstige toepassing op het binnenbrengen van planten, plantaardige
producten en andere materialen uit derde landen in beschermde gebieden. Artikel 52
Uitzonderingen op
verbodsbepalingen en eisen voor grensgebieden wat beschermde gebieden betreft Artikel 44 betreffende uitzonderingen op de
verbodsbepalingen en eisen voor grensgebieden is van overeenkomstige toepassing
op de krachtens artikel 49, leden 1 en 2, en artikel 50,
leden 1 en 2, in de lijst opgenomen planten, plantaardige producten en
andere materialen wat beschermde gebieden betreft die grenzen aan grensgebieden
van derde landen. Artikel 53
Uitzonderingen op
verbodsbepalingen en eisen voor fytosanitair veilige doorvoer wat beschermde
gebieden betreft Artikel 45 betreffende uitzonderingen op de
verbodsbepalingen en eisen voor fytosanitair veilige doorvoer is van
overeenkomstige toepassing op de krachtens artikel 49, leden 1 en 2,
en artikel 50, leden 1 en 2, in de lijst opgenomen planten,
plantaardige producten en andere materialen wat de fytosanitair veilige
doorvoer door beschermde gebieden betreft. Artikel 54
Planten, plantaardige
producten en andere materialen die voor wetenschappelijke doeleinden,
proefnemingen, rassenselectie, veredeling en tentoonstellingen worden gebruikt
wat beschermde gebieden betreft In afwijking van de verbodsbepalingen en eisen
van artikel 49, lid 3, en artikel 50, lid 3, is
artikel 46 van toepassing op de krachtens artikel 49, leden 1 en
2, en artikel 50, leden 1 en 2, in de lijst opgenomen planten,
plantaardige producten en andere materialen wat betreft het binnenbrengen in en
verplaatsen binnen beschermde gebieden van planten, plantaardige producten en
andere materialen die voor wetenschappelijke doeleinden, proefnemingen, rassenselectie,
veredeling en tentoonstellingen worden gebruikt. Afdeling 3
Andere maatregelen met betrekking tot planten,
plantaardige producten en andere materialen Artikel 55
Algemene eisen voor
verpakkingen en voertuigen 1. Verpakkingsmateriaal dat
wordt gebruikt voor planten, plantaardige producten of andere materialen zoals
bedoeld in de overeenkomstig artikel 27, leden 1 en 2,
artikel 29, leden 1 en 2, artikel 40, lid 1,
artikel 41, leden 1 en 2, artikel 47, lid 1,
artikel 49, lid 1, en artikel 50, lid 1, vastgestelde
uitvoeringshandelingen en die worden verplaatst naar of binnen het grondgebied
van de Unie, moet vrij van EU-quarantaineorganismen zijn. Hetzelfde geldt voor de voertuigen waarmee die
planten, plantaardige producten en andere materialen worden vervoerd. 2. Het in lid 1 bedoelde
verpakkingsmateriaal, met uitzondering van houten verpakkingsmateriaal, dekt de
betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen op zodanige
wijze af dat er gedurende het verplaatsen ervan naar of binnen het grondgebied
van de Unie geen risico van verspreiding van EU-quarantaineorganismen bestaat. De in lid 1 bedoelde voertuigen worden in
voorkomend geval op zodanige wijze afgedekt of gesloten dat er gedurende het
verplaatsen ervan naar of binnen het grondgebied van de Unie geen risico van
verspreiding van EU-quarantaineorganismen bestaat. 3. De leden 1 en 2 gelden
wat de respectieve BG-quarantaineorganismen betreft ook voor beschermde
gebieden. Artikel 56
Aanwijzing van
quarantainestations 1. De lidstaten wijzen op hun
grondgebied quarantainestations voor planten, plantaardige producten, andere
materialen en plaagorganismen aan of verlenen toestemming voor het gebruik van
in andere lidstaten aangewezen quarantainestations, mits die stations voldoen
aan de in lid 2 vastgestelde eisen. De bevoegde autoriteit kan daarnaast op verzoek
een installatie als quarantainestation aanwijzen, mits die installatie voldoet
aan de in lid 2 vastgestelde eisen. 2. Quarantainestations moeten
aan de volgende voorwaarden voldoen: a) zij bieden voorzieningen voor de fysieke
isolatie van de planten, plantaardige producten en andere materialen die in
quarantaine moeten worden gehouden en waarborgen dat het zonder toestemming van
de bevoegde autoriteit niet mogelijk is toegang tot die planten, plantaardige
producten en andere materialen te verkrijgen of ze uit die stations te
verwijderen; b) wanneer de in de quarantainestations
uitgevoerde werkzaamheden betrekking hebben op planten, plantaardige producten
of andere materialen, bieden zij passende teelt- of incubatieomstandigheden die
gunstig zijn voor de ontwikkeling van tekenen en symptomen van de aanwezigheid
van quarantaineorganismen op die planten, plantaardige producten en andere
materialen; c) de oppervlakken ervan bestaan uit glad en
ondoordringbaar materiaal dat doeltreffende reiniging en ontsmetting mogelijk
maakt; d) de oppervlakken ervan zijn slijtvast en
bestand tegen aantasting door insecten en andere geleedpotigen; e) er zijn irrigatie-, riolerings- en
ventilatiesystemen aanwezig die uitsluiten dat quarantaineorganismen kunnen
worden overgedragen of ontsnappen; f) er zijn systemen aanwezig voor de
sterilisatie, ontsmetting of destructie van besmette planten, plantaardige
producten en andere materialen, afval en uitrusting voordat deze uit de
stations worden verwijderd; g) er zijn beschermende kleding en
overschoenen voorhanden; h) er zijn in voorkomend geval systemen voor
de ontsmetting van personeelsleden en bezoekers bij het verlaten van het
station voorhanden; i) er is een beschrijving voorhanden van de
taken van die stations en de voorwaarden waaronder die taken moeten worden
uitgevoerd; j) zij beschikken over voldoende personeel
met de juiste kwalificaties, opleiding en ervaring. 3. De lidstaten zenden de
Commissie en de overige lidstaten op verzoek een lijst van de op hun
grondgebied aangewezen quarantainestations toe. Artikel 57
Werking van
quarantainestations 1. De voor het
quarantainestation verantwoordelijke persoon controleert het station en de
directe omgeving van het station op de aanwezigheid van quarantaineorganismen. Wanneer een dergelijk plaagorganisme wordt
aangetroffen, neemt de voor het betrokken quarantainestation verantwoordelijke
persoon passende maatregelen. Hij of zij stelt de bevoegde autoriteit in kennis
van de aanwezigheid van dat plaagorganisme en van de genomen maatregelen. 2. De voor het
quarantainestation verantwoordelijke persoon ziet erop toe dat personeelsleden
en bezoekers beschermende kleding en overschoenen dragen en zo nodig bij het
verlaten van het station worden ontsmet. 3. De voor het
quarantainestation verantwoordelijke persoon houdt gegevens bij over: a) het tewerkgestelde personeel; b) de bezoekers die toegang krijgen tot het
station; c) de planten, plantaardige producten en
andere materialen die in het station worden gebracht en die het station
verlaten; d) de plaats van oorsprong van deze planten,
plantaardige producten en andere materialen; e) opmerkingen over de aanwezigheid van
plaagorganismen op deze planten, plantaardige producten en andere materialen. Deze gegevens worden gedurende drie jaar bewaard. Artikel 58
Toezicht op
quarantainestations en intrekking van aanwijzing 1. De bevoegde autoriteit voert
ten minste eenmaal per jaar audits of inspecties bij de quarantainestations uit
om na te gaan of die stations voldoen aan de voorwaarden van artikel 56,
lid 2, en artikel 57. 2. De bevoegde autoriteit trekt
de in artikel 56, lid 1, bedoelde aanwijzing onmiddellijk in wanneer: a) uit een audit of inspectie blijkt dat het
quarantainestation niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 56,
lid 2, of artikel 57; b) de voor het quarantainestation
verantwoordelijke persoon niet tijdig passende corrigerende maatregelen treft. Artikel 59
Vrijgave van planten,
plantaardige producten en andere materialen uit quarantainestations 1. Planten, plantaardige
producten en andere materialen mogen de quarantainestations enkel met
toestemming van de bevoegde autoriteiten verlaten, indien is bevestigd dat zij
vrij zijn van EU-quarantaineorganismen of, in voorkomend geval,
BG-quarantaineorganismen. 2. De bevoegde autoriteiten
kunnen enkel toestemming verlenen voor het verplaatsen van planten,
plantaardige producten en andere materialen van het ene quarantainestation naar
het andere of naar elke andere locatie indien maatregelen worden genomen om
ervoor te zorgen dat zich geen EU-quarantaineorganismen of, in voorkomend
geval, BG-quarantaineorganismen in het betrokken gebied kunnen verspreiden. Artikel 60
Verplaatsing naar plaats
buiten grondgebied van Unie 1. Wanneer op de verplaatsing
van een plant, plantaardig product of ander materiaal naar een plaats buiten de
Unie een met een derde land gesloten fytosanitaire overeenkomst van toepassing
is, geschiedt die verplaatsing in overeenstemming met deze overeenkomst. 2. Wanneer op de verplaatsing
van een plant, plantaardig product of ander materiaal naar een plaats buiten de
Unie geen met een derde land gesloten fytosanitaire overeenkomst van toepassing
is, geschiedt die verplaatsing in overeenstemming met de fytosanitaire
voorschriften van het derde land waarnaar die plant of dat plantaardige product
of andere materiaal moet worden verplaatst. 3. Wanneer op de verplaatsing
van een plant, plantaardig product of ander materiaal naar een plaats buiten de
Unie noch een met een derde land gesloten fytosanitaire overeenkomst noch de
fytosanitaire voorschriften van het derde land waarnaar die plant of dat
plantaardige product of andere materiaal moet worden verplaatst van toepassing
zijn, gelden de eisen voor het verplaatsen van planten, plantaardige producten
en andere materialen binnen het grondgebied van de Unie die zijn vermeld in de
in artikel 41, leden 1 en 2, bedoelde lijst. Deze eisen gelden evenwel niet wanneer zij een
plaagorganisme betreffen dat voldoet aan een van de volgende voorwaarden: a) het betrokken derde land erkent dat het
plaagorganisme op zijn grondgebied voorkomt en niet onder officieel toezicht
staat; b) er kan redelijkerwijs worden aangenomen
dat het plaagorganisme ten aanzien van het grondgebied van het betrokken derde
land niet als een quarantaineorganisme moet worden aangemerkt. Hoofdstuk V
Registratie van professionele exploitanten en traceerbaarheid Artikel 61
Officieel register van
professionele exploitanten 1. De bevoegde autoriteit houdt
een register bij van de professionele exploitanten die de in de tweede alinea
vermelde werkzaamheden op het grondgebied van de betrokken lidstaat verrichten
en die in een van de volgende categorieën vallen: a) zij zijn professionele exploitanten van
wie de werkzaamheden betrekking hebben op planten, plantaardige producten of
andere materialen die worden geregeld door middel van een uitvoeringshandeling
bedoeld in artikel 27, leden 1, 2, of 3, artikel 29,
leden 1, 2 of 3, artikel 40, lid 1, artikel 41, leden 1
of 2, artikel 47, lid 1, artikel 49, lid 1, of
artikel 50, lid 1, dan wel vallen onder de bepalingen van
artikel 43, leden 1 of 2, artikel 44, lid 1,
artikel 45, lid 1, of de artikelen 51, 52 of 53; b) zij zijn professionele exploitanten in de
zin van artikel 3, lid 6, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on
plant reproductive material law]. Dit lid is van toepassing op de volgende
werkzaamheden: a) planten; b) telen; c) produceren; d) binnenbrengen op het grondgebied van de
Unie; e) verplaatsen binnen het grondgebied van de
Unie; f) verplaatsen naar een plaats buiten het
grondgebied van de Unie; g) produceren en/of op de markt aanbieden in
de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on
plant reproductive material law]; h) verkopen door middel van op afstand
gesloten overeenkomsten. Dit register wordt hierna aangeduid als "het
register". De overeenkomstig de eerste alinea, onder a) en b),
geregistreerde professionele exploitanten worden hierna aangeduid als
"geregistreerde exploitanten". 2. Een professionele exploitant
kan meer dan één keer worden ingeschreven in het register van een bevoegde
autoriteit, op voorwaarde dat de registratie telkens een andere bedrijfsruimte,
andere collectieve opslagplaats of ander verzendingscentrum in de zin van
artikel 62, lid 2, onder d), betreft. Voor elk van die
registraties geldt de procedure van artikel 62. 3. Lid 1 is niet van toepassing
op een professionele exploitant die in een of meer van de volgende categorieën
valt: a) hij levert de eindgebruikers uitsluitend
planten, plantaardige producten en andere materialen in, in verhouding tot de
betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen, kleine
hoeveelheden anders dan via verkopen door middel van op afstand gesloten
overeenkomsten; b) zijn professionele werkzaamheden
betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen beperken zich
tot het vervoer van dergelijke planten, plantaardige producten en andere
materialen voor een andere professionele exploitant; c) zijn professionele werkzaamheden
betreffen uitsluitend het vervoer van allerhande voorwerpen waarvoor houten
verpakkingsmateriaal wordt gebruikt. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake: a) andere categorieën professionele
exploitanten die moeten worden vrijgesteld van de toepassing van lid 1,
wanneer die registratie onevenredig veel administratieve lasten voor hen zou
meebrengen in vergelijking met het aan hun professionele werkzaamheden
verbonden fytosanitaire risico, en/of b) specifieke eisen voor de registratie van
bepaalde categorieën professionele exploitanten, en/of c) de bovengrens voor de kleine hoeveelheden
bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen zoals bedoeld in
de eerste alinea, onder a). Artikel 62
Registratieprocedure 1. De professionele exploitanten
die onder artikel 61, lid 1, eerste alinea, onder a) of b),
vallen, dienen bij de bevoegde autoriteiten een aanvraag in tot inschrijving in
het register. 2. In die aanvraag worden de
volgende gegevens vermeld: a) naam, adres en contactgegevens van de
professionele exploitant; b) een verklaring waarin de professionele
exploitant te kennen geeft dat hij voornemens is elk van de in artikel 61,
lid 1, bedoelde werkzaamheden betreffende planten, plantaardige producten
en andere materialen te verrichten; c) een verklaring waarin de professionele
exploitant te kennen geeft dat hij voornemens is elk van de volgende
handelingen te verrichten; (i) de afgifte van plantenpaspoorten voor
planten, plantaardige producten en andere materialen, overeenkomstig
artikel 79, lid 1; ii) het aanbrengen van het merkteken op
houten verpakkingsmateriaal, zoals bedoeld in artikel 91, lid 1; iii) de afgifte van enige andere verklaring,
zoals bedoeld in artikel 93, lid 1; iv) de afgifte van officiële etiketten voor
teeltmateriaal, overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU)
nr. …/…. [Office of Publications, please insert
number of Regulation on plant reproductive material]; d) adres van de bedrijfsruimten, collectieve
opslagplaatsen en verzendingscentra die de professionele exploitant in de
betrokken lidstaat gebruikt voor het verrichten van de in artikel 61,
lid 1, bedoelde werkzaamheden, met het oog op de registratie; e) de geslachten en soorten van de planten
en plantaardige producten en, in voorkomend geval, de aard van de andere
materialen, waarop de werkzaamheden van de professionele exploitant betrekking
hebben. 3. De bevoegde autoriteiten gaan
over tot registratie van een professionele exploitant wanneer de
registratieaanvraag de in lid 2 bedoelde gegevens bevat. 4. De geregistreerde
professionele exploitanten dienen in voorkomend geval een verzoek in tot
actualisering van de in lid 2, onder a), d) en e), bedoelde gegevens
en de in lid 2, onder b) en c), bedoelde verklaringen. 5. Wanneer de bevoegde
autoriteit constateert dat de geregistreerde exploitant de in artikel 61,
lid 1, vermelde werkzaamheden niet langer verricht of een aanvraag heeft
ingediend die niet langer aan de voorschriften van lid 2 voldoet, verzoekt
zij de exploitant om onmiddellijk of binnen een bepaalde termijn aan die
voorschriften te voldoen. Indien de geregistreerde exploitant niet binnen de
door de bevoegde autoriteit gestelde termijn aan die voorschriften voldoet,
trekt de bevoegde autoriteit de registratie van die exploitant in. Artikel 63
Inhoud van register Het register bevat de in artikel 62,
lid 2, onder a), b), d) en e), bedoelde gegevens alsmede: a) het officiële registratienummer; b) de tweelettercode volgens ISO-norm
3166-1-alpha-2[31]
voor de lidstaat waar de professionele exploitant is geregistreerd; c) een vermelding of de professionele
exploitant bevoegd is elk van de in artikel 62, lid 2, onder c),
bedoelde handelingen te verrichten. Artikel 64
Beschikbaarheid van gegevens
uit officiële registers 1. De lidstaat die het register
bijhoudt, stelt de daarin opgenomen gegevens op verzoek ter beschikking van de
overige lidstaten of de Commissie. 2. De lidstaat die het register
bijhoudt, stelt de in artikel 63 bedoelde gegevens, met uitzondering van
die bedoeld in artikel 62, lid 2, onder d) en e), op verzoek ter
beschikking van elke professionele exploitant. Artikel 65
Traceerbaarheid 1. Een professionele exploitant
aan wie planten, plantaardige producten of andere materialen worden geleverd
waarvoor krachtens artikel 40, lid 1, artikel 41, leden 1
en 2, artikel 44, leden 1 en 3, artikel 45, lid 1,
artikel 46, leden 1 en 3, artikel 47, lid 1,
artikel 49, leden 1 en 2, artikel 50, leden 1 en 2, en de
artikelen 52, 53 en 54 verbodsbepalingen, eisen of voorwaarden gelden,
houdt voor elke geleverde plant of elk geleverd plantaardig product of ander
materiaal aantekeningen bij aan de hand waarvan hij kan nagaan welke
professionele exploitanten deze aan hem hebben geleverd. 2. Een professionele exploitant
die planten, plantaardige producten of andere materialen levert waarvoor
krachtens artikel 40, lid 1, artikel 41, leden 1 en 2, artikel 44,
leden 1 en 3, artikel 45, lid 1, artikel 46, leden 1
en 3, artikel 47, lid 1, artikel 49, leden 1 en 2,
artikel 50, leden 1 en 2, en de artikelen 52, 53 en 54
verbodsbepalingen, eisen of voorwaarden gelden, houdt gegevens bij aan de hand
waarvan hij voor elke geleverde plant of elk geleverd plantaardig product of
ander materiaal kan nagaan aan welke professionele exploitanten hij deze heeft
geleverd. 3. De professionele exploitanten
bewaren de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens gedurende drie jaar, te
rekenen vanaf de datum waarop de betrokken plant of het betrokken plantaardig
product of ander materiaal aan of door hen werd geleverd. 4. Op verzoek zenden zij de
gegevens uit de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens toe aan de bevoegde
autoriteiten. 5. De leden 1 tot en met 4
gelden niet voor de in artikel 61, lid 3, onder b), bedoelde
professionele exploitanten. Artikel 66
Verplaatsingen van planten,
plantaardige producten en andere materialen binnen bedrijfsruimten van
professionele exploitant 1. De professionele exploitanten
beschikken over traceerbaarheidssystemen en ‑procedures waarmee zij de
verplaatsingen van hun planten, plantaardige producten en andere materialen
