EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0614

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende specifieke bepalingen met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006

/* COM/2011/0614 definitief - 2011/0275 (COD) */

52011PC0614

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende specifieke bepalingen met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 /* COM/2011/0614 definitief - 2011/0275 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Op 29 juni 2011 heeft de Commissie een voorstel voor het volgende meerjarig financiel kader voor de periode 2014-2020 goedgekeurd: een begroting voor Europa 2020[1]. . In haar voorstel heeft de Commissie besloten dat het cohesiebeleid een essentieel bestanddeel moet blijven van het volgende financiële pakket en heeft zij de nadruk gelegd op de sleutelrol die het speelt bij de uitvoering van de Europa 2020-strategie[2].

Zij heeft derhalve een aantal belangrijke wijzigingen voorgesteld in de wijze van opzet en uitvoering van het cohesiebeleid. De kernwoorden van het voorstel zijn onder meer het concentreren van de financiering op een geringer aantal prioriteiten die beter zijn afgestemd op de Europa 2020-strategie, resultaatgerichtheid, het volgen van de vooruitgang bij het bereiken van overeengekomen doelstellingen, het toenemend gebruik van voorwaarden en vereenvoudiging van de uitvoering.

Deze verordening bevat bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006. Zij is gebaseerd op de werkzaamheden die zijn verricht sinds de bekendmaking van het Vierde cohesieverslag in mei 2007, waarin de belangrijkste uitdagingen zijn geschetst waarvoor de regio’s zich in de komende decennia geplaatst zien en het startsein is gegeven voor de discussie over het toekomstige cohesiebeleid. Op 9 november 2010 heeft de Commissie het vijfde cohesieverslag vastgesteld. Daarin wordt een analyse van de sociale en economische trends gemaakt en worden richtsnoeren voor het toekomstige cohesiebeleid aangegeven.

Het cohesiebeleid is een belangrijk investeringsinstrument om de in de Europa 2020-strategie opgenomen topprioriteiten van de Unie te ondersteunen. Het richt zich daarbij vooral op de landen en regio's met de grootste behoeften. Een van de grootste successen van de EU was dat de levensstandaard van alle burgers kon worden verhoogd. Dat komt niet alleen door haar ondersteuning van de ontwikkeling en de groei van de armere lidstaten en regio's, maar ook door haar rol bij de integratie van de eengemaakte markt, die door zijn omvang commerciële mogelijkheden en schaalvoordelen biedt aan alle delen van de EU, rijk of arm, groot of klein. De Commissie heeft in haar evaluatie van de in het verleden gedane uitgaven in het kader van het cohesiebeleid gewezen op talrijke voorbeelden van meerwaarde en van investeringen die voor groei en werkgelegenheid hebben gezorgd, verwezenlijkingen die niet mogelijk waren geweest zonder de steun uit de EU-begroting. De resultaten laten echter ook de gevolgen van versnippering en gebrek aan duidelijke prioriteitenstelling zien. Nu overheidsmiddelen schaars en groeibevorderende investeringen meer dan ooit nodig zijn, stelt de Commissie belangrijke veranderingen van het cohesiebeleid voor.

Het EFRO beoogt versterking van de economische en sociale cohesie van de Europese Unie via het opheffen van onevenwichtigheden tussen de regio's. Het EFRO ondersteunt de regionale en lokale ontwikkeling door de medefinanciering van investeringen in O&O en innovatie, klimaatverandering en milieu, bedrijfsondersteunende maatregelen voor het mkb, diensten van gemeenschappelijk economisch belang, telecommunicatie-, energie- en vervoersinfrastructuur, gezondheids-, onderwijs- en sociale infrastructuur, en duurzame stedelijke ontwikkeling.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

2.1.      Raadpleging en advies van deskundigen

Bij het opstellen van de voorstellen zijn de resultaten van de openbare raadplegingen in het kader van het vijfde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie, de evaluatie van de EU-begroting[3], de voorstellen voor het meerjarig financieel kader[4], het vijfde cohesieverslag[5] en de raadplegingen na de goedkeuring van het verslag in aanmerking genomen.

De openbare raadpleding over de conclusies van het vijfde cohesieverslag heeft tussen 12 november 2010 en 31 januari 2011 plaatsgevonden. In totaal zijn 444 bijdragen binnengekomen. De respondenten waren onder meer lidstaten, regionale en lokale overheden, de sociale partners, Europese belangenorganisaties, niet-gouvernementele organisaties, burgers en andere belanghebbenden. In het kader van de openbare raadpleging werd een aantal vragen gesteld over de toekomst van het cohesiebeleid. Een samenvatting van de resultaten is gepubliceerd op 13 mei 2011[6].

Van de resultaten van de ex-postevaluaties van de programma’s voor de periode 2000-2006 en een breed scala aan studies en adviezen van deskundigen is gebruikgemaakt als input. Advies is eveneens verstrekt via de Bezinningsgroep op hoog niveau over het toekomstige cohesiebeleid, bestaande uit deskundigen van de nationale overheden, die tussen 2009 en 2011 tienmaal is bijeengekomen.

