Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/006/44

    Zaak C-418/04: Beroep, op 29 september 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Ierland

    PB C 6 van 8.1.2005, p. 22–23 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    8.1.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 6/22


    Beroep, op 29 september 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Ierland

    (Zaak C-418/04)

    (2005/C 6/44)

    Procestaal: Engels

    Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 29 september 2004 beroep ingesteld tegen Ierland door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door B. Doherty en M. van Beek als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

    De Commissie concludeert dat het het Hof behage:

    1.

    vast te stellen dat Ierland, door

    a)

    sedert 1981 na te laten, overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, van richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand (1) de naar aantal en oppervlakte meest geschikte gebieden voor de in bijlage I bij richtlijn 79/409/EEG genoemde soorten alsmede voor de geregeld voorkomende soorten trekvogels aan te wijzen;

    b)

    sedert 1981 na te laten, overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, van richtlijn 79/409/EEG de nodige wettelijke beschermingsregeling voor deze gebieden vast te stellen;

    c)

    sedert 1981 na te laten, ervoor te zorgen dat de bepalingen van de eerste zin van artikel 4, lid 4, worden toegepast op de zones die volgens richtlijn 79/409/EEG als speciale beschermingszones moeten worden aangewezen;

    d)

    het bepaalde in de tweede zin van artikel 4, lid 4, van richtlijn 79/409/EEG niet volledig en correct te implementeren en toe te passen;

    e)

    met betrekking tot de krachtens richtlijn 79/409/EEG aangewezen speciale beschermingszones niet alle maatregelen te treffen die nodig zijn om te voldoen aan de bepalingen van artikel 6, leden 2, 3 en 4, van richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (2), en met betrekking tot het gebruik voor recreatieve doeleinden van alle zones waarop artikel 6, lid 2, van richtlijn 92/43/EEG dient te worden toegepast, niet alle maatregelen te treffen die nodig zijn om te voldoen aan dat artikel 6, lid 2;

    f)

    niet de maatregelen te treffen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 10 van richtlijn 79/409/EEG,

    de krachtens deze artikelen van genoemde richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

    2.

    Ierland te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Deze zaak betreft de niet-nakoming door Ierland van een aantal in de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG neergelegde verplichtingen. De Commissie betoogt het volgende:

    Ierland heeft sedert 1981 nagelaten, overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, van richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand (hierna: de „vogelrichtlijn”) de naar aantal en oppervlakte meest geschikte gebieden voor de in bijlage I bij de richtlijn genoemde soorten alsmede voor de geregeld voorkomende soorten trekvogels aan te wijzen. Dit heeft twee aspecten. Allereerst zijn bepaalde zones niet aangewezen („niet-aanwijzing”). Verder zijn andere zones niet volledig aangewezen („gedeeltelijke aanwijzing”). Ten gevolge van de niet-aanwijzing en de gedeeltelijke aanwijzing is Ierland op een na de lidstaat met het kleinste SBZ-net in de lidstaten van vóór de toetreding op 1 mei 2004.

    Ierland heeft nagelaten, overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, van de vogelrichtlijn de nodige wettelijke beschermingsregeling voor de SBZ vast te stellen. De relevante Ierse wettelijke regeling bevat slechts zogenoemd preventieve maatregelen, dat wil zeggen maatregelen betreffende van de mens uitgaande gevaren voor de woongebieden en verstoringen van wilde vogels. De inherente zwakte van dergelijke preventieve maatregelen buiten beschouwing gelaten, betoogt de Commissie dat artikel 4, leden 1 en 2, een ruimere beschermingsregeling eist en dat het veiligstellen van het voortbestaan en de voorplanting van de vogelsoorten in de SBZ meer inspanningen vergt dan het beperken van negatief optreden van de mens.

    Er bestaat weliswaar Ierse wetgeving inzake de bescherming van de woongebieden buiten de als SBZ aangewezen zones, doch deze wetgeving mist de specificiteit die de vogelrichtlijn in artikel 4, lid 4, eerste zin, eist. De Ierse wettelijke regeling legt met name geen specifieke verplichtingen op ter zake van de woongebieden van wildevogelsoorten die in aanmerking komen voor SBZ-bescherming in gebieden buiten het SBZ-net in Ierland.

    Er zijn geen specifieke bepalingen vastgesteld ter implementatie van de tweede zin van artikel 4, lid 4, volgens welke ook buiten de als beschermingszone aangewezen gebieden „de lidstaten zich inzetten om vervuiling en verslechtering van de woongebieden te voorkomen”. Op tal van activiteiten die woongebieden vernietigen, bestaat geen wettelijke controle van enige betekenis.

    Richtlijn 79/409/EEG (de „habitatrichtlijn”) moest uiterlijk op 10 juni 1994 geïmplementeerd zijn. Dit betekent dat Ierland vanaf die dag de bepalingen van de artikelen 6, leden 2 tot met 4, had moeten implementeren en toepassen op alle krachtens artikel 4, lid 1, van de vogelrichtlijn aangewezen of krachtens artikel 4, lid 2, van die richtlijn erkende SBZ.

    De Commissie is van mening dat Ierland artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn niet heeft geïmplementeerd of toegepast.

    De vaststelling van nationale maatregelen ter implementatie van artikel 10 van de vogelrichtlijn is nodig om de richtlijn ten volle effect te laten sorteren. Door de verplichting om het onderzoek te bevorderen niet in de relevante wettelijke regeling op te nemen, is Ierland zijn verplichting tot implementatie van artikel 10 niet nagekomen.


    (1)  PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

    (2)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.


    Top