binnen hun eigen bedrijfsruimten kunnen volgen. De eerste alinea geldt niet voor de in
artikel 61, lid 3, onder b), bedoelde professionele
exploitanten. 2. De aan de hand van de in
lid 1 bedoelde systemen en procedures vastgestelde informatie over de
verplaatsingen van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen
deze bedrijfsruimten wordt op verzoek ter beschikking van de bevoegde
autoriteit gesteld. Hoofdstuk VI
Certificering van planten, plantaardige producten en andere materialen Afdeling 1
Vereiste fytosanitaire certificaten voor
binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op
grondgebied van Unie Artikel 67
Fytosanitair certificaat voor
binnenbrengen op grondgebied van Unie 1. Een fytosanitair certificaat
voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen
op het grondgebied van de Unie is een door een derde land afgegeven document
dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 71, de inhoud bevat als
beschreven in bijlage V, deel A, of, waar van toepassing, bijlage V,
deel B, en bevestigt dat de desbetreffende planten, plantaardige producten
of andere materialen aan de volgende eisen voldoen: a) zij zijn vrij van
EU-quarantaineorganismen; b) zij voldoen aan de bepalingen van
artikel 37, lid 1, met betrekking tot de aanwezigheid van
EU-kwaliteitsorganismen op voor opplant bestemde planten; c) zij voldoen aan de eisen bedoeld in
artikel 41, leden 1 en 2; d) zij voldoen, waar van toepassing, aan de
voorschriften die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 27, leden 1
en 2, en artikel 29, lid 1; 2. Waar van toepassing wordt in
het fytosanitair certificaat onder de rubriek "Aanvullende
verklaring", overeenkomstig de krachtens artikel 41, leden 1 en
2, en artikel 50, leden 1 en 2, vastgestelde uitvoeringshandelingen,
vermeld aan welke bijzondere eis wordt voldaan, indien er verschillende
keuzemogelijkheden zijn. Deze vermelding bevat een verwijzing naar de
desbetreffende keuzemogelijkheid die in die handelingen is voorzien. 3. Waar van toepassing wordt in
het fytosanitair certificaat vermeld dat de betrokken planten, plantaardige
producten of andere materialen voldoen aan fytosanitaire maatregelen die
krachtens artikel 42 worden erkend als gelijkwaardig aan de eisen van de
uitvoeringshandeling die krachtens artikel 41, lid 2, is vastgesteld. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van de delen A en B van bijlage V, om deze aan te passen aan de
wetenschappelijke en technische ontwikkelingen en de ontwikkeling van
internationale normen. Artikel 68
Planten, plantaardige
producten en andere materialen waarvoor fytosanitair certificaat vereist is 1. De Commissie stelt middels
een uitvoeringshandeling een lijst op van de planten, plantaardige producten en
andere materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending,
waarvoor een fytosanitair certificaat vereist is voor het binnenbrengen op het
grondgebied van de Unie. Die lijst omvat: a) de planten, plantaardige producten en
andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel B, punt I, bij Richtlijn
2000/29/EG; b) planten, plantaardige producten en andere
materialen waarvoor maatregelen zijn vastgesteld krachtens artikel 27,
lid 1, en artikel 29, lid 1, betreffende het binnenbrengen ervan
op het grondgebied van de Unie; c) zaden die in een lijst zijn opgenomen
krachtens artikel 37, lid 2; d) planten, plantaardige producten en andere
materialen die in een lijst zijn opgenomen krachtens artikel 41,
leden 1 en 2. De punten a) tot en met d) zijn evenwel niet van
toepassing wanneer de krachtens artikel 27, lid 1, artikel 29,
lid 1, of artikel 41, leden 1 en 2, vastgestelde handeling een
bewijs van naleving verplicht stelt in de vorm van een officieel merkteken
zoals bedoeld in artikel 91, lid 1, of een andere officiële
verklaring zoals bedoeld in artikel 93, lid 1. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. 2. De Commissie wijzigt de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling in de
volgende gevallen: a) wanneer een in die uitvoeringshandeling
opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan de
voorwaarden van lid 1, onder b), c) of d); b) wanneer een niet in die handeling
opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan de
voorwaarden van lid 1, onder b), c) of d). Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. 3. De Commissie kan de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling
wijzigen overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel 2, indien het
risico bestaat dat een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig
product of ander materiaal gastheer is voor een EU‑quarantaineorganisme,
of indien dat risico voor een in die handeling opgenomen plant, plantaardig
product of ander materiaal niet langer bestaat. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. In afwijking van de
leden 1, 2 en 3 is geen fytosanitair certificaat vereist voor de planten,
plantaardige producten of andere materialen die vallen onder de artikelen 44,
45, 46 en 70. Artikel 69
Planten, plantaardige
producten en andere materialen waarvoor fytosanitair certificaat vereist is
voor binnenbrengen in beschermd gebied 1. De Commissie stelt middels
een uitvoeringshandeling een lijst op van de planten, plantaardige producten en
andere materialen, en de respectieve derde landen van oorsprong of verzending,
waarvoor, naast de in artikel 68, leden 1, 2 en 3, bedoelde gevallen,
een fytosanitair certificaat vereist is voor het binnenbrengen uit die derde
landen in bepaalde beschermde gebieden. Die lijst omvat: a) de planten, plantaardige producten en
andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel B,
punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG; b) planten, plantaardige producten en andere
materialen die in een lijst zijn opgenomen krachtens artikel 50,
leden 1 en 2. De punten a) en b) zijn evenwel niet van
toepassing wanneer de krachtens artikel 50, lid 1 of 2, vastgestelde
handeling een bewijs van naleving verplicht stelt in de vorm van een officieel
merkteken zoals bedoeld in artikel 91, lid 1, of een andere officiële
verklaring zoals bedoeld in artikel 93, lid 1. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. 2. De Commissie wijzigt de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling in de
volgende gevallen: a) wanneer een in die uitvoeringshandeling
opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan
lid 1, onder b); b) wanneer een niet in die handeling
opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1,
onder b). Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig
de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. 3. De Commissie kan de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling
wijzigen overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel 2, indien het
risico bestaat dat een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig
product of ander materiaal gastheer is voor het respectieve BG‑quarantaineorganisme,
of indien dat risico voor een in die handeling opgenomen plant, plantaardig
product of ander materiaal niet langer bestaat. Deze
uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. In afwijking van de
leden 1, 2 en 3 is geen fytosanitair certificaat vereist voor de planten,
plantaardige producten of andere materialen die vallen onder de artikelen 52,
53, 54 en 70. Artikel 70
Uitzonderingen voor
reizigersbagage, klanten van postdiensten en internetklanten 1. Kleine hoeveelheden van
bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen uit een derde
land kunnen onder de volgende voorwaarden worden vrijgesteld van het
voorschrift van een fytosanitair certificaat zoals bedoeld in artikel 68,
lid 1, en artikel 69, lid 1: a) zij worden op het grondgebied van de Unie
binnengebracht als onderdeel van de persoonlijke bagage van reizigers, als
zendingen na verkopen aan eindgebruikers door middel van op afstand gesloten
overeenkomsten (hierna: "internetklanten" genoemd), of als zendingen
die door de postdiensten aan eindgebruikers worden geleverd; b) zij zijn niet bestemd voor professioneel
of commercieel gebruik; c) zij zijn krachtens lid 2 in een
lijst opgenomen. Die vrijstelling is niet van toepassing op voor
opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden. 2. De Commissie stelt middels
uitvoeringshandelingen een lijst op van de in lid 1 bedoelde planten,
plantaardige producten en andere materialen en de betrokken derde landen en
stelt, waar van toepassing, de maximumhoeveelheid vast van de planten,
plantaardige producten en andere materialen waarvoor de vrijstelling van dat
lid en in voorkomend geval een of meer van de risicobeheersmaatregelen
overeenkomstig bijlage IV, deel 1, gelden. Die lijst en de desbetreffende maximumhoeveelheid
en, waar van toepassing, de risicobeheersmaatregelen, worden vastgesteld op basis
van het fytosanitaire risico van kleine hoeveelheden planten, plantaardige
producten en andere materialen, aan de hand van de criteria van
bijlage IV, deel 2. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 71
Voorwaarden waaraan
fytosanitair certificaat moet voldoen 1. De bevoegde autoriteit
aanvaardt een fytosanitair certificaat bij planten, plantaardige producten of
andere materialen die worden binnengebracht vanuit een derde land, uitsluitend
als de inhoud van dat certificaat voldoet aan bijlage V, deel A.
Wanneer de planten, plantaardige producten of andere materialen worden
binnengebracht vanuit een derde land waaruit zij niet afkomstig zijn, aanvaardt
de bevoegde autoriteit uitsluitend een fytosanitair certificaat dat voldoet aan
bijlage V, deel B. Zij aanvaardt dat fytosanitaire certificaat niet
als de in artikel 67, lid 2, bedoelde aanvullende verklaring, waar
van toepassing, ontbreekt of niet correct is opgesteld en als de in
artikel 67, lid 3, bedoelde verklaring, waar van toepassing,
ontbreekt. 2. De bevoegde instantie
aanvaardt een fytosanitair certificaat uitsluitend als het aan de volgende
eisen voldoet: a) het wordt afgegeven in ten minste een van
de officiële talen van de Unie; b) het is gericht aan de Unie of een van
haar lidstaten; c) het is afgegeven binnen 14 dagen vóór de
datum waarop de planten, plantaardige producten of andere materialen waarop het
betrekking heeft, het derde land waarin het is afgegeven, hebben verlaten. 3. In het geval van een derde
land dat partij is bij het IPPC, aanvaardt de bevoegde autoriteit uitsluitend
de fytosanitaire certificaten die door de officiële plantenziektekundige dienst
van dat derde land zijn afgegeven of die onder zijn verantwoordelijkheid zijn
afgegeven door een functionaris die technisch gekwalificeerd is en daartoe door
die officiële plantenziektekundige dienst naar behoren is gemachtigd . 4. In het geval van een derde
land dat geen partij is bij het IPPC, aanvaardt de bevoegde autoriteit
uitsluitend de fytosanitaire certificaten die door de volgens de nationale
voorschriften van dat derde land bevoegde autoriteiten zijn afgegeven en
waarvan kennisgeving is gedaan aan de Commissie. De Commissie informeert de
lidstaten en de exploitanten over de ontvangen kennisgevingen via het in
artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem krachtens
artikel 131, onder a), van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on
Official Controls]. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen, in aanvulling op de
in de eerste alinea bedoelde voorwaarden voor aanvaarding, zodat de
betrouwbaarheid van die certificaten gewaarborgd is. 5. Elektronische fytosanitaire
certificaten worden uitsluitend aanvaard als zij worden ingediend via, of in
een elektronische uitwisseling met, het geautomatiseerde
informatiemanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 130 van Verordening
(EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert
number of Regulation on Official Controls]. Artikel 72
Ongeldigmaking van
fytosanitair certificaat 1. Wanneer overeenkomstig
artikel 67, leden 1, 2 en 3, een fytosanitair certificaat is
afgegeven en de betrokken bevoegde autoriteit concludeert dat niet aan de in
artikel 71 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, maakt zij dat fytosanitaire
certificaat ongeldig en zorgt zij ervoor dat het de desbetreffende planten,
plantaardige producten of andere materialen niet meer vergezelt. In dat geval
neemt de bevoegde autoriteit ten aanzien van de betrokken planten, plantaardige
producten of andere materialen een van de maatregelen zoals bedoeld in
artikel 64, lid 3, van Verordening (EU) nr. …/.... [Office of Publications, please insert number of Regulation on
Official Controls]. 2. Indien een fytosanitair
certificaat overeenkomstig lid 1 ongeldig is gemaakt, stellen de lidstaten
de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis via het in
artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem. Het derde land dat dit fytosanitaire certificaat
had afgegeven, wordt eveneens hiervan in kennis gesteld. Afdeling 2
Plantenpaspoorten die vereist zijn voor verplaatsen
van planten, plantaardige
producten en andere materialen binnen grondgebied van Unie Artikel 73
Plantenpaspoorten Een plantenpaspoort is een officieel etiket
voor het verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen
binnen het grondgebied van de Unie en, waar van toepassing, naar en binnen
beschermde gebieden, dat bevestigt dat aan alle eisen van artikel 80 en,
voor het verplaatsen naar beschermde gebieden, artikel 81 wordt voldaan en
de inhoud en vorm heeft als beschreven in artikel 78. Artikel 74
Planten, plantaardige
producten en andere materialen waarvoor plantenpaspoort vereist is voor
verplaatsen binnen grondgebied van Unie 1. De Commissie stelt middels
een uitvoeringshandeling een lijst op van de planten, plantaardige producten en
andere materialen waarvoor een plantenpaspoort vereist is voor het verplaatsen
binnen het grondgebied van de Unie. Die lijst omvat: a) alle voor opplant bestemde planten, met
uitzondering van zaden; b) de planten, plantaardige producten en
andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel A,
punt I, bij Richtlijn 2000/29/EG; c) planten, plantaardige producten en andere
materialen waarvoor maatregelen zijn vastgesteld krachtens artikel 27,
lid 1, 2 of 3, of artikel 29, lid 1, 2 of 3, betreffende het
verplaatsen ervan binnen het grondgebied van de Unie; d) zaden die krachtens artikel 37,
lid 2, in een lijst zijn opgenomen; e) planten, plantaardige producten en andere
materialen die krachtens artikel 41, leden 1 en 2, in een lijst zijn
opgenomen. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
2. De Commissie wijzigt de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling in de
volgende gevallen: a) indien een niet in die handeling
opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1,
onder c), d) of e); b) indien een in die handeling opgenomen
plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan lid 1,
onder c), d) of e); Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. 3. De Commissie kan de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling
overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel 2, wijzigen indien
het risico bestaat dat een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product
of ander materiaal gastheer is voor een EU-quarantaineorganisme, of indien dat
risico voor een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander
materiaal niet langer bestaat. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. In afwijking van de
leden 1, 2 en 3 is geen plantenpaspoort vereist voor de planten,
plantaardige producten of andere materialen die onder de artikelen 44, 45,
46 en 70 vallen. Artikel 75
Planten, plantaardige
producten en andere materialen waarvoor plantenpaspoort vereist is voor
binnenbrengen en verplaatsen binnen beschermde gebieden 1. De Commissie stelt middels
een uitvoeringshandeling een lijst op van de planten, plantaardige producten en
andere materialen waarvoor een plantenpaspoort vereist is voor het
binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden. Die lijst omvat: a) de planten, plantaardige producten en
andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel A,
punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG; b) andere planten, plantaardige producten en
andere materialen die krachtens artikel 50, lid 2, in een lijst zijn
opgenomen. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. 2. De Commissie kan de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling
wijzigen in de volgende gevallen: a) indien een niet in die handeling
opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1,
onder b); b) indien een in die uitvoeringshandeling
opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan
lid 1, onder a) of b); Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 2, bedoelde
raadplegingsprocedure. 3. De Commissie kan de in
lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling middels een uitvoeringshandeling en
overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel 2, wijzigen indien
het risico bestaat dat een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig
product of ander materiaal gastheer is voor het desbetreffende BG‑quarantaineorganisme
of indien dat risico voor een in die handeling opgenomen plant, plantaardig
product of ander materiaal niet langer bestaat. Deze
uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. In afwijking van de
leden 1, 2 en 3 is geen plantenpaspoort vereist voor de planten,
plantaardige producten of andere materialen die onder de artikelen 52, 53,
54 en 70 vallen. Artikel 76
Uitzondering voor
eindgebruikers Er is geen plantenpaspoort vereist voor het
verplaatsen van, in verhouding tot de betrokken planten, plantaardige producten
en andere materialen, kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten en
andere materialen naar een eindgebruiker. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de
bovengrens voor de kleine hoeveelheden van bepaalde planten, plantaardige
producten of andere materialen. Artikel 77
Uitzonderingen voor
verplaatsingen binnen en tussen de bedrijfsruimten van professionele exploitant Er is geen plantenpaspoort vereist voor
verplaatsingen van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen
en tussen de bedrijfsruimten van dezelfde professionele exploitant. Artikel 78
Inhoud en vorm van
plantenpaspoort 1. Het plantenpaspoort heeft de
vorm van een apart etiket dat wordt afgedrukt op een geschikt substraat, op
voorwaarde dat het plantenpaspoort gescheiden wordt gehouden van andere
informatie of andere etiketten die ook op dat substraat kunnen worden
aangebracht. Het plantenpaspoort is duidelijk leesbaar en
onuitwisbaar. 2. Het plantenpaspoort voor het
verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie bevat de in bijlage VI,
deel A, beschreven gegevens. Het plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en