De resultaten van de openbare raadpleging in het kader van het vijfde cohesieverslag laten zien dat er algemene overeenstemming bestaat over het begrip concentratie van financiering. Er bestaat evenwel bezorgdheid dat de concentratiebesluiten niet op het juiste niveau worden genomen. Met name wordt in veel bijdragen beklemtoond dat flexibiliteit noodzakelijk is en dat niet aan territoriale bijzonderheden mag worden voorbijgegaan. Bovendien wordt in een aantal bijdragen de bezorgdheid geuit dat een te sterke beperking van de prioriteiten op EU-niveau niet de nodige flexibiliteit zou bieden om passende regionale ontwikkelingsstrategieën te bepalen.

2.2.      Effectbeoordeling

Er zijn met name opties onderzocht met betrekking tot de bijdrage uit het EFRO voor twee collectieve voorzieningen:

– bijdrage aan werkgelegenheid, O&O en innovatie door middel van steun aan het bedrijfsleven;

– investeringen in basisinfrastructuur (d.w.z. vervoer, energie, milieu, sociale en gezondheidsinfrastructuur).

Op andere gebieden waarop het EFRO een belangrijke bijdrage levert aan de beschikbaarstelling van collectieve voorzieningen in de EU is niet ingegaan, aangezien achtereenvolgende evaluaties en wetenschappelijk onderzoek geen bijzondere problemen op deze gebieden aan het licht hebben gebracht met betrekking tot de reikwijdte van de steunverlening uit het EFRO.

Met betrekking tot de steun aan het bedrijfsleven kan worden gesteld dat dergelijke steun, met name in de vorm van subsidies, het meest nodig is voor kleine bedrijven, voor innovatieve activiteiten, en op gebieden waar sprake is van industriële achteruitgang en die structurele veranderingen ondergaan. Dit geldt in veel mindere mate voor investeringen in grote bedrijven, op minder innovatieve gebieden en in regio’s die ook zonder steun voor investeerders aantrekkelijk zijn. De kans op zinvolle infrastructuurfinanciering is het grootst in minder ontwikkelde regio’s, waar de overheid niet over voldoende investeringsmiddelen beschikt en de investeringen niet kunnen worden terugverdiend aangezien het inkomen van de bevolking laag is. Dit is veel twijfelachtiger bij investeringen in de basisinfrastructuur in meer ontwikkelde regio’s.

Bij de onderzochte opties ging het om de status-quo, veranderingen met het oog op gerichtere financiering, en een optie met een aanzienlijk beperktere reikwijdte vergeleken met de huidige financieringsopties. De keuze viel op de optie van meer gerichtheid, die de financiering doeltreffender en doelmatiger maakt en een hogere EU-meerwaarde verleent, maar die tegelijkertijd de regio’s voldoende flexibiliteit laat met betrekking tot investeringen en het risico minimaliseert dat activiteiten waarvoor financiering is vereist, buiten het toepassingsgebied daarvan vallen.

3.           JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

Voor het Europees regionaal beleid is een belangrijke rol weggelegd bij het mobiliseren van lokale hulpbronnen en het focussen op de ontwikkeling van het eigen potentieel.

Artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dringt aan op maatregelen van de Europese Unie tot versterking van haar economische, sociale en territoriale samenhang, en tot bevordering van de harmonische ontwikkeling in haar geheel door de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de regio’s te verkleinen en de ontwikkeling in de minst begunstigde regio’s te bevorderen.

De doelstelling van economische, sociale en territoriale samenhang wordt bevorderd via drie EU-fondsen. Zoals artikel 176 van het VWEU bepaalt, strekt het EFRO tot bevordering van de ontwikkeling en de structurele aanpassing van regio’s met een achterstand en industriegebieden met afnemende economische activiteit.

Volgens artikel 174 van het VWEU wordt bijzondere aandacht besteed aan de plattelandsgebieden, de regio's die een industriële overgang doormaken en de regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.

Artikel 349 van het VWEU bepaalt dat specifieke maatregelen worden getroffen om rekening te houden met de structurele economische en sociale situatie van de ultraperifere gebieden, die wordt bemoeilijkt door bepaalde specifieke kenmerken die de ontwikkeling van deze gebieden ernstig schaden. De specifieke maatregelen omvatten de voorwaarden voor toegang tot de structuurfondsen.

Het tijdschema voor de herziening van de EU-financiering voor de bevordering van de cohesie is gekoppeld aan het voorstel voor een nieuw meerjarig financieel kader, in de versie van het werkprogramma van de Commissie.

Zoals in de evaluatie van de EU-begroting wordt onderstreept, moet "de EU-begroting […] worden aangesproken om collectieve voorzieningen en maatregelen te financieren waar de lidstaten en de regio's dat zelf niet of niet met beter resultaat kunnen"[7]. Het wetgevingsvoorstel eerbiedigt het subsidiariteitsbeginsel, aangezien de taken van het EFRO in het Verdrag worden genoemd en het beleid wordt uitgevoerd in overeenstemming met het beginsel van gedeeld beheer en met inachtneming van de institutionele bevoegdheden van de lidstaten en de regio’s.

Zowel het wetgevingsinstrument als het soort maatregel (d.w.z. de financiering) wordt omschreven in het VWEU, dat de rechtsgrondslag voor de structuurfondsen geeft en dat bepaalt dat de taken, de prioritaire doelstellingen en de organisatie van de fondsen bij verordeningen worden vastgesteld.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel van de Commissie voor een meerjarig financieel kader voorziet in een bedrag van 376 miljard euro voor economische, sociale en territoriale samenhang voor de periode 2014-2020.

