This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/171/46
Case T- 164/05: Action brought on on 13 April 2005 by Johan de Geest against Council of the European Union
Zaak T-164/05: Beroep, op 13 april 2005 ingesteld door Johan de Geest tegen Raad van de Europese Unie
Zaak T-164/05: Beroep, op 13 april 2005 ingesteld door Johan de Geest tegen Raad van de Europese Unie
PB C 171 van 9.7.2005, p. 28–28
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
9.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 171/28 |
Beroep, op 13 april 2005 ingesteld door Johan de Geest tegen Raad van de Europese Unie
(Zaak T-164/05)
(2005/C 171/46)
Procestaal: Frans
Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 13 april 2005 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Johan de Geest, wonende te Sint-Genesius-Rode (België), vertegenwoordigd door S. Orlandi, X. Martin, A. Coolen, J.-N. Louis en E. Marchal, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.
Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:
— |
het besluit waarbij hij als ambtenaar van de Europese Gemeenschappen is aangesteld, nietig te verklaren voorzover hij daarbij met toepassing van artikel 12 van bijlage XIII bij het Statuut bij zijn aanwerving is ingedeeld in de rang A*6; |
— |
de Raad te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoeker had zich aangemeld voor intern vergelijkend onderzoek RAAD/A/273 georganiseerd ter voorziening in een ambt van arts in de rang A6 of A7. Verzoeker bleek de meest geschikte kandidaat van dit vergelijkend onderzoek te zijn en werd aangesteld in de rang A*6. Hij komt op tegen dit besluit en stelt dat hij had moeten worden aangesteld in de rang A*8, A*9 of A*10, die in het nieuwe systeem overeenkomen met de oude rangen bedoeld in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek.
Ter ondersteuning van zijn beroep stelt hij dat de Raad bij het bepalen van zijn rang bij aanwerving is voorbijgegaan aan de aankondiging van het vergelijkend onderzoek en daardoor de artikelen 29 en 31 van het Statuut en het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. Verder stelt hij dat artikel 12 van bijlage XIII bij het Statuut, dat de Raad voor het bepalen van zijn rang bij aanwerving heeft toegepast, het wettelijk kader van de aanwervingsprocedure op onrechtmatige wijze heeft gewijzigd.