het verplaatsen binnen een beschermd gebied bevat de in bijlage VI,
deel B, beschreven gegevens. 3. In het geval van voor opplant
bestemde planten die zijn geproduceerd of op de markt worden aangeboden in de
zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office
of Publications, please insert number of Regulation on plant reproductive
material law], als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd
materiaal in de zin van artikel 10 van die verordening, wordt het plantenpaspoort
afzonderlijk opgenomen in het officiële etiket dat overeenkomstig
artikel 22 van die verordening wordt geproduceerd of, waar van toepassing,
in het basiscertificaat dat overeenkomstig artikel 122, lid 1, van
die verordening wordt geproduceerd. Indien dit lid van toepassing is, bevat het
plantenpaspoort voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie de in
bijlage VI, deel C, beschreven gegevens. Indien dit lid van toepassing is, bevat het
plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verplaatsen binnen een
beschermd gebied de in bijlage VI, deel D, beschreven gegevens. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van bijlage VI, delen A, B, C en D, om deze gegevens waar nodig
aan te passen aan de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. 5. Binnen één jaar na de
inwerkingtreding van deze verordening stelt de Commissie door middel van
uitvoeringshandelingen specificaties vast voor de vorm van het plantenpaspoort
voor het verplaatsen binnen het grondgebied van de Unie en het plantenpaspoort
voor het binnenbrengen in en het verplaatsen binnen een beschermd gebied, wat
betreft de plantenpaspoorten zoals bedoeld in lid 2, eerste en tweede
alinea, en in lid 3, tweede en derde alinea. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. Indien de aard van bepaalde planten, plantaardige
producten of andere materialen dit vereist, kunnen daarvoor bepaalde specificaties
ten aanzien van de omvang worden vastgesteld. Artikel 79
Afgifte door gemachtigde
professionele exploitanten en bevoegde autoriteiten 1. Plantenpaspoorten worden
afgegeven door geregistreerde exploitanten (hierna "gemachtigde
exploitanten" genoemd), die overeenkomstig artikel 84 door de
bevoegde autoriteiten zijn gemachtigd om onder toezicht van de bevoegde
autoriteiten plantenpaspoorten af te geven. De gemachtigde exploitanten geven uitsluitend
plantenpaspoorten af voor de planten, plantaardige producten of andere
materialen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. 2. Plantenpaspoorten mogen
echter door de bevoegde autoriteiten worden afgegeven indien een geregistreerde
exploitant daarom verzoekt. 3. De gemachtigde exploitanten
geven uitsluitend plantenpaspoorten af in de bedrijfsruimten, collectieve
opslagplaatsen en verzendingscentra zoals bedoeld in artikel 62,
lid 2, onder d). Artikel 80
Essentiële eisen voor
plantenpaspoort voor verplaatsing binnen grondgebied van Unie Een plantenpaspoort voor verplaatsing binnen
het grondgebied van de Unie wordt uitsluitend afgegeven voor planten,
plantaardige producten of andere materialen die aan de volgende eisen voldoen: a) zij zijn vrij van
EU-quarantaineorganismen; b) zij voldoen aan de bepalingen van
artikel 37, lid 1, met betrekking tot de aanwezigheid van
EU-kwaliteitsorganismen op voor opplant bestemde planten; c) zij voldoen aan de eisen zoals
bedoeld in artikel 41, leden 1 en 2; d) zij voldoen, waar van toepassing,
aan de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van
artikel 27, leden 1 en 2, en artikel 29, leden 1 en 2;
en e) zij voldoen, waar van toepassing,
aan de maatregelen die door de bevoegde autoriteiten zijn vastgesteld voor de
uitroeiing van de EU-quarantaineorganismen krachtens artikel 16,
lid 1, en de uitroeiing van plaagorganismen die krachtens artikel 28,
lid 1, voorlopig als EU-quarantaineorganismen worden aangemerkt. Artikel 81
Essentiële eisen voor
plantenpaspoort voor verplaatsing naar en binnen beschermd gebied 1. Een plantenpaspoort voor het
binnenbrengen in en het verplaatsen binnen een beschermd gebied wordt
uitsluitend afgegeven voor planten, plantaardige producten en andere materialen
die voldoen aan alle eisen van artikel 80, en bovendien aan de volgende
eisen: a) zij zijn vrij van de betrokken
BG-quarantaineorganismen; en b) zij voldoen aan de eisen zoals bedoeld in
artikel 50, leden 1 en 2; 2. Indien artikel 33,
lid 2, van toepassing is, wordt geen plantenpaspoort zoals bedoeld in
lid 1 afgegeven. Artikel 82
Onderzoeken voor
plantenpaspoorten 1. Een plantenpaspoort mag
uitsluitend worden afgegeven voor planten, plantaardige producten en andere
materialen waarvoor een grondig onderzoek overeenkomstig de leden 2, 3 en
4 heeft aangetoond dat zij voldoen aan de eisen van artikel 80 en, waar
van toepassing, van artikel 81. Planten, plantaardige producten en andere
materialen mogen hetzij afzonderlijk hetzij aan de hand van representatieve
monsters worden onderzocht. Het onderzoek heeft ook betrekking op het
verpakkingsmateriaal van de betrokken planten, plantaardige producten of andere
materialen. 2. Het onderzoek wordt
uitgevoerd door de gemachtigde exploitant of, waar van toepassing, krachtens
artikel 79, lid 2, door de bevoegde autoriteiten. 3. Het onderzoek voldoet aan de
volgende voorwaarden: a) het wordt regelmatig uitgevoerd op
daartoe geschikte tijdstippen, waarbij rekening wordt gehouden met de geldende
risico's; b) het wordt uitgevoerd in de
bedrijfsruimten, collectieve opslagplaatsen en verzendingscentra zoals bedoeld
in artikel 62, lid 2, onder d); en c) het vindt plaats in de vorm van visuele
onderzoeken en, in geval van een vermoeden van de aanwezigheid van een
EU-quarantaineorganisme of, in het geval van een beschermd gebied, van het
betrokken BG-quarantaineorganisme, door het nemen van monsters en het uitvoeren
van tests. Dat onderzoek vindt plaats onverminderd specifieke
onderzoeksvoorschriften of maatregelen die worden vastgesteld overeenkomstig
artikel 27, leden 1, 2 of 3, artikel 29, leden 1, 2 of 3,
artikel 41, leden 1 en 2, en artikel 50, leden 1 en 2. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen om
gedetailleerde maatregelen vast te stellen betreffende visuele onderzoeken, het
nemen van monsters en het uitvoeren van tests, alsmede de frequentie en de
tijdstippen van de in de leden 1, 2 en 3, bedoelde onderzoeken met
betrekking tot specifieke planten, plantaardige producten en andere materialen
op basis van de specifieke fytosanitaire risico's die zij kunnen opleveren. Die
onderzoeken hebben, in voorkomend geval, betrekking op bepaalde voor opplant
bestemde planten in de categorieën zoals bedoeld in artikel 12,
lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publications,
please insert number of Regulation on the production and making available on
the market of plant reproductive material), en worden, in voorkomend geval,
uitgevoerd voor elk van de onderdelen van bijlage II, deel D, bij die
verordening. Wanneer de Commissie een dergelijke gedelegeerde
handeling voor specifieke voor opplant bestemde planten vaststelt en die voor
opplant bestemde planten vallen onder certificeringsregelingen krachtens
artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of Regulation on the
production and making available on the market of plant reproductive material],
worden de desbetreffende onderzoeken gecombineerd in één
certificeringsregeling. Bij de vaststelling van deze gedelegeerde
handelingen houdt de Commissie rekening met de technische en wetenschappelijke
kennis en ontwikkelingen. Artikel 83
Aanbrengen van
plantenpaspoorten Plantenpaspoorten worden door de gemachtigde
exploitanten of, waar van toepassing krachtens artikel 79, lid 2,
door de bevoegde autoriteiten, aangebracht op elke partij planten, plantaardige
producten of andere materialen voordat zij krachtens artikel 74 worden
verplaatst binnen het grondgebied van de Unie of krachtens artikel 75
worden verplaatst naar of binnen een beschermd gebied. Wanneer dergelijke
planten, plantaardige producten of andere materialen in een verpakking, bundel
of container worden verplaatst, wordt het plantenpaspoort aangebracht op deze
verpakking, bundel of container. Artikel 84
Machtiging van professionele
exploitanten tot afgeven van plantenpaspoorten 1. De bevoegde autoriteit
verleent een professionele exploitant een machtiging voor de afgifte van
plantenpaspoorten (hierna "machtiging tot het afgeven van
plantenpaspoorten" genoemd) indien die professionele exploitant voldoet
aan de volgende voorwaarden: a) hij beschikt over de nodige kennis om de
in artikel 82 bedoelde onderzoeken uit te voeren met betrekking tot
EU-quarantaineorganismen, BG‑quarantaineorganismen en
EU-kwaliteitsorganismen die de betrokken planten, plantaardige producten en
andere materialen kunnen aantasten, en met betrekking tot de tekenen van de
aanwezigheid van die plaagorganismen en de daardoor veroorzaakte symptomen, de
middelen om de aanwezigheid en verspreiding van die plaagorganismen te
voorkomen en de middelen om ze uit te roeien; b) hij beschikt over systemen en procedures
waarmee hij kan voldoen aan zijn verplichtingen betreffende de traceerbaarheid
krachtens de artikelen 65 en 66. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen om
eisen inzake kwalificatie vast te stellen die professionele exploitanten moeten
naleven om te voldoen aan de voorwaarden van lid 1, onder a). Artikel 85
Verplichtingen van
gemachtigde exploitanten 1. Wanneer een gemachtigde
exploitant een plantenpaspoort wil afgeven, bepaalt en monitort hij de punten
van het productieproces en de punten met betrekking tot het verplaatsen van
planten, plantaardige producten en andere materialen door hem die essentieel
zijn voor de naleving van de voorschriften die zijn vastgesteld krachtens
artikel 27, leden 1, 2 en 3, artikel 29, leden 1, 2 en 3,
artikel 37, lid 1, artikel 41, lid 3, de artikelen 80
en 82, en, waar van toepassing, artikel 33, lid 2, artikel 50,
lid 3, en artikel 81. Hij houdt gegevens bij
over de vaststelling en monitoring van deze punten. 2. De in lid 1 bedoelde
gemachtigde exploitant biedt een passende opleiding aan zijn personeel dat
betrokken is bij de in artikel 82 bedoelde onderzoeken, om ervoor te
zorgen dat het over de nodige kennis beschikt om die onderzoeken uit te voeren. Artikel 86
Beheersplannen voor
fytosanitaire risico's 1. De bevoegde autoriteit kan,
naar gelang het geval, beheersplannen voor fytosanitaire risico's van
gemachtigde exploitanten goedkeuren, met een beschrijving van de maatregelen
die deze exploitanten hebben genomen om te voldoen aan de in verplichtingen van
artikel 85, lid 1. 2. Het beheersplan voor
fytosanitaire risico's omvat, eventueel in de vorm van een handleiding, ten
minste de volgende gegevens: a) de op grond van artikel 62,
lid 2, verplichte informatie over de registratie van de gemachtigde
exploitant; b) de op grond van artikel 65,
lid 3, en artikel 66, lid 1, verplichte informatie over de
traceerbaarheid van planten, plantaardige producten en andere materialen; c) een beschrijving van de
productieprocessen van de gemachtigde exploitant en van zijn activiteiten wat
betreft het verplaatsen en de verkoop van planten, plantaardige producten en
andere materialen; d) een analyse van de in artikel 85,
lid 1, bedoelde kritieke punten en de maatregelen die de gemachtigde
exploitant heeft genomen om de fytosanitaire risico's die met deze kritieke
punten verband houden, te verzachten; e) de bestaande procedures en maatregelen
die zijn voorzien in geval van een vermoeden of de vaststelling van de
aanwezigheid van quarantaineorganismen, de registratie van dat vermoeden of die
vaststelling en de registratie van de genomen maatregelen; f) de taken en verantwoordelijkheden van
het personeel dat betrokken is bij de kennisgevingen zoals bedoeld in
artikel 9, lid 1, de onderzoeken zoals bedoeld in artikel 82,
lid 1, en de afgifte van plantenpaspoorten krachtens artikel 79,
lid 1, artikel 88, leden 1 en 2, en artikel 89; g) de opleiding van het in punt f
bedoelde personeel. 3. De Commission is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij de
in lid 2 bedoelde gegevens worden gewijzigd. Artikel 87
Intrekking van machtiging 1. Indien de bevoegde autoriteit
constateert dat een gemachtigde exploitant niet voldoet aan artikel 82,
leden 1, 2, 3 of 4, of artikel 84, lid 1, of dat een plant,
plantaardig product of ander materiaal waarvoor die professionele exploitant
een plantenpaspoort heeft afgegeven, niet voldoet aan artikel 80 of, waar
van toepassing, artikel 81, neemt die autoriteit onmiddellijk de nodige
maatregelen om ervoor te zorgen dat de niet‑naleving van die bepalingen
wordt beëindigd. 2. Indien de bevoegde autoriteit
overeenkomstig lid 1 andere maatregelen dan de intrekking van de machtiging
tot het afgeven van plantenpaspoorten heeft genomen maar de niet-naleving toch
blijft bestaan, trekt die autoriteit die machtiging onmiddellijk in. Artikel 88
Vervanging van
plantenpaspoort 1. Een gemachtigde exploitant
die een partij planten, plantaardige producten of andere materialen heeft
ontvangen waarvoor een plantenpaspoort is afgegeven, of de bevoegde autoriteit
die op verzoek van een professionele exploitant optreedt, kan een nieuw
plantenpaspoort afgeven voor die partij ter vervanging van het plantenpaspoort
dat oorspronkelijk voor die partij werd afgegeven, mits aan de voorwaarden van
lid 3 wordt voldaan. 2. Indien een partij planten,
plantaardige producten of andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is
afgegeven, in twee of meer partijen wordt verdeeld, geeft de gemachtigde
exploitant die verantwoordelijk is voor deze nieuwe partijen of de bevoegde
autoriteit die op verzoek van een professionele exploitant optreedt, een
plantenpaspoort af voor elke nieuwe partij die bij de verdeling is ontstaan,
mits aan de voorwaarden van lid 3 wordt voldaan. Die plantenpaspoorten
vervangen het plantenpaspoort dat voor de oorspronkelijke partij werd
afgegeven. Indien
twee partijen voor elk waarvan een plantenpaspoort is afgegeven, worden
samengevoegd tot één partij, geeft de gemachtigde exploitant die
verantwoordelijk is voor die nieuwe partij of de bevoegde autoriteit die op
verzoek van een professionele exploitant optreedt, een plantenpaspoort af voor
die partij. Dat plantenpaspoort vervangt het plantenpaspoort dat voor de
oorspronkelijke partijen werd afgegeven, mits aan de voorwaarden van lid 3
wordt voldaan. 3. Een plantenpaspoort, zoals
bepaald in de leden 1 en 2, mag uitsluitend onder de volgende voorwaarden
worden afgegeven: a) de identiteit van de betrokken planten,
plantaardige producten of andere materialen wordt gewaarborgd; en b) de betrokken planten, plantaardige
producten of andere materialen voldoen nog steeds aan de eisen van de artikelen
80 en 81. 4. Indien een plantenpaspoort
krachtens lid 1 of 2 wordt afgegeven, is het onderzoek van
artikel 82, lid 1, niet vereist. 5. Na de vervanging van een
plantenpaspoort zoals bedoeld in de leden 1 en 2, bewaart de betrokken
gemachtigde exploitant het vervangen plantenpaspoort voor een periode van drie
jaar. Indien
een plantenpaspoort wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit ter vervanging
van een plantenpaspoort, bewaart de professionele exploitant op wiens verzoek
het wordt afgegeven, het vervangen plantenpaspoort voor een periode van drie
jaar. Artikel 89
Plantenpaspoorten ter
vervanging van fytosanitaire certificaten 1. Wanneer een plant,
plantaardig product of ander materiaal vanuit een derde land op het grondgebied
van de Unie wordt binnengebracht en voor het verplaatsen daarvan binnen het grondgebied
van de Unie een plantenpaspoort vereist is krachtens de uitvoeringshandelingen
zoals bedoeld in artikel 74, lid 1, en artikel 75, lid 1,
kan in afwijking van artikel 82 een dergelijk paspoort worden afgegeven
indien de controles krachtens artikel 47, lid 1, van Verordening (EU)
nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on
Official Controls] betreffende het binnenbrengen van de betrokken
planten, plantaardige producten of andere materialen naar behoren zijn
uitgevoerd. 2. Na de afgifte van een
plantenpaspoort zoals bedoeld in lid 1 bewaart de gemachtigde exploitant
die dat plantenpaspoort heeft afgegeven, waar van toepassing, het fytosanitaire
certificaat voor een periode van drie jaar. Indien
artikel 95, lid 2, onder c), van toepassing is, wordt dat
fytosanitaire certificaat vervangen door een voor eensluidend gewaarmerkt
afschrift ervan. Artikel 90
Verplichting om
plantenpaspoort te verwijderen 1. De professionele exploitant
die een partij planten, plantaardige producten of andere materialen onder zijn
beheer heeft, verwijdert het plantenpaspoort van die partij indien hij
constateert dat niet aan een van de eisen van de artikelen 78 tot en met 82,
artikel 84 of artikel 85 wordt voldaan. De
professionele exploitant maakt dat plantenpaspoort ongeldig door daarop een
duidelijk zichtbare en onuitwisbare schuine rode streep aan te brengen. 2. Indien de professionele
exploitant niet aan lid 1 voldoet, verwijderen de bevoegde autoriteiten
het plantenpaspoort van de betrokken partij en maken zij dat plantenpaspoort
ongeldig door daarop een duidelijk zichtbare en onuitwisbare schuine rode
streep aan te brengen. 3. Indien de leden 1 en 2
van toepassing zijn, bewaart de betrokken professionele exploitant het ongeldig
gemaakte plantenpaspoort voor een periode van drie jaar. 4. Indien de leden 1 en 2
van toepassing zijn, stelt de betrokken professionele exploitant de gemachtigde
exploitant of de bevoegde autoriteit die het ongeldig gemaakte plantenpaspoort
heeft afgegeven, daarvan in kennis. 5. Indien een plantenpaspoort
overeenkomstig lid 2 is verwijderd en ongeldig is gemaakt, stellen de
lidstaten de Commissie en de overige lidstaten daarvan via het in
artikel 97 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem in kennis. Afdeling 3
Overige verklaringen Artikel 91
Aanbrengen van merkteken op
houten verpakkingsmateriaal 1. Het merkteken dat bewijst dat
houten verpakkingsmateriaal is behandeld tegen EU-quarantaineorganismen en
BG-quarantaineorganismen volgens een methode die is vastgesteld krachtens
artikel 27, lid 1 of 2, artikel 29, lid 1 of 2,
artikel 41, lid 1 of 2, of artikel 50, lid 1 of 2, bevat de
in bijlage VII vermelde gegevens. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van bijlage VII om dat merkteken aan te passen aan de
ontwikkeling van internationale normen. 3. Het merkteken wordt
uitsluitend aangebracht door een professionele exploitant die overeenkomstig
artikel 92 is gemachtigd. 4. De Commissie stelt door
middel van uitvoeringshandelingen de specificaties vast voor de vorm van het in
lid 1 bedoelde merkteken. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 92
Machtiging van en toezicht op
professionele exploitanten die merkteken op houten verpakkingsmateriaal
aanbrengen op grondgebied van Unie 1. Een machtiging tot het