Voorgestelde begroting 2014-2020 || Miljard EUR

Convergentieregio’s Overgangsregio's Onder de doelstelling "concurrentievermogen" vallende regio's Territoriale samenwerking Cohesiefonds Extra toewijzingen voor ultraperifere en dun bevolkte regio's || 162,6 39 53,1 11,7 68,7 0,926

Financieringsfaciliteit "Connecting Europe" voor vervoer, energie en informatie- en communicatietechnologie (ICT) || 40 (met een afgeschermd aanvullend bedrag van 10 miljard euro binnen het Cohesiefonds)

*Cijfers uitgedrukt in constante prijzen voor 2011

In het voorstel van de Commissie worden, met het oog op een grotere bijdrage van de fondsen aan het bereiken van de kernstreefdoelen van de Europa 2020-strategie, minimumaandelen van het Europees Sociaal Fonds (ESF) per categorie regio’s vastgesteld. Dit betekent dat het minimumaandeel van het ESF in de begrotingstoewijzing voor het cohesiebeleid in elk geval 25% bedraagt, of 84 miljard euro. Derhalve blijft voor het EFRO voor de periode 2014-2020 maximaal 183,3 miljard euro beschikbaar.

5.           SAMENVATTING VAN DE INHOUD VAN DE VOORGESTELDE VERORDENING

De voorgestelde verordening bepaalt de reikwijdte van de steunverlening uit het EFRO en stelt tevens een negatieve lijst van activiteiten op die niet voor steun in aanmerking komen. Zij bepaalt de investeringsprioriteiten voor elke thematische doelstelling.

Overgangsregio's een meer ontwikkelde regio's zullen verplicht zijn het merendeel van de toegewezen middelen (met uitzondering van middelen uit het ESF) te besteden aan energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, het concurrentievermogen van het mkb en innovatie. Minder ontwikkelde regio’s zullen de toegewezen middelen kunnen besteden aan een breder scala van doelstellingen in overeenstemming met hun bredere reeks van ontwikkelingsbehoeften. De voorgestelde regeling bepaalt dat:

– in de meer ontwikkelde en overgangsregio’s ten minste 80% van de middelen wordt ingezet voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, onderzoek en innovatie en steun aan het mkb, waarvan 20% voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Gelet op de aanhoudende herstructureringsbehoeften in die regio’s, die geleidelijk het stadium van de convergentiedoelstelling achter zich laten, wordt het minimumpercentage tot 60% verlaagd.

– in de minder ontwikkelde regio’s ten minste 50% van de middelen wordt ingezet voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, onderzoek en innovatie en steun aan het mkb, waarvan 6% voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie.

De voorgestelde verordening voorziet in meer aandacht voor duurzame stedelijke ontwikkeling. Dit moet worden bereikt door het reserveren van minimaal 5% van de EFRO-middelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling, het opzetten van een platform voor stedelijke ontwikkeling ter bevordering van de capaciteitsopbouw en de uitwisseling van ervaringen, en het opstellen van een lijst van steden waar geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling zullen worden uitgevoerd.

De voorgestelde verordening beoogt bij te dragen tot meer oriëntatie op de resultaten van de financiering door gemeenschappelijke indicatoren vast te leggen die verband houden met zowel de fysieke resultaten als de resultaten in verband met de finale financieringsdoelstelling.

Volgens de voorgestelde verordening moet in de operationele programma’s bijzondere aandacht worden besteed aan de specifieke moeilijkheden van de regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen.

Ten slotte bevat de voorgestelde verordening specifieke bepalingen voor het gebruik van de specifieke extra toewijzing voor ultraperifere gebieden.

2011/0275 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende specifieke bepalingen met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 178 en artikel 349,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[9],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 176 van het Verdrag bepaalt dat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is bedoeld om een bijdrage te leveren aan het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Unie. Het EFRO draagt er dan ook toe bij de kloof tussen de ontwikkelingsniveaus van de verschillende regio's en de achterstand van de zwakste regio's, met inbegrip van stedelijke en plattelandsgebieden, industriegebieden met afnemende economische activiteit, gebieden die kampen met ernstige en permanente natuurlijke en demografische belemmeringen, zoals eilanden, berggebieden, dunbevolkte gebieden en grensregio's, te verkleinen.

(2) De gemeenschappelijke bepalingen voor het EFRO, het Europees Sociaal Fonds (ESF) (hierna "de structuurfondsen" genoemd) en het Cohesiefonds zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. […]/2012 van […] houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme zaken en Visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006[10][de gemeenschappelijke verordening].

(3) Er dienen specifieke bepalingen te worden vastgesteld met betrekking tot het soort activiteiten dat door het EFRO kan worden ondersteund in het kader van de thematische doelstellingen die zijn bepaald in Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening]. Tegelijkertijd moet worden omschreven en verduidelijkt welke uitgaven buiten het bestek van het EFRO vallen, met inbegrip van uitgaven voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in installaties die vallen onder Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad[11].

