Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/281/13

    Zaak C-325/05: Verzoek van het Verwaltungsgericht Darmstadt van 17 augustus 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Ismail Derin en Landkreis Darmstadt-Dieburg

    PB C 281 van 12.11.2005, p. 7–7 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    12.11.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 281/7


    Verzoek van het Verwaltungsgericht Darmstadt van 17 augustus 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Ismail Derin en Landkreis Darmstadt-Dieburg

    (Zaak C-325/05)

    (2005/C 281/13)

    Procestaal: Duits

    Het Verwaltungsgericht Darmstadt heeft bij beschikking van 17 augustus 2005, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 29 augustus 2005, in het geding tussen Ismail Derin en Landkreis Darmstadt-Dieburg, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

    1)

    Verliest een Turkse onderdaan die als kind in het kader van gezinshereniging bij zijn in de Bondsrepubliek Duitsland in loondienst werkzame ouders is gaan wonen, zijn verblijfsrecht dat is afgeleid van het recht overeenkomstig artikel 7, lid 1, tweede streepje, van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije (hierna: „besluit nr. 1/80”) om op ieder arbeidsaanbod te reageren — behalve in de gevallen van artikel 14 van besluit nr. 1/80 en wanneer hij de lidstaat van ontvangst gedurende langere tijd zonder gegronde redenen verlaat — ook wanneer hij na het bereiken van de leeftijd van 21 jaar niet meer bij zijn ouders woont en niet te hunnen laste komt?

    In geval van een bevestigend antwoord op de eerste vraag:

    2)

    Geniet deze Turkse onderdaan, ondanks het verlies van de rechtspositie ingevolge artikel 7, lid 1, tweede streepje, van besluit nr. 1/80, speciale bescherming tegen uitwijzing krachtens artikel 14 van besluit nr. 1/80 wanneer hij, na het beëindigen van het samenwonen in gezinsverband met zijn ouders, onregelmatig in loondienst heeft gewerkt zonder op grond van zijn hoedanigheid van werknemer overeenkomstig artikel 6, lid 1, van besluit nr. 1/80 een zelfstandige rechtspositie te verwerven en gedurende een periode van verschillende jaren uitsluitend als zelfstandige werkzaam is geweest?


    Top