aanbrengen van het merkteken zoals bedoeld in artikel 91, lid 3,
wordt onder de volgende voorwaarden aan een geregistreerde exploitant verleend: a) hij beschikt over de benodigde kennis
voor het uitvoeren van de behandeling van het houten verpakkingsmateriaal die
vereist is krachtens de in artikel 91, lid 1, bedoelde handelingen; b) hij beschikt over de nodige installaties
voor het uitvoeren van die behandeling (hierna:
"behandelingsinstallaties" genoemd). De Commissie is
bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen
om de voorschriften voor machtiging te wijzigen, indien de ontwikkeling van de
wetenschappelijke en technische kennis daartoe aanleiding geeft. De machtiging wordt op
aanvraag door de bevoegde autoriteit verleend. 2. In afwijking van lid 1
kan de in dat lid bedoelde machtiging worden verleend met betrekking tot
het merken van houten verpakkingsmateriaal dat volledig uit behandeld hout
bestaat, indien de geregistreerde exploitant voldoet aan de volgende
voorwaarden: a) hij gebruikt uitsluitend hout van
behandelingsinstallaties die worden geëxploiteerd door een krachtens lid 1
gemachtigde geregistreerde exploitant; b) hij zorgt ervoor dat het hout dat voor
dat doel wordt gebruikt, kan worden getraceerd naar die
behandelingsinstallaties; c) waar van toepassing krachtens
artikel 27, leden 1 en 2, artikel 29, leden 1 en 2,
artikel 41, leden 1 en 2, en artikel 50, leden 1 en 2,
gebruikt hij uitsluitend hout zoals bedoeld onder a), dat vergezeld gaat van
een plantenpaspoort. 3. De bevoegde autoriteit houdt
toezicht op de professionele exploitanten die zijn gemachtigd krachtens
lid 1, om te controleren en ervoor te zorgen dat zij houten
verpakkingsmateriaal overeenkomstig artikel 91, lid 1, behandelen en
van een merkteken voorzien en dat zij voldoen aan de voorwaarden van de
leden 1 en 2. De
Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen
vast te stellen om de voorschriften van dit lid aan te vullen wat betreft
het toezicht van de bevoegde autoriteit op de professionele exploitanten. 4. Wanneer de bevoegde
autoriteit constateert dat een professionele exploitant niet aan de voorschriften
van de leden 1, 2 of 3 voldoet, neemt die autoriteit onmiddellijk de
nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de niet-naleving van die bepalingen
wordt beëindigd. Indien
de bevoegde autoriteit andere maatregelen dan de intrekking van de in lid 1
bedoelde machtiging heeft genomen maar de niet-naleving toch blijft bestaan,
trekt die autoriteit de in lid 1 bedoelde machtiging onmiddellijk in. Artikel 93
Andere verklaringen dan het
merkteken van houten verpakkingsmateriaal 1. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin
wordt vastgelegd welke gegevens moeten worden opgenomen in de officiële
verklaringen die specifiek zijn voor planten, plantaardige producten of andere
materialen, uitgezonderd houten verpakkingsmateriaal, die volgens de
toepasselijke internationale normen zijn vereist als bewijs van de uitvoering
van maatregelen die zijn vastgesteld krachtens artikel 27, leden 1 of
2, of artikel 29, leden 1 of 2, artikel 41, leden 1 of 2,
of artikel 50, leden 1 of 2. 2. Deze gedelegeerde handelingen
kunnen tevens voorschriften bevatten met betrekking tot een of meer van de
volgende aspecten: a) de machtiging van professionele
exploitanten tot de afgifte van de in lid 1 bedoelde officiële verklaringen; b) het toezicht van de bevoegde autoriteit
op de professionele exploitanten die zijn gemachtigd zoals bedoeld onder a); c) de intrekking van deze machtiging zoals
bedoeld onder a). 3. De Commissie stelt door
middel van uitvoeringshandelingen de specificaties voor de vorm van de in
lid 1 bedoelde verklaringen vast. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. Afdeling 4
Uitvoer van planten, plantaardige producten en andere
materialen uit grondgebied van Unie Artikel 94
Fytosanitair certificaat voor
uitvoer 1. Wanneer voor de uitvoer van
planten, plantaardige producten of andere materialen uit het grondgebied van de
Unie naar een derde land volgens de voorschriften van dat derde land een
fytosanitair certificaat (hierna: "fytosanitair certificaat voor
uitvoer" genoemd) vereist is, wordt dat certificaat afgegeven door de
bevoegde autoriteit op verzoek van de professionele exploitant die de uit te
voeren planten, plantaardige producten of andere materialen onder zijn beheer
heeft. 2. Het fytosanitair certificaat
voor uitvoer wordt afgegeven op voorwaarde dat de beschikbare informatie
voldoende aantoont dat aan de voorschriften van het betrokken derde land wordt
voldaan. Deze informatie kan, waar van toepassing, afkomstig zijn uit een of
meer van de volgende gegevens: a) een plantenpaspoort zoals bedoeld in
artikel 73 dat de betrokken planten, plantaardige producten of andere
materialen vergezelt; b) het merkteken van houten verpakkingsmateriaal
zoals bedoeld in artikel 91, lid 1, of de verklaring zoals bedoeld in
artikel 93, lid 1; c) de informatie in het
pre-exportcertificaat zoals bedoeld in artikel 96; d) officiële informatie in het fytosanitair
certificaat zoals bedoeld in artikel 67, indien de betrokken planten,
plantaardige producten of andere materialen uit een derde land zijn
binnengebracht op het grondgebied van de Unie; e) officiële inspecties, het nemen van
monsters van en het uitvoeren van tests op de betrokken planten, plantaardige
producten of andere materialen. 3. Het fytosanitair certificaat
voor uitvoer bevat de gegevens zoals beschreven in bijlage VIII,
deel A. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van bijlage VIII, deel A, om dit aan te passen aan de
wetenschappelijke en technische vooruitgang en de ontwikkeling van
internationale normen. 5. De Commissie stelt door
middel van uitvoeringshandelingen de specificaties voor de vorm van het in
lid 1 bedoelde fytosanitaire certificaat vast. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. 6. Elektronische fytosanitaire
certificaten voor uitvoer zijn uitsluitend geldig indien zij zijn verstrekt via,
of in een elektronische uitwisseling met, het geautomatiseerde
informatiemanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 130 van Verordening
(EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert
number of Regulation on Official Controls]. Artikel 95
Fytosanitair certificaat voor
wederuitvoer 1. Indien planten, plantaardige
producten of andere materialen afkomstig zijn uit een derde land en vanuit dit,
of een ander, derde land zijn binnengebracht op het grondgebied van de Unie,
kan in plaats van een fytosanitair certificaat voor uitvoer een fytosanitair
certificaat voor wederuitvoer worden afgegeven. Het
fytosanitair certificaat voor wederuitvoer wordt afgegeven door de bevoegde
autoriteit op verzoek van de professionele exploitant die de uit te voeren
planten, plantaardige producten of andere materialen onder zijn beheer heeft. 2. Het fytosanitair certificaat
voor wederuitvoer wordt onder de volgende voorwaarden afgegeven: a) de betrokken planten, plantaardige
producten of andere materialen zijn niet geteeld, geproduceerd of verwerkt in
de lidstaat van waaruit zij naar het betrokken derde land worden uitgevoerd; b) de betrokken planten, plantaardige
producten of ander materialen zijn niet blootgesteld aan een risico van
besmetting met quarantaineorganismen die als zodanig door het derde land van
bestemming in een lijst zijn opgenomen, tijdens de opslag in de lidstaat van
waaruit zij naar dat derde land moeten worden uitgevoerd; c) indien beschikbaar, wordt het
fytosanitair certificaat dat de planten, plantaardige producten of andere
materialen uit het derde land van oorsprong vergezelt, of een voor eensluidend
gewaarmerkt afschrift daarvan, aan het fytosanitair certificaat voor
wederuitvoer gehecht. 3. De bepalingen van
artikel 94, lid 2, inzake informatie die voldoende aantoont dat wordt
voldaan aan de voorschriften van het betrokken derde land, zijn van
overeenkomstige toepassing. 4. Het fytosanitair certificaat
voor wederuitvoer bevat de gegevens zoals beschreven in bijlage VIII,
deel B. 5. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van bijlage VIII, deel B, om dit aan te passen aan de
wetenschappelijke en technische vooruitgang en de ontwikkeling van
internationale normen. 6. De Commissie stelt door middel
van uitvoeringshandelingen de specificaties voor de vorm van het in lid 1
bedoelde fytosanitair certificaat vast. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. 7. Elektronische fytosanitaire
certificaten voor wederuitvoer zijn uitsluitend geldig indien zij zijn
verstrekt via, of in een elektronische uitwisseling met, het geautomatiseerde
informatiemanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 130 van Verordening
(EU) nr. …/…. [Office of Publications, please
insert number of Regulation on Official Controls]. Artikel 96
Pre-exportcertificaten 1. De lidstaat van waaruit de
planten, plantaardige producten en andere materialen zoals bedoeld in
artikel 94, lid 1, worden uitgevoerd en de lidstaat waarin de
planten, plantaardige producten en andere materialen zijn geteeld, geproduceerd
of verwerkt, wisselen de informatie uit die nodig is om het fytosanitair
certificaat voor uitvoer onmiddellijk te kunnen afgeven. 2. De in lid 1 bedoelde
uitwisseling van informatie vindt plaats door middel van een geharmoniseerd
document (hierna "pre-exportcertificaat" genoemd), waarin de lidstaat
waarin de planten, plantaardige producten en andere materialen zijn geteeld,
geproduceerd of verwerkt, bevestigt dat die planten, plantaardige producten of
andere materialen voldoen aan specifieke fytosanitaire voorschriften met
betrekking tot een of meer van de volgende aspecten: a) de afwezigheid van bepaalde
plaagorganismen bij de betrokken planten, plantaardige producten of andere
materialen; b) de oorsprong van de betrokken planten,
plantaardige producten of andere materialen; c) de fytosanitaire procedures die zijn
toegepast bij de productie of verwerking van de betrokken planten, plantaardige
producten of andere materialen. 3. Het pre-exportcertificaat
wordt op verzoek van de professionele exploitant afgegeven door de lidstaat
waarin de planten, plantaardige producten of andere materialen zijn geteeld,
geproduceerd of verwerkt, zolang die planten, plantaardige producten of andere
materialen zich in de bedrijfsruimten van de betrokken professionele exploitant
bevinden. 4. Het pre-exportcertificaat
vergezelt de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen
tijdens hun verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie, tenzij de
informatie die het bevat langs elektronische weg tussen de betrokken lidstaten
wordt uitgewisseld. 5. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 98 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de
inhoud van het pre-exportcertificaat vast te stellen. 6. De Commissie stelt door
middel van uitvoeringshandelingen de specificaties voor de vorm van het
pre-exportcertificaat vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 99, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Hoofdstuk VII
Ondersteunende maatregelen van Commissie Artikel 97
Invoering van een
elektronisch kennisgevingssysteem 1. De Commissie voert een
elektronische systeem in voor het indienen van kennisgevingen door de
lidstaten. Dat systeem staat in verbinding en is compatibel
met het geautomatiseerde informatiemanagementsysteem zoals bedoeld in
artikel 130, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on
Official Controls]. 2. Indien de kennisgeving
betrekking heeft op de aanwezigheid van een plaagorganisme bij planten,
plantaardige producten of andere materialen die worden binnengebracht of
officieel worden aangeboden om te worden binnengebracht op het grondgebied van
de Unie, dan wel worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie, bevat de
in lid 1 bedoelde kennisgeving een verwijzing naar de betrokken planten,
plantaardige producten en andere materialen, de aard van de niet-naleving en de
getroffen maatregelen. Indien
de kennisgeving betrekking heeft op de aanwezigheid van een plaagorganisme op
het grondgebied van een lidstaat, dat zich niet bevindt op planten,
plantaardige producten of andere materialen die worden binnengebracht of
officieel worden aangeboden om te worden binnengebracht op het grondgebied van
de Unie, dan wel worden verplaatst binnen het grondgebied van de Unie, bevat de
in lid 1 bedoelde kennisgeving een verwijzing naar de betrokken planten,
plantaardige producten en andere materialen, de naam van het plaagorganisme, de
locatie en de gps-coördinaten van die aanwezigheid, en de getroffen
maatregelen. Hoofdstuk VIII
Slotbepalingen Artikel 98
Uitoefening van
bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder
de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 1,
lid 2, artikel 7, leden 1 en 2, artikel 8, lid 6,
artikel 11, lid 3, artikel 20, artikel 22, lid 3,
artikel 25, lid 4, artikel 30, artikel 32, lid 4,
artikel 34, lid 1, artikel 38, artikel 44, lid 2,
artikel 45, lid 3, artikel 46, lid 6, artikel 48,
artikel 61, lid 3, artikel 67, lid 4, artikel 71,
lid 4, artikel 76, artikel 78, lid 4, artikel 82,
lid 4, artikel 84, lid 2, artikel 86, lid 3,
artikel 91, lid 2, artikel 92, leden 1 en 3, artikel 93,
lid 1, artikel 94, lid 4, artikel 95, lid 5, en
artikel 96, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de
Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van
inwerkingtreding van deze verordening. 3. Het Europees Parlement of de Raad
kan de in artikel 1, lid 2, artikel 7, leden 1 en 2,
artikel 8, lid 6, artikel 11, lid 3, artikel 20,
artikel 22, lid 3, artikel 25, lid 4, artikel 30,
artikel 32, lid 4, artikel 34, lid 1, artikel 38,
artikel 44, lid 2, artikel 45, lid 3, artikel 46,
lid 6, artikel 48, artikel 61, lid 3, artikel 67,
lid 4, artikel 71, lid 4, artikel 76, artikel 78,
lid 4, artikel 82, lid 4, artikel 84, lid 2,
artikel 86, lid 3, artikel 91, lid 2, artikel 92,
leden 1 en 3, artikel 93, lid 1, artikel 94, lid 4,
artikel 95, lid 5, en artikel 96, lid 5, bedoelde
bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking
beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt
van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de
geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig
kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig
artikel 1, lid 2, artikel 7, leden 1 en 2, artikel 8,
lid 6, artikel 11, lid 3, artikel 20, artikel 22,
lid 3, artikel 25, lid 4, artikel 30, artikel 32, lid 4,
artikel 34, lid 1, artikel 38, artikel 44, lid 2,
artikel 45, lid 3, artikel 46, lid 6, artikel 48,
artikel 61, lid 3, artikel 67, lid 4, artikel 71,
lid 4, artikel 76, artikel 78, lid 4, artikel 82,
lid 4, artikel 84, lid 2, artikel 86, lid 3,
artikel 91, lid 2, artikel 92, leden 1 en 3,
artikel 93, lid 1, artikel 94, lid 4, artikel 95,
lid 5, en artikel 96, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling
treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen
binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het
Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het
Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de
Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze
termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee
maanden verlengd. Artikel 99
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG)
nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Permanent
Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. Dit is een comité
in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit
lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van
toepassing. Wanneer
het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden
verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de
termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité
daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité
daarom verzoekt. 3. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011
van toepassing. Wanneer het advies van het comité via een
schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder
gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies,
de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van
de leden van het comité daarom verzoekt. 4. Wanneer naar dit
lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011,
in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing. Artikel 100
Sancties De lidstaten stellen de voorschriften vast
voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze
verordening en nemen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden
toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en
afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op
[Office of Publications, please insert date of application of this
Regulation] in kennis van die voorschriften en delen haar eventuele latere
wijzigingen onmiddellijk mee. Artikel 101
Intrekkingen 1. Richtlijn 2000/29/EG wordt
ingetrokken. De
volgende handelingen worden eveneens ingetrokken: a) Richtlijn 69/464/EEG; b) Richtlijn 69/466/EEG; c) Richtlijn 74/647/EEG; d) Richtlijn 93/85/EEG; e) Richtlijn 98/57/EEG; f) Richtlijn 2007/33/EG. 2. Verwijzingen naar deze
ingetrokken handelingen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening
en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IX. Artikel 102
Wijziging van Verordening
(EU) nr. […]/2013
[Office of Publications, please insert number of
Regulation laying down provisions for the management of expenditure relating to
the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health
and plant reproductive material] Verordening nr. (EU) [….]/2013 [Office
of Publications, please insert number of Regulation laying down provisions for
the management of expenditure relating to the food chain, animal health and
animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material]
wordt als volgt gewijzigd: 1) Artikel 1, onder e),
wordt vervangen door: "e) betreffende beschermende maatregelen
tegen plaagorganismen bij planten;" 2) Artikel 17, lid 1,
onder a), b), en c), wordt vervangen door: "a) maatregelen om een plaagorganisme in
een besmet gebied uit te roeien, genomen door de bevoegde autoriteiten
krachtens artikel 16, lid 1, artikel 27, lid 1, of
artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. […]/[…] van het
Europees Parlement en de Raad [betreffende beschermende maatregelen tegen
plaagorganismen bij planten]*; b) maatregelen om een prioritair
quarantaineorganisme in te perken dat krachtens artikel 6, lid 2, van
Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een lijst is opgenomen en waartegen krachtens
artikel 27, lid 2, of artikel 29, lid 2, van die
verordening inperkingsmaatregelen van de Unie zijn genomen, in een besmet
gebied waar dat prioritaire quarantaineorganisme niet kan worden uitgeroeid,
indien die maatregelen essentieel zijn om het grondgebied van de Unie tegen
verdere verspreiding van dit prioritaire quarantaineorganisme te beschermen.