(4) Om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van het EFRO, en in overeenstemming met de Europa 2020-strategie[12] volgens welke het cohesiebeleid de noodzaak moet ondersteunen om een slimme, duurzame en inclusieve groei tot stand te brengen, is het nodig de in het kader van het EFRO specifieke maatregelen als "investeringsprioriteiten" vast te leggen binnen elke thematische doelstelling die is bepaald in artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening].

(5) Het EFRO moet bijdragen aan de Europa 2020-strategie en aldus verzekeren dat de steunverlening uit het EFRO zich sterker richt op de prioriteiten van de Unie. Naargelang de categorie van regio's die steun ontvangen, zou de steunverlening uit het EFRO zich moeten richten op onderzoek en innovatie, het midden- en kleinbedrijf en het tegengaan van klimaatverandering. De mate waarin dit gebeurt moet rekening houden met het ontwikkelingsniveau van de regio en de specifieke behoeften van regio's waar het bbp per hoofd van de bevolking in de periode 2007-2013 minder dan 75% bedroeg van het gemiddelde bbp van de EU-25 tijdens de referentieperiode.

(6) Er moet een aantal gemeenschappelijke indicatoren ter beoordeling van de vooruitgang bij de uitvoering van de programma's worden vastgelegd voordat de lidstaten hun operationele programma's opstellen. Deze indicatoren moeten worden aangevuld met programmaspecifieke indicatoren.

(7) In het kader van de duurzame stedelijke ontwikkeling wordt het noodzakelijk geacht steun te verlenen aan geïntegreerde maatregelen om de economische, ecologische, klimatologische en sociale uitdagingen aan te pakken waarmee stedelijke gebieden worden geconfronteerd, en een procedure vast te leggen voor het opstellen van de lijst van steden waarvoor dergelijke maatregelen gelden en de voor dergelijke maatregelen gereserveerde financiële toewijzing.

(8) Voortbouwend op de ervaringen met en de sterke punten van de opneming van maatregelen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling in operationele programma's die gedurende de periode 2007-2013 worden gesteund door het EFRO, moet op Unieniveau een volgende stap worden gezet in de vorm van het opzetten van een platform voor stedelijke ontwikkeling.

(9) Teneinde nieuwe oplossingen vast te stellen of te beproeven voor kwesties die verband houden met duurzame stedelijke ontwikkeling die van belang zijn op Unieniveau, moet het EFRO innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling ondersteunen.

(10) Het EFRO moet de toegankelijkheidsproblemen, en de problemen wegens de afstand tot de grote markten, van gebieden met een extreem lage bevolkingsdichtheid zoals bedoeld in Protocol nr. 6 betreffende bijzondere bepalingen voor doelstelling 6 in het kader van de structuurfondsen in Finland en Zweden, bij de Toetredingsakte van 1994, aanpakken. Het EFRO moet tevens de specifieke problemen aanpakken waarmee bepaalde eilanden, berggebieden, grensregio's en dunbevolkte gebieden die door hun geografische ligging in hun ontwikkeling worden geremd, te kampen hebben, teneinde aldus hun duurzame ontwikkeling te ondersteunen.

(11) Specifieke aandacht dient te gaan naar de ultraperifere regio's, namelijk door, bij wijze van uitzondering, de werkingssfeer van het EFRO te verruimen tot de financiering van steun voor de bedrijfsvoering ter compensering van de extra kosten die voortvloeien uit hun specifieke economische en sociale situatie, die wordt verergerd door de handicaps als gevolg van de in artikel 349 van het Verdrag vermelde factoren, namelijk hun verafgelegen en/of insulaire ligging, gering oppervlak, problematische topografie, ongunstig klimaat en hun economische afhankelijkheid van een beperkt aantal producten, kenmerken die in combinatie met elkaar en door hun blijvende karakter de ontwikkeling van deze regio's bemoeilijken. Teneinde de ontwikkeling van bestaande en nieuwe economische activiteiten te ondersteunen, moet ten minste 50% van de specifieke extra toewijzing worden bestemd voor maatregelen die bijdragen tot de diversificatie en modernisering van de economieën van de ultraperifere gebieden.

(12) Teneinde procedures voor de selectie en uitvoering van innovatieve acties vast te stellen, moet de bevoegdheid om handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag vast te stellen, aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot de in artikel 9 omschreven inhoud en werkingssfeer. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

(13) Met het oog op de uniforme uitvoering van deze richtlijn moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden krijgen met betrekking tot de lijst van steden die aan het stedelijke ontwikkelingsplatform zullen deelnemen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[13],

(14) Deze verordening vervangt Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999[14]. Verordening (EG) nr. 1080/2006 moet derhalve duidelijkheidshalve worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden de taken van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het toepassingsgebied van de steunverlening uit het EFRO met betrekking tot de doelstellingen "Investeren in groei en werkgelegenheid" en "Europese territoriale samenwerking", en specifieke bepalingen met betrekking tot de steunverlening uit het EFRO voor de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid" vastgesteld.

Artikel 2 Taken van het EFRO

Het EFRO levert een bijdrage aan de financiering van steun ten behoeve van de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang door het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden via steun aan de ontwikkeling en de structurele aanpassing van regionale economieën, met inbegrip van de omschakeling van industriegebieden met afnemende economische activiteit en regio's met een achterstand.

Artikel 3 Toepassingsgebied van de steunverlening uit het EFRO

1. Het EFRO ondersteunt:

(a) productieve investeringen die bijdragen tot het creëren en het behoud van duurzame werkgelegenheid, via directe steun aan investeringen in het midden- en kleinbedrijf (mkb);

(b) investeringen in infrastructuur die basisdiensten aan de burger levert op het gebied van energie, milieu, vervoer en informatie- en communicatietechnologie (ICT);

(c) investeringen in sociale, gezondheids- en onderwijsinfrastructuur;

(d) ontwikkeling van het eigen potentieel door het ondersteunen van regionale en lokale ontwikkeling, onderzoek en innovatie. Deze maatregelen omvatten:

i)        investeringen in vaste activa in installaties en kleinschalige infrastructuur;

ii)       steun voor en diensten aan bedrijven, met name het mkb;

iii)      steun voor openbare instellingen voor onderzoek en innovatie, en investeringen in technologie en toegepast onderzoek in bedrijven;

iv)      vorming van netwerken, samenwerking en uitwisseling van ervaringen tussen regio's, steden en betrokken sociale, economische en ecologische actoren;

(e) technische bijstand.

In meer ontwikkelde regio's ondersteunt het EFRO geen investeringen in infrastructuur die basisdiensten aan de burger levert op het gebied van milieu, vervoer en ICT.

2. Het EFRO ondersteunt niet:

(a) de ontmanteling van kerncentrales;

(b) de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in installaties die vallen onder Richtlijn 2003/87/EG;

(c) de productie, verwerking en afzet van tabak en tabaksproducten;

(d) ondernemingen in moeilijkheden zoals gedefinieerd in het kader van de voorschriften inzake staatssteun van de Unie.

Artikel 4 Thematische concentratie

De in artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstellingen en de in artikel 5 van deze verordening vastgestelde corresponderende investeringsprioriteiten waaraan het EFRO kan bijdragen, worden geconcentreerd als volgt:

(b) in de meer ontwikkelde regio's en overgangsregio's

i)       wordt ten minste 80% van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan de in de punten 1, 3 en 4 van artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstellingen; en

ii)       wordt ten minste 20% van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan de in punt 4 van artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstelling.

(c) in de minder ontwikkelde regio's:

i)       wordt ten minste 50% van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan de in de punten 1, 3 en 4 van artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstellingen;

ii)       wordt ten minste 6% van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan de in punt 4 van artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstelling.

In afwijking van punt a), i), wordt in regio's waar het bbp per hoofd van de bevolking in de periode 2007-2013 minder dan 75% bedroeg van het gemiddelde bbp van de EU-25 tijdens de referentieperiode, maar die in de periode 2014-2020 in aanmerking komen als overgangsregio's of meer ontwikkelde regio's in de zin van artikel 82, lid 2, onder b) en c), van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening], ten minste 60% van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan elk van de in de punten 1, 3 en 4 van artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstellingen.

Artikel 5 Investeringsprioriteiten

Het EFRO ondersteunt de volgende investeringsprioriteiten in het kader van de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstellingen:

(2) versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie:

(a) verbetering van de infrastructuur voor onderzoek en innovatie (O&I) en van de capaciteiten voor de ontwikkeling van topprestaties op dit gebied, en bevordering van kenniscentra, met name van die van Europees belang;

(b) bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie;

(c) ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle productvalidatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën;

(3) verbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van ICT:

(a) uitbreiding van de uitrol van breedband- en snelle netwerken;

(b) ontwikkeling van ICT-producten en -diensten, e-handel en bevordering van de vraag naar ICT;

(c) stimulering van ICT-toepassingen voor e-overheid, e-leren, e-insluiting en e‑gezondheid;

(4) verbetering van het concurrentievermogen van het mkb:

(a) bevordering van het ondernemerschap, met name door de economische exploitatie van nieuwe ideeën te vergemakkelijken en door het oprichten van nieuwe bedrijven aan te moedigen;

(b) ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen voor het mkb, met name met het oog op internationalisering;

(5) steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken:

(a) het bevorderen van de productie en de distributie van hernieuwbare energiebronnen;

(b) het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in het mkb;

(c) het ondersteunen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur en in de woningbouwsector;

(d) het ontwikkelen van slimme systemen voor distributie bij een laag spanningsniveau;

(e) het bevorderen van koolstofarme strategieën voor stedelijke gebieden;

(6) bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en risicobeheer:

(a) het ondersteunen van specifieke investeringen voor de aanpassing aan de klimaatverandering;

(b) het bevorderen van investeringen waarmee specifieke risico’s het hoofd kan worden geboden, het waarborgen van de capaciteit tot herstel na rampen en het ontwikkelen van systemen voor rampenbeheersing;

(7) bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen:

(a) het aanpakken van de grote behoeften aan investeringen in de afvalsector, om te voldoen aan de vereisten van het milieuacquis;

(b) het aanpakken van de grote behoeften aan investeringen in de watersector, om te voldoen aan de vereisten van het milieuacquis;

(c) het beschermen, bevorderen en ontwikkelen van het cultureel erfgoed;