Als vastgesteld is dat het plaagorganisme in de bufferzone rondom dat besmette gebied
aanwezig is, betreffen die maatregelen de uitroeiing van het plaagorganisme in
die bufferzone; c) preventieve maatregelen tegen de
verspreiding van een prioritair quarantaineorganisme dat krachtens
artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een lijst
is opgenomen en waartegen krachtens artikel 27, lid 3, of
artikel 29, lid 3, van die verordening maatregelen van de Unie zijn
genomen, indien die maatregelen essentieel zijn om het grondgebied van de Unie
tegen verdere verspreiding van dit prioritaire quarantaineorganisme te
beschermen. * PB L … van
……., blz. …" [Office of Publications, please insert this footnote,
referring to the present Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying
down provisions for the management of expenditure relating to the food chain,
animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant
reproductive material] 3) Artikel 18 wordt als
volgt gewijzigd: a) De punten a) en b) van de eerste alinea
worden vervangen door: "a) zij betreffen EU-quarantaineorganismen
die, voor zover bekend, niet op het grondgebied van de Unie voorkomen en die
krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een
lijst zijn opgenomen; b) zij betreffen prioritaire
quarantaineorganismen die krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening
(EU) nr. […]/[…]* in een lijst zijn opgenomen; c) zij betreffen plaagorganismen die niet
als EU-quarantaineorganismen in een lijst zijn opgenomen en die vallen onder
een maatregel die de Commissie krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening
(EU) nr. […]/[…]* heeft vastgesteld. * PB L … van
……., blz. …" [Office
of Publications, please insert this footnote, referring to the present
Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the
management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal
welfare, and relating to plant health and plant reproductive material] b) De tweede alinea wordt vervangen door: "Als
de maatregelen aan de voorwaarde van punt c) van de eerste alinea voldoen, mag
de subsidie niet betrekking hebben op kosten die zijn gemaakt na het
verstrijken van de maatregel die de Commissie krachtens artikel 29,
lid 1, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* heeft vastgesteld. * PB L … van
……., blz. …" [Office
of Publications, please insert this footnote, referring to the present
Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the
management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal
welfare, and relating to plant health and plant reproductive material] 4) Artikel 19, lid 1,
wordt als volgt gewijzigd: a) Na punt c) wordt het volgende
punt c bis) ingevoegd: "c bis) door de lidstaten gemaakte kosten
voor de compensatie van de exploitanten zoals bedoeld in artikel 2,
lid 7, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. […]/[…]* voor de
waarde van de vernietigde planten, plantaardige producten of andere materialen
die vallen onder de in artikel 16 van die verordening bedoelde
maatregelen, wat betreft prioritaire quarantaineorganismen die krachtens artikel 6,
lid 2, van die verordening in een lijst zijn opgenomen; * PB L … van
……., blz. …" [Office
of Publications, please insert this footnote, referring to the present
Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the
management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal
welfare, and relating to plant health and plant reproductive material] b) Punt d) wordt vervangen door: "d) in uitzonderlijke en naar behoren
gemotiveerde gevallen en rekening houdend met de toegevoegde waarde van de
maatregelen voor de Unie: kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van
andere dan de dan onder a) tot en met c bis), bedoelde maatregelen die
noodzakelijk blijken, op voorwaarde dat die maatregelen vermeld zijn in het in
artikel 35, lid 3, bedoelde financieringsbesluit." c) De volgende tweede alinea wordt
toegevoegd: "Voor de toepassing van punt c bis van
de eerste alinea bedraagt de compensatie niet meer dan de marktwaarde van de
planten, plantaardige producten of andere materialen onmiddellijk voordat zij
werden vernietigd en wordt de eventuele restwaarde van de compensatie
afgetrokken." 5) Artikel 20 wordt als
volgt gewijzigd: a) De punten a) en b) van de eerste alinea
worden vervangen door: "a) zij betreffen EU-quarantaineorganismen
die, voor zover bekend, niet op het grondgebied van de Unie voorkomen en die
krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. […]/[…]* in een
lijst zijn opgenomen; b) zij betreffen prioritaire
quarantaineorganismen die krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening
(EU) nr. […]/[…]* in een lijst zijn opgenomen; c) zij betreffen plaagorganismen die niet
als EU-quarantaineorganismen in een lijst zijn opgenomen en die vallen onder
een maatregel die de Commissie krachtens artikel 29, lid 1, van
Verordening (EU) nr. […]/[…]* heeft vastgesteld. * PB L … van
……., blz. …" [Office
of Publications, please insert this footnote, referring to the present
Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the
management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal
welfare, and relating to plant health and plant reproductive material] b) De derde alinea wordt vervangen door: "Als de maatregelen aan de voorwaarde van
punt c) van de eerste alinea voldoen, mag de subsidie niet betrekking hebben op
kosten die zijn gemaakt na het verstrijken van de maatregel die de Commissie
krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. […]/[…]*
heeft vastgesteld. * PB L … van
……., blz. …" [Office
of Publications, please insert this footnote, referring to the present
Regulation, in Regulation (EU) No [.…]/2013 laying down provisions for the
management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal
welfare, and relating to plant health and plant reproductive material] Artikel 103
Inwerkingtreding en
toepassing 1. Deze verordening treedt in
werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het
Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van [Office
of Publications, please insert date counting 36 months from the entry into
force]. 2. Artikel 97, lid 2,
is van toepassing met ingang van de datum waarop de systemen zoals bedoeld in
artikel 97, lid 1, worden ingevoerd. 3. De in artikel 101,
lid 1, onder a), d), e) en f), bedoelde handelingen worden ingetrokken op
31 december 2021. In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van die
handelingen en de bepalingen van deze verordening hebben de bepalingen van deze
verordening voorrang. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE I Gebieden
waarvoor voor de toepassing van deze verordening verwijzingen naar derde landen
moeten worden gelezen als verwijzingen naar derde landen en naar deze gebieden,
en waarvoor verwijzingen naar het grondgebied van de Unie moeten worden gelezen
als verwijzingen naar het grondgebied van de Unie zonder deze gebieden, zoals
bedoeld in artikel 1, lid 2 De gebieden: 1. Guadeloupe 2. Frans-Guyana 3. Martinique 4. Réunion 5. Sint-Maarten 6. Mayotte 7. Ceuta 8. Melilla 9. De Canarische eilanden BIJLAGE II Criteria voor de kwalificatie van
plaagorganismen naar gelang
het risico voor het grondgebied van de Unie Deel 1
Criteria om te bepalen welke plaagorganismen als
quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in
artikel 3, artikel 7, lid 1, en artikel 28, lid 2 1) Identiteit van het plaagorganisme De
taxonomische identiteit van het plaagorganisme moet duidelijk worden omschreven
dan wel er moet zijn aangetoond dat het plaagorganisme consistente symptomen
vertoont en overdraagbaar is. De
taxonomische identiteit van het plaagorganisme moet worden vastgesteld op
soortniveau dan wel op een hoger of lager taxonomisch niveau, indien dat
taxonomische niveau wetenschappelijk geschikt is op basis van de virulentie,
het gastheerbereik of de vectorrelaties van het plaagorganisme. 2) Aanwezigheid van het
plaagorganisme op het betrokken grondgebied Een
of meer van de volgende voorwaarden zijn van toepassing: a) van het plaagorganisme is niet bekend dat
het voorkomt op het betrokken grondgebied; b) van het plaagorganisme is niet bekend dat
het voorkomt op het betrokken grondgebied, behalve in een beperkt deel daarvan; c) van het plaagorganisme is niet bekend dat
het voorkomt op het betrokken grondgebied, met uitzondering van onregelmatige,
geïsoleerde en zeldzame gevallen. Indien de onder b) of c) beschreven gevallen van
toepassing zijn, wordt het plaagorganisme geacht in beperkte mate verspreid te
zijn. 3) Vermogen tot binnendringen,
vestiging en verspreiding van het plaagorganisme in het betrokken grondgebied a) Vermogen tot binnendringen Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te
hebben binnen te dringen in het betrokken grondgebied of, indien reeds
aanwezig, in het deel van dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid
is (hierna: "bedreigd gebied" genoemd), hetzij door natuurlijke
verspreiding, hetzij indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: i) het hangt, wat betreft planten,
plantaardige producten en andere materialen die naar het betrokken grondgebied
worden verplaatst, met deze planten, plantaardige producten en andere
materialen samen in het grondgebied waaruit zij afkomstig zijn of vanwaar zij
worden verplaatst naar het betrokken grondgebied; ii) het overleeft tijdens vervoer of
opslag; iii) het kan worden doorgegeven aan een
geschikte gastheer, zijnde plant, plantaardig product of ander materiaal, op
het betrokken grondgebied. b) Vermogen tot vestiging Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te
hebben zijn aanwezigheid voor de nabije toekomst te bestendigen (hierna:
"vestiging" genoemd) op het betrokken grondgebied of, indien reeds
aanwezig, in het deel van dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid
is, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: i) er zijn gastheerplanten voor het
plaagorganisme en, waar relevant, vectoren voor de overdracht van het
plaagorganisme beschikbaar; ii) de bepalende milieufactoren zijn
gunstig voor het betrokken plaagorganisme en, indien van toepassing, voor de
vector, waardoor het perioden van klimatologische stress kan overleven en zijn
volledige levenscyclus kan doorlopen; iii) de toegepaste teeltmethoden en
bestrijdingsmaatregelen op dat grondgebied zijn gunstig; iv) de overlevingsmethoden, de
voortplantingsstrategie, het genetisch aanpassingsvermogen van het
plaagorganisme en de minimale levensvatbare populatiegrootte ondersteunen de
vestiging. c) Vermogen tot verspreiding Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te
hebben zich te verspreiden in het betrokken grondgebied of, indien reeds
aanwezig, in het deel van dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid
is, indien aan een of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan: i) de omgeving leent zich voor de
natuurlijke verspreiding van het plaagorganisme; ii) de barrières voor de natuurlijke
verspreiding van het plaagorganisme zijn ontoereikend; iii) het plaagorganisme kan zich via
goederen of vervoermiddelen verplaatsen; iv) er zijn gastheerplanten en, indien
relevant, vectoren voor het plaagorganisme aanwezig; v) er zijn geen of onvoldoende natuurlijke
vijanden en antagonisten van het plaagorganisme aanwezig om het plaagorganisme
te onderdrukken. 4) Mogelijke economische, sociale en
milieugevolgen Het
binnendringen, de vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme in het
betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig, in het deel van dat
grondgebied waar het in beperkte mate verspreid is, heeft onaanvaardbare
economische, sociale en/of milieugevolgen voor dat grondgebied, of het deel van
dat grondgebied waar het in beperkte mate verspreid is, wat betreft een of meer
van de volgende punten: a) oogstverliezen qua rendement en
kwaliteit; b) kosten van bestrijdingsmaatregelen; c) kosten van herplanting en verliezen
doordat vervangende gewassen moeten worden geteeld; d) effecten op bestaande productiewijzen; e) effecten op bomen in straten, parken en
openbaar en particulier groene ruimten; f) effecten op inheemse planten, biodiversiteit
en ecosysteemdiensten; g) effecten op de vestiging, de verspreiding
en de impact van andere plaagorganismen als gevolg van het vermogen van het
betrokken plaagorganisme om als vector te fungeren voor andere plaagorganismen; h) veranderingen in de productiekosten of
inputeisen, met inbegrip van de bestrijdingskosten en de kosten van uitroeiing
en inperking; i) effecten op de winsten van producenten
voor zover die voortvloeien uit veranderingen in de productiekosten,
opbrengsten of prijsniveaus; j) veranderingen in de binnen- of
buitenlandse consumentenvraag naar een product als gevolg van
kwaliteitsveranderingen; k) effecten op de binnenlandse en
exportmarkten en de betaalde prijzen, waaronder effecten op de toegang tot de
exportmarkten en de waarschijnlijkheid van door handelspartners opgelegde
fytosanitaire beperkingen; l) middelen voor aanvullend onderzoek en
advies; m) milieu- en andere ongewenste effecten van
bestrijdingsmaatregelen; n) effecten op Natura 2000- en andere
beschermde gebieden; o) veranderingen in de ecologische processen
en de structuur, de duurzaamheid of de processen van een ecosysteem, waaronder
verdere effecten op plantensoorten, erosie, veranderingen in het
grondwaterpeil, brandgevaar, voedingsstoffenkringloop; p) kosten van milieuherstel; q) effecten op de voedselzekerheid; r) effecten op de werkgelegenheid; s) effecten op de waterkwaliteit,
recreatie, toerisme, begrazing, jacht en visserij. Met
betrekking tot de punten a) tot en met g) wordt rekening gehouden met de
rechtstreekse effecten op gastheerplanten in het bedreigde gebied. Deze
effecten moeten worden beoordeeld met inachtneming van het bereik van de
gastheersoorten, en aan de hand van de aard, de hoeveelheid en de frequentie
van de aan die gastheersoorten veroorzaakte schade. Met
betrekking tot de punten h) tot en met s) moet rekening worden gehouden met
indirecte effecten binnen en buiten het bedreigde gebied. Deel 2
Criteria om te bepalen welke EU-quarantaineorganismen
als prioritaire quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld
in artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 2 Een EU-quarantaineorganisme wordt geacht zeer
ernstige economische, sociale en milieugevolgen te hebben voor het grondgebied
van de Unie, indien het binnendringen, de vestiging en de verspreiding voldoen
aan een of meer van de volgende punten: a) Economische effecten: het
plaagorganisme is in staat grote schade aan gewassen te veroorzaken in de zin
van directe en indirecte effecten zoals beschreven in deel I, punt 4,
met een totale jaarlijkse productiewaarde voor het grondgebied van de Unie van
ten minste 1 miljard EUR. b) Sociale effecten: het plaagorganisme
is in staat een of meer van de volgende effecten te veroorzaken: i) een aanzienlijke daling van de
werkgelegenheid in de betrokken landbouw-, tuinbouw- of bosbouwsector; ii) risico's voor de voedselzekerheid of
voedselveiligheid; iii) het verdwijnen van of de permanente
grootschalige beschadiging van de belangrijkste boomsoorten die op het
grondgebied van de Unie groeien of worden gekweekt. c) Milieugevolgen: het plaagorganisme
is in staat een of meer van de volgende effecten te veroorzaken: i) effecten op de soorten en habitats die
in een lijst zijn opgenomen krachtens Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van
21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de
wilde flora en fauna[32],
en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van
30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand[33]; ii) ernstige en permanente verhogingen van
het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de betrokken gewassen. Deel 3
Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen
welke plaagorganismen voorlopig moeten worden aangemerkt als
EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in
artikel 21, lid 1, artikel 28, lid 1, artikel 29,
lid 1, en artikel 30 moeten worden vastgesteld Subdeel 1
Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen
voorlopig moeten worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor
tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in artikel 28, lid 1, moeten
worden vastgesteld 1) Identiteit van het plaagorganisme Het plaagorganisme
moet voldoen aan het criterium gedefinieerd in deel 1, punt 1. 2) Aanwezigheid van het
plaagorganisme op het grondgebied van de lidstaat Van het plaagorganisme is niet bekend dat het al
eerder is voorgekomen op het grondgebied van een lidstaat. Op basis van de
informatie waarover die lidstaat beschikt, is van het plaagorganisme ook niet
bekend dat het al eerder is voorgekomen op het grondgebied van de Unie, of
wordt het geacht te voldoen aan de voorwaarden van deel 1, punt 2,
onder b) of c), wat het grondgebied van de Unie betreft. 3) Waarschijnlijkheid van de
vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme op het grondgebied van de
Unie of het specifieke deel / de specifieke delen van het grondgebied van de
Unie waar het niet voorkomt Op basis van de informatie waarover de lidstaat
beschikt, voldoet het plaagorganisme aan de criteria van deel 1,
punt 3, onder b) en c), wat zijn grondgebied betreft en, voor zover de
lidstaat dit kan beoordelen, het grondgebied van de Unie. 4) Mogelijke economische, sociale en
milieugevolgen van het plaagorganisme Op basis van de informatie waarover de lidstaat
beschikt, heeft het plaagorganisme onaanvaardbare economische, sociale en/of
milieugevolgen ten aanzien van zijn grondgebied en, voor zover de lidstaat dit
kan beoordelen, het grondgebied van de Unie, indien het zich zou vestigen en
zich zou verspreiden op dat grondgebied, wat betreft een of meer van de
gebieden omschreven in deel 1, punt 4. Deze gevolgen omvatten ten minste een of meer van
de directe effecten die worden genoemd in deel 1, punt 4,
onder a) tot en met g). Subdeel 2
Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen voorlopig
moeten worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke
maatregelen zoals bedoeld in artikel 29, lid 1, moeten worden
vastgesteld 1) Identiteit van het plaagorganisme Het plaagorganisme moet voldoen aan het criterium
gedefinieerd in deel 1, punt 1. 2) Aanwezigheid van het
plaagorganisme op het grondgebied van de Unie Van het plaagorganisme is niet bekend dat het al eerder is voorgekomen
op het grondgebied van de Unie of het wordt geacht te voldoen aan de
voorwaarden van deel 1, punt 2, onder b) of c), wat het