(d) het beschermen van de biodiversiteit, bodembescherming en het bevorderen van ecosysteemdiensten (met inbegrip van Natura 2000[15] en groene infrastructuur);

(e) maatregelen tot verbetering van het stadsmilieu, met inbegrip van de sanering van oude bedrijfsterreinen en de vermindering van de luchtverontreiniging;

(8) bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren:

(a) het ondersteunen van een multimodale interne Europese vervoersruimte door middel van investeringen in het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T);

(b) het versterken van de regionale mobiliteit door het aansluiten van secundaire en tertiaire knooppunten op de TEN-T-infrastructuur;

(c) het ontwikkelen van milieuvriendelijke en koolstofarme vervoerssystemen, en het bevorderen van duurzame stedelijke mobiliteit;

(d) het ontwikkelen van fijnmazige, kwalitatief hoogwaardige en interoperabele spoorwegsystemen;

(9) bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit:

(a) het ontwikkelen van starterscentra en investeringssteun voor het werken als zelfstandige en bij het opzetten van een bedrijf;

(b) initiatieven voor lokale ontwikkeling en steun voor de structuur voor lokale dienstverlening met het oog op het scheppen van nieuwe banen, wanneer dergelijke acties buiten de werkingssfeer van Verordening (EU) nr. […]/2012 [ESF] vallen;

(c) investeringen in infrastructuur voor diensten voor arbeidsvoorziening;

(10) bevordering van sociale insluiting en bestrijding van armoede:

(a) investeringen in de gezondheids- en sociale infrastructuur die bijdragen tot de nationale, regionale en lokale ontwikkeling, het verminderen van ongelijkheden wat de gezondheidsstatus betreft en de overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte diensten;

(b) steun voor fysieke en economische sanering van achtergestelde stedelijke en rurale gemeenschappen;

(c) steun voor sociale ondernemingen;

(11) investeringen in onderwijs, vaardigheden en een leven lang leren door het ontwikkelen van infrastructuur voor onderwijs en opleiding;

(12) verbetering van de institutionele capaciteit en een efficiënt openbaar bestuur door het versterken van de institutionele capaciteit en het verhogen van de doeltreffendheid van het openbaar bestuur en de openbare diensten in verband met de uitvoering van het EFRO, en ter ondersteuning van maatregelen ter zake van de institutionele capaciteit en de doeltreffendheid van het openbaar bestuur in het kader van het ESF.

Hoofdstuk II Indicatoren voor de steunverlening uit het EFRO voor de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid"

Artikel 6 Indicatoren voor de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid"

Overeenkomstig artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] wordt, indien van toepassing, gebruikgemaakt van de in de bijlage bij deze verordening beschreven gemeenschappelijke indicatoren. Voor de gemeenschappelijke indicatoren bedragen de uitgangswaarden nul en worden cumulatieve streefdoelen voor 2022 bepaald.

Voor de programmaspecifieke outputindicatoren bedragen de uitgangswaarden nul en worden cumulatieve streefdoelen voor 2022 bepaald.

Voor de programmaspecifieke resultaatindicatoren wordt voor de uitgangswaarden van de meest recente beschikbare gegevens gebruikgemaakt en worden streefdoelen voor 2022 bepaald, die in kwantitatieve of kwalitatieve termen kunnen worden uitgedrukt.

Hoofdstuk III

Specifieke bepalingen inzake de behandeling van bijzondere territoriale kenmerken

Artikel 7

Duurzame stedelijke ontwikkeling

1. Het EFRO ondersteunt in het kader van operationele programma's de duurzame stedelijke ontwikkeling door middel van strategieën die geïntegreerde maatregelen behelzen om de economische, ecologische, klimatologische en sociale uitdagingen waarmee stedelijke gebieden worden geconfronteerd, aan te pakken.

2. Elke lidstaat stelt in zijn partnerschapcontract een lijst op van steden waar geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling moeten worden uitgevoerd en een indicatieve jaarlijkse toewijzing voor deze maatregelen op nationaal niveau.

Ten minste 5% van de op nationaal niveau toegewezen EFRO-middelen wordt bestemd voor geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling waarvan het beheer is gedelegeerd aan de steden via de geïntegreerde territoriale investeringen bedoeld in artikel 99 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening].

Artikel 8

Platform voor stedelijke ontwikkeling

3. De Commissie zet in overeenstemming met artikel 51 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] een platform voor stedelijke ontwikkeling op ter bevordering van de capaciteitsopbouw, de vorming van netwerken tussen steden en het uitwisselen van ervaringen met betrekking tot stedelijk beleid op Unieniveau op gebieden die verband houden met de investeringsprioriteiten van het EFRO en duurzame stedelijke ontwikkeling.

4. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen op basis van de in de partnerschapcontracten opgestelde lijsten een lijst op van steden die deelnemen aan het platform. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De lijst bevat maximaal 300 steden, en maximaal 20 steden per lidstaat. De steden worden gekozen op basis van de volgende criteria:

(a) bevolking, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzonderheden van de nationale stedelijke systemen;

(b) het bestaan van een strategie voor geïntegreerde maatregelen om de economische, ecologische, klimatologische en sociale uitdagingen waarmee stedelijke gebieden worden geconfronteerd, aan te pakken.