grondgebied van de Unie betreft. 3) Waarschijnlijkheid van de
vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme op het grondgebied van de
Unie of het specifieke deel / de specifieke delen van het grondgebied van de
Unie waar het niet voorkomt Op basis van de informatie waarover de Unie
beschikt, voldoet het plaagorganisme aan de criteria omschreven in deel 1,
punt 3, onder b) en c), wat het grondgebied van de Unie betreft. 4) Mogelijke economische, sociale en
milieugevolgen van het plaagorganisme Op basis van de informatie waarover de Unie
beschikt, heeft het plaagorganisme onaanvaardbare economische, sociale en/of
milieugevolgen ten aanzien van haar grondgebied, indien het zich zou vestigen
en zich zou verspreiden op dat grondgebied, wat betreft een of meer van de
gebieden omschreven in deel 1, punt 4. Deze gevolgen omvatten ten minste een of meer van
de directe effecten die worden genoemd in deel 1, punt 4,
onder a) tot en met g). Deel 4
Criteria om te bepalen welke plaagorganismen als
EU-kwaliteitsorganismen moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in de
artikelen 36 en 38 1) Identiteit van het plaagorganisme Het plaagorganisme moet voldoen aan het criterium
gedefinieerd in deel 1, punt 1. 2) Waarschijnlijkheid van de verspreiding
van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie Voor de beoordeling van de verspreiding van het
plaagorganisme wordt ervan uitgegaan dat die voornamelijk plaatsvindt via
specifieke voor opplant bestemde planten, in plaats van langs natuurlijke weg
of via verplaatsingen van plantaardige producten of andere materialen. Die beoordeling omvat, naar gelang van het geval,
de volgende aspecten: a) het aantal levenscycli van het
plaagorganisme op de betrokken gastheerplanten; b) de biologie, epidemiologie en de
overleving van het plaagorganisme; c) mogelijke natuurlijke, door menselijk
toedoen ontstane of andere routes voor de overdracht van het plaagorganisme op
de betrokken gastheerplant en de efficiëntie van de route, waaronder de
mechanismen en het tempo van verspreiding; d) secundaire besmetting en overdracht van
het plaagorganisme van de betrokken gastheerplant op andere planten en vice
versa; e) klimatologische factoren; f) culturele gebruiken vóór en na de oogst; g) bodemsoorten; h) gevoeligheid van de betrokken
gastheerplant en relevante stadia van gastheerplanten; i) aanwezigheid van vectoren voor het
plaagorganisme; j) aanwezigheid van natuurlijke vijanden en
antagonisten van het plaagorganisme; k) aanwezigheid van andere gastheerplanten
die gevoelig zijn voor het plaagorganisme; l) prevalentie van het plaagorganisme op
het grondgebied van de Unie m) beoogd gebruik van de planten. 3) Mogelijke economische, sociale en
milieugevolgen van het plaagorganisme Besmettingen van de voor opplant bestemde planten
zoals bedoeld in punt 2 met het plaagorganisme heeft onaanvaardbare
economische gevolgen voor het beoogde gebruik van die planten met betrekking
tot een of meer van de volgende punten: a) oogstverliezen qua rendement en
kwaliteit; b) extra kosten van bestrijdingsmaatregelen; c) extra kosten van het oogsten en sorteren, d) kosten van herplanting; e) verliezen doordat vervangende gewassen
moeten worden geteeld; f) effecten op bestaande productiewijzen; g) effecten op andere gastheerplanten op de
plaats van productie; h) effecten op de vestiging, de verspreiding
en de impact van andere plaagorganismen als gevolg van het vermogen van het
betrokken plaagorganisme om als vector te fungeren voor die andere
plaagorganismen; i) effecten op de productiekosten of
inputeisen, met inbegrip van de bestrijdingskosten en de kosten van uitroeiing
en inperking; j) effecten op de winsten van producenten
voor zover die voortvloeien uit veranderingen in de productiekosten,
opbrengsten of prijsniveaus; k) veranderingen in de binnen- of
buitenlandse consumentenvraag naar een product als gevolg van
kwaliteitsveranderingen; l) effecten op de binnenlandse en
exportmarkten en de betaalde prijzen; m) effecten op de werkgelegenheid. Met betrekking tot de punten a) tot en met h)
wordt rekening gehouden met de rechtstreekse effecten op gastheerplanten in het
bedreigde gebied. Deze effecten worden beoordeeld aan de hand van de aard, de
hoeveelheid en de frequentie van de desbetreffende schade. Met betrekking tot de punten i) tot en met m) moet
rekening worden gehouden met indirecte effecten binnen en buiten het bedreigde
gebied. BIJLAGE III Gegevens
om vast te kunnen stellen welke voor opplant bestemde planten fytosanitaire
risico's voor het grondgebied van de Unie opleveren, zoals bedoeld in artikel
47, lid 2, en artikel 48 Voor opplant bestemde planten uit derde landen
worden geacht vermoedelijk fytosanitaire risico's voor het grondgebied van de
Unie op te leveren, zoals bedoeld in artikel 47, lid 1, indien deze
voor opplant bestemde planten voldoen aan ten minste drie van de volgende
voorwaarden, waaronder ten minste een van de voorwaarden van punt 1,
onder a), b) en c): 1) Kenmerken van de voor opplant
bestemde planten a) Zij behoren tot een plantengeslacht dat
of een plantenfamilie die gewoonlijk bekendstaat als gastheer voor
plaagorganismen die op het grondgebied van de Unie of in derde landen als
quarantaineorganismen gereglementeerd zijn. b) Zij behoren tot een plantengeslacht dat
of een plantenfamilie die gewoonlijk bekendstaat als gastheer voor polyfage
plaagorganismen, of van monofage plaagorganismen waarvan bekend is dat zij een
aanzienlijke impact hebben op plantensoorten die worden geteeld op het
grondgebied van de Unie en die van groot economisch, sociaal en ecologisch belang
zijn voor het grondgebied van de Unie. c) Zij behoren tot een plantengeslacht dat
of een plantenfamilie waarvan bekend is dat zij gewoonlijk drager zijn van
plaagorganismen zonder tekenen en symptomen van die plaagorganismen te
vertonen, of althans met een latentieperiode van ten minste drie maanden
voordat die tekenen of symptomen zichtbaar worden, wat betekent dat de
aanwezigheid van plaagorganisme op die voor opplant bestemde planten
waarschijnlijk wordt gemist bij officiële controles bij het binnenbrengen op
het grondgebied van de Unie waarbij geen monsters worden genomen of tests
worden uitgevoerd noch quarantaineprocedures worden toegepast. d) Zij worden in de vollegrond geteeld in de
derde landen van oorsprong. e) Zij worden vóór of tijdens het vervoer
niet behandeld met generieke gewasbeschermingsmiddelen. f) Zij worden niet onderworpen aan
officiële uitvoercontroles en certificering in het derde land van oorsprong. g) Zij worden niet vervoerd in een gesloten
container of verpakking, of indien zij op zodanige wijze worden vervoerd,
kunnen de zendingen vanwege hun omvang niet worden geopend in gesloten ruimten
voor officiële controles bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie. 2) Oorsprong van de opplant bestemde
planten a) Zij komen uit of worden verplaatst vanuit
een derde land waaruit frequente kennisgevingen van onderscheppingen van
quarantaineorganismen die niet krachtens artikel 5, lid 2, in een
lijst zijn opgenomen, afkomstig zijn. b) Zij komen uit of worden verplaatst vanuit
een derde land dat geen lid is van het IPPC. BIJLAGE IV Maatregelen
en beginselen voor het beheer van de risico's van plaagorganismen Deel 1
Maatregelen voor het beheer van de risico's van
quarantaineorganismen als
bedoeld in artikel 16, lid 1, artikel 20, artikel 24,
lid 2, artikel 27, lid 4, artikel 28, lid 1,
artikel 29, lid 4, artikel 40, lid 2, artikel 41,
lid 2, artikel 44, lid 3, artikel 49, lid 2, en
artikel 50, lid 2 Het beheer van de risico's van
quarantaineorganismen moet, naar gelang van het geval, bestaan uit een of meer
van de volgende maatregelen: 1) Maatregelen voor preventie en
eliminatie van de besmetting van gekweekte en in het wild levende planten a) beperkingen met betrekking tot de
identiteit, de aard, de oorsprong, de afstamming, de herkomst en de
productiegeschiedenis van gekweekte planten; b) beperkingen van de teelt, de oogst en het
gebruik van planten; c) beperkingen op het gebruik van
plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water, bodem, groeimedia,
installaties, machines, uitrusting en andere materialen; d) surveillance, visuele onderzoeken, het
nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests van planten,
plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water, bodem, groeimedia,
installaties, machines, uitrusting en andere materialen met het oog op de
aanwezigheid van quarantaineorganismen; e) surveillance van falende of gewijzigde
effectiviteit van een resistente plantensoort of plantenras die samenhangt met
een verandering in de samenstelling van het quarantaineorganisme of het
biotype, het pathotype, het ras of de virulentiegroep ervan; f) fysische, chemische en biologische
behandeling van planten, plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water,
bodem, groeimedia, installaties, machines, uitrusting en andere materialen, die
besmet of mogelijk besmet zijn met quarantaineorganismen; g) vernietiging van planten, plantaardige
producten en andere materialen, die besmet of mogelijk besmet zijn met
quarantaineorganismen of voor preventieve doeleinden; h) verplichtingen inzake informatie,
gegevensregistratie, communicatie en rapportage. Voor de toepassing van punt b) kunnen die
maatregelen eisen omvatten met betrekking tot het testen van plantensoorten en
plantenrassen op resistentie tegen het betrokken quarantaineorganisme en het
opstellen van een lijst van plantensoorten en plantenrassen die resistent zijn
gebleken tegen het betrokken quarantaineorganisme. Voor de toepassing van punt f) kunnen die
maatregelen eisen omvatten met betrekking tot: a) de registratie en de machtiging van en
het officiële toezicht op de professionele exploitanten die de betrokken
behandeling toepassen; b) de afgifte van een fytosanitair
certificaat, plantenpaspoort, etiket of andere officiële verklaring voor de
behandelde planten, plantaardige producten of andere materialen en het
aanbrengen van het in artikel 91, lid 1, bedoelde merkteken na het
toepassen van de betrokken behandeling. 2) Op zendingen planten,
plantaardige producten en andere materialen gerichte maatregelen a) beperkingen met betrekking tot de
identiteit, de aard, de oorsprong, de herkomst, de afstamming, de
productiemethode, de productiegeschiedenis en de traceerbaarheid van planten,
plantaardige producten en andere materialen; b) beperkingen op het binnenbrengen, het
verplaatsen, het gebruik, de hantering, de verwerking, de verpakking, de
opslag, de distributie en de bestemming van planten, plantaardige producten en
andere materialen; c) surveillance, visuele onderzoeken, het
nemen van monsters, het uitvoeren van laboratoriumtests van planten,
plantaardige producten en andere materialen met het oog op de aanwezigheid van
quarantaineorganismen, onder meer door de toepassing van quarantaineprocedures; d) fysische, chemische en biologische
behandeling en, waar van toepassing, vernietiging van planten, plantaardige
producten en andere materialen die besmet of mogelijk besmet zijn met
quarantaineorganismen; e) verplichtingen inzake informatie,
gegevensregistratie, communicatie en rapportage. Voor de toepassing van de punten a) tot en met d)
kunnen die maatregelen eisen omvatten met betrekking tot: a) de afgifte van een fytosanitair
certificaat, plantenpaspoort, etiket of andere officiële verklaring, met
inbegrip van het aanbrengen van het in artikel 91, lid 1, bedoelde
merkteken om aan te tonen dat wordt voldaan aan de bepalingen van punt a) tot
en met d); b) de registratie en de machtiging van en
het officiële toezicht op de professionele exploitanten die de in punt d)
bedoelde behandeling toepassen. 3) Maatregelen met betrekking tot
andere verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen dan zendingen van planten,
plantaardige producten of andere materialen a) beperkingen op het binnenbrengen en het
verplaatsen van quarantaineorganismen als goederen; b) surveillance, visuele onderzoeken, het
nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van
toepassing, de vernietiging van goederen besmet met quarantaineorganismen; c) beperkingen ten aanzien van planten,
plantaardige producten en andere materialen die door reizigers worden vervoerd; d) surveillance, visuele onderzoeken, het
nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van
toepassing, de behandeling of vernietiging van planten, plantaardige producten
en andere materialen die door reizigers worden vervoerd; e) beperkingen op voertuigen, verpakkingen
en andere materialen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen; f) surveillance, visuele onderzoeken, het
nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van
toepassing, de behandeling of vernietiging van voertuigen, verpakkingen en
andere materialen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen; g) verplichtingen inzake informatie,
gegevensregistratie, communicatie en rapportage. Deel 2
Beginselen voor het beheer van de risico's van
plaagorganismen zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, artikel 17,
lid 2, artikel 27, lid 4, artikel 28, lid 1,
artikel 29, lid 4, artikel 31, lid 1, artikel 37,
lid 5, artikel 44, lid 3, artikel 47, lid 2,
artikel 68, lid 3, artikel 69, lid 3, artikel 70,
lid 2, artikel 74, lid 3, en artikel 75, lid 3 Bij het beheer
van de risico's van EU-quarantaineorganismen, BG-quarantaineorganismen en
EU-kwaliteitsorganismen moeten de volgende beginselen in acht worden genomen: 1) Noodzaak Maatregelen om het risico van een plaagorganisme
te beheren, mogen uitsluitend worden toegepast indien zij noodzakelijk zijn om
het binnenbrengen, de vestiging en de verspreiding van dat plaagorganisme te
voorkomen. 2) Evenredigheid Maatregelen om het risico van een plaagorganisme
te beheren, moeten in verhouding staan tot het risico dat het betrokken
plaagorganisme oplevert en het vereiste beschermingsniveau. 3) Minimale impact Bij maatregelen om het risico van een
plaagorganisme te beheren, moet het gaan om de minst restrictieve maatregelen
die beschikbaar zijn, die het internationale verkeer van personen, goederen en
vervoermiddelen zo min mogelijk hinderen. 4) Non-discriminatie Maatregelen om het risico van een plaagorganisme
te beheren, moeten niet zodanig worden toegepast dat zij neerkomen op een
middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte
beperking, met name van de internationale handel. Zij moeten niet strenger zijn
voor derde landen dan de maatregelen die op datzelfde plaagorganisme van toepassing
zijn indien het aanwezig is binnen het grondgebied van de Unie, als derde
landen kunnen aantonen dat zij dezelfde fytosanitaire status hebben en gelijke
of gelijkwaardige fytosanitaire maatregelen toepassen. 5) Technische onderbouwing Maatregelen om het risico van een plaagorganisme
te beheren, moeten technisch onderbouwd zijn met de conclusies die worden
getrokken uit een passende risicoanalyse of, waar van toepassing, een ander
vergelijkbaar onderzoek en een vergelijkbare beoordeling van de beschikbare
wetenschappelijke informatie. Die maatregelen moeten rekening houden met en,
waar van toepassing, worden gewijzigd of geschrapt om rekening te houden met
een nieuwe of geactualiseerde risicoanalyse of relevante wetenschappelijke
informatie. 6) Haalbaarheid Maatregelen om het risico van een plaagorganisme
te beheren, moeten het mogelijk maken dat het doel van die maatregelen
waarschijnlijk wordt bereikt. BIJLAGE V Inhoud
van fytosanitaire certificaten voor het binnenbrengen op het grondgebied van de
Unie Deel A
Fytosanitaire certificaten voor uitvoer zoals bedoeld
in artikel 71, lid 1 ___________________________________________________________________________ Model van een fytosanitair certificaat Nr._________________________ Plantenziektekundige
dienst van______________________________________________ AAN: De
plantenziektekundige dienst(en) van____________________________________ I. Beschrijving van de zending Naam en adres van
de exporteur_____________________________________________ Opgegeven naam en
adres van de ontvanger:_____________________________________ Aantal en
omschrijving van de colli:___________________________________________ Merktekens van de
colli:__________________________________________________ Plaats van
oorsprong:____________________________________________________ Opgegeven middel
van vervoer:______________________________________________ Opgegeven plaats
van binnenkomst:___________________________________________ Naam van product
en opgegeven hoeveelheid:____________________________________ Botanische naam
van de planten:___________________________________________________ Hierbij wordt verklaard dat de hierin
omschreven planten, plantaardige producten of andere gereglementeerde artikelen
volgens passende officiële procedures zijn onderzocht en/of getest en worden
geacht vrij te zijn van de door de overeenkomstsluitende partij van invoer
gespecificeerde quarantaineorganismen en te voldoen aan de geldende
fytosanitaire voorschriften van de overeenkomstsluitende partij van invoer, met
inbegrip van de voorschriften die van toepassing zijn op gereglementeerde niet‑quarantaineorganismen.
Zij worden geacht
vrijwel vrij van andere plaagorganismen te zijn.* II. Aanvullende verklaring [Hier tekst invoegen] III.
Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling Datum ________ Behandeling ___________ Chemisch
product (werkzame stof)____________ Duur en temperatuur_____________________________________________________ Concentratie__________________________________________________________ Aanvullende informatie____________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Plaats van afgifte__________________________________ (Dienststempel)_______ Naam
van de bevoegde functionaris____________________ Datum_____________________________________ (Handtekening) ___________________________________________________________________________ Met betrekking
tot dit certificaat zijn ____________ (naam van de plantenziektekundige dienst)
en zijn functionarissen of vertegenwoordigers niet financieel aansprakelijk.* * Facultatieve
clausule. Deel B
Fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer zoals
bedoeld in artikel 71, lid 1 ___________________________________________________________________________ Model van een fytosanitair certificaat voor
wederuitvoer Nr._________________________ Plantenziektekundige
dienst van_______________________(overeenkomstsluitende partij van
wederuitvoer) AAN:
Plantenziektekundige dienst van________________(overeenkomstsluitende
partij(en) van invoer) I.
Beschrijving van de zending Naam en adres van de exporteur_____________________________________________ Opgegeven naam en adres van de ontvanger:_____________________________________ Aantal en omschrijving van de colli:_________________________________________________ Merktekens van de colli:__________________________________________________ Plaats van oorsprong:____________________________________________________ Opgegeven middel van vervoer:______________________________________________ Opgegeven plaats van binnenkomst:___________________________________________ Naam van product en opgegeven hoeveelheid:____________________________________ Botanische naam van de planten:___________________________________________________ Hierbij wordt verklaard dat de hierboven
omschreven planten, plantaardige producten of andere gereglementeerde artikelen
________________ zijn ingevoerd in (overeenkomstsluitende partij van wederuitvoer)________________uit
_________________(overeenkomstsluitende partij van oorsprong) begeleid door
fytosanitair certificaat nr.__________________, waarvan * het origineel || ¨ || * een als eensluidend gewaarmerkt afschrift || ¨ bij dit certificaat is gevoegd; dat zij *zijn verpakt || ¨ || * opnieuw zijn verpakt || ¨ in * oorspronkelijke || ¨ || * nieuwe || ¨ verpakking, dat zij op grond van *het originele fytosanitaire certificaat || ¨ en *een aanvullende inspectie || ¨ worden geacht te voldoen aan de geldende
fytosanitaire voorschriften van de overeenkomstsluitende partij van invoer; en
dat tijdens de opslag in ___________ (overeenkomstsluitende partij van
wederuitvoer) de zending niet heeft blootgestaan aan het gevaar van besmetting
of infectie. * juiste vakje aankruisen || ¨ || II. Aanvullende verklaring [Hier tekst invoegen] III.
Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling Datum ________ Behandeling ___________
Chemisch product (werkzame stof)______________ Duur en temperatuur_____________________________________________________ Concentratie__________________________________________________________ Aanvullende informatie____________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Plaats van afgifte______________________________ (Dienststempel)_______ Naam
van de bevoegde functionaris____________________ Datum__________________________________________ (Handtekening) ___________________________________________________________________________ Met betrekking
tot dit certificaat zijn ____________ (naam van de plantenziektekundige dienst)
en zijn functionarissen of vertegenwoordigers niet financieel aansprakelijk.* *
Facultatieve clausule. BIJLAGE VI Plantenpaspoorten Deel A
Plantenpaspoorten voor verplaatsing binnen het
grondgebied van de Unie zoals bedoeld in artikel 78, lid 2, eerste
alinea 1) Het plantenpaspoort voor
verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie moet de volgende gegevens
bevatten: a) in de linkerbovenhoek de woorden
"Plantenpaspoort"; b) in de rechterbovenhoek de vlag van de
Europese Unie; c) de letter "A", gevolgd door de
botanische naam van de betrokken plantensoort of het betrokken taxon, in geval
van planten en plantaardige producten of, waar van toepassing, de naam van het
betrokken materiaal; d) de letter "B", gevolgd door de
tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de
lidstaat waar de professionele exploitant die het plantenpaspoort afgeeft is
geregistreerd, een koppelteken en het registratienummer van de betrokken
professionele exploitant; e) de letter "C", gevolgd door het
partijnummer van de plant, het plantaardige product of het andere materiaal in
kwestie; f) de letter "D", eventueel
gevolgd door de naam van het derde land van oorsprong of de tweelettercode
zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat van
oorsprong. 2) Het partijnummer zoals bedoeld in
punt 1, onder e), kan worden vervangen door een verwijzing naar een
op de partij aangebracht(e) uniek(e) streepjescode, hologram, chip of andere
gegevensdrager met traceerbaarheidsdoeleinden. Deel B
Plantenpaspoorten voor verplaatsing naar en binnen
beschermde gebieden zoals bedoeld in artikel 78, lid 2, tweede alinea 1) Het plantenpaspoort voor
verplaatsing naar en binnen beschermde gebieden de volgende gegevens bevatten: a) in de linkerbovenhoek de woorden
"Plantenpaspoort ─ BG"; b) direct onder die woorden de
wetenschappelijke benaming(en) van het (de) betrokken
BG-quarantaineorganisme(n); c) in de rechterbovenhoek de vlag van de
Europese Unie; d) de letter "A", gevolgd door de
botanische naam van de betrokken plantensoort of het betrokken taxon, in geval
van planten en plantaardige producten of, waar van toepassing, de naam van het
betrokken materiaal; e) de letter "B", gevolgd door de
tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de
lidstaat waar de professionele exploitant die het plantenpaspoort afgeeft is
ingeschreven, een koppelteken en het registratienummer van de betrokken
professionele exploitant; f) de letter "C", gevolgd door
het partijnummer van de plant, het plantaardige product of het andere materiaal
in kwestie; g) de letter "D", eventueel
gevolgd door de naam van het derde land van oorsprong of de tweelettercode
zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de lidstaat van
oorsprong. 2) Het partijnummer zoals bedoeld in
punt 1, onder f), kan worden vervangen door een verwijzing naar een
op de partij aangebracht(e) uniek(e) streepjescode, hologram, chip of andere
gegevensdrager met traceerbaarheidsdoeleinden. Deel C
Plantenpaspoorten voor verplaatsing binnen het
grondgebied van de Unie, in combinatie met een certificeringsetiket, zoals
bedoeld in artikel 78, lid 3, tweede alinea 1) Het plantenpaspoort voor
verplaatsing binnen het grondgebied van de Unie, gecombineerd in een
gezamenlijk etiket met het officiële etiket zoals bedoeld in artikel 19
van Verordening (EU) nr. ..../.... [Office of Publications, please insert
number of Regulation on plant reproductive material law], of het in
artikel 122 van die verordening bedoelde basiscertificaat, moet de
volgende gegevens bevatten: a) in de linkerbovenhoek van het
gezamenlijke etiket de woorden "Plantenpaspoort"; b) in de rechterbovenhoek van het gezamenlijke
etiket de vlag van de Europese Unie. Het plantenpaspoort
wordt op het gezamenlijke etiket direct boven en met dezelfde breedte als dat
officiële etiket of, waar van toepassing, dat basiscertificaat aangebracht. Indien punt c), d), e)
of f) zoals bedoeld in deel A, punt 1, niet op dat officiële etiket
of, waar van toepassing, dat basiscertificaat wordt vermeld, moet dat punt
worden opgenomen in het plantenpaspoort zoals bedoeld in de eerste alinea. 2) Deel A, punt 2, is van
overeenkomstige toepassing. Deel D
Plantenpaspoorten voor verplaatsing naar en binnen
beschermde gebieden, in combinatie met een certificeringsetiket, zoals bedoeld
in artikel 78, lid 3, derde alinea 1) Het plantenpaspoort voor
verplaatsing naar en binnen beschermde gebieden, gecombineerd in een
gezamenlijk etiket met het officiële etiket zoals bedoeld in artikel 19
van Verordening (EU) nr. ..../.... [Office of Publications, please insert
number of Regulation on plant reproductive material law], of het in
artikel 122 van die verordening bedoelde basiscertificaat, moet de
volgende gegevens bevatten: a) in de linkerbovenhoek van het
gezamenlijke etiket de woorden "Plantenpaspoort ─ BG"; b) direct onder die woorden de
wetenschappelijke benaming(en) van het (de) betrokken
BG-quarantaineorganisme(n); c) in de rechterbovenhoek van het
gezamenlijke etiket de vlag van de Europese Unie. Het plantenpaspoort
wordt op het gezamenlijke etiket direct boven en met dezelfde breedte als dat
officiële etiket of, waar van toepassing, dat basiscertificaat aangebracht. Indien punt d), e), f)
of g) zoals bedoeld in deel B, punt 1, niet op dat officiële etiket
of, waar van toepassing, dat basiscertificaat wordt vermeld, moet dat punt
worden opgenomen in het plantenpaspoort zoals bedoeld in de eerste alinea. 2) Deel B, punt 2, is van
overeenkomstige toepassing. BIJLAGE VII Merkteken
voor houten verpakkingsmateriaal zoals bedoeld in artikel 91, lid 1 Het merkteken dat krachtens artikel 91,
lid 1, wordt aangebracht op houten verpakkingsmateriaal, moet de volgende
gegevens bevatten: a) aan de linkerzijde het logo van het
IPPC; b) aan de rechterzijde de
tweelettercode zoals bedoeld in artikel 63, onder b), voor de
lidstaat waar de professionele exploitant die dat merkteken aanbrengt is
geregistreerd, een koppelteken, het registratienummer van de betrokken
professionele exploitant en de letters "HT". Binnen de randen van het merkteken wordt geen
andere informatie opgenomen. Het merkteken mag niet handgetekend zijn. BIJLAGE VIII Inhoud
van fytosanitaire certificaten voor uitvoer en wederuitvoer zoals bedoeld in
artikel 94, lid 3, en artikel 95, lid 4 Deel A
Fytosanitaire certificaten voor uitvoer zoals bedoeld
in artikel 94, lid 3 1) Het fytosanitaire certificaat voor
verplaatsing naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie met het oog op
uitvoer naar een derde land moet de volgende gegevens bevatten: a) de woorden "Fytosanitair
certificaat", gevolgd door: i) de letters "EU"; ii) de tweelettercode zoals bedoeld in
artikel 63, onder b), voor de lidstaat waar de professionele
exploitant die verzoekt om afgifte van het fytosanitaire certificaat voor
uitvoer geregistreerd is; iii) een schuine streep; iv) een unieke identificatiecode voor het
certificaat bestaande uit cijfers of een combinatie van letters en cijfers,
waarbij de letters, voor zover van toepassing, de provincie en het district
aanduiden van de lidstaat waar het certificaat wordt afgegeven; b) de woorden "Naam en adres van de
exporteur", gevolgd door de naam en het adres van de geregistreerde
exploitant die verzoekt om afgifte van het fytosanitaire certificaat voor
uitvoer; c) de woorden "Opgegeven naam en adres
van de ontvanger", gevolgd door de opgegeven naam en het adres van de
ontvanger; d) de woorden "Plantenziektekundige
dienst van", gevolgd door de naam van de lidstaat waarvan de
plantenziektekundige dienst het certificaat afgeeft, en vervolgens de woorden
"aan de plantenziektekundige dienst(en) van", gevolgd door de naam
of, voor zover van toepassing, namen van het land of, voor zover van
toepassing, de landen van bestemming; e) de woorden "Plaats van
oorsprong", gevolgd door de plaats van oorsprong van de planten,
plantaardige producten of andere materialen in de zending waarvoor het
certificaat wordt afgegeven; f) de woorden "Opgegeven middel van
vervoer", gevolgd door het opgegeven middel van vervoer van die zending; g) de woorden "Opgegeven plaats van
binnenkomst", gevolgd door de opgegeven plaats van binnenkomst in het land
van bestemming van die zending; h) de woorden "Merktekens van de colli:
aantal en omschrijving van de colli: Naam van product; botanische naam van de
planten", gevolgd door het aantal en het soort colli in de zending; i) de woorden "Opgegeven
hoeveelheid", gevolgd door de hoeveelheid planten, plantaardige producten
of andere materialen in de zending, uitgedrukt in aantal of gewicht; j) de woorden "Hierbij wordt verklaard
dat de hierboven omschreven planten, plantaardige producten of andere
gereglementeerde artikelen volgens passende officiële procedures zijn
onderzocht en/of getest en worden geacht vrij te zijn van de door de
overeenkomstsluitende partij van invoer gespecificeerde quarantaineorganismen
en te voldoen aan de geldende fytosanitaire voorschriften van de
overeenkomstsluitende partij van invoer, met inbegrip van de voorschriften die
van toepassing zijn op gereglementeerde niet‑quarantaineorganismen. Zij
worden geacht vrijwel vrij van andere plaagorganismen te zijn."; k) de woorden "Aanvullende
verklaring", gevolgd door de aanvullende verklaring zoals bedoeld in
artikel 67, lid 2, en de vermelding zoals bedoeld in artikel 67,
lid 3, en eventuele verdere relevante fytosanitaire informatie over de
zending. Als er niet voldoende ruimte is voor de volledige "aanvullende
verklaring", dan mag daarvoor de achterzijde van het formulier worden
gebruikt; l) de woorden "Bestrijdings- en/of
ontsmettingsbehandeling"; m) het woord "Behandeling", gevolgd
door de behandeling die op die de zending is toegepast; n) de woorden "Chemisch product
(werkzame stof)", gevolgd door de werkzame stof van het chemische product
dat voor de in punt m bedoelde behandeling werd gebruikt; o) de woorden "Duur en
temperatuur", gevolgd door de duur en, waar van toepassing, de temperatuur
van die behandeling; p) het woord "Concentratie",
gevolgd door de concentratie van het chemische product die bij die behandeling
werd bereikt; q) het woord "Datum", gevolgd door
de datum waarop die behandeling werd toegepast; r) de woorden "Aanvullende
informatie", gevolgd door eventuele aanvullende informatie die de bevoegde
autoriteit in het certificaat wil verschaffen; s) de woorden "Plaats van
afgifte", gevolgd door de plaats van afgifte van het fytosanitair
certificaat; t) het woord "Datum", gevolgd
door de datum van afgifte van het fytosanitaire certificaat; u) de woorden "Naam en handtekening van
de bevoegde functionaris", gevolgd door de naam en de handtekening van de
functionaris die het fytosanitaire certificaat afgeeft en ondertekent; v) het woord "Dienststempel",
gevolgd door het officiële stempel van de bevoegde autoriteit die het
fytosanitair certificaat afgeeft. 2) Het te gebruiken papier bevat het
reliëfzegel van de bevoegde autoriteit die het certificaat ondertekent. Deel B
Fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer zoals
bedoeld in artikel 95, lid 4 1) Het fytosanitaire certificaat voor
verplaatsing naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie met het oog op
wederuitvoer naar een derde land bevat de volgende gegevens: a) de woorden "Fytosanitair certificaat
voor wederuitvoer", gevolgd door: i) de letters "EU"; ii) de tweelettercode zoals bedoeld in
artikel 63, onder b), voor de lidstaat waar de professionele
exploitant die verzoekt om afgifte van het fytosanitaire certificaat voor
wederuitvoer geregistreerd is; iii) een schuine streep; iv) een unieke identificatiecode voor het
certificaat bestaande uit cijfers of een combinatie van letters en cijfers,
waarbij de letters, voor zover van toepassing, de provincie en het district
aanduiden van de lidstaat waar het certificaat wordt afgegeven; b) de woorden "Naam en adres van de
exporteur", gevolgd door de naam en het adres van de geregistreerde
exploitant die verzoekt om afgifte van het fytosanitaire certificaat voor
wederuitvoer; c) de woorden "Opgegeven naam en adres
van de ontvanger", gevolgd door de opgegeven naam en het adres van de
ontvanger; d) de woorden "Plantenziektekundige
dienst van", gevolgd door de naam van de lidstaat waarvan de plantenziektekundige
dienst het certificaat afgeeft, en vervolgens de woorden "aan de
plantenziektekundige dienst(en) van", gevolgd door de naam of, voor zover
van toepassing, namen van het land of, voor zover van toepassing, de landen van
bestemming; e) de woorden "Plaats van
oorsprong", gevolgd door de plaats van oorsprong van de planten,
plantaardige producten of andere materialen in de zending waarvoor het
certificaat wordt afgegeven; f) de woorden "Opgegeven middel van
vervoer", gevolgd door het opgegeven middel van vervoer van die zending; g) de woorden "Opgegeven plaats van
binnenkomst", gevolgd door de opgegeven plaats van binnenkomst in het land
van bestemming van die zending; h) de woorden "Merktekens van de colli:
aantal en omschrijving van de colli; naam van product; botanische naam van de
planten", gevolgd door het aantal en het soort colli in de zending; i) de woorden "Opgegeven
hoeveelheid", gevolgd door de hoeveelheid planten, plantaardige producten
of andere materialen in de zending, uitgedrukt in aantal of gewicht; j) de volgende tekst: "Hierbij
wordt verklaard: –