5. Het platform ondersteunt ook de vorming van netwerken tussen alle steden die op initiatief van de Commissie innovatieve acties ondernemen.

Artikel 9 Innovatieve acties op gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling

1.           Op initiatief van de Commissie kan het EFRO innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling ondersteunen, binnen de grens van 0,2% van de totale jaarlijkse EFRO-toewijzing. Deze acties omvatten studies en proefprojecten voor het vaststellen of beproeven van nieuwe oplossingen voor kwesties die verband houden met duurzame stedelijke ontwikkeling die van belang zijn op Unieniveau.

2.           In afwijking van artikel 4 kunnen innovatieve acties alle activiteiten die nodig zijn voor het verwezenlijken van de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstellingen en overeenkomstige investeringsprioriteiten ondersteunen.

3.           De Commissie stelt overeenkomstig artikel 13 gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot procedures voor de selectie en uitvoering van innovatieve acties.

Artikel 10 Gebieden met natuurlijke of demografische belemmeringen

In door het EFRO medegefinancierde operationele programma's voor gebieden met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen zoals bedoeld in artikel 111, lid 4, van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de algemene verordening] wordt bijzondere aandacht besteed aan de aanpak van de specifieke problemen van deze gebieden.

Artikel 11 Ultraperifere gebieden

6. De specifieke extra toewijzing voor ultraperifere gebieden wordt gebruikt ter compensatie van de extra kosten die in verband met de in artikel 349 van het Verdrag bedoelde belemmeringen in de ultraperifere gebieden ontstaan bij de ondersteuning van:

(c) de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de algemene verordening] omschreven thematische doelstellingen;

(d) goederenvervoersdiensten en starterssteun voor vervoersdiensten;

(e) acties die verband houden met opslagbeperkingen, overdimensionering en onderhoud van productiemiddelen, en gebrek aan menselijk kapitaal op de plaatselijke arbeidsmarkt.

Ten minste 50% van de specifieke extra toewijzing wordt bestemd voor maatregelen die bijdragen tot de diversificatie en modernisering van de economieën van de ultraperifere gebieden, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de in de punten 1, 2 en 3 van artikel 9 van Verordening (EU) nr. […]/2012 [de algemene verordening] omschreven thematische doelstellingen.

7. De specifieke extra toewijzing mag ook worden gebruikt om exploitatiesteun en uitgaven voor openbaredienstverplichtingen en overheidsopdrachten voor dienstverlening in de ultraperifere gebieden te helpen financieren.

8. Het bedrag waarvoor het medefinancieringspercentage geldt, is uitsluitend in het geval van exploitatiesteun en uitgaven voor openbaredienstverplichtingen en overheidsopdrachten voor dienstverlening evenredig aan de in lid 1 bedoelde extra kosten voor de begunstigde, en kan in het geval van investeringsuitgaven de totale in aanmerking komende kosten bestrijken.

9. Financiering uit hoofde van dit artikel wordt niet gebruikt ter ondersteuning van:

(f) acties voor producten van bijlage I bij het Verdrag;

(g) steunmaatregelen voor personenvervoer die zijn toegestaan uit hoofde van artikel 107, lid 2, onder a), van het Verdrag;

(h) belastingvrijstellingen en vrijstelling van sociale lasten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 12 Overgangsbepalingen

1.           Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke intrekking, van bijstandsverlening die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Verordening (EG) nr. 1080/2006 of andere wetgeving die op 31 december 2013 op die bijstandsverlening van toepassing is en bijgevolg daarna op die bijstandsverlening of de betrokken projecten van toepassing zal zijn tot ze worden afgesloten.

2.           Aanvragen voor bijstand die zijn ingediend in het kader van Verordening (EG) nr. 1080/2006 blijven geldig.

Artikel 13 Uitoefening van de delegatie

10. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie onder de in dit artikel gestelde voorwaarden verleend.

11. De bevoegdheid om de in artikel 9, lid 3, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie met ingang van 1 januari 2014 voor onbepaalde tijd verleend.

12. De in artikel 9, lid 3, bedoelde delegatie van bevoegdheid kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die daarin nader wordt bepaald. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

13. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

14. Een krachtens artikel 9, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving ervan aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 14 Comitéprocedure

15. De Commissie wordt bijgestaan door het Coördinatiecomité voor de fondsen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

16. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 15 Intrekking

Verordening (EG) nr. 1080/2006 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 16 Herziening

Het Europees Parlement en de Raad bezien deze verordening vóór 31 december 2022 opnieuw, overeenkomstig artikel 177 van het Verdrag.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE

Gemeenschappelijke indicatoren voor de steunverlening uit het EFRO in het kader van de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid" (artikel 6)

|| EENHEID || AANDUIDING

Productieve investeringen || ||

|| ondernemingen || Aantal ondernemingen dat subsidies ontvangt

|| ondernemingen || Aantal ondernemingen dat andere financiële steun dan subsidies ontvangt

|| ondernemingen || Aantal ondernemingen dat niet-financiële steun ontvangt

|| ondernemingen || Aantal nieuwe ondernemingen dat steun ontvangt

|| EUR || Particuliere investeringen voor gelijke delen als overheidssteun voor mkb (subsidies)

|| EUR || Particuliere investeringen voor gelijke delen als overheidssteun voor mkb (anders dan subsidies)

|| Voltijd-equivalenten || Aantal gecreëerde arbeidsplaatsen in mkb dat steun ontvangt