dat de hierin omschreven planten of plantaardige
producten zijn ingevoerd in …….……… (land van wederuitvoer) uit ………………. (land
van oorsprong) begeleid door fytosanitair certificaat nr. ………………. ¨ || *waarvan het origineel || ¨ || *een als eensluidend gewaarmerkt afschrift bij dit certificaat is gevoegd, –
dat zij zijn ¨ || *verpakt || ¨ || *opnieuw verpakt in ¨ || *de oorspronkelijke verpakking || ¨ || *in een nieuwe verpakking, –
dat op grond van het ¨ || *oorspronkelijke fytosanitaire certificaat en ¨ || *een aanvullende inspectie de zending geacht wordt in overeenstemming te zijn
met de fytosanitaire bepalingen die in het land van invoer gelden, en –
dat de zending gedurende de opslag in ……………… (land
van wederuitvoer) niet aan het risico van besmetting of infectie heeft
blootgestaan . * Aankruisen wat van toepassing is", waarin de gevraagde informatie moet worden
ingevuld en moet worden aangekruist wat van toepassing is; k) de woorden "Aanvullende
verklaring", gevolgd door de aanvullende verklaring zoals bedoeld in
artikel 67, lid 2, en de vermelding zoals bedoeld in artikel 67,
lid 3, en eventuele verdere relevante fytosanitaire informatie over de
zending. Als er niet voldoende ruimte is voor de volledige "aanvullende verklaring",
dan mag daarvoor de achterzijde van het formulier worden gebruikt; l) de woorden "Bestrijdings- en/of
ontsmettingsbehandeling"; m) het woord "Behandeling", gevolgd
door de behandeling die op die de zending is toegepast; n) de woorden "Chemisch product
(werkzame stof)", gevolgd door de werkzame stof van het chemische product
dat voor de in punt m bedoelde behandeling werd gebruikt; o) de woorden "Duur en
temperatuur", gevolgd door de duur en, waar van toepassing, de temperatuur
van die behandeling; p) het woord "Concentratie",
gevolgd door de concentratie van het chemische product die bij die behandeling
werd bereikt; q) het woord "Datum", gevolgd door
de datum waarop die behandeling werd toegepast; r) de woorden "Aanvullende
informatie", gevolgd door eventuele aanvullende informatie die de bevoegde
autoriteit in het certificaat wil verschaffen; s) de woorden "Plaats van
afgifte", gevolgd door de plaats van afgifte van het fytosanitair
certificaat; t) het woord "Datum", gevolgd
door de datum van afgifte van het fytosanitaire certificaat; u) de woorden "Naam en handtekening van
de bevoegde functionaris", gevolgd door de naam en de handtekening van de
functionaris die het fytosanitaire certificaat afgeeft en ondertekent; v) het woord "Dienststempel", gevolgd
door het officiële stempel van de bevoegde autoriteit die het fytosanitair
certificaat afgeeft. 2) Het te gebruiken papier bevat het
reliëfzegel van de bevoegde autoriteit die het certificaat ondertekent. BIJLAGE IX Transponeringstabel Richtlijn 69/464/EEG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls] Artikel 1 || Artikel 27, lid 1 || ─ Artikel 2 || Artikel 27, lid 1, onder d) || ─ Artikelen 3, 4 en 5 || Artikel 27, lid 1, onder c) || ─ Artikel 6 || Artikel 27, lid 1, onder e) || ─ Artikel 7 || ─ || ─ Artikel 8 || Artikel 8 || ─ Artikel 9 || Artikel 31, lid 1 || ─ Artikelen 10 en 11 || Artikel 27, lid 1, onder c) || ─ Artikelen 12 en 13 || ─ || ─ Richtlijn 93/85/EEG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls] Artikel 1 || Artikel 27, lid 1 || ─ Artikel 2 || Artikel 27, lid 1, onder f) || ─ Artikel 3 || Artikel 9 || ─ Artikelen 4 tot en met 8 || Artikel 27, lid 1), onder a), b) en c) || ─ Artikel 9 || ─ || ─ Artikel 10 || Artikel 8 || ─ Artikel 11 || Artikel 31, lid 1 || ─ Artikel 12 || Artikel 27, lid 1 || ─ Artikelen 13 tot en met 15 || ─ || ─ Bijlagen I tot en met V || Artikel 27, lid 1 || ─ Richtlijn 98/57/EG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls] Artikel 1 || Artikel 27, lid 1 || ─ Artikel 2 || Artikel 27, lid 1, onder f) || ─ Artikel 3 || Artikel 9 || ─ Artikel 4 tot en met 7 || Artikel 27, lid 1), onder a), b) en c) || ─ Artikel 8 || ─ || ─ Artikel 9 || Artikel 8 || ─ Artikel 10 || Artikel 31, lid 1 || ─ Artikel 11 || Artikel 27, lid 1 || ─ Artikelen 12 tot en met 14 || ─ || ─ Bijlage I tot en met VII || Artikel 27, lid 1 || ─ Richtlijn 2007/33/EG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls] Artikel 1 || Artikel 27, lid 1 || ─ Artikelen 2 en 3 || Artikel 27, leden 1 en 2 || ─ Artikelen 4 tot en met 8 || Artikel 27, lid 1, onder f) || ─ Artikelen 9 tot en met 13 || Artikel 27, leden 1 en 2 || ─ Artikel 14 || Artikel 8 || ─ Artikel 15 || Artikel 31, lid 1 || ─ Artikel 16 || Artikel 27, lid 1 || ─ Artikel 17 || Artikel 99 || ─ Artikelen 18 tot en met 20 || ─ || ─ Bijlage I tot en met IV || Artikel 27, lid 1 || ─ Richtlijn 2000/29/EG van de Raad || De onderhavige verordening || Verordening (EU) nr. …/…. [Office of Publications, please insert number of Regulation on Official Controls] Artikel 1, leden 1, 2 en 3 || Artikel 1 || ─ Artikel 1, lid 4 || ─ || Artikel 3 Artikel 1, leden 5 en 6 || ─ || ─ Artikel 2, lid 1, onder a) || Artikel 2, lid 1 || ─ Artikel 2, lid 1, onder b) || Artikel 2, lid 2 || ─ Artikel 2, lid 1, onder c) || ─ || ─ Artikel 2, lid 1, onder d) || Artikel 2, lid 3 || ─ Artikel 2, lid 1, onder e) || Artikel 1, lid 1 || ─ Artikel 2, lid 1, onder f). || Artikel 73 || ─ Artikel 2, lid 1, onder g) || ─ || Artikelen 3, 25 en 36 Artikel 2, lid 1, onder h) || Artikelen 32 tot en met 35 || ─ Artikel 2, lid 1, onder i), eerste alinea || Artikel 71 || Artikel 4 Artikel 2, lid 1, onder i), tweede alinea || ─ || Artikelen 4 en 19 Artikel 2, lid 1, onder i), derde alinea || ─ || Artikel 129 Artikel 2, lid 1, onder j) || ─ || Artikel 2, lid 28 Artikel 2, lid 1, onder k) || ─ || Artikel 3 Artikel 2, lid 1, onder l) || ─ || Artikel 3 Artikel 2, lid 1, onder m) || ─ || Artikel 3 Artikel 2, lid 1, onder n) || ─ || Artikel 3 Artikel 2, lid 1, onder o) || Artikel 2, lid 6 || ─ Artikel 2, lid 1, onder p) || ─ || Artikel 2, lid 26 Artikel 2, lid 1, onder q) || ─ || ─ Artikel 2, lid 1, onder r) || ─ || Artikel 2, lid 48 Artikel 2, lid 2 || Artikel 2, lid 2, tweede alinea || ─ Artikel 3, lid 1 || Artikel 5, lid 1 || ─ Artikel 3, leden 2 en 3 || Artikel 5, lid 1, artikel 37, lid 1, en artikel 41, lid 3 || ─ Artikel 3, lid 4 || ─ || ─ Artikel 3, lid 5 || Artikel 32, lid 2, en artikel 50, lid 3 || ─ Artikel 3, lid 6 || Artikel 5, lid 2, en artikel 32, lid 3 || ─ Artikel 3, lid 7 || Artikel 5, lid 3, artikel 27, lid 1, en artikel 37, lid 1 || ─ Artikel 3, leden 8 en 9 || Artikelen 8, 46 en 54 || ─ Artikel 4, lid 1 || Artikel 40, lid 1 || ─ Artikel 4, lid 2 || Artikel 49, lid 1 || ─ Artikel 4, lid 3 || ─ || ─ Artikel 4, lid 4 || ─ || ─ Artikel 4, lid 5 || Artikelen 8, 46 en 54 || ─ Artikel 4, lid 6 || Artikel 44 || ─ Artikel 5, lid 1 || Artikel 40, lid 3 || ─ Artikel 5, lid 2 || Artikel 49, lid 3 || ─ Artikel 5, lid 3 || Artikel 40, lid 2, en artikel 49, lid 2 || ─ Artikel 5, lid 4 || Artikelen 51 en 70 || ─ Artikel 5, lid 5 || Artikelen 8, 46 en 54 || ─ Artikel 5, lid 6 || Artikel 44 || ─ Artikel 6, leden 1 tot en met 4 || Artikel 82, leden 1, 2 en 3 || ─ Artikel 6, lid 5, eerste en tweede alinea || Artikel 82, leden 1, 2 en 3 || ─ Artikel 6, lid 5, derde alinea || Artikelen 61 en 64 || ─ Artikel 6, lid 5, vierde alinea || Artikel 10 || ─ Artikel 6, lid 5, vijfde alinea || Artikel 76 || ─ Artikel 6, lid 6 || Artikelen 61 en 65 || ─ Artikel 6, lid 7 || Artikel 76 || ─ Artikel 6, lid 8, eerste streepje || ─ || ─ Artikel 6, lid 8, tweede streepje || Artikel 53 || ─ Artikel 6, lid 8, derde streepje || Artikel 82, lid 4 || ─ Artikel 6, lid 8, vierde streepje || Artikelen 62, 65 en 85 || ─ Artikel 6, lid 8, vijfde streepje || ─ || ─ Artikel 6, lid 8, zesde streepje || Artikel 76 || ─ Artikel 6, lid 9 || Artikel 62 || ─ Artikel 10, lid 1 || Artikel 78, lid 3, artikelen 80, 81 en 82 || ─ Artikel 10, lid 2 || Artikelen 74, 75 en 76 || ─ Artikel 10, lid 3 || Artikel 88 || ─ Artikel 10, lid 4 || Artikel 82, lid 4 || ─ Artikel 11, lid 1 || Artikel 82, lid 1 || ─ Artikel 11, lid 2 || ─ || ─ Artikel 11, lid 3 || ─ || Artikel 19, onder d) Artikel 11, lid 4 || Artikel 87 || ─ Artikel 11, lid 5 || Artikel 87 || ─ Artikel 12, lid 1 || ─ || Artikelen 43, 134, 135 en 136 Artikel 12, lid 2 || Artikel 65, lid 3, artikel 88, lid 5, en artikel 90, lid 2 || Artikel 4, lid 1, onder g) en h) Artikel 12, lid 3 || ─ || Artikel 115 Artikel 12, lid 4 || Artikel 41, lid 4, en artikel 90, leden 1 en 5 || Artikel 19, onder d), artikelen 103, 130, 134, 135 en 136 Artikel 13, leden 1 en 2 || Artikel 71, lid 5 || Artikel 45 en artikel 89, lid 1, onder f) Artikel 13, leden 3 en 4 || ─ || ─ Artikel 13 bis, lid 1 || ─ || Artikel 47 Artikel 13 bis, lid 2 || ─ || Artikel 52 Artikel 13 bis, lid 3 || Artikel 71 || ─ Artikel 13 bis, lid 4 || Artikel 71 || ─ Artikel 13 bis, lid 5 || ─ || Artikelen 50 en 52 Artikel 13 ter, lid 1 || ─ || Artikel 63 Artikel 13 ter, lid 2 || ─ || Artikel 49 Artikel 13 ter, lid 3 || ─ || Artikel 46 Artikel 13 ter, lid 4 || ─ || Artikel 46 Artikel 13 ter, lid 5 || ─ || Artikel 46 Artikel 13 ter, lid 6 || ─ || ─ Artikel 13 quater, lid 1, onder a) || ─ || Artikel 55 Artikel 13 quater, lid 1, onder b) || Artikel 61 || ─ Artikel 13 quater, lid 1, onder c) || ─ || Artikelen 54, 55 en 56 Artikel 13 quater, lid 2, onder a) || ─ || Artikel 47 Artikel 13 quater, lid 2, onder b) || ─ || Artikel 51 Artikel 13 quater, lid 2, onder c) || ─ || Artikel 51 Artikel 13 quater, lid 2, onder d) || ─ || Artikel 51 Artikel 13 quater, lid 2, onder e) || ─ || Artikelen 49, 50 en 51 Artikel 13 quater, lid 2, onder f) || ─ || Artikel 47 Artikel 13 quater, lid 3 || ─ || Artikelen 55 en 130 Artikel 13 quater, lid 4 || ─ || Artikelen 55, 58 en 62 Artikel 13 quater, lid 5 || ─ || ─ Artikel 13 quater, lid 6 || Artikel 89 || ─ Artikel 13 quater, lid 7 || Artikel 72 || Artikelen 134, 135 en 136 Artikel 13 quater, lid 8 || Artikel 40, lid 4, artikel 41, lid 4, artikel 49, lid 5, artikel 50, lid 4, en artikel 97 || Artikel 130 Artikel 13 quinquies, lid 1 || ─ || Artikelen 77 en 78 Artikel 13 quinquies, lid 2 || ─ || Artikel 79 Artikel 13 quinquies, lid 3 || ─ || Artikelen 79 en 83 Artikel 13 quinquies, lid 4 || ─ || Artikel 80 Artikel 13 quinquies, lid 5 || ─ || Artikelen 78 en 79 Artikel 13 quinquies, lid 6 || ─ || ─ Artikel 13 quinquies, lid 7 || ─ || ─ Artikel 13 sexies || Artikelen 94 en 95 || ─ Artikel 14 || Artikel 5, leden 3 en 4, artikel 32, lid 3, artikel 37, leden 2 en 3, artikel 40, lid 2, artikel 41, lid 2, artikel 49, lid 2, artikel 50, lid 2, artikel 68, leden 2 en 3, artikel 69, leden 2 en 3, artikel 74, leden 2 en 3, en artikel 75, leden 2 en 3 || ─ Artikel 15, lid 1 || Artikel 41, lid 2, eerste alinea || ─ Artikel 15, lid 2 || Artikel 41, lid 2, tweede alinea || ─ Artikel 15, lid 3 || Artikel 67, lid 3 || ─ Artikel 15, lid 4 || ─ || ─ Artikel 16, lid 1 || Artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 16 || ─ Artikel 16, lid 2, eerste alinea || Artikel 28 || ─ Artikel 16, lid 2, tweede alinea || Artikel 14, lid 1 || ─ Artikel 16, lid 2, derde alinea || Artikel 14, lid 1 || ─ Artikel 16, lid 2, vierde alinea || ─ || ─ Artikel 16, lid 3 || Artikel 29 || ─ Artikel 16, lid 4 || Artikel 27, lid 1, artikel 29, lid 1, en artikel 47, lid 1 || ─ Artikel 16, lid 5 || Artikel 27, lid 6, artikel 29, lid 6, en artikel 47, lid 4 || ─ Artikel 18 || Artikel 99 || ─ Artikel 20 || ─ || ─ Artikel 21, lid 1 || ─ || Artikel 115, leden 1 en 2 Artikel 21, lid 2 || ─ || Artikel 115, lid 4 Artikel 21, lid 3 || ─ || Artikel 115, leden 1 en 3 Artikel 21, lid 4 || ─ || Artikel 115, leden 1 en 3 Artikel 21, lid 5 || ─ || Artikelen 117 en 118 Artikel 21, lid 6 || Artikel 97 || Artikel 130 Artikel 21, lid 7 || ─ || ─ Artikel 21, lid 8 || ─ || ─ Artikel 22 || ─ || ─ Artikel 23, lid 1 || ─ || ─ Artikel 23, lid 2 || ─ || ─ Artikel 23, lid 3 || Artikel 102 || ─ Artikel 23, lid 4 || ─ || ─ Artikel 23, lid 5, eerste alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 5, tweede alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 5, derde alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 5, vierde alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 5, vijfde alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 6, eerste alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 6, tweede alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 6, derde alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 6, vierde alinea || ─ || ─ Artikel 23, lid 7 || ─ || ─ Artikel 23, lid 8 || ─ || ─ Artikel 23, lid 9 || ─ || ─ Artikel 23, lid 10 || ─ || ─ Artikel 24, lid 1 || ─ || ─ Artikel 24, lid 2 || ─ || ─ Artikel 24, lid 3 || ─ || ─ Artikel 25 || ─ || ─ Artikel 26 || ─ || ─ Artikel 27 || ─ || Artikel 87, lid 2 Artikel 27 bis || ─ || Artikelen 107 tot en met 110 Artikel 28 || ─ || ─ Artikel 29 || ─ || ─ Bijlage I, deel A, afdeling I || Artikel 5, lid 2 || ─ Bijlage I, deel A, afdeling II || Artikel 5, lid 2 || ─ Bijlage I, deel B || Artikel 32, lid 3 || ─ Bijlage II, deel A, afdeling I || Artikel 5, lid 2 || ─ Bijlage II, deel A, afdeling II || Artikel 37, lid 2 || ─ Bijlage II, deel B || Artikel 32, lid 3 || ─ Bijlage III, deel A || Artikel 40, lid 1 || ─ Bijlage III, deel B || Artikel 49, lid 1 || ─ Bijlage IV, deel A || Artikel 41, lid 1 || ─ Bijlage IV, deel B || Artikel 50, lid 1 || ─ Bijlage V, deel A, punt I || Artikel 74, lid 1 || ─ Bijlage V, deel A, punt II || Artikel 75, lid 1 || ─ Bijlage V, deel B, punt I || Artikel 68, lid 1 || ─ Bijlage V, deel B, punt II || Artikel 69, lid 1 || ─ Bijlage VI || ─ || ─ Bijlage VII || Bijlage VIII || ─ Bijlage VIII || ─ || ─ Bijlage VIII bis || ─ || ─ Bijlage IX || ─ || ─ [1] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. [2] http://ec.europa.eu/food/plant/plant_health_biosafety/rules/index_en.htm [3] PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. [4] 2906e zitting van de Raad van de Europese Unie
(Economische en Financiële Zaken/Begroting), gehouden op 21 november 2008.
Conclusies van de Raad over de herziening van de EU-plantgezondheidsregeling.
Document nr. 104228. [5] Waarbij rekening is gehouden met een eerdere evaluatie
van de financiële aspecten van de regeling, die in 2008 is afgerond. [6] Food Chain Evaluation Consortium (FCEC), bestaande uit
Civic Consulting, Agra CEAS Consulting (projectleider), Van Dijk Management
Consultants en Arcadia International. [7] http://ec.europa.eu/food/plant/plant_health_biosafety/rules/index_en.htm [8] Adviesgroep zaden, Adviesgroep katoen, Adviesgroep
bloementeelt en sierplanten, Adviesgroep citrusvruchten, Adviesgroep
aardappelen. [9] http://ec.europa.eu/food/plant/plant_health_biosafety/rules/index_en.htm
[10] PB C [...] van [...], blz. [...]. [11] PB C [...] van [...], blz. [...]. [12] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. [13] 2906e zitting van de Raad van de Europese Unie
(Economische en Financiële Zaken/Begroting), gehouden op 21 november 2008.
Conclusies van Raad over de herziening van de EU-plantgezondheidsregeling.
Document nr. 104228. [14] PB L […] van […], blz. […]. [15] PB L […] van […], blz. […]. [16] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [17] PB L 352 van 28.12.1974, blz. 41. [18] PB L 323 van 24.12.1969, blz. 5. [19] PB L 323 van 24.12.1969, blz. 1. [20] PB L 259 van 18.10.1993, blz. 1. [21] PB L 235 van 21.8.1998, blz. 1. [22] PB L 156 van 16.6.2007, blz. 12. [23] PB L […] van […], blz. […]. [24] PB L 125 van 11.7.1966, blz. 2309. [25] PB L 250 van 7.10.1993, blz. 1. [26] PB L 250 van 7.10.1993, blz. 9. [27] PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33. [28] PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60. [29] PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74. [30] PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. [31] ISO 3166-1:2006, Codes voor namen van landen en hun
onderverdelingen - Deel 1: landnamen. Internationale Organisatie voor
Normalisatie, Genève. [32] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. [33] PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.