Toerisme || bezoeken || Aantal bezoeken aan attracties die steun ontvangen

ICT-infrastructuur || personen || Inwoners die toegang hebben tot breedband met snelheid van minstens 30 Mbps

Vervoer || ||

Spoorwegen || km || Totale lengte van nieuwe spoorwegverbinding

||  waarvan: TEN-T

km || Totale lengte van opnieuw aangelegde of verbeterde spoorwegverbinding

||  waarvan: TEN-T

Wegen || km || Totale lengte van nieuw aangelegde wegen

|| waarvan: TEN-T

km || Totale lengte van opnieuw aangelegde of verbeterde wegen

|| waarvan: TEN-T

Stadsvervoer || aantal passagiers || Toename van aantal passagiers die gebruikmaken van gesubsidieerd stadsvervoer

Binnenwateren || ton-km || Toename van vracht die via verbeterde binnenwateren wordt vervoerd

Milieu || ||

Vaste afvalstoffen || ton || Extra capaciteit voor het recycleren van afvalstoffen

Watervoorziening || personen || Extra aantal inwoners dat profiteert van verbeterde watervoorziening

|| m3 || Geschatte vermindering van lekkages in waterleidingnet

Afvalwater-behandeling || inwonerequivalent || Extra aantal inwoners dat profiteert van verbeterde afvalwaterbehandeling

Risicopreventie en risicobeheer || personen || Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen overstromingen

personen || Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen bosbranden en andere beschermingsmaatregelen

Bodemsanering || hectare || Totale oppervlakte van gesaneerde bodem

Bodemafdekking || hectare || Verandering van door ontwikkeling afgedekt land

Natuur en biodiversiteit || hectare || Oppervlakte van habitats die beter worden beschermd

Onderzoek, innovatie || ||

|| personen || Aantal O&O-personeelsleden/onderzoekers die werken in onlangs gebouwde of uitgeruste onderzoeksinfrastructuur

|| ondernemingen || Aantal ondernemingen dat samenwerkt met ondersteunde onderzoeksinstellingen

|| voltijdequivalenten || Aantal gecreëerde posten voor O&O-personeelsleden/onderzoekers in ondersteunde entiteiten

|| EUR || Particuliere investeringen voor gelijke delen als overheidssteun voor innovatie of O&O-projecten

|| ondernemingen || Aantal ondernemingen dat voor de markt nieuwe of aanzienlijk verbeterde producten heeft geïntroduceerd als gevolg van steun voor innovatie of O&O-projecten

|| ondernemingen || Aantal ondernemingen dat voor de onderneming nieuwe of aanzienlijk verbeterde producten heeft geïntroduceerd als gevolg van steun voor innovatie of O&O-projecten

Energie en klimaatverandering || ||

Hernieuwbare energie || MW || Extra capaciteit van productie van energie uit hernieuwbare bronnen

Energie-efficiëntie || huishoudens || Aantal huishoudens met verbeterde energieverbruikclassificatie

|| kWh/jaar || Daling van primair energieverbruik van openbare gebouwen

|| verbruikers || Aantal extra energieverbruikers die zijn aangesloten op slimme netten

Reductie van uitstoot van broeikasgassen || ton CO2eq || Geschatte daling van uitstoot van broeikasgassen in CO2-equivalenten

Sociale infrastructuur || ||

Kinderopvang en onderwijs || personen || Capaciteit van diensten van gesubsidieerde infrastructuur voor kinderopvang of onderwijs

Gezondheid || personen || Capaciteit van gesubsidieerde gezondheidsdiensten

Huisvesting || huishoudens || Aantal huishoudens dat profiteert van verbeterde woonomstandigheden

Cultureel erfgoed || bezoeken || Aantal bezoeken aan sites die steun ontvangen

Stedelijke ontwikkeling || ||

|| personen || Inwoners van gebieden met strategieën voor geïntegreerde stedelijke ontwikkeling

|| vierkante meter || Nieuwe open ruimte in stedelijke gebieden

|| vierkante meter || Nieuwe openbare of bedrijfsgebouwen in stedelijke gebieden

|| vierkante meter || Nieuwe huisvesting in stedelijke gebieden

[1]               COM(2011) 500 definitief.

[2]               Mededeling van de Commissie: Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010.

[3]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de nationale parlementen: Evaluatie van de EU-begroting (COM(2010) 700 definitief van 19.10.2010).

[4]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een begroting voor Europa 2020 (COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011).

[5]               Vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang, november 2010.

[6]               Werkdocument van de diensten van de Commissie: Resultaten van de openbare raadpleging over de conclusies van het Vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang (SEC(2011) 590 definitief van 13.5.2011).

[7]               COM(2010) 700 definitief van 19.10.2010.

[8]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[9]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[10]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[11]             PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

[12]             Mededeling van de Commissie: Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010).

[13]             PB L 55 van 28.02.2011, blz. 13.

[14]             PB L 210 van 31.07.2006, blz. 1.

[15]             Opgezet als een coherent Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

Top